Verkeersbesluit maximaal toegestane afmetingen van een schip of samenstel en de maximale doorvaarthoogtes en vaarsnelheden op het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal

Datum: 3 juli 2014

Nummer: RWS-2014/17740

1. Aanhef

De Minister van Infrastructuur en Milieu

Het eigendom en beheer van het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal welke deel uitmaken van de belangrijke hoofdvaarroute van Rotterdam/Amsterdam naar Hamburg, ook bekend als ‘Corridor 5’, is per 1 januari 2014 overgegaan van de provincies Groningen en Fryslân naar het Rijk.

Het Rijk is als beheerder van de hoofdvaarweg Lemmer – Delfzijl (HLD) verantwoordelijk voor de handhaving van de nautische wet- en regelgeving en de veiligheid en de vlotte vaart met betrekking tot de HLD. De komende 10-15 jaar wordt er gewerkt aan de opwaardering van de HLD. Deze werkzaamheden bestaan uit het verbreden en het verdiepen van het vaarwater en het verhogen van bestaande kunstwerken. Dit is nodig om ontwikkelingen die de beroepsvaart doormaakt bij te kunnen houden zodat het noorden van Nederland zijn positie als belangrijk onderdeel van de hoofdvaarweg van Amsterdam/Rotterdam naar Hamburg niet verliest en zo mogelijk versterkt.

De beroepsvaart die gebruikmaakt van de HLD zal de komende jaren intensiveren, waarbij ook de gemiddelde scheepsgrootte zal toenemen. Naast beroepsvaart komt ook veelvuldig recreatievaart voor op de HLD. Daarom is het nodig om, in het kader van de veiligheid, maatregelen te treffen die het scheepvaartverkeer op de HLD ten goede komen.

2. Besluit

Op grond van de Scheepvaartverkeerswet (SVVW), het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (BABS), het Binnenvaartpolitiereglement (BPR) en de in het besluit genoemde overwegingen besluit de minister van Infrastructuur en Milieu als volgt:

  • I. Dat per 15 juli 2014 op het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal (HLD) de volgende maximaal toegestane afmetingen in meters gelden voor schepen en samenstellen:

    vaarweg

    lengte

    breedte

    diepgang

    Prinses Margrietkanaal en Van Starkenborghkanaal

    110,00

    11,50

    3,20

    Eemskanaal van km 0,00 t/m km 19,74

    144,00

    13,00

    4,50

    Eemskanaal van km 19,74 t/m km 26,44

    144,00

    13,00

    5,00

  • II. Dat per 15 juli 2014 op het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal de volgende maximale doorvaarthoogtes in meters gelden bij de maatgevende hoge waterstand:

    vaarweg

    doorvaarthoogte

    Prinses Margrietkanaal van km 91,5 (Prinses Margrietsluis) t/m km 48,979 (Fonejachtbrug)

    7,15

    Prinses Margrietkanaal van km 48,979 (Fonejachtbrug) t/m km 26,570 (brug Stroobos)

    7,00 (Brug Burgumerdaam)

    Van Starkenborghkanaal

    6,70 (Noordzeebrug)

    Eemskanaal

    6,80 (Driebondsbrug)

  • III. Dat per 15 juli 2014 voor een schip, niet zijnde een passagiersschip op het Prinses Margrietkanaal en het Van Starkenborghkanaal de maximum vaarsnelheden, gebaseerd op de diepgang van het schip in relatie met de tonnage van het schip, als volgt zijn:

    Tonnage →

    0–100

    101–1.200

    1.201–1.600

    Meer dan 1.600

    Diepgang ↓

           

    Tot en met 1,50 meter

    12,5 km/uur

    13,5 km/uur

    12 km/uur

    12 km/uur

    Vanaf 1,51 meter

    12,5 km/uur

    11 km/uur

    10 km/uur

    9 km/uur

  • IV. Dat per 15 juli 2014 voor een schip, niet zijnde een passagiersschip, op het Eemskanaal de maximum vaarsnelheden, gebaseerd op de diepgang van het schip in relatie met de tonnage van het schip als volgt zijn:

    Tonnage →

    0–100

    101–1.200

    1.201–1.600

    Meer dan 1.600

    Diepgang ↓

           

    Tot en met 1,50 meter

    13,5 km/uur

    14 km/uur

    13 km/uur

    13 km/uur

    Vanaf 1,51 meter

    13,5 km/uur

    12 km/uur

    11 km/uur

    9 m/uur

  • V. Dat per 15 juli 2014 op het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal voor passagiersschepen de maximumsnelheid 12,5 km/uur is.

  • VI. Dat in gevallen waarin een schip of een samenstel niet voldoet aan de maximaal toegestane afmetingen, door het bevoegd gezag een ontheffing kan worden verleend. Aan een ontheffing kunnen voorwaarden worden gesteld.

3. Overwegingen

Vereiste van besluit

Gezien het feit dat nog niet de gehele vaarweg Lemmer-Delfzijl voldoet aan de karakteristieken die horen bij een vaarweg Va, is Rijkswaterstaat er veel aan gelegen om veiligheidsrisico’s zoveel mogelijk weg te nemen en de vlotte vaart te bevorderen.

Op grond van artikel 5, lid 1, van de Scheepvaartverkeerswet (hierna te noemen SVW) worden beslissingen met betrekking tot het aanbrengen of verwijderen van een verkeersteken genomen door het bevoegd gezag. Dit gezag draagt zorg voor het aanbrengen of verwijderen van verkeerstekens.

Voor een verkeersbesluit inhoudende een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken zijn de artikelen 5 en 6 van de SVW van overeenkomstige toepassing op grond van het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer (hierna te noemen BABS).

Op grond van artikel 2, lid 1, sub a, onder 1, en lid 5, van de SVW en het Besluit mandaat, volmacht en machtiging RWS NN (Staatscourant 2013, nr. 7585) ben ik bevoegd namens de minister van Infrastructuur en Milieu het verkeersbesluit, inhoudende een bekendmaking met dezelfde strekking als een verkeersteken, te nemen.

Belangenafweging en motivering

Bij het bepalen van de maximaal toegestane afmetingen van schepen op de HLD is rekening gehouden met de besluiten die de provincies Groningen en Fryslân in het verleden genomen hebben ten aanzien van de maximaal toegestane afmetingen van schepen op het Prinses Margrietkanaal, Van Starkenborghkanaal en Eemskanaal. Het betreft besluitnummer 518796 van 12 augustus 2003 van de provincie Fryslân en besluitnummer 318005 van 5 april 2011 van de provincie Groningen. Ook is de huidige situatie op de HLD meegenomen in de besluitvorming.

Voor wat betreft de maximum vaarsnelheid die in het besluit genoemd wordt, is rekening gehouden met de besluiten die de provincies Groningen en Fryslân in het verleden genomen hebben ten aanzien van de maximum vaarsnelheden op het Prinses Margrietkanaal, Van Starkenborghkanaal en Eemskanaal. Het betreft besluitnummer 478953 van 19 maart 2002 van de provincie Fryslân en besluitnummer 2006-00915, WB van 24 januari 2006 van de provincie Groningen. Tussen beide provincies was slechts één punt van verschil en dat betreft de passagiersschepen. De provincie Fryslân stelde de maximum vaarsnelheid van een passagiersschip op 12,5 km per uur, ongeacht de diepgang van het schip of de tonnage van het schip. De provincie Groningen stelde de passagiersschepen gelijk aan de overige schepen, waardoor de maximum snelheid van een passagiersschip op het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal gerelateerd was aan de diepgang van het schip in relatie met de tonnage. Uit ambtelijk onderzoek is niet gebleken dat dit onderscheid thans nog noodzakelijk is. Daarom is besloten de uitzonderingspositie die passagiersschepen op het Prinses Margrietkanaal hebben voor wat betreft de maximum vaarsnelheid van 12,5 km/uur over te nemen en deze ook van toepassing te verklaren op het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal.

Op grond van artikel 5, BABS vermeldt de motivering van een verkeersbesluit in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het besluit worden beoogd. Daarbij moet worden aangegeven welke van de in artikel 3 van de SVW genoemde belangen aan het besluit ten grondslag liggen. De belangen die aan dit besluit ten grondslag liggen, zijn:

  • Het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer;

  • Het in stand houden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

  • Het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de waterhuishouding, oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen;

  • Het voorkomen of beperken van verontreiniging door schepen;

  • Het voorkomen of beperken van hinder of gevaar door het scheepvaartverkeer voor personen die zich anders dan op een schip te water bevinden;

  • Het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan de landschappelijke of natuurwetenschappelijke waarden van een gebied waarin scheepvaartwegen zijn gelegen.

Op grond van artikel 2, sub a, BABS kan het bevoegd gezag slechts verkeerstekens aanbrengen die opgenomen zijn in de bijlagen 7 en 8 van het BPR. Hetzelfde geldt voor bekendmakingen met dezelfde strekking als een verkeersteken.

4. Procedure

Op grond van art. 6 BABS voert het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een verkeersbesluit overleg met de bij dat besluit belanghebbende openbare lichamen en instellingen. Het besluit is dan ook in overleg met de provincie Groningen, de provincie Fryslân en de dienst Landelijke Eenheid tot stand gekomen.

Belanghebbenden (onder andere Koninklijke Schuttevaer) zijn overeenkomstig art. 4:8 Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid gesteld hun zienswijzen naar voren te brengen.

Gelet op de aard en de inhoud van de te nemen beslissing heb ik de voorbereidingsprocedure van titel 4.1, afdeling 4.1.2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) gevolgd.

Publicatie besluit

Dit besluit wordt gepubliceerd in de Staatscourant, het Dagblad van het Noorden, de Leeuwarder Courant, het Friesch Dagblad en de Koninklijke Schuttevaer.

5. Conclusie

Op het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal (HLD) gelden de in het besluit opgenomen maximaal toegestane afmetingen in meters voor schepen en samenstellen. Onder voorwaarden kan aan schepen die niet voldoen aan deze afmetingen ontheffing worden verleend. Op het Prinses Margrietkanaal, het Van Starkenborghkanaal en het Eemskanaal (HLD) gelden de in het besluit opgenomen maximale vaarsnelheden.

DE MINISTER VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, namens deze, de districtshoofden van de districten Noord-Nederland West en Noord-Nederland Oost, Rijkswaterstaat Noord-Nederland, W.J. Adema, districtshoofd West

A.P. Bernhardt, districtshoofd Oost

Mededelingen

Voor meer informatie over dit besluit kunt u terecht bij de in dit besluit genoemde contactpersoon. De contactgegevens staan in de zijkolom van het besluit. De contactpersoon kan uw vragen beantwoorden en het besluit met u doornemen.

Om te bepalen of u meer informatie wilt, kunnen de volgende vragen en aandachtspunten u helpen:

  • Is de inhoud van het besluit duidelijk en is helder wat het concreet voor u betekent?

  • Kunt u beoordelen of het besluit inhoudelijk juist is of niet? Of hebt u behoefte aan een toelichting?

  • Kloppen de gegevens over u in het besluit en heeft u alle gegevens verstrekt?

Ook wanneer u andere vragen heeft over het besluit of de procedure, of wanneer u zich op de een of andere manier heeft gestoord aan de wijze waarop bij de besluitvorming met u of uw belangen is omgegaan, kunt u contact opnemen.

Bent u het niet eens met dit besluit?

Dan kunt u op grond van artikel 6, tweede lid, Scheepvaartverkeerswet en de Algemene wet bestuursrecht beroep instellen bij de bestuursrechter. Met deze procedure legt u de zaak aan de rechter voor om te bepalen of Rijkswaterstaat het juiste besluit heeft genomen. U moet hiervoor wel belanghebbende bij het besluit zijn.

De volgende vragen en aandachtspunten kunnen u helpen bij het instellen van beroep:

  • Wat zijn de redenen dat u het met het besluit niet eens bent?

  • Welk doel wilt u met uw beroep bereiken? Wat verwacht u van Rijkswaterstaat?

  • Is het u voldoende duidelijk wat een beroepsprocedure inhoudt en weet u of u met deze procedure uw doel kunt bereiken? Kunt u uw doel op een andere, wellicht eenvoudiger wijze bereiken?

Hoe dient u een beroep in?

Om in beroep te gaan bij de bestuursrechter moet u, binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt, een beroepschrift indienen. U kunt uw beroepschrift sturen naar de rechtbank binnen het rechtsgebied waarvan u als indiener van het beroepschrift uw woon- of vestigingsplaats heeft. Indien u een onderneming voert, kunt u uw beroepschrift sturen naar de rechtbank binnen het rechtsgebied waar uw onderneming zetelt.

In het beroepschrift moet in ieder geval het volgende staan:

  • uw naam en adres;

  • een duidelijke omschrijving van het besluit waartegen u beroep instelt (bijvoorbeeld door de datum en het kenmerk van het besluit te vermelden en zo mogelijk een kopie van het besluit mee te sturen);

  • de reden waarom u beroep instelt;

  • de datum en uw handtekening.

Het indienen van een beroepschrift heeft geen schorsende werking. Dat betekent dat het besluit blijft gelden in de tijd dat uw beroepschrift in behandeling is. Als u dit niet wilt, bijvoorbeeld omdat het besluit onherstelbare gevolgen heeft voor u, dan kunt u een verzoek om voorlopige voorziening indienen. U doet dit door de Voorzieningenrechter van de hierboven genoemde rechtbank te vragen een voorlopige voorziening te treffen. Naar aanleiding van het verzoek kan de bevoegde rechter een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Voor de behandeling van een verzoek om een voorlopige voorziening wordt een bedrag aan griffierechten geheven. De griffier van de betrokken rechtbank wijst de verzoeker na de indiening van diens verzoek op de verschuldigdheid van het griffierecht en bericht de verzoeker binnen welke termijn en op welke wijze het verschuldigde griffierecht moet worden voldaan.

U kunt ook digitaal beroep instellen of een voorlopige voorziening aanvragen bij genoemde rechtbank via http://loket.rechtspraak.nl/bestuursrecht. Daarvoor moet u wel beschikken over een elektronische handtekening (DigiD). Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden.

Naar boven