De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op artikel 3, derde lid, van de Wet Centraal Orgaan opvang asielzoekers;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 wordt
als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1, onder j, wordt de zinsnede ‘in afwachting is van het indienen van een
asielaanvraag en rechtmatig verblijf heeft’ vervangen door: rechtmatig verblijf heeft
na indiening van de asielaanvraag en het onderzoek als bedoeld in artikel 3.110 van
het Vreemdelingenbesluit 2000 nog niet is aangevangen.
B
Onder verlettering van artikel 3, derde lid, onder q naar p komt onderdeel p te vervallen.
C
In artikel 9, negende lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid, onder
o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.
D
In artikel 14, negende lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid,
onder o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.
E
In artikel 17, zevende lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid,
onder o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.
F
In artikel 19, tweede lid, wordt de zinsnede ‘op grond van artikel 3, derde lid, onder
o,’ vervangen door: in zijn rust- en voorbereidingstermijn.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van
de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling tot wijziging van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere
categorieën vreemdelingen 2005 (Rva 2005) bevat enige wijzigingen die verband houden
met de inwerkingtreding van de wet tot wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 en de
Algemene wet bestuursrecht ter uitvoering van de verordening (EU) nr. 604/2013 van
het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria
en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling
van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde
land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PbEU 2013, L 180)
(Stb. 2013, 550). Deze wet is op 1 januari 2014 in werking getreden. Als gevolg van de inwerkingtreding
van die wet dient de asielzoeker zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor
bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 in voorafgaande
aan het ingaan van de rust- en voorbereidingstermijn in plaats van na afloop daarvan.
Voorts ziet artikel 8, onder m, van de Vreemdelingenwet 2000 niet langer op rechtmatig
verblijf in de rust- en voorbereidingstermijn, maar op rechtmatig verblijf na afwijzing
van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel op grond van artikel
30, eerste lid, onder a, van die wet terwijl de vreemdeling in afwachting is van de
feitelijke overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening.
Artikelsgewijze toelichting
A
In de definitie van rust- en voorbereidingstermijn is tot uitdrukking gebracht dat
deze termijn aanvangt nadat de asielaanvraag is ingediend.
B
Nu de asielzoeker zijn asielaanvraag niet meer op de eerste dag van de algemene asielprocedure
indient, maar op het moment dat hij zich in Ter Apel aanmeldt om een asielprocedure
te starten, heeft hij in zijn rust- en voorbereidingstermijn rechtmatig verblijf op
grond van artikel 8, onder f, van de Vreemdelingenwet 2000. Daarmee is hij asielzoeker
als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder d, van de Rva 2005. De noodzaak is derhalve
komen te ontvallen aan het gelijkschakelen van de vreemdelingen met rechtmatig verblijf
in zijn rust- en voorbereidingstermijn in artikel 3, derde lid van de Rva 2005 aan
de in het tweede lid van dat artikel bedoelde categorieën asielzoekers.
Met de wijziging van de Vreemdelingenwet 2000 ter uitvoering van de nieuwe Dublinverordening
heeft artikel 8, onder m van de Vreemdelingenwet 2000 een nieuwe betekenis gekregen.
Dat artikel 8, onder m heeft nu betrekking op de vreemdeling wiens asielaanvraag is
afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onder a, van de Vreemdelingenwet 2000.
Deze vreemdeling is niet langer asielzoeker als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder
d van de Rva 2005 gelet op de afwijzing van de asielaanvraag. Wel maakt hij aanspraak
op opvang tot aan de effectieve overdracht naar een verantwoordelijke lidstaat in
de zin van de Dublinverordening. Artikel 3, lid 3, onder o, van de Rva 2005 heeft
thans betrekking op deze categorie vreemdelingen. Het oude onderdeel p, waarin de
vreemdeling was opgenomen wiens asielaanvraag is afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, onderdeel a
van de Vreemdelingenwet 2000, terwijl hij in afwachting is van de effectieve overdracht
naar een verantwoordelijke lidstaat in de zin van de Dublinverordening, is daarmee
overbodig geworden en is geschrapt.
C, D, E, F
Dit betreffen wijzigingen van technische aard. Nu het onderdeel in artikel 3, derde
lid, onder o, van de Rva 2005 niet langer ziet op de vreemdeling die rechtmatig verblijf
heeft in zijn rust- en voorbereidingstermijn, zijn de verwijzingen naar dat artikel
geschrapt en is op andere wijze tot uitdrukking gebracht dat een uitzondering geldt
voor de vreemdeling in zijn rust- en voorbereidingstermijn.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
F. Teeven.