Beleidsregels van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 28 juni 2014, nr. WJZ / 14104616, voor het verlenen van een ontheffing voor het gebruik van aalvistuigen voor de visserij op wolhandkrab en Noordzeekrab (Beleidsregels ontheffing wolhandkrab- en Noordzeekrabvisserij)

De Staatssecretaris van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 11 en 12 van het Reglement voor de binnenvisserij 1985 en artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

  • 1. Ontheffing van het verbod, bedoeld in artikel 32a van de Uitvoeringsregeling visserij, voor het gebruik van in het eerste lid van dat artikel genoemde vistuigen ten behoeve van de visserij op wolhandkrab en Noordzeekrab, wordt op aanvraag verleend.

  • 2. Ontheffing wordt verleend indien:

    • a. uit de aanvraag naar het oordeel van de Minister van Economische Zaken blijkt dat voldoende is geborgd dat geen aal aan de wateren wordt onttrokken, doordat in ieder geval:

      • 1°. door de aanvrager voor adequate controle op de naleving van de in artikel 3 bedoelde voorschriften wordt gezorgd door onafhankelijke controleurs, en in elk geval is voorzien in onaangekondigde controles;

      • 2°. door de aanvrager is voorzien in voldoende afschrikwekkende sancties voor degene ten aanzien waarvan bij de controles, bedoeld in subonderdeel 1°, is gebleken dat hij de in dat subonderdeel bedoelde voorschriften heeft overtreden;

      • 3°. de aanvrager heeft voorzien in een systeem waarin de locatie van in het water geplaatste vistuigen als bedoeld in het eerste lid, en de visserijactiviteit van degenen die voor de ontheffinghouder de visserij verrichten, worden geregistreerd, en

      • 4°. uit de aanvraag blijkt dat de visserij zal plaatsvinden met vistuigen die zijn vormgegeven volgens de nieuwste inzichten met betrekking tot beperking van bijvangst van aal, en

    • b. ambtenaren als bedoeld in artikel 54a van de Visserijwet 1963 en opsporingsambtenaren toegang hebben tot het systeem, bedoeld in onderdeel a, subonderdeel 3°.

Artikel 2

Een aanvraag als bedoeld in artikel 1, eerste lid, gaat vergezeld van een projectplan waarin:

  • a. uiteen is gezet op welke wijze in controle wordt voorzien, waarbij in ieder geval melding wordt gemaakt van de aard en de frequentie van de controles;

  • b. wordt vermeld welke sancties worden opgelegd voor verschillende overtredingen, waarbij rekening wordt gehouden met herhaaldelijke overtredingen, en op welke wijze daarin door de aanvrager wordt voorzien;

  • c. wordt aangegeven met welke vistuigen de visserij plaatsvindt en hoe daarmee de kans op bijvangst van aal wordt beperkt, en

  • d. in voorkomend geval uiteen wordt gezet hoe wordt voldaan aan de overige eisen, bedoeld in artikel 1, tweede lid.

Artikel 3

  • 1. Aan een ontheffing als bedoeld in artikel 1 zijn in ieder geval de volgende voorschriften verbonden:

    • a. gevangen aal wordt onmiddellijk teruggezet in het water waarin het is gevangen;

    • b. de visserij, die met de ontheffing mogelijk wordt gemaakt, vindt plaats overeenkomstig het projectplan dat is ingediend bij de aanvraag, en

    • c. de ontheffinghouder rapporteert voor 31 december van het jaar waarin de ontheffing is verleend over:

      • 1°. de bevindingen in het kader van de controles, bedoeld in artikel 1, tweede lid, onderdeel a, subonderdeel 1°;

      • 2°. de sancties, die zijn opgelegd aan degene bij wie een overtreding is geconstateerd, en

      • 3°. door controleurs, die zijn ingezet door de ontheffinghouder, tijdens het lichten van bij de visserij gebruikte fuiken aangetroffen aal, onderscheiden naar typen vistuig waarin deze werd aantroffen, en bevindingen ten aanzien van slijm van alen die uit de vistuigen zijn ontsnapt, onderscheiden naar typen vistuig.

  • 2. Aan de ontheffing kunnen andere voorschriften worden verbonden met het oog op het voorkomen van bijvangst van aal.

  • 3. Indien niet aan de voorschriften wordt voldaan kan de ontheffing worden ingetrokken.

Artikel 4

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij worden geplaatst.

Artikel 5

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels ontheffing wolhandkrab- en Noordzeekrabvisserij.

Deze beleidsregels zullen met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 28 juni 2014

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

TOELICHTING

1. Aanleiding

Het is slecht gesteld met de stand van de Europese aal. In 2007 is Verordening (EG) Nr. 1100/2007 van de Raad van 18 september 2007 tot vaststelling van maatregelen voor het herstel van het bestand van Europese aal (hierna: de Aalverordening) van kracht geworden. De aalverordening schrijft voor dat elke lidstaat een aalbeheerplan opstelt. In het Nederlandse aalbeheerplan is als een van de maatregelen opgenomen dat gedurende maanden september, oktober en november niet op aal gevist mag worden. Dit is geregeld met een verbod op het vissen met aalvistuigen of alle andere tuigen waarmee mogelijkerwijs aal gevangen kan worden.

In de periode waarin het vissen met aalvistuigen verboden is kunnen die tuigen, met beperkte aanpassingen worden gebruikt om te vissen op wolhandkrab. De aanpassing van de aalfuiken betreft een ontsnappingsmogelijkheid voor schieraal. Dit wordt doorgaans gecreëerd door aan het eind van de fuik een deel van het net te vervangen door grotere maaswijdten of een pvc buis te plaatsen. Met deze visserij kunnen de vissers in de betreffende periode toch nog inkomsten genereren. Om de risico’s op onttrekking van aal te voorkomen zijn bepaalde randvoorwaarden noodzakelijk. Zo is onder meer van belang dat wordt gecontroleerd of de vistuigen deugdelijk zijn aangepast en of vissers aal die, ondanks de aangebrachte aanpassingen, in de vistuigen wordt aangetroffen, in het water wordt teruggezet. Toezicht op de naleving van die randvoorwaarden zou een onevenredig zware last leggen op de handhavings- en toezichtscapaciteit. Niettemin vind ik het wenselijk voor deze visserij mogelijkheden te bieden, omdat daarmee aanzienlijke inkomsten kunnen worden gegenereerd door bedrijven die zonder deze mogelijkheid veelal niet kunnen vissen. In deze context is het dan ook redelijk de nodige controleinspanningen te vragen van degenen die van deze bij uitzondering toe te stane visserij profiteren. Van degenen die de visserij uitvoeren wordt dan ook gevraagd dat zij voorzien in deugdelijke controles en voldoende afschrikwekkende sancties, teneinde te voorkomen dat aan de bescherming van de aalstand, die het verbod biedt, afbreuk wordt gedaan.

In deze beleidsregels is bepaald dat een ontheffing wordt verleend indien de aanvrager aantoont dat hij aan de bovenstaande voorwaarden kan voldoen. Dit betekent dat ontheffing alleen wordt verleend als aan de strikte criteria wordt voldaan. Met de criteria, waaraan toetsing van een aanvraag om ontheffingverlening plaatsvindt, wordt beoogd zoveel als mogelijk de beleidsmatige doelen die aan het genoemde verbod ten grondslag liggen, te borgen.

2. Beoordelingscriteria

Aan de criteria voor het verkrijgen van een ontheffing zal in de praktijk slechts door samenwerkende vissers kunnen worden voldaan. Daarom is in de criteria uitgegaan van een overkoepelende organisatie die de randvoorwaarden regelt en die tevens aanvrager van de ontheffing zal zijn. Per ontheffing zal moeten worden bezien welke relatie de vissers hebben met de ontheffinghouder, om niet alleen de ontheffinghouder, maar ook de daarbij behorende vissers van het verbod te ontheffen.

In het hierna volgende worden de verschillende toetsingscriteria voor ontheffingsverlening behandeld. In artikel 1, tweede lid, zijn deze criteria vervat. Ten eerste moet naar het oordeel van de Minister van Economische Zaken voldoende zijn geborgd dat aan de wateren waarin de visserij plaatsvindt geen aal wordt onttrokken. Daarvoor wordt in ieder geval het volgende gevraagd van de aanvrager.

Uit de aanvraag moet blijken dat voor adequaat en onafhankelijk toezicht is gezorgd

Om de risico’s op onttrekken van schieraal te minimaliseren wordt als eis gesteld dat uit de aanvraag blijkt dat tijdens de wolhandkrabvisserij zal worden voorzien in controle door een onafhankelijke partij. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan inhuur van controleurs van sportfederaties of van andere private aanbieders. De controleurs zien toe op de aanwezigheid van ontsnappingsmogelijkheden in aalfuiken en op de aanwezigheid van aal aan boord.

Er moet worden voorzien in voldoende afschrikwekkende sancties

Om te borgen dat de vissers die op wolhandkrab vissen zich houden aan de voorschriften bij de ontheffing wordt van de ontheffinghouder gevraagd dat hij afspraken maakt met deze vissers met betrekking tot sanctionering van overtredingen. Bij het beoordelen van een aanvraag wordt getoetst of deze afspraken afdoende zijn om degenen die vissen in strijd met de voorschriften, af te schrikken. Te denken valt aan een systeem waarmee de deelname wordt beëindigd met aanvullend uitsluiting van deelname aan de wolhandkrabvisserij voor een aantal jaren van degenen bij wie een ernstige overtreding wordt geconstateerd.

De aanvrager heeft voorzien in een systeem waarin de locatie van in het water geplaatste vistuigen als bedoeld in het eerste lid worden geregistreerd

Uit de ontheffingsaanvraag moet duidelijk worden dat de aanvrager heeft voorzien in een systeem waarmee op elk moment van elke fuik de juiste locatie in het water zichtbaar is. Te denken valt aan digitale registratie van gps codes, die via een online systeem kunnen worden geraadpleegd. Om de voor de controle aangetrokken controleurs in de gelegenheid te stellen hun taken goed uit te voeren dient iedere visser tijdens een controle een actueel overzicht van alle fuiklocaties te kunnen tonen. Op basis van dit overzicht kan de controleur een keus maken welke aangepaste aalfuiken hij op aanpassingen wil controleren. Ten behoeve van controles op het aanwezig hebben van aal, die ondanks de ontsnappingsmogelijkheden in de fuiken is gevangen, dient in het systeem tevens te worden geregistreerd wanneer de visserij plaatsvindt, inclusief moment en plaats van vertrek en aankomst.

De visserij vindt plaats met vistuigen waarmee bijvangst van aal zoveel als mogelijk wordt beperkt

Een ontheffing wordt slechts verleend indien uit de aanvraag blijkt dat de visserij plaatsvindt met vistuigen waarmee de bijvangst van aal zoveel als mogelijk wordt beperkt. Daarvoor worden de nieuwste inzichten over ontsnappingsmogelijkheden gebruikt. In voorgaande jaren is ervaring opgedaan met verschillende soorten ontsnappingsmogelijkheden, zoals ruimere maaswijdten of het aanbrengen van een PVC-buis waardoor aal kan ontsnappen. Van aanvragers wordt verwacht dat zij in ieder geval uit die ervaring putten.

Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 3°, wordt informatie over de werkzaamheid van de ontsnappingsmogelijkheden door ontheffinghouders doorgegeven na afloop van de ontheffingsperiode. Indien die informatie leidt tot nieuwe inzichten over gebruikte vistuigen wordt deze openbaar gemaakt, zodat daarvan in de komende jaren gebruik kan worden gemaakt.

Ambtenaren als bedoeld in artikel 54a van de Visserijwet 1963 en opsporingsambtenaren krijgen toegang tot het systeem, bedoeld in onderdeel a, subonderdeel 3°.

Om ambtenaren, die op grond van de Visserijwet 1963 belast zijn met reguliere toezichts- en handhavingstaken in staat te stellen die taken zo efficiënt als mogelijk uit te voeren wordt van de aanvrager geëist dat deze ambtenaren toegang krijgen tot het registratiesysteem voor fuiken.

3. Aanvraag

In artikel 2 staat welke documentatie bij de aanvraag ingediend moeten worden. Het betreft een projectplan, waarin uiteen wordt gezet hoe aan de toekenningscriteria in artikel 1 wordt voldaan. Dit plan omvat in ieder geval een omschrijving van de wijze waarop in controle wordt voorzien. Daarbij valt te denken aan een omschrijving van de uit te voeren controles en van degenen die daarvoor verantwoordelijk zijn. Voorts zal uiteen moeten worden gezet waarom deze personen voldoende onafhankelijk worden geacht.

Het projectplan zal verder moeten voorzien in een omschrijving van de op te leggen sancties. Daarnaast moet uiteen worden gezet hoe daarin wordt voorzien. Veelal zal het opleggen van sancties door middel van overeenkomsten mogelijk worden gemaakt. In dat geval kunnen ook deze overeenkomsten bij het projectplan worden gevoegd.

Verder moet worden omschreven welke vistuigen voor de visserij worden gebruikt en waarom daarmee wordt geborgd dat de bijvangst van aal beperkt blijft.

Artikel 32, onderdeel c, overige maatregelen die de aanvrager zal nemen om aan de eisen van artikel 1, tweede lid, te voldoen.

4. Voorschriften

Artikel 3, eerste en tweede lid regelen welke voorschriften in de vergunning worden opgenomen. Ondanks het feit dat de gebruikte vistuigen zoveel als mogelijk worden aangepast om bijvangst van aal te voorkomen, kan het toch voorkomen dat erg dikke schieraal niet kan ontsnappen. Het voorschrift dat is opgenomen in het eerste lid, onderdeel a, borgt dat schieraal die niet kon ontsnappen vrijgelaten wordt, door te stellen dat de gevangen schieraal onmiddellijk in hetzelfde water moet worden teruggezet. Met het derde voorschrift, opgenomen in het eerste lid, onderdeel b, wordt geborgd dat de wolhandkrab- en Noordzeekrabvisserij volgens het projectplan wordt uitgevoerd.

Verder wordt van ontheffinghouders gevraagd dat zij een aantal zaken rapporteren na afloop van de ontheffingsperiode. Het eerste lid, onderdeel c, subonderdeel 1° en 2°, schrijven voor dat de aanvrager aangeeft welke vissers zich niet hebben gehouden aan de aan de ontheffing verbonden voorschriften. De ontheffingshouder dient zo snel mogelijk aan te geven welke gevallen zich hebben voorgedaan en op welke wijze daarmee is omgegaan.

Het voorschrift, vervat in onderdeel c, subonderdeel 3°, regelt dat de ontheffinghouder aangeeft hoeveel aal per type vistuig (aalfuik, grote fuik, kub) en per type aanpassing door de controleurs is aangetroffen. Voorts moeten bevindingen worden gemeld ten aanzien van aalslijm dat in de verschillende vistuigtypen achterblijft nadat aal is ontsnapt. Achtergebleven slijm reduceert de overlevingskansen van de aal aanzienlijk en inzet van tuigtypen waarbij meer aalslijm achterblijft is derhalve minder wenselijk. Met de opgegeven informatie kan ook voor de komende jaren worden bepaald welke tuigaanpassingen het meest effectief borgen dat aal kan ontsnappen.

Het tweede lid regelt dat tevens voorschriften aan de ontheffing worden verbonden waarmee bijvangst van aal zoveel als mogelijk wordt voorkomen. De aanvrager van een ontheffing heeft in zijn projectplan aangegeven met welke vistuigen de visserij zal worden uitgevoerd. Indien een ontheffing wordt verleend zal op grond van artikel 3, onderdeel b, uitvoering moeten worden gegeven aan het projectplan. In bepaalde gevallen kan het evenwel wenselijk zijn aanvullende voorwaarden op te leggen met betrekking tot de te gebruiken vistuigen. Het tweede lid van artikel biedt daarvoor een basis. In het derde lid is geregeld dat een verleende ontheffing kan worden ingetrokken indien de ontheffinghouders niet aan de bovenstaande voorschriften voldoen.

5. Handhaving

Met deze beleidsregel wordt geregeld in welke geval een ontheffing wordt verleend van het verbod op het vissen met aalvistuigen in de periode waarin dit in beginsel verboden is, te weten september, oktober en november. Visserij met aalvistuigen, zonder dat de genoemde ontheffing is verleend is een overtreding van het verbod, en is strafbaar op grond van artikel 1, onder 3°, van de Wet op de economische delicten. Hetzelfde geldt indien wel een ontheffing is verleend, maar het vissen plaatsvindt op zodanige wijze dat deze niet in overeenstemming is met de aan de ontheffing verbonden voorschriften. Te denken valt aan vissers bij wie door toezichthouders of opsporingsambtenaren wordt geconstateerd dat in vistuigen aangetroffen aal niet wordt teruggezet.

Het tweede lid van artikel 3 maakt intrekking van de ontheffing mogelijk. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn indien de in het projectplan genoemde afspraken, bijvoorbeeld over het beëindigen van deelname van vissers die een overtreding heeft begaan, niet worden nagekomen. In het voorgaande is reeds uiteengezet hoe bij het vissen op wolhandkrab de controle geregeld is.

6. Regeldruk

Deze beleidsregels leiden tot een toename van de regeldruk. De regeldruk stijgt eenmalig met € 54.100 en structureel met € 1.100. Het gaat om sectororganisaties die namens de binnenvissers een aanvraag willen doen voor het verkrijgen van een ontheffing om te kunnen vissen op wolhandkrab en Noordzeekrab. Naar verwachting zal één aanvraag voor een ontheffing worden gedaan. In de aanvraag voor de deze ontheffing moet onder meer worden aangegeven waar alle aangepaste aalvistuigen in het water staan. Voorts moet bijvoorbeeld worden aangegeven welke onafhankelijke persoon toezicht zal houden gedurende het vissen. Tevens moet de ontheffinghouder aangeven welke vissers zich niet hebben gehouden aan de voorschriften verbonden aan de ontheffing en op welke wijze daarmee is omgegaan. Daarnaast wordt aan de ontheffinghouder gevraagd te monitoren hoeveel aal of slijmsporen van aal nog aangetroffen wordt in de aangepaste fuiken. Dit met oog op de evaluatie. De meeste tijd vraagt het eenmalig opstellen van het projectplan. De schatting is dat per ontheffing een tijdsinspanning nodig is van 100 uur. Bij een uurtarief van € 37,00, een tarief dat wordt gehanteerd overeenkomstig het Standaard Kosten Model ter kwantificering van administratieve lasten, betekent dit een totale eenmalige administratieve last van € 3.700. Vervolgens kan op basis van het eenmaal uitgewerkte projectplan jaarlijks een ontheffing worden aangevraagd. Samen met de monitoringsgegevens die ook jaarlijks moeten worden aangeleverd vergt dit jaarlijks een tijdsinspanning van naar schatting 30 uur hetgeen een structurele administratieve last betekent van circa € 1.100.

Om aan de voorwaarden voor de ontheffing te voldoen moeten naar schatting 30 vissers de ontsnappingsmogelijkheid in hun grote fuiken aanpassen. In totaal zouden 1.200 grote fuiken aangepast moeten worden. Uitgaande van een gemiddelde arbeidsinspanning per fuik van één uur en materiaalkosten van € 5, ontstaan eenmalige zogenaamde inhoudelijke nalevingskosten van € 50.400.

Niet uitgesloten is dat met de onafhankelijke persoon die toezicht houdt, hiervoor een gepaste vergoeding zal worden overeengekomen.

Met dit besluit ontstaan geen extra toezichtlasten. Deze ontheffing is, in het licht van de waarborging van bestaande wettelijke vereisten, zo lastenarm als mogelijk ingericht. Alternatieven zijn derhalve niet aan de orde. Bij de nationale implementatie van de Aalverordening is als maatregel een verbod voor het vissen met aalvistuigen in de maanden september, oktober en november geïntroduceerd. Met deze beleidsregel wordt het mogelijk gemaakt een ontheffing voor dit verbod aan te vragen.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma

Naar boven