Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 13 januari 2014, nummer 468569, houdende wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, onder j, wordt de zinsnede ‘in afwachting is van het indienen van een asielaanvraag en rechtmatig verblijf heeft’ vervangen door: rechtmatig verblijf heeft na indiening van de asielaanvraag en het onderzoek als bedoeld in artikel 3.110 van het Vreemdelingenbesluit 2000 nog niet is aangevangen.

B

Onder verlettering van artikel 3, derde lid, onder q naar p komt onderdeel p te vervallen.

C

In artikel 9, negende lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid, onder o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.

D

In artikel 14, negende lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid, onder o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.

E

In artikel 17, zevende lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid, onder o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.

F

In artikel 19, tweede lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid, onder o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 13 januari 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Algemeen

Deze regeling tot wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) bevat enige wijzigingen die verband houden met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180) (Stb. 2013, 550). Deze wet is op 1 januari 2014 in werking getreden. Als gevolg van de inwerkingtreding van die wet dient de asielzoeker zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 in voorafgaande aan het ingaan van de rust- en voorbereidingstermijn in plaats van na afloop daarvan. Voorts ziet artikel 8, onder m, van de Vreemdelingenwet 2000 niet langer op rechtmatig verblijf in de rust- en voorbereidingstermijn, maar op rechtmatig verblijf na afwijzing van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van die wet terwijl de vreemdeling in afwachting is van de feitelijke overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening.

Artikelsgewijze toelichting

A

In de definitie van rust- en voorbereidingstermijn is tot uitdrukking gebracht dat deze termijn aanvangt nadat de asielaanvraag is ingediend.

B

Nu de asielzoeker zijn asielaanvraag niet meer op de eerste dag van de algemene asielprocedure indient, maar op het moment dat hij zich in Ter Apel aanmeldt om een asielprocedure te starten, heeft hij in zijn rust- en voorbereidingstermijn rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, onder f, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarmee is hij asielzoeker als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de Rva 2005. De noodzaak is derhalve komen te ontvallen aan het gelijkschakelen van de vreemdelingen met rechtmatig verblijf in zijn rust- en voorbereidingstermijn in artikel 3, derde lid van de Rva 2005 aan de in het tweede lid van dat artikel bedoelde categorieën asielzoekers.

Met de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter uitvoering van de nieuwe Dublinverordening heeft artikel 8, onder m van de Vreemdelingenwet 2000 een nieuwe betekenis gekregen. Dat artikel 8, onder m heeft nu betrekking op de vreemdeling wiens asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Deze vreemdeling is niet langer asielzoeker als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d van de Rva 2005 gelet op de afwijzing van de asielaanvraag. Wel maakt hij aanspraak op opvang tot aan de effectieve overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening. Artikel 3, lid 3, onder o, van de Rva 2005 heeft thans betrekking op deze categorie vreemdelingen. Het oude onderdeel p, waarin de vreemdeling was opgenomen wiens asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a van de Vreemdelingenwet 2000, terwijl hij in afwachting is van de effectieve overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening, is daarmee overbodig geworden en is geschrapt.

C, D, E, F

Dit betreffen wijzigingen van technische aard. Nu het onderdeel in artikel 3, derde lid, onder o, van de Rva 2005 niet langer ziet op de vreemdeling die rechtmatig verblijf heeft in zijn rust- en voorbereidingstermijn, zijn de verwijzingen naar dat artikel geschrapt en is op andere wijze tot uitdrukking gebracht dat een uitzondering geldt voor de vreemdeling in zijn rust- en voorbereidingstermijn.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven