De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
Gelet op de artikelen 259, eerste lid, en 260, derde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk
Wetboek en de artikelen 7, eerste lid, 8 en 18, vierde lid, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte;
BESLUIT:
ARTIKEL I
De Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte wordt als volgt gewijzigd:
A
Het opschrift van paragraaf 7 komt te luiden:
B
Na artikel 12 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 12a
De gegevens, bedoeld in artikel 7, eerste lid, en 8 van de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte, worden uiterlijk binnen vier weken na de kennisgeving van ontvangst van
het verzoek bij de voorzitter ingediend. De gegevens bevatten een afschrift van de
huurovereenkomst.
C
Na paragraaf 8 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:
§ 8a. Servicekosten
Artikel 14
Het formulier, bedoeld in artikel 7:260, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, is
het formulier als opgenomen in bijlage VII.
Artikel 14a
Het bedrag, bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte,
is het bedrag, genoemd in bijlage VIII.
D
Na bijlage VI worden twee bijlagen toegevoegd als opgenomen in de bijlagen A en B
bij deze regeling.
ARTIKEL II
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de wet van 4 juni 2014 tot
wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte
in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de huurcommissie
(Stb. 205) in werking treedt.
BIJLAGE B, BEHORENDE BIJ DE REGELING VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST VAN
19 JUNI 2014, NR. 2014-0000317037, TOT WIJZIGING VAN DE UITVOERINGSREGELING HUURPRIJZEN
WOONRUIMTE IN VERBAND MET DE MODERNISERING EN VEREENVOUDIGING VAN DE WERKWIJZE VAN
DE HUURCOMMISSIE
Bijlage VIII
Het bedrag van de servicekosten, bedoeld in artikel 18, vierde lid, van de Uitvoeringswet
huurprijzen woonruimte, is:
Bij zelfstandige woonruimte
|
Normbedrag per jaar
|
Gas
|
Prijs van 400 m3 gas*
|
Water
|
Prijs van 25 m3 water*
|
Elektriciteit
|
Prijs van 800 kWh*
|
Overige servicekosten
|
12 euro
|
Bij onzelfstandige woonruimte
|
Normbedrag per jaar
|
Gas
|
Prijs van 250 m3 gas*
|
Water
|
Prijs van 25 m3 water*
|
Elektriciteit
|
Prijs van 500 kWh*
|
Overige servicekosten
|
12 euro
|
* Hierbij wordt uitgegaan van de gemiddelde prijzen voor gas, elektra en water volgens
het CBS, die per jaar verschillen.
TOELICHTING
Algemeen
Met de wet van 4 juni 2014 tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en
de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging
van de werkwijze van de huurcommissie (Stb. 205) is een aantal samenhangende maatregelen ingevoerd om te komen tot transparantere
en eenvoudiger procedures binnen de huurprijsregelgeving. Dit leidt tegelijkertijd
tot een efficiëntere uitvoering van de beslechting van geschillen over de huurprijs.
De in deze wet opgenomen maatregelen betreffen onder meer de vereenvoudiging van de
legesregeling bij de huurcommissie en de beoordeling van de servicekosten door de
huurcommissie.
Met deze regeling worden nadere regels gegeven in verband met deze vereenvoudiging
van de legesregeling en in verband met de beoordeling van de servicekosten door de
huurcommissie.
De vereenvoudiging van de legesregeling is ingevoerd, omdat de huurcommissie bij het
merendeel van de zaken moest beoordelen of de verhuurder een natuurlijke persoon dan
wel een rechtspersoon is. De vereenvoudiging houdt in dat de hoogte van de leges voortaan
wordt bepaald door het gegeven of de partij die de vergoeding is verschuldigd, huurder
(leges € 25) dan wel verhuurder (leges € 450) is. De verhuurder die kan aantonen dat
hij een natuurlijke persoon is, is eveneens een leges van € 25 verschuldigd. In deze
regeling is bepaald dat de verhuurder daartoe binnen vier weken na de ontvangstbevestiging
van de huurcommissie een afschrift van de huurovereenkomst, waaruit blijkt dat de
verhuurder een natuurlijke persoon is, dient over te leggen.
Bij de beoordeling van de servicekosten gaat het om een verduidelijking van het overzicht
dat de verhuurder dient te verstrekken aan de huurder inzake de in rekening gebrachte
kosten voor de overige in verband met de bewoning van de woonruimte geleverde zaken
en diensten. In deze regeling wordt het formulier vastgesteld ten behoeve van dit
overzicht.
Regeldruk
De effecten voor de regeldruk zijn in de memorie van toelichting bij het voorstel
van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen
woonruimte in verband met de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van
de huurcommissie (Kamerstukken II 2012/13, 33 698, nr. 3) in kaart gebracht.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdeel A
De wijziging in het opschrift van paragraaf 7 is redactioneel van aard, nu het niet
meer alleen over de vrijstelling gaat.
Onderdeel B
In de artikelen 7, eerste lid, en 8 van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw)
is bepaald dat voor het door de huurcommissie doen van een uitspraak als bedoeld in
artikel 4, tweede of derde lid, van de Uhw c.q het uitbrengen van een advies als bedoeld
in artikel 5, vierde lid, van de Uhw door de verzoeker een voorschot of een vergoeding
verschuldigd is. Het bedrag van dat voorschot of die vergoeding wordt bij algemene
maatregel van bestuur vastgesteld, mede aan de hand van het gegeven of de verzoeker
of de partij die niet de verzoeker is een huurder of een verhuurder is. De bedragen
zijn in de artikelen 4 en 4a van het Besluit huurprijzen woonruimte vastgesteld op
€ 25 voor de huurder en € 450 voor de verhuurder. De verhuurder die natuurlijke persoon
is, heeft, op grond van de artikelen 7, eerste lid, en 8 van de Uhw juncto artikel
12a van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, de mogelijkheid om door middel
van een afschrift van de huurovereenkomst aan te tonen dat hij een natuurlijke persoon
is waarvoor het tarief van € 25 geldt. Een addendum bij de huurovereenkomst ten behoeve
van de actualisering van de gegevens van de verhuurder bijvoorbeeld omdat de eigendom
van de woning inmiddels is overgegaan, wordt hiermede onder begrepen.
Onderdelen C en D
In artikel 7: 260 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat in het geval de huurder
en verhuurder geen overeenstemming hebben kunnen bereiken over een betalingsverplichting
van de huurder met betrekking tot servicekosten, de huurder of verhuurder de huurcommissie
kan verzoeken uitspraak daarover te doen. Bij dat verzoek dient de verhuurder de betalingsverplichting
van de huurder met betrekking tot de servicekosten op te nemen in het, op grond van
artikel 14 van de Uitvoeringsregeling huurprijzen woonruimte, in bijlage VII opgenomen
formulier.
Daarbij gaat het uitsluitend om die servicekosten die voorwerp zijn van geschil. Dit
kan inhouden dat de verhuurder de huurcommissie slechts die onderdelen van het in
bijlage VII opgenomen formulier verstrekt die op die servicekosten betrekking hebben.
Indien de verhuurder geen gebruik heeft gemaakt van het formulier, bedoeld in artikel
7: 260, derde lid, van het Burgerlijk Wetboek, dan wel indien dat formulier onvolledig
is ingevuld, zal de huurcommissie de servicekosten, op grond van artikel 18, vierde
lid, Uhw, vaststellen op de bedragen die op grond van artikel 14a van de Uitvoeringsregeling
huurprijzen woonruimte in bijlage VIII zijn vastgelegd.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok