Regeling van Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 15 juli 2014 houdende regels aangaande het vervoer van justitiabelen (Regeling vervoer van justitiabelen)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 15, zesde lid, en 26, zesde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, de artikelen 11 en 28, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de artikelen 11, vijfde lid, en 50, zesde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;

Besluit:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN EN BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. justitiabelen:

gedetineerden, jeugdigen, ter beschikking gestelden of anderszins verpleegden;

b. inrichting:

een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden;

c. medisch transport:

het transport van justitiabelen, bedoeld in de artikelen 42, vierde lid, onder c, van de Penitentiaire beginselenwet, 41, vierde lid, onder c, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en 47, vierde lid, onder c, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen;

d. preciosa:

een beperkt aantal eigendommen van de justitiabelen waaronder geld en documenten die gedurende het transport in bewaring zijn genomen en in een daarvoor bestemde verpakking, zijnde een preciosazak zijn opgeborgen;

e. sociaal transport:

het transport van justitiabelen, bedoeld in artikel 43, derde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, artikel 48, derde lid, Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of van ter beschikking gestelden of anderszins verpleegden waarbij sprake is van een sociaal belang;

f. spoedaanvraag:

een aanvraag tot een transport dat op de dag van de aanvraag moet worden uitgevoerd;

g. transport:

de verplaatsing of begeleiding van een justitiabele vanuit of naar de inrichting of vanuit of naar een andere locatie op aanwijzing van het daartoe bevoegde gezag, onder begeleiding van een of meer transportgeleiders;

h. transportaanvraag:

een aanvraag tot het uitvoeren van een transport;

i. transportaanvrager:

een directeur, hoofd van een inrichting of een selectiefunctionaris;

j. wagencommandant:

de transportgeleider die bij de uitvoering van een transport met één of meerdere voertuigen door de transportuitvoerder is aangewezen het transport te leiden, dan wel degene met de hoogste rang of bij gelijke rang, degene met de meeste dienstjaren bij de DV&O.

k. transportgeleider:

de medewerker die uitdrukkelijk is belast met het toezicht, de beveiliging en de begeleiding tijdens het transport van justitiabelen;

l. transportrapportage:

het formulier, waarop bijzonderheden van het transport worden vermeld en dat door of vanwege de transportgeleider wordt ingevuld;

m. transportuitvoerder:

de functionaris die is belast met de uitvoering van het transport.

Artikel 2 Bijzondere aanwijzingen

Onze Minister kan in de gevallen waarin deze regeling niet voorziet, bijzondere aanwijzingen geven.

HOOFDSTUK 2 DE TRANSPORTUITVOERING

Artikel 3 Het gescheiden vervoeren van justitiabelen

  • 1. Tijdens eenzelfde transport kunnen gedetineerden, ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden en jeugdigen van achttien jaar of ouder worden vervoerd.

  • 2. Mannen, vrouwen en jeugdigen van achttien jaar of ouder worden in een apart compartiment vervoerd.

  • 3. Jeugdigen jonger dan achttien jaar worden gescheiden van volwassenen in een apart voertuig vervoerd. Jongens en meisjes worden in aparte compartimenten vervoerd.

  • 4. Indien tegen een te vervoeren justitiabele een maatregel in het belang van het onderzoek als bedoeld in artikel 62, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dient de medewerker logistiek of transportgeleider er zorg voor te dragen dat deze justitiabele in afzondering wordt vervoerd. De aard van de beperking bepaalt de mate van afzondering.

  • 5. Justitiabelen kunnen op verzoek van de transportaanvrager in een apart compartiment of voertuig worden vervoerd.

Artikel 4 Het in- en uitstappen van de justitiabelen

  • 1. Het in- en uitstappen van justitiabelen geschiedt in de remise, of in een daarvoor bestemde afgesloten ruimte van een inrichting. Bij het ontbreken van een dergelijke ruimte wordt in- en uitgestapt binnen de omheining van de inrichting.

  • 2. Bij een onbeveiligde locatie wordt in ieder geval zo dicht mogelijk bij de ingang van die locatie in- en uitgestapt.

Artikel 5 Het betreden van het inrichtingsterrein

Bij aankomst in een inrichting of een andere locatie wordt gehandeld overeenkomstig de binnen die inrichting of op die locatie gestelde regels en aanwijzingen.

Artikel 6 Afwijkingen in de transportplanning

  • 1. Indien de transportuitvoerder eerder of later dan het afgesproken tijdstip of na de reguliere openingstijden van een inrichting bij de inrichting zal arriveren om een of meer justitiabelen op te halen dan wel te laten insluiten, neemt de transportuitvoerder tijdig contact op met de directeur of het hoofd van de ontvangende inrichting.

  • 2. In een situatie als bedoeld in het eerste lid, neemt de directeur of het hoofd van de inrichting de benodigde maatregelen om de justitiabelen gereed te maken voor het transport dan wel te laten insluiten.

HOOFDSTUK 3 ALGEMENE BEVEILIGING

Artikel 7 Het onderzoek aan lichaam of kleding

  • 1. Alvorens het transport aanvangt kan de justitiabele door de transportgeleider aan zijn lichaam of aan zijn kleding worden onderzocht.

  • 2. De voorwerpen die door de transportgeleider bij het onderzoek aan lichaam of kleding zijn ingenomen, worden genoteerd.

  • 3. De wagencommandant kan bepalen dat de ingeslotene sieraden en handbagage tijdens het transport onder zich houdt.

  • 4. Goederen die bij het onderzoek aan lichaam of kleding worden aangetroffen en waarvan het bezit een strafbaar feit oplevert, dan wel die anderszins niet zijn toegestaan, worden inbeslaggenomen.

  • 5. Bij aankomst of de overdracht van de justitiabele worden, indien mogelijk in aanwezigheid van de justitiabele, de bij het onderzoek aan lichaam of kleding ingenomen artikelen op volledigheid gecontroleerd.

Artikel 8 Onregelmatigheden tijdens het transport

  • 1. Wanneer zich tijdens het transport onregelmatigheden voordoen, die zonder het openen van het voertuig of compartiment niet beheersbaar zijn, dan verzoekt de transportgeleider assistentie aan de politie, rijdt hij naar de dichtstbijzijnde inrichting of, in medische noodgevallen, naar een arts of ziekenhuis.

  • 2. Het voertuig of compartiment wordt niet geopend voordat voldoende assistentie ter plaatse is, tenzij (medische) hulp dringend noodzakelijk is.

  • 3. Zo spoedig mogelijk na constatering van de onregelmatigheden informeert de transportgeleider de transportuitvoerder. De transportuitvoerder informeert vervolgens zo spoedig mogelijk de transportaanvrager.

HOOFDSTUK 4 TOEZICHT TIJDENS HET TRANSPORT

Artikel 9 Het toezicht houden op de justitiabelen

De transportgeleiders houden tijdens het transport zoveel mogelijk toezicht op de justitiabelen, waarbij zij gebruik maken van de in het voertuig aanwezig zijnde toezichtsmiddelen.

HOOFDSTUK 5 BAGAGEDOOS EN PRECIOSAZAK

Artikel 10 Bagage vanuit een inrichting

  • 1. Tijdens het transport vanuit een inrichting wordt uitsluitend bagage meegenomen die door de directeur of het hoofd van de inrichting wordt meegegeven en is verpakt in een gesloten bagagedoos of preciosazak. Per persoon wordt niet meer dan één bagagedoos en/of preciosazak meegenomen.

  • 2. Dieren worden niet meegenomen.

Artikel 11 Bagage van vreemdelingen bij uitzetting

  • 1. De bagage van een vreemdeling bij uitzetting hoeft, indien dit door de grootte of de aard van de bagage niet mogelijk is, niet te zijn verpakt in de voorgeschreven bagagedoos of preciosazak.

  • 2. Gelet op de bijzondere aard van het transport tracht de transportgeleider zoveel als redelijkerwijs mogelijk is, de bagage mee te nemen.

Artikel 12 Bagage van justitiabelen verblijvende op een politiebureau

De bagage van justitiabelen die verblijven op een politiebureau hoeft niet te zijn verpakt in een bagagedoos of preciosazak.

Artikel 13 Het beheer van bagagedoos of de preciosazak tijdens het transport

  • 1. De bagagedoos of preciosazak blijft gedurende het transport in beheer van de transportgeleider. Een bagagedoos of preciosazak wordt niet geopend.

  • 2. Zonder uitdrukkelijke toestemming van de transportuitvoerder, worden van derden geen goederen aangenomen of meegenomen.

Artikel 14 Het vervoer van bagage via de vrachtdienst

  • 1. De vrachtdienst van de transportuitvoerder verzorgt het vervoer van goederen die niet in één bagagedoos verpakt kunnen worden op aanvraag van de transportaanvrager.

  • 2. De transportaanvrager is verantwoordelijk voor het deugdelijk verpakken van de te vervoeren goederen, bedoeld in het eerste lid.

HOOFDSTUK 6 VOEDING EN VERZORGING VAN DE JUSTITIABELE

Artikel 15 Verstrekken van medicijnen tijdens het transport

  • 1. De directeur of het hoofd van de inrichting geeft, voor zover voorgeschreven door een arts of verpleegkundige, benodigde medicijnen mee en instrueert de transportgeleider over de verstrekking.

  • 2. Deze medicijnen worden tijdens het transport door de transportgeleider in beheer gehouden en indien nodig op de door de inrichting voorgeschreven wijze verstrekt.

Artikel 16 Het gebruik van lunchpakketten

  • 1. De directeur of het hoofd van de inrichting geeft, indien is te voorzien dat de justitiabele tijdens het transport een maaltijd moet gebruiken, een lunchpakket en drinken mee aan de transportgeleider die de justitiabele op het daartoe geëigende moment van eten en drinken voorziet.

  • 2. Het is niet toegestaan dat het lunchpakket of het drinken is verpakt in glas of blik.

Artikel 17 Stoppen tijdens een transport voor de aankoop van en/of nuttigen van consumpties

  • 1. Het is niet toegestaan tijdens een transport met justitiabelen onderweg te stoppen voor het kopen, verkrijgen of nuttigen van consumpties of versnaperingen ten behoeve van de justitiabele.

  • 2. Voor zover noodzakelijk kan alleen gestopt worden voor het verkrijgen van goederen waarvan het verkrijgen geen uitstel kan dulden.

Artikel 18 Het gebruikmaken van het toilet tijdens het transport

Het is de justitiabele tijdens een transport slechts toegestaan gebruik te maken van een toilet in een inrichting of een andere beveiligde locatie.

HOOFDSTUK 7 BIJZONDERE TRANSPORTEN

Artikel 19 Medisch transport

  • 1. Een medisch onderzoek geschiedt in bijzijn van de transportgeleider. De transportgeleider neemt daarbij discretie in acht.

  • 2. Een justitiabele wordt slechts buiten de tegenwoordigheid van de transportgeleider onderzocht of behandeld, indien de behandelaar uitdrukkelijk de wens daartoe te kennen heeft gegeven en de transportgeleider of de transportaanvrager dit met het oog op de veiligheid van het transport verantwoord acht.

Artikel 20 Begeleiding door verpleegkundige of andere functionaris

Indien het op medische gronden noodzakelijk is en de transportaanvrager daartoe een verzoek indient, kan de transportuitvoerder toestemming geven voor het vervoeren van de justitiabele tijdens het transport onder begeleiding van een verpleegkundige of andere ambtenaar of medewerker.

Artikel 21 Extra voorzieningen tijdens het transport

Indien door de fysieke of psychische toestand van de justitiabele bijzondere maatregelen zijn vereist, treft de transportuitvoerder de nodige voorzieningen.

Artikel 22 Sociaal transport

  • 1. De transportgeleider houdt te allen tijde het toezicht op de justitiabele tijdens een sociaal transport.

  • 2. De transportgeleider kan het sociale transport afbreken indien de justitiabele zich niet houdt aan de voorwaarden die blijkens de transportaanvraag aan het verlof zijn verbonden of indien de veiligheid van het transport niet meer gewaarborgd kan worden.

HOOFDSTUK 8 RAPPORTAGEVERPLICHTINGEN

Artikel 23 Rapporteren bijzonderheden aan de inrichting

Wanneer zich tijdens het transport bijzonderheden, aangaande de justitiabele, hebben voorgedaan, dan meldt de transportuitvoerder dit aan de inrichting.

Artikel 24 De transportrapportage

  • 1. De transportgeleider draagt zorg voor een transportrapportage van de uitgevoerde transporten.

  • 2. Rapportage in de transportrapportage wordt in elk geval gedaan naar aanleiding van:

    • a. klachten van justitiabelen of derden;

    • b. problemen met (procedures) in inrichtingen het transport betreffende;

    • c. gedrag van justitiabelen of andere bijzonderheden van invloed op een verhoging van het transportrisico;

    • d. bijzonderheden het voertuig betreffende;

    • e. het onderbreken van het transport en de reden daartoe, waaronder in ieder geval een onderbreking als bedoeld in artikel 17, tweede lid;

    • f. conflict met medische behandelaar over de aanwezigheid van een transportgeleider bij een onderzoek;

    • g. inbeslaggenomen en of aangetroffen goederen;

    • h. defecten aan materiaal geconstateerd tijdens het transport;

    • i. alle overige zaken of bijzonderheden waarvan de transportuitvoerder in kennis gesteld dient te worden.

Artikel 25 Aanvullende rapportageverplichting

  • 1. In het geval de justitiabele gedurende het transport vernielingen aanricht, maakt de transportgeleider een rapport op ten behoeve van de transportuitvoerder en de transportaanvrager.

  • 2. De transportaanvrager draagt zorg voor verdere afhandeling van de rapportages, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. De transportuitvoerder wordt door de transportaanvrager zo spoedig mogelijk in kennis gesteld van de wijze van afhandeling van de rapportages.

HOOFDSTUK 9 SLOTBEPALING

Artikel 26 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze regeling treedt in werking op 1 juli 2014.

  • 2. Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling vervoer van justitiabelen.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

TOELICHTING

Algemeen

De onderhavige regeling is gebaseerd op de artikelen 15, zesde lid, en 26, zesde lid, van de Penitentiaire beginselenwet, de artikelen 11 en 28, derde lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen en de artikelen 11, vijfde lid, en 50, zesde lid, van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden. De regeling voorziet in nadere regels omtrent het vervoer van gedetineerden, jeugdigen, ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden van en naar een inrichting of andere locatie, bijvoorbeeld naar de rechtbank of een ziekenhuis.

Er worden regels gesteld over onder meer de transportuitvoering, over de procedure voor bijzondere transporten zoals medische of sociale transporten, over de wijze waarop bagage en preciosa getransporteerd worden, over de voeding en verzorging tijdens het transport en over rapportageverplichtingen.

Deze regeling vervangt de circulaire Vervoersinstructie Dienst Vervoer en Ondersteuning van 4 februari 1998, kenmerk 675240/98/DJI, voor zover het gaat om de bepalingen die de rechtspositie van de justitiabelen raken. De overige bepalingen in deze circulaire, die gaan over operationele afspraken, zullen worden vervangen door een nieuwe instructie voor de medewerkers die met het vervoer zijn belast. Indien deze nieuwe instructie gereed is zal de circulaire Vervoersinstructie Dienst Vervoer en Ondersteuning worden ingetrokken.

Het vervoer van gedetineerden, jeugdigen, ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden behoort tot de wettelijke opdracht – de tenuitvoerlegging van vrijheidsstraffen en vrijheidsbenemende maatregelen – van de Dienst Justitiële Inrichtingen van het ministerie van Veiligheid en Justitie. Binnen deze dienst is het vervoer opgedragen aan de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Daarnaast hebben een aantal inrichtingen de mogelijkheid zelf het vervoer te regelen, het zogenaamde inrichtingsvervoer. Voor beide wijzen van vervoer geldt deze regeling. De regeling is niet van toepassing op het vervoer zoals dat geschiedt voor andere (Rijks)overheidsdiensten op basis van convenanten.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In artikel 1 is een aantal definities opgenomen. Voor de leesbaarheid van de regeling is één begrip – justitiabelen – gekozen voor de doelgroep gedetineerden, jeugdigen, ter beschikking gestelden en anderszins verpleegden, die onder de reikwijdte van deze regeling vallen.

Artikel 2

Dit artikel geeft de minister de mogelijkheid in onvoorziene situaties binnen de kaders van de beginselenwetten te voorzien.

Artikel 3

Dit artikel vloeit mede voort uit een aanbeveling van de Nationale ombudsman (2007; 101) inhoudende dat jeugdigen en volwassenen in aparte voertuigen worden vervoerd. Voor dit onderscheid is de meerderjarigheidsgrens als uitgangspunt genomen. Ik acht het bovendien wenselijk om ook jongens en meisjes gescheiden van elkaar, althans in aparte compartimenten te vervoeren. Een daartoe strekkende bepaling is eveneens in artikel 3 opgenomen.

Artikel 6

De transportgeleider meldt het tijdig aan de inrichting indien een justitiabele niet voor sluitingstijd van de inrichting kan worden teruggebracht. De inrichting zorgt er dan, indien nodig voor, dat de justitiabele elders ingesloten kan worden. Dat kan bijvoorbeeld een politiecel zijn of een andere DJI-locatie. De transportgeleider brengt de justitiabele naar de door de inrichting aangewezen locatie.

Artikel 7

De basisverantwoordelijkheid voor het zogenaamd schoon aanleveren van justitiabelen ligt bij de aanvrager van het transport. De transportaanvrager kan de transportgeleider in dat verband verzoeken het onderzoek aan lichaam of kleding te verrichten. Bij gerede twijfel kan de transportgeleider ook zelfstandig een dergelijk onderzoek verrichten. Het onderzoek aan de kleding van de justitiabele omvat mede het onderzoek van de voorwerpen die de justitiabele bij zich draagt of met zich meevoert. Het onderzoek aan lichaam of kleding gebeurt overeenkomstig het bepaalde in de Penitentiaire beginselenwet, de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden en de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen, bijvoorbeeld ook zoveel mogelijk door personen van hetzelfde geslacht als de justitiabele. Bij de voorwerpen, die bij het fouilleren aangetroffen worden en bewaard en vervoerd moeten worden, kan het bijvoorbeeld gaan om ringen, halskettingen, armbanden andere sieraden of andere voorwerpen, waarmee de justitiabele zichzelf of anderen letsel kan toebrengen. Inbeslaggenomen goederen worden overgedragen aan de inrichting waar de gedetineerde verblijft of – bij goederen waarvan het bezit een strafbaar feit oplevert – aan de politie.

Artikel 9

In artikel 9 wordt het toezicht tijdens het transport nader geregeld. Toezicht wordt bijvoorbeeld gehouden door middel van camera’s en spreek-luisterverbindingen in de voertuigen. De geweldsinstructies op basis van de beginselenwetten zijn in deze situatie van toepassing. Het betreft de Geweldsinstructie penitentiaire inrichtingen, de Geweldsinstructie inrichtingen voor verpleging van ter beschikking gestelden en de Regeling geweldsinstructie justitiële jeugdinrichtingen.

Artikel 11

De ratio van artikel 11 vloeit voort uit het ervaringsgegeven dat de omvang van de bagage van een vreemdeling met het oog op vertrek uit Nederland zich veelal niet leent voor een doos of zak. Binnen de grenzen van de redelijkheid wordt deze bagage niettemin meegenomen.

Artikel 12

Op de politiebureaus beschikt men niet over de DJI-bagagedozen of preciosazakken. De hoeveelheid bagage van justitiabelen die worden opgehaald bij de politie is doorgaans gering. Met de politie kunnen daarom werkafspraken worden gemaakt over de wijze waarop bagage dient te zijn verpakt.

Artikel 17

Uitgangspunt van artikel 17 is dat tijdens het transport niet tussentijds gestopt mag worden voor bijvoorbeeld het aankopen van consumpties. In het tweede lid wordt hierop een uitzondering gemaakt, indien het verkrijgen van de goederen geen uitstel kan dulden. Dit is ter beoordeling aan de transportgeleider. Te denken valt aan een situatie waarin een rit uitloopt en het risico ontstaat dat een justitiabele zeer langdurig van eten en drinken verstoken blijft. Alsdan verdienen overigens minder ingrijpende alternatieven de voorkeur. Zo zou geregeld kunnen worden dat eten of drinken geregeld wordt op de plaats van bestemming of kan worden bezien of bij een andere beveiligde locatie gestopt kan worden om te fourageren. Met een beveiligde locatie wordt bedoeld een andere inrichting, een politiebureau of een rechtbank.

Artikel 24

Bij de bijzonderheden het voertuig betreffende als bedoeld in artikel 24, tweede lid, aanhef en onder d, valt te denken aan bijvoorbeeld technische mankementen en schade.

Artikel 25

Los van de aanvullende rapportageverplichting in deze regeling gelden overigens de rapportageverplichtingen van de Regeling melding ongeoorloofde afwezigheid en de geweldsinstructies.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven