Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters

9 juli 2014

Nr: BS 2014021387

Directie Juridische Zaken/Cluster wet- en regelgeving

De Minister van Defensie,

Handelende in overeenstemming met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu;

Gelet op de artikelen 44, 45 en 56 van het Luchtverkeersreglement;

Besluit:

Paragraaf 1. Minimum VFR-vlieghoogte

Artikel 1. Vaststelling minimum VFR-vlieghoogte voor militaire vliegtuigen

  • 1. De minimum vlieghoogte, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het Luchtverkeersreglement, bedraagt voor militaire vliegtuigen, met uitzondering van voor opleidingsdoeleinden bestemde propellervliegtuigen, 300 meter (1.000 voet).

  • 2. In afwijking van het eerste lid bedraagt de minimum vlieghoogte, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het Luchtverkeersreglement:

    • a. 365 meter (1.200 voet) voor militaire straalvliegtuigen in het luchtverkeersdienstverleningsgebied met klasse G;

    • b. 450 meter (1.500 voet) voor militaire vliegtuigen boven de Waddenzee, met uitzondering van vluchten in de naderingsgebieden van de schietrange Vliehors.

Artikel 2. Laagvliegroutes militaire straal- en transportvliegtuigen

  • 1. Artikel 1 is van maandag tot en met donderdag niet van toepassing op gezagvoerders van Nederlandse en bondgenootschappelijke militaire straalvliegtuigen en op gezagvoerders van militaire transportvliegtuigen, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse en de bondgenootschappelijke strijdkrachten, indien zij een VFR-vlucht uitvoeren langs de routes, vermeld in bijlage A.

  • 2. Tijdens de vluchten, genoemd in het eerste lid, gelden de volgende voorwaarden:

    • a. de minimum vlieghoogte bedraagt 75 meter (250 voet) boven hindernissen of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is;

    • b. met betrekking tot het vliegzicht en de wolkenbasis zijn de eisen voor VFR-vluchten van toepassing, genoemd in artikel 42 van het Luchtverkeersreglement, tenzij het doel van de vlucht het noodzakelijk maakt van deze eisen af te wijken;

    • c. de gezagvoerder die meer dan 1.852 meter (1 NM) van de route is afgeraakt, klimt eerst naar de aldaar geldende minimum vlieghoogte en zet de vliegoefening pas voort als het vliegtuig op de route is teruggekeerd.

Artikel 3. Vrijstelling minimum VFR-vlieghoogte

Aan gezagvoerders van militaire vliegtuigen en helikopters wordt onder de in de artikelen 4 tot en met 8 voor de betrokken gezagvoerder gestelde beperkingen vrijstelling verleend van het verbod om een VFR-vlucht uit te voeren beneden de bij of krachtens artikel 45, eerste lid, van het Luchtverkeersreglement en artikel 1 van deze regeling vastgestelde minimum vlieghoogte.

Artikel 4. Vrijstelling minimum VFR-vlieghoogte voor helikopters

Het vliegen met militaire helikopters, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse of bondgenootschappelijke strijdkrachten, geschiedt onder de volgende beperkingen:

  • a. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen dan wel boven mensenverzamelingen bedraagt de minimum vlieghoogte 210 meter (700 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van de helikopter;

  • b. elders dan onder a aangegeven bedraagt de minimum vlieghoogte 45 meter (150 voet) boven grond of water.

Artikel 5. Vrijstelling minimum VFR-vlieghoogte boven zee

Het vliegen met militaire vliegtuigen en militaire helikopters boven de Noordzee en met militaire helikopters boven de Waddenzee binnen het plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied van luchthaven De Kooy geschiedt onder de volgende beperkingen:

  • a. de minimum vlieghoogte bedraagt 30 meter (100 voet), of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is, en

  • b. de vlucht boven de Noordzee wordt ten minste 1.852 meter (1 NM) uit de Noordzeekustlijn uitgevoerd, met uitzondering van een Search and Rescue-(trainings)vlucht.

Artikel 6. Vrijstelling oefeningen van militaire straalvliegtuigen met niet-vliegende eenheden

  • 1. Het vliegen met militaire straalvliegtuigen, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse of bondgenootschappelijke strijdkrachten, geschiedt, indien zij oefenen in het kader van operaties met niet-vliegende eenheden en binnen de grenzen van militaire oefenterreinen en militaire oefengebieden of bijzondere luchtverkeersgebieden VFR-vluchten uitvoeren, onder de volgende beperkingen:

    • a. slechts indien het doel van de vlucht daartoe noodzaakt, is afwijken van de minimum vlieghoogte toegestaan tot een minimum vlieghoogte van 75 meter (250 voet) boven hindernissen;

    • b. met betrekking tot het vliegzicht en de wolkenbasis zijn de eisen voor VFR-vluchten van toepassing, genoemd in artikel 42 van het Luchtverkeersreglement;

    • c. voor vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, een bijzonder luchtverkeersgebied of in de omgeving van een burgerluchtvaartterrein is vooraf toestemming vereist van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst;

    • d. voor vluchten binnen een van de gebieden of de route, bedoeld in artikel 9, eerste lid, is vooraf toestemming vereist van de Commandant van het Defensie Helikopter Commando van het Commando Luchtstrijdkrachten;

    • e. het overvliegen van bebouwing, met name ziekenhuizen en sanatoria, wordt zoveel mogelijk vermeden.

  • 2. Ten aanzien van gezagvoerders van straalvliegtuigen van bondgenootschappelijke strijdkrachten die deelnemen aan een oefening, met uitzondering van gezamenlijke oefeningen met Nederlandse eenheden, is artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement van toepassing.

Artikel 7. Vrijstelling oefeningen van militaire helikopters met niet-vliegende eenheden

Het vliegen met militaire helikopters, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse en bondgenootschappelijke strijdkrachten geschiedt, indien zij oefenen in het kader van operaties met niet-vliegende eenheden en binnen de grenzen van militaire oefenterreinen en militaire oefengebieden of bijzondere luchtverkeersgebieden VFR-vluchten uitvoeren, onder de volgende beperkingen:

  • a. de minimum vlieghoogte bedraagt 30 meter (100 voet) boven hindernissen of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is;

  • b. voor vluchten binnen een plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied, een bijzonder luchtverkeersgebied of in de omgeving van een burgerluchtvaartterrein is vooraf toestemming vereist van de betrokken luchtverkeersleidingsdienst;

  • c. voor vluchten binnen een van de gebieden of route, bedoeld in artikel 9, eerste lid, is vooraf toestemming vereist van de Commandant van het Defensie Helikopter Commando van het Commando Luchtstrijdkrachten;

  • d. het overvliegen van bebouwing, met name ziekenhuizen en sanatoria, wordt zoveel mogelijk vermeden.

Artikel 8. Vrijstelling minimum VFR-vlieghoogte voor militaire propellervliegtuigen, bestemd voor opleidingsdoeleinden, binnen de route VO

Het vliegen met militaire propellervliegtuigen, bestemd voor opleidingsdoeleinden, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse of bondgenootschappelijke strijdkrachten, binnen de route VO, vermeld in bijlage B, onder 16, geschiedt onder de volgende beperkingen:

  • a. de gebruikstijden zijn: van maandag tot en met vrijdag dagelijks van 08.00 uur plaatselijke tijd tot en met 16.45 uur plaatselijke tijd;

  • b. de minimum vlieghoogte bedraagt 75 meter (250 voet) boven hindernissen;

  • c. het overvliegen van bebouwing, met name ziekenhuizen en sanatoria, wordt zoveel mogelijk vermeden;

  • d. de gezagvoerder die meer dan 926 meter (½ NM) van de route is afgeraakt, begeeft zich eerst naar de aldaar geldende minimum vlieghoogte en zet de vliegoefening pas voort als het vliegtuig op de route is teruggekeerd;

  • e. voor de vluchten is vooraf toestemming vereist van de Commandant van het Defensie Helikopter Commando van het Commando Luchtstrijdkrachten.

Artikel 9. Laagvlieggebieden en -route voor militaire helikopters

  • 1. Artikel 4, onderdeel b, is niet van toepassing op gezagvoerders van militaire helikopters, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse of bondgenootschappelijke strijdkrachten, indien zij met inachtneming van de regels en binnen de tijden, gesteld in het tweede lid, VFR-vluchten uitvoeren binnen de gebieden en binnen de route VO, vermeld in bijlage B.

  • 2. Voor de gebieden en de route VO, vermeld in bijlage B, zijn de gebruikstijden als volgt:

    • a. voor de gebieden onder 1 tot en met 12: van maandag 08.00 uur plaatselijke tijd tot en met vrijdag 17.00 uur plaatselijke tijd;

    • b. voor de gebieden onder 13 tot en met 15: van maandag tot en met donderdag dagelijks van aanvang daglichtperiode tot en met einde daglichtperiode en vrijdag van aanvang daglichtperiode tot 17.00 uur plaatselijke tijd;

    • c. voor de route VO onder 16: van maandag tot en met vrijdag dagelijks van 08.00 uur plaatselijke tijd tot en met 16.45 uur plaatselijke tijd.

  • 3. Tijdens de vluchten, genoemd in het eerste lid, zijn de volgende beperkingen van toepassing:

    • a. de minimum vlieghoogte bedraagt 30 meter (100 voet) boven hindernissen of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is;

    • b. het overvliegen van bebouwing, met name ziekenhuizen en sanatoria, wordt zoveel mogelijk vermeden;

    • c. de gezagvoerder die buiten het gebied is gekomen of meer dan 926 meter (½ NM) van de route is afgeraakt, begeeft zich eerst naar de aldaar geldende minimum vlieghoogte en zet de vliegoefening pas voort als de helikopter binnen het gebied of op de route is teruggekeerd;

    • d. de gebieden EHR 3 (Oldebroek) en EHR 9 (Harskamp) worden vermeden, behoudens in geval van toestemming van de betrokken terreinbeheerder;

    • e. voor vluchten binnen een van de gebieden of binnen de route, bedoeld in het eerste lid, is vooraf toestemming vereist van de Commandant van het Defensie Helikopter Commando van het Commando Luchtstrijdkrachten.

  • 4. Ten aanzien van gezagvoerders van helikopters van de bondgenootschappelijke strijdkrachten die deelnemen aan een oefening, met uitzondering van gezamenlijke oefeningen met Nederlandse eenheden, is artikel 45, vijfde lid, van het Luchtverkeersreglement van toepassing.

Paragraaf 2. Beperking van VFR-vluchten

Artikel 10. VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Aan de gezagvoerders van militaire vliegtuigen en helikopters, behorende tot of in gebruik bij de Nederlandse strijdkrachten, en van door de Minister van Defensie aan te wijzen vliegtuigen en helikopters, behorende tot of in gebruik bij bondgenootschappelijke strijdkrachten, wordt vrijstelling verleend van artikel 44, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement onder de volgende beperkingen:

  • a. het overvliegen van bebouwing, met name ziekenhuizen en sanatoria, wordt zoveel mogelijk vermeden;

  • b. de vluchten worden uitgevoerd met inachtneming van de zichtweersomstandigheden en minimum vlieghoogten, vermeld in de artikelen 11 en 12.

Artikel 11. Zichtweersomstandigheden

  • 1. De vrijstelling, bedoeld in artikel 10, wordt verleend, indien de volgende zichtweersomstandigheden in acht worden genomen:

    • a. het vliegzicht is gelijk aan of groter dan 5 kilometer;

    • b. de horizontale afstand van het militaire vliegtuig of de helikopter tot de wolken is gelijk aan of groter dan 600 meter;

    • c. de verticale afstand van het militaire vliegtuig of de helikopter tot de wolken is gelijk aan of groter dan 150 meter (500 voet).

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt voor vluchten met militaire helikopters aan gezagvoerders de vrijstelling, genoemd in artikel 10, verleend, indien de volgende zichtweersomstandigheden in acht worden genomen:

    • a. binnen plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden van militaire luchthavens:

      • 1°. het vliegzicht is gelijk aan of groter dan 3 kilometer; voor vluchten die zich beperken tot het luchtverkeerscircuit, is het vliegzicht gelijk aan of groter dan 2 kilometer;

      • 2°. de wolkenbasis bevindt zich op ten minste 300 meter (1.000 voet) respectievelijk voor vluchten in het luchtverkeerscircuit op ten minste 250 meter (800 voet);

      • 3°. de helikopter is vrij van wolken met zicht op grond of water;

    • b. buiten plaatselijke luchtverkeersleidingsgebieden van militaire luchthavens:

      • 1°. het vliegzicht is gelijk aan of groter dan 5 kilometer voor vluchten met militaire helikopters die niet voldoen aan de eisen voor het uitoefenen van IFR-vluchten; voor vluchten met militaire helikopters die voldoen aan de eisen voor het uitoefenen van IFR-vluchten, is het vliegzicht minimaal 3 kilometer;

      • 2°. de wolkenbasis bevindt zich op ten minste 300 meter (1.000 voet); voor patiëntenvervoer van en naar de Waddeneilanden, alsmede voor de hiervoor benodigde trainingsvluchten, met militaire helikopters die voldoen aan de eisen voor het uitoefenen van IFR-vluchten, bevindt de wolkenbasis zich op ten minste 210 meter (700 voet);

      • 3°. de helikopter is vrij van wolken met zicht op grond of water;

    • c. in afwijking van de onderdelen a en b is ten behoeve van trainingsvluchten voor en daadwerkelijke inzet bij Search and Rescue boven zee en onderzeebootbestrijding het volgende van toepassing:

      • 1°. het vliegzicht is gelijk aan of groter dan 2 kilometer; voor vluchten vanaf schepen is het vliegzicht gelijk aan of groter dan 1.000 meter;

      • 2°. de wolkenbasis bevindt zich op ten minste 150 meter (500 voet); voor vluchten vanaf schepen bevindt de wolkenbasis zich op ten minste 60 meter (200 voet).

  • 3. Voor vluchten met militaire helikopters waarbij gebruik wordt gemaakt van nachtzichtapparatuur, wordt aan gezagvoerders de vrijstelling, genoemd in artikel 10, verleend, indien het vliegzicht gelijk is aan of groter is dan 1.500 meter met zicht op grond of water.

Artikel 12. Minimum vlieghoogte VFR-vluchten buiten de daglichtperiode

Voor VFR-vluchten buiten de daglichtperiode worden de volgende minimum vlieghoogten in acht genomen:

  • a. boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel mensenverzamelingen: voor militaire vliegtuigen ten minste 300 meter (1.000 voet) en voor militaire helikopters 210 meter (700 voet) boven de hoogste hindernis gelegen binnen een afstand van 600 meter van het vliegtuig respectievelijk de helikopter;

  • b. elders dan onder a aangegeven:

    • 1°. voor militaire vliegtuigen: ten minste 300 meter4 (1.000 voet) boven grond of water;

    • 2°. voor militaire helikopters:

      • (a) ten minste 30 meter (100 voet) boven grond of water of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is binnen de gebieden of route, bedoeld in artikel 9, eerste lid;

      • (b) ten minste 45 meter (150 voet) boven hindernissen gelegen binnen een afstand van 250 meter van de helikopter op routes voor vluchten van en naar de gebieden of route, bedoeld in artikel 9, eerste lid;

      • (c) ten minste 100 meter (300 voet) boven grond of water of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is.

Artikel 13. Vliegen binnen de laagvlieggebieden of -route voor militaire helikopters met gebruik van nachtzichtapparatuur

Voor vluchten met militaire helikopters waarbij gebruik wordt gemaakt van nachtzichtapparatuur, mag alleen van de gebieden of route, bedoeld in artikel 9, eerste lid, gebruik worden gemaakt, indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • a. de vluchten worden met ontstoken navigatielichten uitgevoerd; indien de intensiteit van de navigatielichten de taakuitvoering van de vlieger nadelig beïnvloedt, is het toegestaan de navigatielichten te dimmen of te doven;

  • b. indien mogelijk wordt radiocontact onderhouden met het AOCS NM;

  • c. er wordt te allen tijde voor ander luchtverkeer uitgeweken.

Paragraaf 3. Slotbepalingen

Artikel 14

De Regeling doven luchtvaartuiglichten militaire luchtvaartuigen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 1, aanhef, komt te luiden:

Artikel 1

Onverminderd artikel 13, onderdeel a, van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters gelden ten aanzien van vluchten met militaire luchtvaartuigen, waarbij door het doel van de vlucht niet kan worden voldaan aan de bij en krachtens artikel 28 van het Luchtverkeersreglement gestelde regels met betrekking tot het voeren van luchtvaartuiglichten, de volgende nadere regels.

Artikel 15

De Regeling modelraketten wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 4, onderdelen c en d, komen te luiden:

  • c. binnen de routes en gebieden, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters, behalve op vrijdagen na 17.00 uur plaatselijke tijd en op zaterdagen, zondagen en nationale feestdagen;

  • d. binnen een afstand van 5 km van de gebieden en route, bedoeld in artikel 9, eerste lid, van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters, behalve op vrijdagen na 17.00 uur plaatselijke tijd en op zaterdagen, zondagen en nationale feestdagen;.

Artikel 16

De Regeling veilig gebruik luchthavens en andere terreinen wordt als volgt gewijzigd:

Artikel 21, onderdeel c, komt te luiden:

  • c. binnen een laagvlieggebied of onder of binnen een afstand van 3 zeemijlen van een laagvliegroute als bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, en 9, eerste lid, van de Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters, tenzij het gebruik zich beperkt tot vrijdagen na 17.00 uur plaatselijke tijd, zaterdagen, zondagen of nationale feestdagen.

Artikel 17

De Regeling VFR-nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen wordt ingetrokken.

Artikel 18

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2014.

Artikel 19

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling minimum VFR-vlieghoogten en VFR-vluchten buiten de daglichtperiode voor militaire vliegtuigen en helikopters.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 juli 2014

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

BIJLAGE A, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 2, EERSTE LID, VAN DE REGELING MINIMUM VFR-VLIEGHOOGTEN EN VFR-VLUCHTEN BUITEN DE DAGLICHTPERIODE VOOR MILITAIRE VLIEGTUIGEN EN HELIKOPTERS

Laagvliegroutes militaire straal- en transportvliegtuigen

  • 1. Laagvliegroute 10: (vliegrichting Zuid-Noord)

    52°04'30.00"N 006°44'00.00"E;

    52°14'40.00"N 006°39'30.00"E;

    52°17'30.00"N 006°38'30.00"E;

    52°25'00.00"N 006°36'30.00"E;

    52°36'40.00"N 006°33'00.00"E;

    53°03'00.00"N 007°13'30.00"E;

    waarbij de minimum vlieghoogte op het routegedeelte van de positie 52°17'30.00"N 006°38'30.00"E naar de positie 52°25'00.00"N 006°36'30.00"E ten minste 300 meter boven hindernissen is, of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is.

  • 2. Laagvliegroute 10A: (vliegrichting Noord-Zuid)

    53°24'00.00"N 006°05'00.00"E;

    53°09'00.00"N 006°10'00.00"E;

    52°33'00.00"N 006°09'30.00"E;

    52°17'00.00"N 006°13'30.00"E;

    52°02'30.00"N 006°25'40.00"E;

    52°01'15.00"N 006°46'30.00"E.

    waarbij de minimum vlieghoogte op het routegedeelte van de positie 53°24'00.00"N 006°05'00.00"E naar de positie 53°09'00.00"N 006°10'00.00"E ten minste 300 meter boven hindernissen is, of zoveel lager als voor het doel van de vlucht noodzakelijk is.

BIJLAGE B, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 9, EERSTE LID, VAN DE REGELING MINIMUM VFR-VLIEGHOOGTEN EN VFR-VLUCHTEN BUITEN DE DAGLICHTPERIODE VOOR MILITAIRE VLIEGTUIGEN EN HELIKOPTERS

Laagvlieggebieden en -route voor militaire helikopters

  • 1. GLV I (Noord-Drenthe)

    53°03'45.00"N 006°43'30.35"E;

    52°59'14.96"N 006°39'00.31"E;

    53°01'00.20"N 006°38'00.54"E;

    53°03'45.00"N 006°40'30.40"E;

    53°03'45.00"N 006°43'30.35"E.

  • 2. GLV II (Midden-Drenthe)

    52°46'00.11"N 006°39'59.22"E;

    52°45'59.86"N 006°20'12.82"E;

    52°53'01.08"N 006°22'50.90"E;

    52°59'14.56"N 006°30'00.41"E;

    52°58'14.58"N 006°32'53.64"E;

    52°58'01.59"N 006°34'17.35"E;

    52°58'15.07"N 006°38'17.05"E;

    52°58'32.97"N 006°39'30.41"E;

    52°58'02.98"N 006°48'33.99"E;

    52°46'00.11"N 006°39'59.22"E.

  • 3. GLV III (West-Drenthe):

    52°54'00.00"N 006°21'00.00"E;

    52°46'00.00"N 006°14'00.00"E;

    52°47'00.00"N 006°13'00.00"E;

    52°53'00.00"N 006°13'00.00"E;

    52°54'00.00"N 006°21'00.00"E.

  • 4. GLV IV (Ginkelse Hei):

    52°04'15.32"N 005°44'30.12"E;

    52°01'30.31"N 005°44'45.28"E;

    52°01'50.52"N 005°43'00.03"E;

    52°04'30.26"N 005°41'30.16"E;

    52°04'15.32"N 005°44'30.12"E.

  • 5. GLV V (Oirschot):

    51°28'17.71"N 005°23'24.59"E;

    51°27'49.49"N 005°22'45.43"E;

    51°28'08.87"N 005°20'42.34"E;

    51°27'55.93"N 005°18'44.14"E;

    51°29'32.96"N 005°18'43.34"E;

    51°29'30.65"N 005°21'14.63"E;

    51°29'29.75"N 005°21'31.83"E;

    51°29'09.05"N 005°23'08.00"E;

    51°28'57.63"N 005°23'17.45"E;

    51°28'17.71"N 005°23'24.59"E.

  • 6. GLV VI (Salland):

    52°18'00.40"N 006°28'00.03"E;

    52°16'59.97"N 006°16'59.97"E;

    52°23'00.54"N 006°15'00.44"E;

    52°19'59.93"N 006°30'00.44"E;

    52°18'00.40"N 006°28'00.03"E.

  • 7. GLV VII (Veluwe/Randmeren):

    52°30'00.44"N 005°58'00.03"E;

    52°26'52.81"N 005°59'09.33"E;

    52°24'25.42"N 006°00'56.49"E;

    52°22'55.39"N 005°56'31.60"E;

    52°06'00.35"N 005°53'00.54"E;

    52°08'00.54"N 005°40'00.07"E;

    52°13'00.03"N 005°34'00.16"E;

    52°13'59.79"N 005°38'00.54"E;

    52°25'00.07"N 005°40'59.84"E;

    52°34'59.93"N 005°49'59.93"E;

    52°30'00.44"N 005°58'00.03"E.

  • 8. GLV VIII (De Peel):

    51°16'59.97"N 006°02'30.07"E;

    51°16'59.97"N 005°48'00.40"E;

    51°25'59.84"N 005°48'00.40"E;

    51°25'59.84"N 006°02'30.07"E;

    51°24'00.31"N 006°06'29.79"E;

    51°22'00.12"N 006°06'29.79"E;

    51°19'59.93"N 006°04'00.16"E;

    51°18'00.40"N 006°06'00.35"E;

    51°16'59.97"N 006°02'30.07"E.

  • 9. GLV IX (Maas/Waal):

    51°52'19.76"N 005°37'16.51"E;

    51°48'00.40"N 005°39'00.31"E;

    51°46'59.97"N 005°34'59.93"E;

    51°47'30.07"N 005°32'30.07"E;

    51°46'59.97"N 005°28'59.79"E;

    51°45'00.44"N 005°28'59.79"E;

    51°45'00.41"N 005°20'13.29"E;

    51°44'47.75"N 005°19'29.50"E;

    51°44'37.65"N 005°19'02.93"E;

    51°44'18.74"N 005°18'21.24"E;

    51°44'09.90"N 005°17'53.45"E;

    51°44'10.07"N 005°17'36.94"E;

    51°44'19.66"N 005°17'06.45"E;

    51°44'21.74"N 005°16'46.05"E;

    51°44'19.14"N 005°15'56.79"E;

    51°44'02.09"N 005°15'23.33"E;

    51°43'59.29"N 005°15'06.15"E;

    51°43'59.80"N 005°14'42.65"E;

    51°44'26.16"N 005°13'49.49"E;

    51°44'34.72"N 005°13'12.56"E;

    51°44'32.32"N 005°12'52.42"E;

    51°44'26.54"N 005°12'26.74"E;

    51°44'22.22"N 005°11'59.54"E;

    51°44'22.91"N 005°11'32.97"E;

    51°44'29.07"N 005°11'03.87"E;

    51°44'32.32"N 005°10'36.45"E;

    51°44'31.98"N 005°09'53.09"E;

    51°44'20.51"N 005°08'27.76"E;

    51°44'06.48"N 005°07'09.98"E;

    51°43'53.30"N 005°06'18.79"E;

    51°43'26.90"N 005°05'15.36"E;

    51°43'15.48"N 005°05'01.07"E;

    51°42'51.42"N 005°04'31.87"E;

    51°42'39.65"N 005°04'00.40"E;

    51°42'34.52"N 005°03'43.79"E;

    51°42'29.17"N 005°03'18.78"E;

    51°42'25.96"N 005°02'45.38"E;

    51°42'24.78"N 005°02'18.63"E;

    51°42'25.32"N 005°01'54.85"E;

    51°42'26.92"N 005°01'23.03"E;

    51°42'31.52"N 005°00'40.71"E;

    51°42'33.88"N 005°00'26.55"E;

    51°42'36.01"N 004°59'50.01"E;

    51°42'40.40"N 004°59'15.73"E;

    51°42'32.60"N 004°58'71.75"E;

    51°42'23.18"N 004°57'33.44"E;

    51°42'24.04"N 004°56'56.37"E;

    51°42'31.14"N 004°55'53.44"E;

    51°42'44.78"N 004°54'58.17"E;

    51°42'49.94"N 004°54'24.60"E;

    51°42'55.27"N 004°54'06.77"E;

    51°43'01.04"N 004°53'54.53"E;

    51°43'31.85"N 004°53'57.32"E;

    51°43'51.74"N 004°54'42.44"E;

    51°44'31.10"N 004°55'26.15"E;

    51°45'16.77"N 004°55'59.02"E;

    51°45'50.89"N 004°56'04.62"E;

    51°46'15.70"N 004°56'06.37"E;

    51°47'20.52"N 004°56'23.50"E;

    51°47'45.97"N 004°56'19.83"E;

    51°48'40.73"N 004°57'53.03"E;

    51°49'03.94"N 004°59'35.49"E;

    51°49'10.93"N 005°00'24.83"E;

    51°48'52.25"N 005°02'14.91"E;

    51°49'29.60"N 005°04'49.16"E;

    51°49'28.94"N 005°05'35.96"E;

    51°48'46.54"N 005°07'34.61"E;

    51°48'43.46"N 005°08'28.01"E;

    51°48'55.11"N 005°09'55.90"E;

    51°48'48.52"N 005°10'59.84"E;

    51°48'30.50"N 005°13'10.14"E;

    51°48'55.77"N 005°14'52.53"E;

    51°49'19.50"N 005°18'14.68"E;

    51°49'15.32"N 005°18'51.37"E;

    51°48'57.30"N 005°19'27.41"E;

    51°48'37.75"N 005°19'47.62"E;

    51°48'20.61"N 005°20'07.18"E;

    51°48'07.65"N 005°20'55.30"E;

    51°48'13.40"N 005°21'47.81"E;

    51°49'13.12"N 005°22'49.12"E;

    51°50'39.48"N 005°24'46.45"E;

    51°52'09.56"N 005°25'39.62"E;

    51°52'59.88"N 005°26'39.39"E;

    51°53'15.70"N 005°27'45.09"E;

    51°53'17.90"N 005°30'39.99"E;

    51°53'58.99"N 005°33'26.32"E;

    51°52'31.87"N 005°34'47.79"E;

    51°52'19.76"N 005°37'16.51"E.

  • 10. GLV X (Voorne-Putten/Hoeksewaard):

    51°53'19.26"N 004°01'49.06"E;

    51°54'22.26"N 004°03'07.37"E;

    51°55'27.71"N 004°04'23.35"E;

    51°55'37.17"N 004°04'48.75"E;

    51°55'46.29"N 004°08'37.98"E;

    51°55'31.90"N 004°08'53.24"E;

    51°54'59.87"N 004°09'56.00"E;

    cirkelboog naar links (straal 1 NM, met middelpunt 51°54'00.00"N 004°10'00.00"E) naar

    51°54'09.20"N 004°11'35.72"E;

    51°54'04.85"N 004°12'09.30"E;

    51°53'27.73"N 004°12'57.32"E;

    51°53'06.75"N 004°13'37.72"E;

    51°52'20.54"N 004°14'13.03"E;

    51°51'52.79"N 004°15'33.83"E;

    51°51'47.93"N 004°16'07.17"E;

    51°51'49.01"N 004°17'03.38"E;

    cirkelboog naar links (straal 1 NM, met middelpunt 51°51'00.00"N 004°20'00.00"E) naar

    51°50'27.52"N 004°23'06.25"E;

    51°50'29.90"N 004°24'52.34"E;

    51°49'50.70"N 004°26'59.47"E;

    51°49'47.76"N 004°28'12.64"E;

    51°49'59.03"N 004°29'45.30"E;

    51°49'56.43"N 004°30'17.23"E;

    51°49'39.95"N 004°31'14.01"E;

    51°49'50.53"N 004°32'43.85"E;

    51°49'48.10"N 004°33'02.21"E;

    51°48'40.47"N 004°34'00.12"E;

    51°48'19.31"N 004°34'56.63"E;

    51°48'22.18"N 004°35'21.77"E;

    51°48'01.19"N 004°36'57.25"E;

    51°47'48.97"N 004°37'11.66"E;

    51°46'46.80"N 004°37'34.83"E;

    51°45'33.09"N 004°37'27.20"E;

    51°45'02.05"N 004°37'46.13"E;

    51°44'10.03"N 004°37'40.48"E;

    51°43'21.47"N 004°37'07.14"E;

    51°43'01.35"N 004°36'24.77"E;

    51°42'15.92"N 004°33'28.48"E;

    51°42'02.22"N 004°31'52.15"E;

    51°42'53.38"N 004°28'08.69"E;

    51°42'59.10"N 004°26'08.06"E;

    51°43'18.61"N 004°24'35.68"E;

    51°44'24.77"N 004°21'21.34"E;

    51°45'09.68"N 004°18'48.48"E;

    51°45'40.90"N 004°15'57.56"E;

    51°45'57.55"N 004°14'55.69"E;

    51°48'14.80"N 004°10'58.67"E;

    51°49'08.44"N 004°09'49.27"E;

    cirkelboog naar links (straal 1 NM, met middelpunt 51°50'00.00"N 004°09'00.00"E) naar

    51°49'11.53"N 004°08'03.14"E;

    51°49'40.39"N 004°05'41.22"E;

    51°53'19.26"N 004°01'49.06"E.

  • 11. GLV XI (Wieringermeerpolder):

    52°56'15.66"N 005°01'51.18"E;

    52°56'00.50"N 005°02'17.11"E;

    52°55'24.68"N 005°02'20.84"E;

    52°55'26.66"N 005°02'56.00"E;

    52°53'36.58"N 005°04'31.80"E;

    52°53'20.76"N 005°04'46.96"E;

    52°50'46.07"N 005°06'51.55"E;

    52°46'30.31"N 005°06'15.51"E;

    52°45'30.54"N 004°57'25.53"E;

    52°52'20.33"N 004°56'16.54"E;

    52°52'49.12"N 004°56'05.55"E;

    52°52'57.69"N 004°55'56.32"E;

    52°53'04.94"N 004°56'06.43"E;

    52°53'12.85"N 004°55'59.18"E;

    52°53'02.74"N 004°55'38.31"E;

    52°53'02.08"N 004°55'23.80"E;

    52°53'02.74"N 004°55'07.98"E;

    52°53'11.31"N 004°54'57.88"E;

    52°53'20.10"N 004°54'47.11"E;

    52°53'25.15"N 004°54'35.02"E;

    52°53'35.92"N 004°54'27.77"E;

    52°53'45.15"N 004°54'41.40"E;

    52°53'48.88"N 004°54'54.36"E;

    52°53'56.13"N 004°55'06.66"E;

    52°54'16.13"N 004°56'19.39"E;

    52°55'00.07"N 004°57'16.96"E;

    52°55'17.43"N 004°57'26.19"E;

    52°55'28.86"N 004°57'29.93"E;

    52°55'46.87"N 004°58'00.91"E;

    52°55'50.61"N 004°58'11.67"E;

    52°55'52.59"N 004°58'33.87"E;

    52°55'54.13"N 004°58'47.71"E;

    52°55'55.66"N 004°59'14.30"E;

    52°56'05.55"N 004°59'53.19"E;

    52°56'07.75"N 005°00'08.35"E;

    52°56'08.63"N 005°00'19.12"E;

    52°56'04.23"N 005°00'32.74"E;

    52°56'02.04"N 005°00'44.38"E;

    52°56'05.55"N 005°01'12.29"E;

    52°56'13.46"N 005°01'34.04"E;

    52°56'15.66"N 005°01'51.18"E.

  • 12. GLV XII (Noordzee):

    53°35'00.00"N 004°40'00.00"E;

    53°35'00.00"N 005°00'00.00"E;

    53°22'46.98"N 005°00'00.00"E;

    cirkelboog naar links (straal 8 NM, met middelpunt 53°15'00.00"N 004°57'00.00"E) naar

    53°15'00.00"N 004°43'40.92"E;

    53°15'00.00"N 004°37'01.38"E;

    53°06'10.00"N 004°30'56.00"E;

    53°05'00.00"N 004°21'00.00"E;

    53°05'00.00"N 004°10'00.00"E;

    53°12'14.60"N 004°10'00.00"E;

    cirkelboog naar links (straal 5 NM, met middelpunt 53°17'00.28"N 004°12'30.13"E) naar

    53°14'27.45"N 004°19'39.78"E;

    53°35'00.00"N 004°40'00.00"E.

  • 13. Oefengebied externe blusinstallatie helikopters, Lek West:

    52°00'08.23"N 005°07'13.20"E;

    52°00'00.22"N 005°06'59.75"E;

    51°59'48.56"N 005°07'29.02"E;

    51°59'33.27"N 005°07'50.38"E;

    51°58'44.47"N 005°08'38.63"E;

    51°58'27.96"N 005°08'45.75"E;

    51°58'15.34"N 005°09'12.25"E;

    51°58'10.48"N 005°09'36.37"E;

    51°58'05.02"N 005°10'27.39"E;

    51°57'55.31"N 005°10'52.71"E;

    51°57'38.07"N 005°11'29.88"E;

    51°57'30.54"N 005°12'13.00"E;

    51°57'32.24"N 005°12'41.87"E;

    51°57'38.31"N 005°12'54.92"E;

    51°57'45.35"N 005°12'51.75"E;

    51°57'37.83"N 005°12'28.02"E;

    51°57'41.71"N 005°11'49.26"E;

    51°57'52.64"N 005°11'20.39"E;

    51°58'06.23"N 005°10'55.08"E;

    51°58'12.67"N 005°10'35.70"E;

    51°58'16.06"N 005°10'09.20"E;

    51°58'19.95"N 005°09'19.37"E;

    51°58'30.39"N 005°08'59.99"E;

    51°58'43.50"N 005°08'48.91"E;

    51°59'06.08"N 005°08'42.98"E;

    51°59'22.59"N 005°08'44.56"E;

    51°59'39.58"N 005°08'29.93"E;

    51°59'49.53"N 005°08'11.34"E;

    52°00'08.23"N 005°07'13.20"E.

  • 14. Oefengebied externe blusinstallatie helikopters, Lek Oost:

    52°10'57.70"N 005°19'29.95"E;

    52°10'55.23"N 005°19'26.08"E;

    52°10'53.33"N 005°19'35.01"E;

    52°10'54.69"N 005°19'48.62"E;

    52°10'55.23"N 005°19'53.68"E;

    52°10'57.94"N 005°19'59.06"E;

    52°10'58.23"N 005°20'04.84"E;

    52°10'55.81"N 005°20'13.62"E;

    52°10'41.31"N 005°20'25.25"E;

    52°10'42.48"N 005°20'28.25"E;

    52°10'57.53"N 005°20'16.54"E;

    52°10'59.45"N 005°20'10.22"E;

    52°11'00.42"N 005°20'00.48"E;

    52°10'56.54"N 005°19'48.07"E;

    52°10'55.52"N 005°19'36.04"E;

    52°10'57.70"N 005°19'29.95"E.

  • 15. Oefengebied externe blusinstallatie helikopters, Bergse Maas:

    Bergse Maas 1

    51°43'11.09"N 004°58'20.24"E;

    51°43'16.96"N 004°57'41.09"E;

    51°43'19.39"N 004°57'07.08"E;

    51°43'17.94"N 004°56'21.59"E;

    51°43'06.87"N 004°54'57.59"E;

    51°43'14.54"N 004°54'55.37"E;

    51°43'24.73"N 004°56'12.89"E;

    51°43'26.68"N 004°56'50.07"E;

    51°43'24.97"N 004°57'33.58"E;

    51°43'17.33"N 004°58'24.60"E;

    51°43'11.09"N 004°58'20.24"E.

    Bergse Maas 2

    51°42'36.28"N 005°02'39.54"E;

    51°42'36.18"N 005°01'47.89"E;

    51°42'40.06"N 005°00'56.08"E;

    51°42'48.32"N 004°59'59.52"E;

    51°42'54.87"N 005°00'02.29"E;

    51°42'46.86"N 005°00'52.12"E;

    51°42'42.73"N 005°01'46.30"E;

    51°42'42.79"N 005°02'38.99"E;

    51°42'36.28"N 005°02'39.54"E.

    Bergse Maas 3

    51°43'22.31"N 005°04'51.88"E;

    51°43'43.23"N 005°05'33.33"E;

    51°43'57.63"N 005°06'13.27"E;

    51°43'52.94"N 005°06'18.33"E;

    51°43'37.72"N 005°05'36.49"E;

    51°43'18.18"N 005°04'57.41"E;

    51°43'22.31"N 005°04'51.88"E.

  • 16. Route VO:

    51°27'00.00"N 004°20'12.00"E (Woensdrecht);

    51°37'16.00"N 004°30'47.00"E (Standdaarbuiten);

    51°41'35.00"N 004°56'53.00"E (Waspik);

    51°49'38.00"N 005°40'56.00"E (Hernen);

    51°50'58.00"N 005°33'38.00"E (Altforst);

    51°50'53.00"N 005°15'25.00"E (Waardenburg);

    51°52'11.00"N 005°03'04.00"E (Kedichem);

    51°51'50.00"N 004°56'17.00"E (Hoornaar);

    51°45'53.00"N 004°38'56.00"E (Dordrecht);

    51°42'55.00"N 004°37'31.00"E (Moerdijk);

    51°42'34.00"N 004°25'23.00"E (as Hollands Diep);

    51°39'24.00"N 004°20'35.00"E (as Volkerak);

    51°27'00.00"N 004°20'12.00"E (Woensdrecht).

TOELICHTING

Algemeen

De Regeling VFR-nachtvluchten en minimum vlieghoogten voor militaire luchtvaartuigen wordt opnieuw vastgesteld, mede om discrepanties met de Luchtvaartgids (AIP) en de luchtvaartkaarten weg te nemen. Daarbij is de opzet van de nieuwe regeling zodanig gekozen dat die overzichtelijker en logischer van structuur is geworden en daardoor makkelijker toegankelijk dan de huidige regeling. Er is verder voor gekozen de regeling te beperken tot de minimum VFR-vlieghoogten in plaats van de minimum vlieghoogte in het algemeen (VFR/IFR) en voortaan te spreken van vluchten buiten de daglichtperiode conform artikel 44 van het Luchtverkeersreglement (LVR) in plaats van nachtvluchten. De term militaire luchtvaartuigen is nader gespecificeerd in militaire vliegtuigen en militaire helikopters.

Conform de bestaande regeling is gekozen voor een indeling in drie paragrafen. Wel is de volgorde omgedraaid. Eerst wordt in paragraaf 1 de hoofdregel voor de minimum VFR-vlieghoogten gegeven. In artikel 1 wordt een van de basisbepaling van artikel 45, eerste lid, onderdeel b, van het LVR afwijkende algemene bepaling voor de minimum VFR-vlieghoogte voor militaire vliegtuigen, vastgesteld. De bevoegdheid van de Minister van Defensie daartoe is in dat onderdeel b neergelegd. De diverse vrijstellingen op de minimum VFR-vlieghoogte, genoemd in artikel 1, zijn opgenomen in de artikelen 3 tot en met 8. De bevoegdheid daartoe is gebaseerd op artikel 45, vierde lid, van het LVR. Artikel 4 heeft daarbij speciaal betrekking op militaire helikopters.

Paragraaf 2 bevat bepalingen over VFR-vluchten buiten de daglichtperiode, de zichtomstandigheden, de minimumvlieghoogte en het vliegen met gebruik van nachtzichtapparatuur.

In paragraaf 3 zijn vooral wijzigingsbepalingen van andere regelingen opgenomen.

Om de overzichtelijkheid ten opzichte van de huidige regeling te vergroten zijn de verschillende (oefen)gebieden die in de huidige regeling worden genoemd, opgenomen in een aparte bijlage.

De coördinaten van de gebieden worden eenduidig weergegeven in graden en minuten en de seconden in decimalen (WGS 84). Deze weergave is nauwkeuriger dan die in de huidige regeling en is noodzakelijk om te voorkomen dat er te grote afwijkingen van de begrenzingen optreden wanneer men kaarten met een kleinere schaal dan 1:500.000 gaat gebruiken voor de vluchtuitvoering. Ook bij het gebruik van navigatiesystemen en het weergeven van de begrenzingen bij het gebruik van digitale programma’s is deze weergave beter.

De Night Vision Goggles (NVG)-areas zijn vervallen. De gebieden, genoemd in artikel 9, zijn nu in de artikelen 11 en 13 aangewezen als oefengebieden voor vluchten buiten de daglichtperiode.

Het oostelijk gebied van de GLV IV (Oldebroek) is thans opgenomen in de GLV VII (Veluwe/Randmeren).

Een aantal gebieden wordt in de huidige regeling aangeduid als GLV, gevolgd door een Romeins cijfer en een verwijzing naar de topografische positie van het gebied. Andere gebieden worden alleen met een benaming aangeduid. In de nieuwe regeling worden alle laagvlieggebieden, uitgezonderd die met een specifiek gebruik, zoals de oefengebieden voor brandbestrijding, eenduidig weergegeven als GLV met Romeins cijfer en naamaanduiding om aan te gegeven waar het gebied is gelegen. Op de luchtvaartkaarten volstaat vermelding van GLV met Romeins cijfer.

De afkorting GLV stond voor de benaming “Groep Lichte Vliegtuigen” (helikopters en lichte vliegtuigen ten behoeve van waarneming). Deze afkorting is dusdanig ingeburgerd voor de benaming van de laagvlieggebieden dat handhaving hiervan geen onduidelijkheden oproept.

De begrenzingen van gebieden zijn voor een aantal gebieden, in geringe mate, aangepast naar aanleiding van projectie op de actuele kadasterkaart (weergave bebouwing). Daar waar de grenzen midden over centra van steden of dorpen liepen, zijn deze aangepast. Weliswaar is in de regeling voorzien dat bebouwing en dergelijke zoveel mogelijk moet worden vermeden, maar voor de weergave op kaarten is het aan te bevelen de grenzen vrij van aaneengesloten bebouwing te houden. Dit doet geen afbreuk aan de gebruiksmogelijkheden van de gebieden.

De gebieden die worden gebruikt voor het beoefenen van vluchten voor brandbestrijding, zijn ook in de bijlage opgenomen, omdat hier eveneens sprake is van vluchten waarop deze regeling van toepassing is. Zoals eerder vermeld, worden deze specifieke gebieden niet aangeduid met de benaming GLV maar met de bestemmingsaanduiding en naam, het betreft hier immers geen algemene laagvlieggebieden, doch gebieden voor deze specifieke vluchtuitvoeringen.

Nieuw opgenomen is het gebied GLV XII (Noordzee) als laagvlieggebied voor helikopters, dat voorheen alleen in de Luchtvaartgids (als Navy area Charlie) werd vermeld.

Artikelsgewijs

Artikel 1

Volgens artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van het Luchtverkeersreglement (LVR) mag er boven gebieden met aaneengesloten bebouwing, industrie- en havengebieden daaronder begrepen, dan wel boven mensenverzamelingen geen VFR-vlucht worden uitgevoerd beneden ten minste 300 m (1.000 voet) boven de hoogste hindernis, gelegen binnen een afstand van 600 m van het luchtvaartuig. In onderdeel b van dat artikel is bepaald dat elders dan in onderdeel a is aangegeven, de minimum vlieghoogte ten minste 150 m (500 voet) boven de grond of het water bedraagt, of wel zoveel hoger als door de minister is bepaald.

De minister maakt in artikel 1 van de onderhavige regeling gebruik van die afwijkingsbevoegdheid door voor militaire vliegtuigen een hogere minimum VFR-vlieghoogte vast te stellen. Voor de voor opleidingsdoeleinden bestemde propellervliegtuigen is de reguliere minimum vlieghoogte van toepassing, zoals vastgesteld in artikel 45, eerste lid, van het LVR.

In het tweede lid worden afwijkende minimum vlieghoogtes vastgesteld voor militaire straalvliegtuigen en voor het vliegen door militaire vliegtuigen boven de Waddenzee. Onder vliegtuigen worden, zoals in het algemene deel van deze toelichting al is aangegeven, geen militaire helikopters verstaan.

Artikel 2

In artikel 2 worden de laagvliegroutes voor militaire straal- en transportvliegtuigen vastgelegd. De bevoegdheid daartoe is neergelegd in artikel 45, derde lid, van het LVR.

In tegenstelling tot de tekst van de bestaande regeling zijn de routes overgebracht naar een bijlage. Dit komt de overzichtelijkheid van de tekst ten goede.

Nieuw is dat in het eerste lid van artikel 2 wordt aangegeven op welke dagen er gebruik mag worden gemaakt van de laagvliegroutes. De voorwaarden waaronder dat gebruik mag plaatsvinden zijn opgenomen in het tweede lid. Zij zijn onveranderd overgenomen uit de bestaande regeling.

Artikelen 3 tot en met 8

Op grond van artikel 45, vierde lid, van het LVR heeft de minister de bevoegdheid om vrijstelling te verlenen van het verbod om beneden de minimum VFR-vlieghoogte vluchten uit te voeren. Van die bevoegdheid heeft hij in de artikelen 3 tot en met 8 gebruik gemaakt. In artikel 3 wordt in het algemeen de betrokken vrijstelling verleend aan de gezagvoerders van militaire vliegtuigen en helikopters. In de volgende artikelen worden beperkingen op deze vrijstelling vastgesteld, toegespitst op bepaalde typen en bepaalde situaties.

Artikel 4 is van toepassing op militaire helikopters en komt overeen met de bestaande minimum vlieghoogte met dien verstande dat in onderdeel b het equivalent van 150 voet is gecorrigeerd in 45 m (was 50 m).

Artikel 5 gaat over het vliegen boven de Noordzee en boven de Waddenzee. De minimum vlieghoogte boven de Noordzee is onveranderd overgenomen uit de bestaande regeling. Wat het vliegen boven de Waddenzee met helikopters betreft is getracht meer duidelijkheid te scheppen. Voor militaire vliegtuigen is artikel 1, tweede lid, onderdeel b, van deze regeling van toepassing. Die beperking voor de Waddenzee is echter niet van toepassing op militaire helikopters (zie Deel 4 van de planologische kernbeslissing Derde Nota Waddenzee van 16 februari 2007 (Kamerstuk 26 431, nr. 95)). De thans in artikel 5 opgenomen minimum vlieghoogte voor militaire helikopters is alleen van toepassing voor dat gedeelte van de Waddenzee dat binnen het plaatselijk luchtverkeersleidingsgebied van luchthaven De Kooy ligt. In dat gedeelte bevinden zich drie gebieden waar de Koninklijke marine al tientallen jaren oefent met helikopters in het hijsen van drenkelingen (hoisten), het gebruik van torpedo’s en het droppen van sonarboeien. Door nu voor dit stukje Waddenzee de vrijstelling van de minimum vlieghoogte boven de Noordzee van toepassing te verklaren, wordt deze gang van zaken gelegaliseerd. Voor het overige Waddenzeegebied is artikel 4 van deze regeling van toepassing, dat wil zeggen dat daar voor helikopters een minimum vlieghoogte van 45 m (150 voet) geldt. Zoals gezegd was dit in de huidige regeling niet duidelijk geregeld. In artikel 3 van de huidige regeling staat dat de minimum vlieghoogte voor militaire vliegtuigen niet geldt voor het Waddenzeegebied, terwijl in artikel 6 van de huidige regeling wordt gesproken over militaire luchtvaartuigen.

Artikel 6 bevat een vrijstelling voor oefeningen van militaire straalvliegtuigen met niet-vliegende eenheden. De tekst komt grotendeels overeen met de bestaande tekst. Nieuw is dat het eerste lid is uitgebreid met militaire oefenterreinen en bijzondere luchtverkeersgebieden. Ook wordt thans gesproken van het vermijden van bebouwing en niet meer van aaneengesloten bebouwing. Op deze manier wordt voorkomen dat artikel 45, eerste lid, onderdeel a, van toepassing zou zijn.

Artikel 7 heeft alleen nog betrekking op militaire helikopters en niet meer op voor opleidingsdoeleinden bestemde propellervliegtuigen. Ook hier is de tekst uitgebreid met militaire oefenterreinen en bijzondere luchtverkeersgebieden en wordt niet meer gesproken van aaneengesloten bebouwing om de hierboven aangegeven reden. De Commandant van het Defensie Helikopter Commando is belast met het geven van toestemming voor het gebruik van de route.

Voor militaire propellervliegtuigen, bestemd voor oefendoeleinden, is alleen nog een vrijstelling van de minimum VFR-vlieghoogte nodig binnen de route VO. Artikel 8 voorziet daarin. De toestemming voor het gebruik van de route VO wordt ook voor militaire propellervliegtuigen gegeven door de Commandant van het Defensie Helikopter Commando.

Artikel 9

In artikel 9 worden de laagvlieggebieden en de route VO voor militaire helikopters vastgelegd.

In tegenstelling tot de tekst van de bestaande regeling zijn de routes overgebracht naar een bijlage. Dit komt de overzichtelijkheid van de tekst ten goede.

Nieuw is dat in tweede lid van artikel 9 wordt aangegeven op welke dagen er gebruik mag worden gemaakt van de gebieden en de route VO.

Het derde lid is grotendeels conform de huidige regeling (artikel 5, tweede lid). Dit lid is gebaseerd op artikel 45, eerste lid, onderdeel b. Door het gebruik van de term aaneengesloten bebouwing zou onderdeel a van artikel 45 van toepassing zijn. Om die reden wordt thans in onderdeel b van dit lid gesproken van bebouwing (sec). In onderdeel d is expliciet aangegeven wie toestemming moet geven voor het gebruik van de gebieden EHR 3 en EHR 9. Deze toestemming wordt verleend door de betrokken terreinbeheerder.

Artikelen 10 tot en met 13

Volgens artikel 44, eerste lid, van het LVR is het verboden om een VFR-vlucht uit te voeren buiten de daglichtperiode. Op grond van artikel 44, vierde lid, kan de Minister van Defensie vrijstelling verlenen van dat verbod, zo nodig onder beperkingen. Deze vrijstellingen zijn ondergebracht in paragraaf 2. Waar in de bestaande regeling wordt gesproken van nachtvluchten, wordt thans in navolging van het LVR gesproken van vluchten buiten de daglichtperiode.

Artikel 10 bevat de betrokken vrijstelling. Een van de beperkingen gaat over het in acht nemen van zichtweersomstandigheden, die zijn opgenomen in de artikelen 11 en 12. Artikel 11 is conform de tekst van het huidige artikel 2, met dien verstande dat er geen bepaling meer over luchtverkenning is opgenomen. Ook artikel 12 is overgenomen uit de huidige regeling met uitzondering van de hoogte op routes van en naar laagvlieggebieden en de route VO. Deze hoogte is gelijkgetrokken met de hoogte in artikel 4, onderdeel b.

Slotartikelen en bijlagen

Paragraaf 3 bevat de slotbepalingen. De betrokken artikelen 14 tot en met 16 betreffen de noodzakelijk afstemming van andere regelgeving op de onderhavige, nieuw vastgestelde regeling.

Artikel 18 bepaalt de inwerkingtreding op 1 augustus 2014. Aangezien de regeling primair een verduidelijking van een bestaande regeling is en er tevens toe strekt om discrepanties met de Luchtvaartgids (AIP) en de luchtvaartkaarten weg te nemen, wordt niet aangesloten bij de vaste verandermomenten.

In bijlage A zijn de laagvliegroutes voor militaire straal- en transportvliegtuigen opgenomen die in artikel 4 van de huidige regeling waren opgenomen, terwijl in bijlage B de laagvlieggebieden en laagvliegroute voor militaire helikopters staan. Deze stonden voorheen grotendeels in de artikelen 2 en 5.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert

Naar boven