Beleidsregel UWV Opschorting betaling bij vertrek naar onbekende bestemming

Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Gelet op de artikelen 30a van de Werkloosheidswet, 42 van de Ziektewet, 52 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, 69a van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, 55b van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, 2:55a en 3:47a van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, 15c van de Toeslagenwet, 3:14a van de Wet arbeid en zorg en 33a van de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen;

Besluit:

Artikel 1. Definities

  • 1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a. UWV:

    het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, genoemd in hoofdstuk 5 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    b. uitkering:

    een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet, de Ziektewet, de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen, de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen, de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten, de Wet arbeid en zorg en de Wet inkomensvoorziening oudere werklozen, alsook ziekengeld ingevolge de Ziektewet, inkomensvoorziening ingevolge de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten en toeslag ingevolge de Toeslagenwet;

    c. verzekerde:

    de aanvrager van een uitkering of de rechthebbende op een uitkering;

    d. opschorting:

    het tijdelijk niet uitbetalen van een lopende uitkering, alsook het tijdelijk niet uitbetalen van een uitkering die is toegekend, maar waarvan nog geen uitbetaling heeft plaatsgevonden;

    e. basisregistratie personen:

    de basisregistratie personen, bedoeld in artikel 1.2 van Wet basisregistratie personen.

Artikel 2 Afwijkende registratie binnen zes weken ongedaan maken

Als van de verzekerde bij UWV een adres in Nederland bekend is, terwijl in de basisregistratie personen ambtshalve is opgenomen dat hij is vertrokken naar een onbekend land van verblijf, dan verzoekt UWV de verzekerde schriftelijk de afwijkende registratie in de basisregistratie personen binnen zes weken ongedaan te laten maken.

Artikel 3 Geen opschorting en beëindiging opschorting

  • 1. Opschorting in verband met de afwijkende registratie, bedoeld in artikel 2, vindt niet plaats of wordt beëindigd, als:

    • a. de uitkering of een deel van de uitkering niet of niet langer rechtstreeks aan de verzekerde zelf wordt uitbetaald; of

    • b. is vastgesteld dat de verzekerde in het buitenland woont of verblijft; of

    • c. de verzekerde aantoont dat hij bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente, bedoeld in artikel 2.60 van de Wet basisregistratie personen, die tot gevolg heeft dat de afwijkende registratie niet ongedaan wordt gemaakt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid onder a wordt de uitkering geacht rechtstreeks aan de verzekerde zelf te worden uitbetaald, als de uitkering of een deel van de uitkering wordt uitbetaald aan:

    • a. een bewindvoerder, curator of andere vertegenwoordiger van de verzekerde;

    • b. een schuldeiser van de verzekerde die beslag op de uitkering heeft laten leggen.

  • 3. Als de verzekerde na afloop van de bezwaar- of beroepsprocedure, bedoeld in het eerste lid onder c, in de basisregistratie personen ambtshalve opgenomen blijft met gegevens over het vertrek uit Nederland, vindt alsnog opschorting plaats tot verblijf in het buitenland kan worden vastgesteld of een adres in Nederland in de basisregistratie personen is opgenomen.

Artikel 4 Ingangsdatum opschorting

Een opschorting wordt geëffectueerd met ingang van de eerstvolgende betaling.

Artikel 5 Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006

De Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 zijn niet van toepassing op de opschorting in verband met de afwijkende registratie, bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 juli 2014.

Artikel 7 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Beleidsregels UWV opschorting betaling bij vertrek naar onbekende bestemming.

Dit besluit wordt met de toelichting in de Staatscourant geplaatst.

Amsterdam, 27 mei 2014

B.J. Bruins Voorzitter Raad van Bestuur UWV

TOELICHTING

Algemeen

Op 1 januari 2014 is de Wet van 9 oktober 2013 tot wijziging van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen en enige andere wetten in verband met fraudeaanpak door gegevensuitwisseling en het effectief gebruik van binnen de overheid bekende gegevens (Stb. 2013, 405), in werking getreden (hierna: Wet effectiever gebruik gegevens).

Met de inwerkingtreding van deze wet, is in de artikelen, die worden genoemd in de aanhef van de onderhavige beleidsregel, voor UWV de verplichting opgenomen om de uitbetaling van de uitkering op te schorten, als de aanvrager of ontvanger van een uitkering bij UWV bekend is met een adres in Nederland, terwijl de gemeente hem in de basisregistratie personen ambtshalve heeft geregistreerd als geëmigreerd naar een onbekend buitenland, ook bekend als ‘vertrokken onbekend waarheen’ (VOW).

In deze beleidsregel is neergelegd hoe UWV deze verplichting invult.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Definities

Artikel 1, onder c, definieert verzekerde als de aanvrager van een uitkering of de rechthebbende op een uitkering. In de wettelijke bepalingen waarin de onderhavige opschortingsverplichting is geregeld, is sprake van de aanvrager of ontvanger van een uitkering. Dat in de beleidsregel onder verzekerde niet tevens de ontvanger van de uitkering wordt verstaan, heeft ermee te maken, dat UWV de uitbetaling van de uitkering niet opschort, als de uitkering niet rechtstreeks aan de verzekerde zelf wordt uitbetaald, maar bijvoorbeeld aan diens werkgever.

De Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 maken onderscheid tussen opschorting (het opschorten van de eerste betaling) en schorsen (het tijdelijk niet uitbetalen van een lopende uitkering). Dit onderscheid wordt in de onderhavige beleidsregel niet gemaakt. In deze beleidsregel wordt op grond van artikel 1, onder d, onder opschorting tevens verstaan het tijdelijk niet uitbetalen van een lopende uitkering. Teneinde elk misverstand daarover uit te sluiten is in artikel 5 van de onderhavige beleidsregel uitdrukkelijk bepaald dat de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 hier niet van toepassing zijn.

Artikel 2 Afwijkende registratie binnen zes weken ongedaan maken

Burgers worden in de basisregistratie personen ambtshalve geregistreerd als geëmigreerd naar een onbekend buitenland, als de gemeente na onderzoek geen informatie over het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland of het verblijf buiten Nederland kan herleiden en concludeert dat de burger niet meer in Nederland woont.

Als UWV vaststelt dat de burger in de basisregistratie personen bekend is met de status VOW, terwijl UWV beschikt over een adres van de burger in Nederland, vraagt UWV de burger schriftelijk om de inschrijving in de basisregistratie personen binnen een redelijke termijn in orde te (laten) maken. Conform de bedoeling van de wetgever, zoals deze naar voren komt uit de Memorie van Toelichting bij de Wet effectiever gebruik gegevens (TK 2012–2013, 33 579, nr. 3, p. 11), hanteert UWV hierbij een termijn van zes weken. Na ontvangst van de brief waarmee UWV hem wijst op de afwijkende registratie, heeft de burger dus zes weken de tijd om zich tot de gemeente te wenden en de afwijkende registratie ongedaan te (laten) maken.

De burger is op grond van artikel 2.39 van de Wet basisregistratie personen verplicht een adreswijziging uiterlijk op de vijfde dag na die wijziging aan de gemeente door te geven. De gemeente moet op grond van artikel 2:58 van de Wet basisregistratie personen binnen vier weken voldoen aan het verzoek van de burger om hem betreffende gegevens in de basisregistratie aan te passen. Gelet hierop is een termijn van zes weken om de afwijkende registratie ongedaan te laten maken redelijk te achten.

Artikel 3 Geen opschorting en beëindiging opschorting

Op grond van het tweede lid van de artikelen die worden genoemd in de aanhef van deze beleidsregel, schort UWV de uitbetaling van de uitkering op als na afloop van de termijn van zes weken, genoemd in artikel 2, de afwijkende registratie niet ongedaan is gemaakt en uit de basisregistratie personen niet blijkt dat het college van burgemeester en wethouders van de desbetreffende gemeente de gegevens over het adres in onderzoek heeft genomen.

Op grond van het derde lid van deze artikelen, wordt de opschorting beëindigd zodra is vastgesteld dat de verzekerde in het buitenland woont of verblijft of dat een adres in Nederland in de basisregistratie personen is opgenomen.

Het vierde lid van deze artikelen regelt dat UWV de uitbetaling van de uitkering opschort als de gemeente de gegevens over het adres in onderzoek heeft genomen en de verzekerde na afronding van dit onderzoek in de basisregistratie personen ambtshalve opgenomen blijft met gegevens over het vertrek uit Nederland. Deze opschorting duurt tot verblijf in het buitenland kan worden vastgesteld of een adres in Nederland in de basisregistratie personen is opgenomen.

Het eerste lid van artikel 3 van de beleidsregel geeft een opsomming van situaties waarin de uitbetaling van de uitkering niet wordt opgeschort, dan wel een bestaande opschorting wordt beëindigd, ondanks het feit dat de verzekerde in de basisregistratie personen ambtshalve is geregistreerd als geëmigreerd naar een onbekend buitenland, terwijl UWV beschikt over een Nederlands (of buitenlands) adres van diezelfde verzekerde. Dit artikel laat onverlet dat in de genoemde situaties wel tot opschorting of schorsing kan worden overgegaan als er daarvoor andere redenen zijn, bijvoorbeeld bij het gegrond vermoeden dat het recht op uitkering niet of niet meer bestaat.

De eerste situatie waarin opschorting niet of niet langer aan de orde is, is de situatie waarin de uitkering of een deel van de uitkering niet of niet langer rechtstreeks aan de verzekerde zelf wordt uitbetaald. Hierbij gaat het om uitbetaling van de uitkering via de werkgever van de verzekerde of uitbetaling van (een deel van) de uitkering aan een instantie, zoals een verpleeginrichting of het Zorginstituut Nederland. De verplichting om zich in te schrijven in de basisregistratie rust op de burger. Dit is niet de verantwoordelijkheid van diens werkgever of de instantie waaraan (een deel van) de uitkering wordt uitbetaald. Door in de hier bedoelde situatie niet over te gaan tot opschorting, wordt bereikt dat niet de facto de werkgever of de instantie wordt belast met de uitvoering van de opschorting.

Uit artikel 3, tweede lid, onder a, volgt dat opschorting wel plaatsvindt als de uitkering wordt uitbetaald aan een bewindvoerder, curator of andere vertegenwoordiger van de verzekerde. Als het gaat om de uitbetaling van de uitkering kunnen een bewindvoerder, curator of andere vertegenwoordiger met de verzekerde worden vereenzelvigd. Daarom is in artikel 3, tweede lid, onder a, geregeld dat de uitkering geacht wordt rechtstreeks aan de verzekerde te worden uitbetaald, als uitbetaling plaatsvindt aan een bewindvoerder, curator of andere vertegenwoordiger van de verzekerde.

Ook als een deel van de uitkering wordt betaald aan een schuldeiser van de verzekerde, die beslag op de uitkering heeft laten leggen, wordt de gehele uitkering geacht rechtstreeks te worden uitbetaald aan de verzekerde zelf. Dit is geregeld in artikel 3, tweede lid, onder b.

De tweede situatie waarin geen opschorting plaatsvindt, is de situatie waarin de verzekerde daadwerkelijk in het buitenland woont of verblijft. De wettelijke bepalingen, waarin de onderhavige opschortingsverplichting is geregeld, voorzien er in dat een lopende opschorting wordt beëindigd zodra is vastgesteld dat de verzekerde in het buitenland woont of verblijft. Deze bepalingen regelen echter niet met zoveel woorden dat de uitbetaling van de uitkering niet wordt opgeschort, als na afloop van de termijn van zes weken, genoemd in artikel 2, de afwijkende registratie weliswaar niet ongedaan is gemaakt en de gemeente de adresgegevens niet in onderzoek heeft genomen, maar wel vaststaat dat de verzekerde in het buitenland woont of verblijft. In artikel 3, eerste lid, onder b, van de beleidsregel is neergelegd dat UWV in dat geval de uitbetaling van de uitkering niet opschort. UWV neemt onder meer aan dat de burger daadwerkelijk in het buitenland woont of verblijft, als UWV beschikt over een adres van de burger in het buitenland.

De derde situatie is de situatie waarin de verzekerde aantoont dat hij bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen een beslissing van het college van burgemeester en wethouders, als bedoeld in artikel 2.60 van de Wet basisregistratie personen, die tot gevolg heeft dat de afwijkende registratie niet ongedaan wordt gemaakt (bijvoorbeeld een beslissing om aan een aangifte van de verzekerde geen of slechts ten dele gevolg te geven, als bedoeld in artikel 2.60, aanhef en onder a). In deze situatie heeft de burger zich kennelijk tot de gemeente gewend met de bedoeling de afwijkende registratie ongedaan te laten maken, maar heeft de gemeente op dat verzoek een beslissing genomen, die tot gevolg heeft dat de afwijkende registratie blijft bestaan. Als de burger daar niet in heeft berust, maar bezwaar heeft gemaakt of beroep heeft ingesteld tegen de beslissing van de gemeente, is geen sprake (meer) van een burger die zich onvindbaar wil maken voor de overheid. In dat geval is er geen aanleiding (meer) om opschorting van de uitkering te gebruiken om de verzekerde ertoe te bewegen de afwijkende registratie ongedaan te laten maken. Daarom wordt in dat geval de uitbetaling niet opgeschort en wordt een reeds bestaande opschorting beëindigd.

Op grond van artikel 3, derde lid, vindt alsnog opschorting plaats als het bezwaar of beroep tegen de beslissing van de gemeente ongegrond wordt verklaard en de verzekerde in de basisregistratie personen ambtshalve opgenomen blijft met gegevens over het vertrek uit Nederland. Deze opschorting duurt tot verblijf in het buitenland kan worden vastgesteld of een adres in Nederland in de basisregistratie personen is opgenomen.

Zolang de verzekerde voldoet aan de voorwaarden voor het recht op uitkering is hij gehouden tevens te voldoen aan de ter zake op hem rustende verplichtingen. Als de opschorting wordt beëindigd, wordt – afhankelijk van de omstandigheden – de uitbetaling van de uitkering hervat met ingang van de datum waarop de uitbetaling was opgeschort. Indien daartoe aanleiding bestaat kan de verzekerde bij de hervatting van de uitbetaling een boete, een maatregel of een waarschuwing worden opgelegd.

Artikel 4 Ingangsdatum opschorting

Omdat een uitkering die feitelijk al is uitbetaald, niet met terugwerkende kracht kan worden opgeschort, wordt een opschorting geëffectueerd met ingang van de eerstvolgende betaling.

Artikel 5 Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006

Teneinde elk misverstand daarover uit te sluiten is in artikel 5 neergelegd dat de Beleidsregels schorsing, opschorting, intrekking en herziening uitkeringen 2006 niet van toepassing zijn op een opschorting in verband met de afwijkende registratie als bedoeld in artikel 2.

Artikel 6 Inwerkingtreding

Omdat UWV met ingang van 1 juli 2014 uitvoering geeft aan de artikelen die worden genoemd in de aanhef van de beleidsregel, is aan de beleidsregel terugwerkende kracht verleend tot en met die datum.

B.J. Bruins Voorzitter Raad van Bestuur UWV

Naar boven