Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2014, 18795 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Economische Zaken | Staatscourant 2014, 18795 | algemeen verbindend voorschrift (ministeriële regeling) |
De Staatssecretaris van Economische Zaken,
Gelet op artikel 3 van de Kaderwet EZ-subsidies;
Besluit:
Bijlage 2, hoofdstuk 7, van de Regeling LNV-subsidies wordt als volgt gewijzigd:
A
Punt A, categorie 7, wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervallen, onder vervanging van de puntkomma aan het slot van onderdeel h door een punt, de onderdelen c en i.
2. In het eerste lid worden de onderdelen d tot en met h geletterd c tot en met g.
3. Het tweede lid, onderdeel c, komt te luiden:
c. diffuus glas met antireflectiecoating, indien de lichtdoorlatendheid van het glas lager is dan 80% hemisferische PAR transmissie of waarbij de loodrechte PAR transmissie lager is dan 90% of de hazefactor lager is dan 25%.
4. In het derde lid vervalt onderdeel c.
5. In het derde lid worden de onderdelen d en e geletterd c en d.
B
Punt D, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel a wordt ‘onderdeel h’ vervangen door: onderdeel g.
2. In onderdeel b wordt ‘onderdelen a en h’ vervangen door: onderdelen a en g.
3. In onderdeel c wordt ‘onderdelen a tot en met e’ vervangen door: onderdelen a tot en met d.
4. In onderdeel d wordt ‘onderdelen f en g’ vervangen door: onderdelen e en f.
De Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 wordt als volgt gewijzigd:
A
In hoofdstuk 2 worden na paragraaf 3c vijf paragrafen ingevoegd, luidende:
Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 25 augustus 2014.
Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 8o kunnen uitsluitend worden ingediend voor de in artikel 2:3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, en g, van de in de Regeling LNV-subsidies genoemde typen bedrijfsconsulten of de in het derde lid van dat artikel genoemde opleidingen, trainingen of voorlichtingsbijeenkomsten, en uitsluitend voor zover deze activiteiten betrekking hebben op:
a. de implementatie van de regelgeving voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;
b. de aanpassingen in het bedrijfssysteem voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;
c. de financieringsmogelijkheden voor investeringen voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak;
d. het verwerven van technische kennis en vaardigheden voor het verminderen van de uitstoot van ammoniak.
Per landbouwonderneming kan slechts voor één activiteit een aanvraag tot subsidieverlening worden ingediend.
In afwijking van artikel 1:17 van de Regeling LNV-subsidies worden geen voorschotten verleend.
1. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 10 september 2014.
2. In afwijking van artikel 2:32, tweede lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen aanvragen uitsluitend worden ingediend door een samenwerkingsverband van veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen, die voor gezamenlijke rekening en risico een innovatieproject uitvoeren dat gericht is op het vaststellen van de vermindering van de uitstoot van ammoniak van nieuwe stalmaatregelen en nieuwe voer- en managementmaatregelen overeenkomstig het protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013 van nieuwe stalsystemen of nieuwe voer- en managementmaatregelen.
3. De nieuwe stalmaatregelen en nieuwe voer- en managementmaatregelen, bedoeld in het tweede lid, voldoen aan de volgende voorwaarden:
a. zij beschikken niet voor zover het nieuwe stalmaatregelen betreft over een in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij vastgestelde emissiefactor of voor zover het nieuwe voer- en managementmaatregelen betreft over een in het overzicht PAS maatregelen vastgesteld reductiepercentage voor ammoniak op basis van metingen;
b. de uitstoot van geur, fijn stof (PM10), zeer fijn stof (PM2,5), lachgas, methaan en de aspecten dierenwelzijn, diergezondheid en arbeidsomstandigheden verslechteren als gevolg van de maatregelen niet ten opzichte van overige huisvestingssystemen in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij;
c. de stalmaatregelen leiden tot een emissiewaarde van ten hoogste 75% ten opzichte van:
1°. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie, bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij;
2°. de emissiefactor voor overige huisvestingssystemen in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij, indien er voor de desbetreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.
d. de voer- en managementmaatregelen leiden tot een emissiewaarde van ten hoogste 90% ten opzichte van de emissiefactor voor overige huisvestingssystemen in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij.
4. Geen subsidie wordt verstrekt voor activiteiten die geheel of gedeeltelijk door het Rijk worden gefinancierd op grond van een andere voorziening of op grond van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013.
In afwijking van artikel 2:34, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies vangt het project aan binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening.
In afwijking van artikel 1:17 van de Regeling LNV-subsidies worden geen voorschotten verleend.
In afwijking van artikel 2:36, tweede lid, van de Regeling LNV-subsidies bedraagt de subsidie ten hoogste € 50.000.
Het subsidieplafond bedraagt:
a. € 250.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot stalmaatregelen;
b. € 250.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot voer- en managementmaatregelen.
1. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, bij de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 29 augustus 2014.
2. In afwijking van bijlage 2, hoofdstuk 4, punt B, bij de Regeling LNV-subsidies kunnen aanvragen worden ingediend door landbouwondernemingen die werkzaam zijn in de:
a. melkveehouderij;
b. vleesveehouderij;
c. schapenhouderij;
d. geitenhouderij;
e. varkenshouderij;
f. kalverenhouderij;
g. pluimveehouderij, inclusief eenden- en kalkoenenhouderij, of
h. konijnenhouderij.
3. Het tweede lid is niet van toepassing op varkens- en pluimveehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden.
4. De landbouwondernemingen, bedoeld in het tweede lid, zijn ten hoogste 3.000 meter verwijderd van een gebied als beschreven in de bijlage bij deze regeling.
5. De investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in het eerste lid leidt tot een emissiewaarde van ten hoogste 75% ten opzichte van:
a. de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie, bedoeld in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of
b. de emissiefactor voor overige huisvesting in de bijlage bij de Regeling ammoniak en veehouderij of, indien voor de desbetreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld, in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij.
1. Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer.
2. Geen subsidie wordt verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, bij de Regeling LNV-subsidies indien voor dezelfde subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 subsidie is verleend.
In afwijking van artikel 2:41 van de Regeling LNV-subsidies, bedraagt de subsidie 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt.
1. De door de Minister van Economische Zaken ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 8bb, advies uit aan de Minister van Economische Zaken in de vorm van een rangschikking.
2. Overeenkomstig artikel 1:4 van de Regeling LNV-subsidies wordt een aanvraag hoger gerangschikt:
a. indien de integraal duurzame stal of het houderijsysteem waarin wordt geïnvesteerd in de beginfase van marktintroductie verkeert;
b. naarmate de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem meer economisch of technisch perspectief heeft;
c. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het dierenwelzijn;
d. naarmate er voor de investering in de integraal duurzame stal of het houderijsysteem een betere verhouding tussen de prijs en de kwaliteit bestaat, gezien het aangevraagde subsidiebedrag en de verbetering van het milieu, de diergezondheid of de arbeidsomstandigheden;
e. naarmate de vermindering van de uitstoot van ammoniak hoger is;
f. naarmate de landbouwonderneming al dan niet in het bezit is van de in voorkomend geval noodzakelijke vergunningen voor de uitvoering van het investeringsplan dan wel deze vergunningen heeft aangevraagd op het moment van de aanvraag tot subsidieverlening.
3. Aanvragen tot subsidieverlening die op grond van het tweede lid inhoudelijk gelijk zijn gewaardeerd worden gerangschikt door loting voor zover door die aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden.
4. Als beoordelingscommissie, bedoeld in het eerste lid, wordt ingesteld de beoordelingscommissie concurrerende landbouw.
De extra kosten, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt C, bij de Regeling LNV-subsidies betreffen de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een gangbare stal, als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.
Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 14 juli 2014 tot en met 8 augustus 2014.
In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot en met 30 september 2016.
Per glastuinbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B, onderdeel c, kan één aanvraag worden ingediend voor een investering, als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7.
In afwijking van artikel 1:17 van de Regeling LNV-subsidies worden geen voorschotten verleend.
1. In afwijking van artikel 2:41 van de Regeling LNV-subsidies bedraagt de subsidie 25% van de subsidiabele kosten.
2. De subsidie bedraagt ten minste € 5.000 en ten hoogste € 50.000.
3. In afwijking van het tweede lid bedraagt een subsidie voor de in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies opgesomde apparatuur, installaties of machines ten hoogste:
a. € 187.500 voor onderdeel c;
b. € 125.000 voor onderdeel d;
c. € 150.000 voor onderdeel e;
d. € 225.000 voor onderdeel g.
B
Er wordt een bijlage toegevoegd, luidende:
Tabel gebieden Programmatische Aanpak Stikstof
Nr. |
N2000-gebieden Programmatische Aanpak Stikstof |
---|---|
55 |
Aamsveen |
47 |
Achter de Voort, Agelerbroek & Voltherbroek |
13 |
Alde Feanen |
17 |
Bakkeveense Duinen |
33 |
Bargerveen |
63 |
Bekendelle |
156 |
Bemelerberg & Schiepersberg |
46 |
Bergvennen & Brecklenkampse Veld |
112 |
Biesbosch |
65 |
Binnenveld |
41 |
Boetelerveld |
44 |
Borkeld |
144 |
Boschhuizerbergen |
83 |
Botshol |
128 |
Brabantse Wal |
155 |
Brunssummerheide |
153 |
Bunder- en Elsloërbos |
53 |
Buurserzand & Haaksbergerveen |
125 |
Canisvliet (Drie Kreken) |
96 |
Coepelduynen |
69 |
De Bruuk |
35 |
De Wieden |
139 |
Deurnsche Peel & Mariapeel |
49 |
Dinkelland |
25 |
Drentse Aa-gebied |
27 |
Drents-Friese Wold & Leggelderveld |
26 |
Drouwenerzand |
5 |
Duinen Ameland |
84 |
Duinen Den Helder-Callantsoog |
2 |
Duinen en Lage Land Texel |
101 |
Duinen Goeree & Kwade Hoek |
6 |
Duinen Schiermonnikoog |
4 |
Duinen Terschelling |
3 |
Duinen Vlieland |
30 |
Dwingelderveld |
89 |
Eilandspolder |
28 |
Elperstroomgebied |
40 |
Engbertsdijksvenen |
23 |
Fochteloërveen |
67 |
Gelderse Poort (Rijntakken) |
154 |
Geleenbeekdal |
157 |
Geuldal |
115 |
Grevelingen |
140 |
Groote Peel |
29 |
Holtingerveld (Havelte-Oost) |
92 |
Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske |
133 |
Kampina & Oisterwijkse Vennen |
135 |
Kempenland-West |
88 |
Kennemerland-Zuid |
81 |
Kolland & Overlangbroek |
116 |
Kop van Schouwen |
61 |
Korenburgerveen |
114 |
Krammer-Volkerak |
158 |
Kunderberg |
58 |
Landgoederen Brummen |
50 |
Landgoederen Oldenzaal |
130 |
Langstraat |
136 |
Leenderbos, Groote Heide & De Plateaux |
48 |
Lemselermaten |
147 |
Leudal |
21 |
Lieftinghsbroek |
70 |
Lingegebied & Diefdijk-Zuid |
71 |
Loevestein, Pompveld & Kornsche Boezem |
51 |
Lonnekermeer |
131 |
Loonse en Drunense Duinen & Leemkuilen |
145 |
Maasduinen |
117 |
Manteling van Walcheren |
31 |
Mantingerbos |
32 |
Mantingerzand |
97 |
Meijendel & Berkheide |
149 |
Meinweg |
94 |
Naardermeer |
103 |
Nieuwkoopse Plassen & De Haeck |
161 |
Noorbeemden & Hoogbos |
87 |
Noordhollands Duinreservaat |
22 |
Norgerholt |
141 |
Oeffelter Meent |
37 |
Olde Maten & Veerslootlanden |
95 |
Oostelijke Vechtplassen |
118 |
Oosterschelde |
91 |
Polder Westzaan |
134 |
Regte Heide & Riels Laag |
150 |
Roerdal |
18 |
Rottige Meenthe & Brandemeer |
42 |
Sallandse Heuvelrug |
146 |
Sarsven en De Banen |
160 |
Savelsbos |
86 |
Schoorlse Duinen |
142 |
Sint Jansberg |
159 |
Sint Pietersberg & Jekerdal |
99 |
Solleveld & Kapittelduinen |
45 |
Springendal & Dal van de Mosbeek |
60 |
Stelkampsveld |
137 |
Strabrechtse Heide & Beuven |
148 |
Swalmdal |
38 |
Uiterwaarden IJssel (Rijntakken) |
82 |
Uiterwaarden Lek |
66 |
Uiterwaarden Neder-Rijn (Rijntakken) |
68 |
Uiterwaarden Waal (Rijntakken) |
36 |
Uiterwaarden Zwarte water en Vecht |
129 |
Ulvenhoutse Bos |
15 |
Van Oordts Mersken |
39 |
Vecht en Beneden-Reggegebied |
57 |
Veluwe |
132 |
Vlijmens Ven, Moerputten & Bossche Broek |
113 |
Voordelta |
100 |
Voornes Duin |
1 |
Waddenzee |
34 |
Weerribben |
138 |
Weerter- en Budelerbergen & Ringselven |
98 |
Westduinpark & Wapendal |
122 |
Westerschelde & Saeftinghe |
43 |
Wierdense Veld |
16 |
Wijnjeterper Schar |
62 |
Willinks Weust |
54 |
Witte Veen |
24 |
Witterveld |
64 |
Wooldse Veen |
90 |
Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder |
121 |
Yerseke en Kapelse Moer |
143 |
Zeldersche Driessen |
105 |
Zouweboezem |
85 |
Zwanenwater & Pettemerduinen |
123 |
Zwin & Kievittepolder |
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
's-Gravenhage, 29 juni 2014
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
In deze wijzigingsregeling wordt voor een aantal doelen de mogelijkheid geopend om subsidie aan te vragen:
1. Programmatische Aanpak Stikstof;
2. verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU);
3. behoud zeldzame landbouwhuisdieren.
Deze wijzigingsregeling heeft onder meer betrekking op de Programmatische Aanpak Stikstof (hierna: PAS). De PAS heeft tot doel economische ontwikkeling mogelijk te maken, de vergunningverlening te vereenvoudigen en natuurdoelen in het kader van Natura 2000 te behalen.
Ter ondersteuning van de PAS, wordt met deze regeling het subsidie-instrument ingezet om de doelen van de PAS te bereiken. Het gaat daarbij om de volgende drie modules:
1. beroepsopleiding en voorlichting’;
De module ‘beroepsopleiding en voorlichting’ heeft primair tot doel landbouwondernemingen te ondersteunen bij het verkrijgen van kennis over de uitstoot van ammoniak uit de landbouw en van inzicht in de mogelijkheden om deze uitstoot te verminderen.
2. Meetprogramma's / meetinstrumenten (Samenwerking bij innovatieprojecten);
Deze module richt zich op projecten waarin metingen worden uitgevoerd aan praktijkrijpe stalmaatregelen en voer- en managementmaatregelen, waarvan de daadwerkelijke uitstoot van ammoniak nog niet bekend is. Het doel van deze subsidiemodule is inzicht te krijgen in het effect van de verschillende typen maatregelen op de uitstoot van ammoniak uit de landbouw.
3. Integraal duurzame stallen en houderijsystemen;
Deze module richt zich primair op het verminderen van de uitstoot van ammoniak uit stallen door het toepassen van stalmaatregelen.
Van deze module wordt bijlage 2, hoofdstuk 7, categorie 7 (energie-efficiënte en hernieuwbare energie glastuinbouw) opengesteld. Deze categorie was voorheen de module ‘investeringen op het terrein van energiebesparing’ (hierna: IRE). Het doel van deze subsidiemodule is hernieuwbare energie te produceren of energie of warmte te besparen of te hergebruiken in de glastuinbouw. Dit om het eigen energie- of warmtegebruik te compenseren. De subsidie wordt niet verstrekt indien energie of warmte voor andere doeleinden is bestemd, zoals levering aan derden. Alleen glastuinbouwondernemingen met glasopstanden kunnen een aanvraag indienen voor deze categorie.
Het doel van deze subsidiemodule is het in stand houden van dierlijke genetische bronnen. Met deze openstelling kan subsidie worden verleend aan de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (SZH). Deze stichting heeft als rol om stamboeken, rasverenigingen en fokverenigingen met advies te ondersteunen bij het fokbeleid, fondsenwerving en het aanleggen van netwerken met andere relevante organisaties. De SZH dient hiervoor een werkprogramma uit te werken met onder meer een beschrijving van de werkzaamheden. Er zijn geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van eerdere openstellingen. Dit jaar wordt de regeling opengesteld van 14 juli tot en met 25 juli 2014; het subsidieplafond bedraagt € 120.000 (artikelen 8 nn en 8oo).
Voor de subsidiemodules Beroepsopleiding & Voorlichting en Meetprogramma's / meetinstrumenten (Samenwerking bij innovatieprojecten) is het mogelijk de steun op grond van verordening (EG) nr. 1698/20051 te cofinancieren. Deze verordening beslaat de periode 2006-2014.
Voor de periode na 1 januari 2014 zijn door de Europese Commissie overgangsvoorwaarden vastgesteld in Verordening (EU) 1310/20132. Op grond van deze overgangsvoorwaarden mogen de lidstaten in 2014 nog uitvoering geven aan maatregelen op basis van verordening (EG) nr. 1698/2005. Bij de onderhavige subsidiemodules wordt gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
De subsidiemodules betreffen zogenoemde top-ups. Een top-up is een aanvullende nationale financiering bovenop de (met nationale én Unie-middelen) gecofinancierde ELFPO maatregel.
Nu beide subsidiemodules onder het overgangsregime vallen en ook voldoen aan de goedkeurende beschikkingen die bij de top-up behoren, is er sprake van geoorloofde staatssteun
Verder kunnen de subsidiemodules Integrale duurzame stallen en Investeringen in milieuvriendelijke maatregelen (IMM) opengesteld worden, omdat de openstelling voldoet aan de goedkeurende beschikkingen die voor deze modules door de Europese Commissie zijn afgegeven. Nu de openstelling van deze subsidiemodules slechts enkele technische wijzigingen bevatten waarmee binnen de grenzen van de Regeling LNV-subsidies en binnen de grenzen van de voormelde goedkeurende beschikkingen gebleven wordt, is er sprake van geoorloofde staatssteun.
De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 44. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel.
De relatieve administratieve last is 5,6% (totaal van € 27.743 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 500.000). Door het lage maximale subsidiebedrag van € 1.500 komen de relatieve administratieve lasten iets hoger uit dan de als wenselijk geachte grens van ten hoogste 5% relatieve administratieve lasten.
De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 1.898. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel.
De relatieve administratieve last is 7,8% (totaal van € 38.739 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 500.000). Het verwachte aantal aanvragen ligt hoger dan vorig jaar en het subsidieplafond is lager, daardoor vallen de relatieve administratieve lasten iets hoger uit dan de als wenselijk geachte grens van ten hoogste 5% relatieve administratieve lasten.
De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 1.589. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel.
De relatieve administratieve last is 1,6% (totaal van € 139.852 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 9.000.000) en blijft daarmee onder de als wenselijk geachte grens van ten hoogste 5% relatieve administratieve lasten.
De totale administratieve lasten per aanvrager bedragen € 425. Dit bedrag is tot stand gekomen op basis van een tarief van € 37 per uur en de volgende handelingen: aanvragen subsidieverlening, mogelijkheden voor het indienen van bezwaar- en beroepschriften, aanvragen tot subsidievaststelling en het indienen van een verzoek tot uitstel.
De relatieve administratieve last is 0,9% (totaal van € 59.505 aan administratieve lasten bij een subsidieplafond van € 7.000.000) en blijft daarmee onder de als wenselijk geachte grens van ten hoogste 5% relatieve administratieve lasten.
Deze subsidieregeling zal leiden tot één aanvraag vanuit de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. De inzet om een aanvraag te maken is € 1.500,- aan uren. Er wordt niet verwacht dat er bezwaar of beroep wordt ingesteld, omdat deze regeling alleen wordt opengesteld voor de Stichting Zeldzame Huisdierrassen. Deze kosten zijn derhalve niet berekend.
Gelet op deze enkele aanvraag zal de totale lastendruk uitkomen op € 1.500,- Naar verwachting zal een project worden gerealiseerd. Na de toekenning van deze subsidie worden administratieve lasten van € 1.000,- verwacht voor ex-post verantwoording. De totale regeldruk komt daarmee uit op € 2.500,- De totale regeldruk bedraagt daarmee 2% van het beschikbare budget van € 120.000,-.
Omdat bepaalde zaken bij de subsidiemodule ‘Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU)’ niet meer voor subsidie in aanmerking komen, wordt bijlage 2, hoofdstuk 7, van de Regeling LNV-subsidies gewijzigd. Verder worden onvolkomenheden in zinsconstructies of percentages die niet meer juist zijn ook gewijzigd.
In bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies vervallen de onderdelen c en i en worden de onderdelen d tot en met h geletterd c tot en met g. Dit betekent dat er geen subsidie meer verleend zal worden voor een hogedruk vernevelingssysteem ten behoeve van kaskoeling en een warmtepomp als bedoeld in nummers 211103, 211104 en 221103 van bijlage 1 bij de Uitvoeringsregeling energie-investeringsaftrek 2001.
In bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7, tweede lid, onderdeel c, van de Regeling LNV-subsidies worden de percentages en onvolkomenheden in de zinsconstructie aangepast.
In bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7, derde lid, van de Regeling LNV-subsidies vervalt onderdeel c en worden de onderdelen d en e geletterd c en d. Dit betekent dat voor een hogedruk vernevelingssysteem geen maximale subsidiabele kosten meer vermeld worden in de Regeling LNV-subsidies.
Verder wordt bijlage 2, hoofdstuk 7, punt D, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies gewijzigd. Deze wijziging betreft slechts het vervangen van bepaalde verwijzingen die als gevolg van bovenstaande wijzigingen aanpassing behoefde.
In hoofdstuk 2 van de Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 worden na paragraaf 3c de volgende vijf paragrafen ingevoegd,
– 3d. Beroepsopleiding & Voorlichting;
– 3e. Meetprogramma's / meetinstrumenten (Samenwerking bij innovatieprojecten;
– 3f. Integraal duurzame stallen en houderijsystemen;
– 3g. Verdergaande verduurzaming land- en tuinbouw in het kader van nieuwe uitdagingen (POP NU);
– 3h. Behoud zeldzame landbouwhuisdierrassen.
Deze subsidiemodule richt zich primair op landbouwondernemingen die nu of in de nabije toekomst van plan zijn maatregelen te nemen om de uitstoot van ammoniak te verminderen en zich hierop willen voorbereiden door het laten opstellen van een bedrijfsconsult of door het volgen van een opleiding, training of voorlichtingsbijeenkomst. Op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kan de Minister van Economische Zaken subsidie verstrekken aan landbouwondernemingen, bosbouwondernemingen of agro-MKB-ondernemingen voor het inwinnen van een bedrijfsconsult of het volgen van opleidingen, trainingen of voorlichtingsbijeenkomsten.
Aanvragen tot verlening van een subsidie voor de uitvoering van activiteiten als bedoeld in artikel 2:3, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 25 augustus 2014.
In artikel 8p wordt nader aangegeven voor welk type bedrijfsconsulten en welke type opleidingen, trainingen of voorlichtingsbijeenkomsten de aanvragen tot subsidieverlening ingediend kunnen worden. Hierbij is van belang dat de subsidiabele activiteiten (het laten opstellen van een bedrijfsconsult of het volgen van een opleiding, training of voorlichtingsbijeenkomst) primair gericht moeten zijn op maatregelen om de uitstoot van ammoniak te verminderen.
Allereest gaat artikel 8p in op het type bedrijfsconsulten waarvoor subsidie mag worden aangevraagd. Om ervoor te zorgen dat er uitsluitend subsidie verleend wordt aan activiteiten die betrekking hebben op de voorbereiding van landbouwondernemingen die maatregelen willen nemen om de uitstoot van ammoniak te verminderen, is het slechts mogelijk voor een beperkt aantal type bedrijfsconsulten subsidie aan te vragen. Aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 8o kunnen uitsluitend worden ingediend voor de in artikel 2:3, tweede lid, aanhef en onderdelen a, b, c, en g, van de in de Regeling LNV-subsidies genoemde typen bedrijfsconsulten. Voor onderdelen d, e en f uit artikel 2:3, tweede lid, van de Regeling LNV-subsidies kan geen subsidie aangevraagd worden. De onderdelen d, e en f zien op de beëindiging van de onderneming, kwaliteitsregelgeving en risico beheer. Deze onderdelen vallen hiermee niet binnen het doel van de openstelling van deze subsidiemodule. Dit betekent dat uitsluitend subsidie kan worden aangevraagd voor:
a. het verrichten van bedrijfsdoorlichtingen, met uitzondering van kwaliteits- en productcontroles door deskundigen;
b. het laten verrichten van onderzoek, met uitzondering van kwaliteits- en productcontroles door deskundigen, met het oog op de ontwikkeling van landbouwproducten van hoge kwaliteit;
c. het opstellen van plannen gericht op de ontwikkeling van de onderneming;
g. het opstellen van plannen gericht op het ontwikkelen van samenwerkingsverbanden tussen landbouwondernemingen onderling, of met agro-MKB-ondernemingen.
Voor de opleidingen, trainingen of voorlichtingsbijeenkomsten is gekozen om volledig aan te sluiten bij artikel 2:3, derde lid, van de Regeling LNV-subsidies.
In artikel 8q wordt aangegeven dat per landbouwonderneming slechts voor één activiteit een aanvraag tot subsidieverlening kan worden ingediend. Deze beperking is in artikel 8q opgenomen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk landbouwondernemingen gebruik zouden kunnen gaan maken van de openstelling van de onderhavige subsidiemodule. Het is daardoor slechts mogelijk een aanvraag in te dienen voor (I) een bedrijfsconsult of (II) een opleiding, training of voorlichtingsbijeenkomst als bedoeld in artikel 8o. Een aanvraag voor beide activiteiten is niet mogelijk.
In artikel 8r wordt aangegeven dat er in afwijking van artikel 1:17 van de Regeling LNV-subsidies geen voorschotten worden verleend. Er is voor gekozen geen voorschotten te verlenen omdat deze voor de subsidieontvanger, gezien de geringe bedragen waar het bij deze subsidies om gaat, niet noodzakelijk zullen zijn, en omdat de uitvoeringskosten die ermee gemoeid zijn niet opwegen tegen de eventuele voordelen voor de subsidieontvanger.
Artikel 8s bepaald dat onverminderd artikel 2:7 van de Regeling LNV-subsidies de subsidie ten hoogste € 250 per dagdeel bedraagt. Hieruit volgt dat in lijn met artikel 2:7 van de Regeling LNV-subsidies de subsidie ten hoogste 50% van de totale kosten van een bedrijfsconsult, opleiding of training bedraagt, als ook dat de subsidie ten hoogste € 1.500 per jaar per onderneming bedraagt. Verder geeft artikel 8s met voorgaande formulering aan dat voor de onderhavige openstelling van deze subsidiemodule de subsidie ten hoogste € 250 per dagdeel bedraagt. Voor deze additionele beperking is gekozen om ervoor te zorgen dat het duidelijk is wat het maximum bedrag is dat aan opleiding, training of voorlichtingsbijeenkomsten besteed kan worden. Hierbij wordt onder een dagdeel verstaan een ochtend, middag of avond.
Het subsidieplafond bedraagt € 500.000. Bij het vaststellen van het subsidieplafond is rekening gehouden met de ervaring van vorig jaar.
Artikel 8u, eerste lid, geeft aan dat aanvragen tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2:32, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 11 augustus 2014 tot en met 10 september 2014.
Verder beperkt artikel 8u, tweede lid, de doelgroep die aanvragen kan indienen. Op grond van artikel 2:32, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kan de Minister van Economische Zaken subsidie verstrekken ter bevordering van de samenwerking tussen landbouwondernemingen, bosbouwondernemingen en agro-MKB-ondernemingen voor het uitvoeren van innovatieprojecten. Artikel 2:32, tweede lid, bepaalt vervolgens dat voor subsidie in aanmerking komt een samenwerkingsverband van landbouwondernemingen of bosbouwondernemingen onderling, dan wel met agro-MKB-ondernemingen, die voor gezamenlijke rekening en risico het project uitvoeren. Artikel 8u geeft aan dat in afwijking van artikel 2:32, tweede lid, aanvragen uitsluitend kunnen worden ingediend:
1. door een samenwerkingsverband van veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen,
2. die voor gezamenlijke rekening en risico een innovatieproject uitvoeren dat gericht is op het vaststellen van de vermindering van de uitstoot van ammoniak van nieuwe stalmaatregelen en nieuwe voer- en managementmaatregelen overeenkomstig het protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013 van nieuwe stalsystemen of nieuwe voer- en managementmaatregelen.
Ad 1. De doelgroep wordt beperkt tot veehouderijen en agro-MKB-ondernemingen, omdat op deze wijze gewaarborgd wordt dat de maatregel ook daadwerkelijk beschikbaar komt voor de praktijk. Het is met name bij deze doelgroep van belang dat deze inzicht krijgen en kunnen geven in het effect die de verschillende typen maatregelen op de uitstoot van ammoniak hebben. Bij het verstrekken van vergunningen aan landbouwbedrijven worden in het kader van de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998 eisen gesteld aan de uitstoot van ammoniak en aan de neerslag van stikstof op Natura 2000-gebieden. Als van de verschillende maatregelen bekend is wat de daadwerkelijke uitstoot van de ammoniak is, kan vastgesteld worden of voldaan kan worden aan de gestelde eisen voor de uitstoot van ammoniak en aan de neerslag van stikstof op Natura 2000-gebieden als bedoeld in de Wet milieubeheer en de Natuurbeschermingswet 1998.
Ad 2. Om vast te kunnen stellen of aan voormelde eisen voldaan is, zijn metingen nodig volgens het ‘Protocol voor meting van ammoniakemissie uit huisvestingssystemen in de veehouderij 2013’. Dit protocol is op verzoek van het Ministerie van Economische Zaken en het Ministerie van Infrastructuur en Milieu opgesteld door Wageningen UR Livestock Research (http://edepot.wur.nl/279966). Volgens het protocol moet een maatregel minimaal twee maanden in gebruik zijn, voordat de metingen kunnen starten. De consequentie hiervan is dat bij het aanvragen van subsidie rekening gehouden dient te worden met lopende of nog te starten procedures zoals het aanvragen van een bijzondere emissiefactor in het kader van de Regeling ammoniak en veehouderij of van een omgevingsvergunning. Meer informatie over de bijzondere emissiefactor kan worden gevonden op http://www.infomil.nl/onderwerpen/landbouw-tuinbouw/ammoniak/regeling-ammoniak/opname-nieuwe/.
Ook stelt artikel 8u, derde lid, voorwaarden waaraan de nieuwe voer- en managementmaatregelen, bedoeld in het tweede lid, moeten voldoen.
• Een eerste voorwaarde waaraan de nieuwe stalmaatregelen moeten voldoen, bevindt zich in artikel 8u, derde lid, onder a. In de Regeling ammoniak en veehouderij (hierna: Rav) staan huisvestingssystemen met een voorlopige emissiefactor. Deze huisvestingssystemen dienen nog gemeten te worden, zodat vervolgens op basis van de resultaten van deze metingen een definitieve emissiefactor kan worden aangevraagd. Voor deze huisvestingssystemen kan een aanvraag voor subsidie worden ingediend. De eerste voorwaarde voor de nieuwe voer- en managementmaatregelen moeten voldoen, bevindt zich in eveneens in artikel 8u, derde lid, onder a. In het ‘overzicht PAS-maatregelen’ zullen effectieve, controleerbare en handhaafbare voer- en managementmaatregelen worden opgenomen. Deze maatregelen zullen worden voorzien van een reductiepercentage. Als dit reductiepercentage is vastgesteld op basis van metingen volgens protocol, dan komt deze maatregel niet voor subsidie in aanmerking. Dit overzicht zal voorafgaand aan de openstellingsperiode worden gepubliceerd op www.infomil.nl.
• Een tweede voorwaarde wordt gesteld door artikel 8u, derde lid, onder b. Op grond van deze voorwaarde mag de nieuwe maatregel niet leiden tot een verslechtering van de uitstoot van geur, fijn stof, zeer fijn stof, lachgas en methaan en van de aspecten dierenwelzijn, diergezondheid en arbeidsomstandigheden.
• Verder volgt uit de derde voorwaarde van artikel 8u, derde lid, onder c, dat de nieuwe, innovatieve stalmaatregelen moeten leiden tot een vermindering van de uitstoot van ammoniak met minimaal 25%. Deze vermindering is gekoppeld aan de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie die is opgenomen in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of aan de emissiefactor voor overige huisvestingssystemen in de bijlage bij de Rav als er voor de desbetreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld.
• Op grond van artikel 8u, derde lid, onder d moeten de nieuwe, innovatieve voer- en managementmaatregelen leiden tot een vermindering van de uitstoot van ammoniak met minimaal 10%. Deze vermindering is gekoppeld aan de emissiefactor voor overige huisvestingssystemen in de bijlage bij de Rav.
Tot slot geeft artikel 8u, vierde lid, aan dat het niet mogelijk is een aanvraag in te dienen voor agro-MKB-ondernemingen of landbouwondernemingen voor activiteiten die geheel of gedeeltelijk door het Rijk worden gefinancierd op grond van een andere voorziening of op grond van het Openstellingsbesluit LNV-subsidies 2013. Voorbeelden zijn het ‘Programma luchtwassers’, ‘Meetprogramma integraal duurzame stallen 2009’ of het ‘Beleidsondersteunend onderzoek’ dat door Wageningen UR wordt uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Economische Zaken. Op deze wijze wordt voorkomen dat een aanvrager voor hetzelfde project meerdere keren subsidie kan ontvangen.
In artikel 8v wordt bepaald dat in afwijking van artikel 2:34, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies het project aanvangt binnen drie maanden na de datum van subsidieverlening. Bij deze openstelling is gekozen voor een termijn van drie maanden in plaats van de in artikel 2:34, eerste lid van de Regeling LNV-subsidies genoemde termijn van zes maanden. Deze module richt zich op projecten waarin metingen worden uitgevoerd aan praktijkrijpe stalmaatregelen en voer- en managementmaatregelen, waarvan de daadwerkelijke uitstoot van ammoniak nog niet bekend is. Op grond van eerdere openstellingen is de inschatting dat het mogelijk is om de metingen binnen drie maanden na subsidietoewijzing te starten.
In afwijking van artikel 1:17 van de Regeling LNV-subsidies worden geen voorschotten verleend. Er is voor gekozen om geen voorschotten te verlenen, omdat bij soortgelijke subsidiemodules, als ook bij eerdere openstellingen van deze subsidiemodule, geen voorschotten verleend werden. Er is voor gekozen geen voorschotten te verlenen omdat deze voor de subsidieontvanger, gezien de geringe bedragen waar het bij deze subsidies om gaat, niet noodzakelijk zullen zijn, en omdat de uitvoeringskosten die ermee gemoeid zijn niet opwegen tegen de eventuele voordelen voor de subsidieontvanger.
In afwijking van artikel 2:36, tweede lid, van de Regeling LNV-subsidies bedraagt de subsidie ten hoogste € 50.000. Deze beperking is opgenomen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk aanvragers gebruik zouden kunnen gaan maken van de openstelling van de onderhavige subsidiemodule.
Het subsidieplafond bedraagt:
a. € 250.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot stalmaatregelen;
b. € 250.000 voor innovatieprojecten met betrekking tot voer- en managementmaatregelen.
Bij het vaststellen van het subsidieplafond is rekening gehouden met de ervaring van vorig jaar.
In afwijking van artikel 2:35 van de Regeling LNV-subsidies wordt subsidie verstrekt voor de kosten die de aanvrager verschuldigd is aan de meetinstantie en de betrokken laboratoria. In artikel 2:35 wordt slechts subsidie verstrekt voor de kosten die de aanvrager zelf maakt of kosten die worden gemaakt door het inzetten van derden. Bij de onderhavige openstelling van de subsidiemodule is ervoor gekozen slechts subsidie te verlenen voor de kosten die de aanvrager verschuldigd is aan de meetinstantie en de betrokken laboratoria. Het is gebruikelijk dat een agro-onderneming, een veehouderij of een MKB-onderneming de metingen die volgens het voormelde protocol gedaan moeten worden niet zelf uitvoert. Hiervoor wordt een meetinstantie ingehuurd die mogelijk ook een laboratorium of enkele laboratoria inhuurt voor het uitvoeren van analyses. In afwijking van artikel 2:35 komen dan ook uitsluitend alle specifiek op de meting betrekking hebbende kosten die gepaard gaan met de inhuur van een professionele meetinstantie – en dus niet irrelevante bijkomende kosten – voor subsidieverlening in aanmerking.
In afwijking van artikel 2:33 van de Regeling LNV-subsidies is artikel 1:6 van de Regeling LNV-subsidies van toepassing. Dit betekent dat de aanvragen tot subsidieverlening die in een zelfde aanvraagperiode zijn ingediend in volgorde van ontvangst worden gerangschikt, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting voor zover op die datum het subsidieplafond niet wordt overschreden. Volgens de rangschikking komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking. Indien een aanvraag onvolledig is, wordt de aanvraag geacht te zijn ontvangen op de datum waarop de ontbrekende gegevens en bescheiden zijn ontvangen.
Op grond van artikel 2:37 van de Regeling LNV-subsidies kan de Minister van Economische Zaken subsidie verstrekken aan een landbouwonderneming voor investeringen die zijn opgenomen in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, bij de Regeling LNV-subsidies. In de Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 wordt aangegeven in welke periode de subsidieaanvragen kunnen worden ingediend. Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering in een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, bij de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 1 augustus 2014 tot en met 29 augustus 2014.
Verder beperkt artikel 8bb het soort landbouwondernemingen waardoor aanvragen tot subsidieverlening kunnen worden ingediend tot die ondernemingen waarbij het terugdringen van ammoniakuitstoot een grote rol speelt.
Artikel 8bb, derde lid, geeft aan dat het tweede lid niet van toepassing is op varkens- en pluimveehouderijen gelegen in extensiveringsgebieden als bedoeld in artikel 1 van de Reconstructiewet concentratiegebieden. Het uitbreiden, hervestigen of nieuw vestigen van varkens- en pluimveehouderijen is namelijk niet toegestaan in extensiveringsgebieden. Het doel hiervan is een afwaartse beweging van deze veehouderijbedrijven te creëren ter vermindering van de ammoniakdepositie op stikstofgevoelige natuur en deze bedrijven te stimuleren hun bedrijf elders voort te zetten. Hiervoor zijn de zogenaamde landbouwontwikkelingsgebieden en duurzame locaties in verwevingsgebieden aangewezen. Het verstrekken van subsidie ter vermindering van ammoniakemissie aan de varkens- en pluimveehouderijen die in extensiveringsgebieden liggen, ligt daarom niet voor de hand.
Artikel 8bb, vierde lid, geeft aan dat de landbouwondernemingen, bedoeld in het tweede lid, ten hoogste 3.000 meter verwijderd mogen zijn van een gebied als beschreven in de bijlage bij deze regeling. Deze module heeft primair tot doel de uitstoot van ammoniak rondom Natura 2000-gebieden van de PAS te verminderen en daarmee de neerslag van stikstof op deze gebieden. De aanvragen kunnen daarom ingediend worden voor landbouwbedrijven, die ten hoogste 3.000 meter zijn verwijderd van deze gebieden.
Verder volgt uit artikel 8bb, vijfde lid, dat deze module zich primair richt op het verminderen van de uitstoot van ammoniak uit stallen door het toepassen van stalmaatregelen. De stalmaatregelen moeten leiden tot een substantiële vermindering van de uitstoot van ammoniak met een minimum van 25%. Deze vermindering is gekoppeld aan de maximale emissiewaarde voor de specifieke diercategorie die is opgenomen in bijlage 1 bij het Besluit ammoniakemissie huisvesting veehouderij of aan de emissiefactor voor overige huisvestingssystemen in de bijlage bij de Rav als er voor de desbetreffende diercategorie geen maximale emissiewaarde is vastgesteld.
Er kan slechts één aanvraag worden ingediend per inrichting als bedoeld in artikel 1:1, eerste lid, van de Wet milieubeheer. Deze beperking is opgenomen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk van de voormelde inrichtingen gebruik zouden kunnen gaan maken van de openstelling van de onderhavige subsidiemodule.
Ook wordt volgens artikel 8cc, tweede lid, geen subsidie verleend voor een integraal duurzame stal of houderijsysteem als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt A, bij de Regeling LNV-subsidies indien voor dezelfde subsidiabele activiteit eerder op grond van artikel 29 van de Regeling GLB-Inkomenssteun 2006 subsidie is verleend.
In afwijking van artikel 2:41 van de Regeling LNV-subsidies, bedraagt de subsidie 40% van de subsidiabele kosten, met dien verstande dat de subsidie ten hoogste € 250.000 bedraagt. In artikel 2:41 van de Regeling LNV-subsidies worden voor verschillende categorieën of typen ondernemingen andere percentages gehanteerd voor de kosten die voor subsidieverlening in aanmerking zouden komen. Om de administratieve afwikkeling van deze subsidiemodule zo spoedig en eenvoudig mogelijk te laten verlopen, is er in dit geval voor gekozen een vast percentage te hanteren voor de kosten die voor subsidieverlening in aanmerking komen. Ook geeft een vast percentage meer duidelijkheid aan de aanvrager.
Het subsidieplafond bedraagt: € 9.000.000.
Bij het vaststellen van het subsidieplafond is rekening gehouden met de ervaring van vorig jaar.
De door de Minister van Economische Zaken ingestelde beoordelingscommissie brengt na de beoordeling van de aanvragen, bedoeld in artikel 8bb, advies uit aan de Minister van Economische Zaken in de vorm van een rangschikking. De aanvraag wordt gerangschikt overeenkomstig de criteria van artikel 8ff, tweede en derde lid. Omdat de aanvraag tot subsidieverlening en de beoordeling hiervan dusdanig specialistisch is, is ervoor gekozen de voormelde commissie in te stellen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken is als streefwaardevoor het aantal integraal duurzame stallen voor eind 2013 het percentage van 8%en voor eind 2014 het percentage van 10% vastgesteld. Deze subsidieregeling zal ertoe leiden dat het aantal integraal duurzame stallen zal toenemen, omdat de aanvragen hoger gerangschikt worden als er naast ammoniak ook geïnvesteerd wordt in andere duurzaamheidsaspecten.
De extra kosten, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 4, punt C, bij de Regeling LNV-subsidies betreffen de kosten die worden gemaakt naast de norminvesteringen met betrekking tot dierenwelzijn en, voor zover van toepassing met betrekking tot milieu of diergezondheid, in een gangbare stal als bedoeld in de kwantitatieve informatie veehouderij.
De subsidiabele kosten zijn de extra kosten die worden gemaakt in verband met de (bovenwettelijke) verbetering van dierenwelzijn, en – indien dit van de subsidieaanvraag deel uitmaakt – de (bovenwettelijke) verbetering van milieu of diergezondheid. Deze extra kosten worden berekend aan de hand van de gegevens van het Handboek Kwantitatieve Informatie Veehouderij (hierna: ‘de KWIN’), dat jaarlijks wordt opgesteld en uitgegeven door Wageningen UR Livestock Research. De KWIN bevat statistische prijsinformatie over veehouderijbedrijven en normen voor het maken van berekeningen en begrotingen. Op onderhavige openstelling van deze subsidiemodule is de KWIN 2013-2014 van toepassing. De KWIN is digitaal te vinden via http://www.wageningenur.nl/nl/show/Handboek-Kwantitatieve-Informatie-Veehouderij-KWIN.htm
Deze subsidiemodule ziet op de aanvragen tot subsidieverlening die kunnen worden ingediend op grond van bijlage 2, hoofdstuk 7, van de Regeling LNV-subsidies. Hoofdstuk 7 van bijlage 2 bevat acht verschillende subsidiecategorieën. Er wordt elk jaar besloten welke categorie of categorieën worden opengesteld en welke niet. Dit jaar wordt alleen categorie 7 (energie-efficiënte en hernieuwbare energie glastuinbouw) opengesteld. De apparatuur, installaties of machines in deze categorie hebben tot doel hernieuwbare energie te produceren of energie of warmte te besparen of te hergebruiken in de glastuinbouw. Dit om het eigen energie- of warmtegebruik te compenseren. De subsidie wordt niet verstrekt indien energie of warmte voor andere doeleinden is bestemd, zoals levering aan derden. Alleen glastuinbouwondernemingen met glasopstanden kunnen een aanvraag indienen voor deze categorie.
Bij de huidige openstelling kan subsidie worden aangevraagd voor de volgende apparatuur, installaties of machines: een tweede energiescherm, verticale ventilatoren, een luchtbehandelingssysteem met ventilatoren en luchtdistributie (slurven), diffuus glas met antireflectiecoating, een aansluiting op een warmtenetwerk of -cluster, een aansluiting op een biogas- of kooldioxide-netwerk of -cluster en een ketel of kachel gestookt op biomassa.
Aanvragen tot verlening van een subsidie voor een investering als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7, van de Regeling LNV-subsidies kunnen worden ingediend in de periode van 14 juli 2014 tot en met 8 augustus 2014.
In afwijking van artikel 1:14, eerste lid, van de Regeling LNV-subsidies kunnen aanvragen tot subsidievaststelling worden ingediend tot en met 30 september 2016.
Uit artikel 8jj volgt dat per glastuinbouwonderneming, bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt B, onderdeel c, één aanvraag kan worden ingediend voor een investering, als bedoeld in bijlage 2, hoofdstuk 7, punt A, categorie 7. Deze beperking is opgenomen om ervoor te zorgen dat zoveel mogelijk van de voormelde glastuinbouwondernemingen gebruik zouden kunnen gaan maken van de openstelling van de onderhavige subsidiemodule.
In artikel 8kk wordt aangegeven dat in afwijking van artikel 1:17 van de Regeling LNV-subsidies geen voorschotten worden verleend.
In artikel 8ll, eerste lid, wordt afgeweken van de percentages van de subsidiabele kosten die in artikel 2:41 van de Regeling LNV-subsidies genoemd worden. In artikel 2:41 worden voor verschillende categorieën of typen ondernemingen andere percentages gehanteerd voor de kosten welke voor subsidie verlening in aanmerking zouden komen. Om de administratieve afwikkeling van deze subsidiemodule zo spoedig en eenvoudig mogelijk te laten verlopen, is er in dit geval voor gekozen om een vast percentage te hanteren voor de kosten die voor subsidie verlening in aanmerking komen. Ook geeft een vast percentage meer duidelijkheid aan de aanvrager.
Op grond van artikel 8ll, tweede lid, bedraagt de subsidie verder ten minste € 5.000 en ten hoogste € 50.000. In artikel 8ll, derde lid, worden per categorie subsidiabele activiteiten nog een afwijkende maximum bedrag aan subsidie gegeven.
Deze beperking is opgenomen om ervoor te zorgen dat zo veel mogelijk van de voormelde glastuinbouwbedrijven gebruik zouden kunnen gaan maken van de openstelling van de onderhavige subsidiemodule. Bij het integreren van de module ‘investeringen op het terrein van energiebesparing’ vorig jaar in deze module is daar waar mogelijk aangesloten bij de systematiek van deze module.
Het subsidieplafond bedraagt € 7.000.000.
Bij het vaststellen van het subsidieplafond is rekening gehouden met de ervaring van vorig jaar.
Deze regeling dient voor het in stand houden van dierlijke genetische bronnen. Met deze openstelling kan subsidie worden verleend aan de Stichting Zeldzame Huisdierrassen (hierna: SZH). Deze stichting heeft als rol stamboeken, rasverenigingen en fokverenigingen met advies te ondersteunen in hun fokbeleid, fondsenwerving en bij het aanleggen van netwerken met andere relevante organisaties. De SZH dient hiervoor een werkprogramma uit te werken met onder meer een beschrijving van de werkzaamheden.
Tot slot wordt in de Tijdelijke regeling openstelling en subsidieplafonds EZ 2014 een bijlage toegevoegd die behoort bij artikel 8bb en die de gebieden voor de Programmatische Aanpak Stikstof weergeeft.
Deze regeling treedt in werking op de dag volgend op de datum waarop de regeling in de Staatscourant wordt geplaatst. Met de bekendmaking en inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van de systematiek van de vaste verandermomenten, inhoudende dat ministeriële regelingen met ingang van de eerste dag van elk kwartaal in werking treden en minimaal twee maanden voordien worden bekendgemaakt. Dat kan in dit geval worden gerechtvaardigd, omdat de doelgroep gebaat is bij spoedige inwerkingtreding.
De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma
Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) (PbEU 2005, L277).
Verordening (EU) nr. 1310/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende bepaalde overgangsbepalingen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft middelen en de verdeling ervan met betrekking tot 2014, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassing ervan in 2014 (PbEU 2013, L347).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-18795.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.