Regeling van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 20 juni 2014 nr. JOZ/632757 houdende nadere voorschriften voor afwijken van de overgangsbekostiging voor scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 in verband met afschaffing van de leerlinggebonden financiering en vermindering van de verplichte herbesteding van een gedeelte van de bekostiging van het samenwerkingsverband passend onderwijs (Regeling nadere voorschriften opting out en vermindering verplichte herbesteding in verband met overgangsbekostiging afschaffing leerlinggebonden financiering)

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen XI, eerste tot en met vierde lid, en XIA, derde en zesde lid, van de Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533);

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

cluster 3 en 4:

cluster 3 en 4 als bedoeld in artikel 2, vierde lid, aanhef en onderdelen c en d, van de WEC;

herbesteding:

besteding van de personele bekostiging, bedoeld in artikel XIA, eerste en vierde lid, van de Wet passend onderwijs, door het samenwerkingsverband bij de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs, voor zover daaraan speciaal onderwijs wordt verzorgd behorende tot cluster 3 en 4, die in schooljaar 2013–2014 de ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband;

opting out:

instemming als bedoeld in artikel XI, eerste lid, derde volzin, tweede lid, derde volzin, derde lid, derde volzin, en vierde lid, derde volzin, van de Wet passend onderwijs, tussen een samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs dat het samenwerkingsverband de personele en materiële bekostiging als bedoeld in het eerste lid, eerste volzin, tweede lid, eerste volzin, derde lid, eerste volzin, respectievelijk vierde lid, eerste volzin, van dat artikel ontvangt;

representatieve vakorganisatie:

werknemersorganisatie die meerdere functiecategorieën van personeel vertegenwoordigt;

school voor (voortgezet) speciaal onderwijs:

school als bedoeld in artikel 1 van de WEC;

samenwerkingsverband:

samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 1 van de WPO en artikel 1 van de WVO;

vakorganisaties:

Algemene Onderwijsbond, CNV Onderwijs, Federatie van Onderwijsvakorganisaties en, ten aanzien van het primair onderwijs, Algemene Vereniging Schoolleiders;

WEC:

Wet op de expertisecentra;

Wet passend onderwijs:

Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533);

WPO:

Wet op het primair onderwijs;

WVO:

Wet op het voortgezet onderwijs.

Artikel 2. Nadere voorschriften opting out in schooljaar 2014–2015

  • 1. Het bestuur van een samenwerkingsverband dat gebruik wil maken van de mogelijkheid tot opting out, dient daartoe uiterlijk 15 augustus 2014 een aanvraag in bij de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Bij de aanvraag wordt gebruik gemaakt van een door DUO beschikbaar gesteld formulier ‘Verklaring voor aanvraag opting out 2014–2015’.

  • 2. De aanvraag kan alleen ingediend worden indien het samenwerkingsverband overeenstemming heeft bereikt met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 die op 1 oktober 2013 ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband, en met de vakorganisaties over het betrokken personeel.

  • 3. Er hoeft geen overleg te worden gevoerd en overeenstemming te worden bereikt met de bevoegde gezagsorganen van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs ‘De Waterlelie’ te Cruquius en ‘De Berkenschutse’ te Heeze.

  • 4. De afspraken om gebruik te maken van de opting out hebben geen betrekking op personeel dat na 1 mei 2012 zelf ontslag heeft genomen of met pensioen is gegaan, noch op personeel dat met ingang van schooljaar 2014–2015 om voornoemde redenen op natuurlijke wijze zal uitstromen.

Artikel 3. Vermindering verplichte herbesteding in schooljaar 2015–2016

  • 1. Indien een samenwerkingsverband gebruik maakt van opting out in schooljaar 2014–2015 als bedoeld in artikel 2, vervalt de verplichting tot herbesteding in schooljaar 2015–2016 volledig.

  • 2. De verplichting tot herbesteding in schooljaar 2015–2016 wordt verminderd of komt te vervallen indien het bestuur van het samenwerkingsverband overeenstemming heeft bereikt met één of meer bevoegde gezagsorganen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 die op 1 oktober 2013 de ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband en met de vakorganisaties over het betrokken personeel.

  • 3. De herbestedingsplicht wordt verminderd met het volledige personele deel van het bekostigingsbedrag dat voor ambulante begeleiding naar de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 ging waarmee overeenstemming wordt bereikt.

  • 4. Indien met de bevoegde gezagsorganen van alle scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 die op 1 oktober 2013 ambulante begeleiding verzorgden ten behoeve van leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband, en met de vakorganisaties overeenstemming is bereikt, vervalt de verplichting tot herbesteding volledig.

  • 5. Er hoeft geen overleg te worden gevoerd en overeenstemming te worden bereikt met de bevoegde gezagsorganen van de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs ‘De Waterlelie’ te Cruquius en ‘De Berkenschutse’ te Heeze.

  • 6. De afspraken om de verplichting tot herbesteding te verminderen hebben geen betrekking op personeel dat na 1 mei 2012 zelf ontslag heeft genomen of met pensioen is gegaan, noch op personeel dat met ingang van schooljaar 2015–2016 om voornoemde redenen op natuurlijke wijze zal uitstromen.

Artikel 4. Vaststellen overeenstemming overleg opting out en vermindering verplichte herbesteding

  • 1. Voor het vaststellen van overeenstemming als bedoeld in de artikelen 2 en 3, in het overleg tussen het samenwerkingsverband, de bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de vakorganisaties gelden voor het primair onderwijs de bepalingen voor het cao overleg in het overlegprotocol PO. Artikel 38 van de WPO is van toepassing. Naast het samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs moeten tenminste twee representatieve vakorganisaties akkoord zijn.

  • 2. Voor het vaststellen van overeenstemming in het overleg tussen het samenwerkingsverband, de bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de vakorganisaties gelden voor het voortgezet onderwijs de bepalingen voor het cao overleg in het overlegprotocol VO. Artikel 40a van de WVO is van toepassing. Naast het samenwerkingsverband en de bevoegde gezagsorganen van alle betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs moeten ten minste twee van de drie vakorganisaties akkoord zijn.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 augustus 2014 en vervalt met ingang van 1 augustus 2016.

Artikel 6. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling nadere voorschriften opting out en vermindering verplichte herbesteding in verband met overgangsbekostiging afschaffing leerlinggebonden financiering.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

TOELICHTING

Algemeen

Als gevolg van de invoering van passend onderwijs worden geldstromen vanuit de leerlinggebonden financiering (lgf) verlegd van bevoegde gezagsorganen met scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 naar de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Deze verlegging van de geldstroom ambulante begeleiding heeft personele gevolgen. De Wet van 11 oktober 2012 tot wijziging van enkele onderwijswetten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2012, 533) (hierna: Wet passend onderwijs) voorziet in een overgangsregeling voor het verleggen van de geldstroom ambulante begeleiding. De onderhavige regeling geeft hier nadere voorschriften voor.

Schooljaar 2014–2015

In artikel XI van de Wet passend onderwijs is aangegeven dat de middelen voor de ambulante begeleiding in schooljaar 2014–2015 nog bij het (voortgezet) speciaal onderwijs cluster 3 en 4 blijven. De samenwerkingsverbanden maken afspraken met deze scholen over de inzet van de ambulante begeleiding. Het kan daarbij gaan om begeleiding van individuele leerlingen zoals onder de lgf gebruikelijk was, maar het kan ook gaan om begeleiding van leraren, bijvoorbeeld om beter te leren omgaan met leerlingen met specifieke onderwijsvragen. Naast deze vormen die beide nu ook al veel voorkomen, kunnen begeleiders ook worden ingezet om onderwijs te verzorgen in een aparte klas in een reguliere school, of om een aantal dagen te ondersteunen in een reguliere school.

De samenwerkingsverbanden krijgen echter de mogelijkheid tot opting out. Dat wil zeggen dat samenwerkingsverbanden onder bepaalde voorwaarden de middelen voor ambulante begeleiding in schooljaar 2014–2015 al kunnen krijgen. Voorwaarde zoals vastgelegd in de Wet passend onderwijs is dat alle bevoegde gezagsorganen van betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs hiermee instemmen. Op grond van de Wet passend onderwijs wordt de hoogte van de bekostiging die het samenwerkingsverband in geval van opting out ontvangt, gebaseerd op de aantallen leerlingen met een leerlinggebonden budget die op de teldatum 1 oktober 2013 stonden ingeschreven op elk van de scholen binnen het samenwerkingsverband. In de Wet passend onderwijs is aangekondigd dat bij ministeriële regeling nadere voorwaarden worden gesteld, waaronder het tijdstip waarop een verzoek tot opting out moet zijn ingediend bij DUO. In deze regeling worden deze nadere voorwaarden gegeven. Deze nadere voorwaarden vloeien tevens voort uit het landelijk kader personele gevolgen zoals dat is overeengekomen tussen de sectororganisaties (PO-Raad en VO-raad), vakorganisaties (AOb, CNV Onderwijs, FvOv, AVS) en OCW.

Schooljaar 2015–2016

In schooljaar 2015–2016 gaan de middelen voor de ambulante begeleiding over naar de samenwerkingsverbanden en wordt gestart met de normatieve bekostigingssystematiek. In artikel XIA van de Wet passend onderwijs is aangegeven dat het samenwerkingsverband de middelen voor ambulante begeleiding in schooljaar 2015–2016 bij de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die voor het vervallen van de lgf de ambulante begeleiding verzorgden, moet besteden. De samenwerkingsverbanden maken ook dan afspraken met de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs over de inzet van de ambulante begeleiding.

De samenwerkingsverbanden krijgen de mogelijkheid om de verplichte herbesteding te verminderen. Onder bepaalde voorwaarden mogen de samenwerkingsverbanden de middelen voor ambulante begeleiding zelf inzetten. Voorwaarde zoals vastgelegd in de Wet passend onderwijs is dat het bevoegd gezag van de betrokken school voor (voortgezet) speciaal onderwijs hiermee instemt. De peildatum voor het bepalen van het bedrag van de ambulante begeleiding betreft 1 oktober 2013. In de Wet passend onderwijs is aangekondigd dat bij ministeriële regeling regels worden gegeven met betrekking tot vermindering van de verplichte herbesteding. In deze regeling worden deze nadere voorwaarden gegeven. Deze nadere voorwaarden vloeien tevens voort uit het landelijk kader personele gevolgen zoals dat is overeengekomen tussen de sectororganisaties (PO-Raad en VO-raad), vakorganisaties (AOb, CNV Onderwijs, FvOv, AVS) en OCW.

Administratieve lasten

Van de nadere voorschriften die in deze regeling zijn gesteld, is nagegaan welke administratieve lasten hieraan zijn verbonden. In de regeling worden nadere voorwaarden gesteld aan de mogelijkheid tot opting out en de vermindering van de verplichte herbesteding.

De vermindering van de verplichte herbesteding gaat niet gepaard met administratieve lasten. De samenwerkingsverbanden hoeven hiervan namelijk geen melding te maken aan DUO.

Wanneer een samenwerkingsverband kiest voor de opting out, gaat dit wel gepaard met administratieve lasten. Het gaat dan om de volgende lasten voor het schooljaar 2014–2015:

  • Indienen van een aanvraag bij DUO

    Om gebruik te maken van de mogelijkheid tot opting out 2014–2015 dient het bestuur van het samenwerkingsverband een verklaring voor een aanvraag in bij DUO voor 15 augustus 2014.

  • Handtekeningen zetten op de aanvraag

    Elk bevoegd gezagsorgaan van de betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs moet akkoord geven op de aanvraag tot opting out 2014–2015. Voor de berekening van de omvang van de administratieve lasten wordt uitgegaan van het gemiddelde aantal bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs per samenwerkingsverband. In het primair onderwijs zijn dat gemiddeld 6 bevoegde gezagsorganen per samenwerkingsverband en in het voortgezet onderwijs zijn er gemiddeld 7 bevoegde gezagsorganen per samenwerkingsverband voor opting out.

  • Overleg voeren tussen schoolbesturen en vakorganisaties

    Er moet overeenstemming zijn bereikt met alle betrokken schoolbesturen en de vakorganisaties over het personeel over de opting out 2014–2015. Dit overleg wordt gevoerd met de vakorganisaties en de betrokken werkgevers. Dit overleg is hetzelfde overleg als het overleg dat genoemd wordt in de AMvB passend onderwijs en leidt daarom niet tot extra administratieve lasten.

De totale administratieve lasten die gepaard gaan met deze regeling, worden voor het schooljaar 2014–2015 geraamd op maximaal bijna € 30.000. Dit zijn de lasten voor de schoolbesturen, de samenwerkingsverbanden en de vakorganisaties. Hierbij wordt wel opgemerkt dat deze omvang van de administratieve lasten ervan uitgaat dat alle samenwerkingsverbanden voor opting out kiezen. Dit is echter niet de verwachting. Als minder samenwerkingsverbanden kiezen voor opting out, zijn ook de totale administratieve lasten lager. Na schooljaar 2014–2015 zijn er geen administratieve lasten meer verbonden aan deze regeling.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

In dit artikel worden de nadere voorschriften voor de opting out gegeven. Indien een samenwerkingsverband gebruik wil maken van de mogelijkheid tot opting out, dan dient het bestuur van het samenwerkingsverband, daartoe via de ‘Verklaring voor aanvraag opting out 2014–2015’ voor 15 augustus 2014 een aanvraag in bij DUO. De formulieren ten behoeve van deze verklaringen worden door DUO toegezonden aan alle samenwerkingsverbanden en zijn tevens te downloaden op de website van DUO (http://duo.nl/zakelijk/PO/passend_onderwijs/samenwerkingsverband.asp en http://duo.nl/zakelijk/VO/passend_onderwijs/samenwerkingsverband.asp).

Het samenwerkingsverband moet overeenstemming hebben bereikt met alle besturen van betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de vakorganisaties. De betrokken scholen zijn de scholen die op 1 oktober 2013 ambulante begeleiding verzorgden aan leerlingen op scholen in het samenwerkingsverband. Dit kunnen dus zowel scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs zijn die deel uitmaken van het samenwerkingsverband als scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs die geen deel uitmaken van het samenwerkingsverband. Per betrokken bevoegd gezagsorgaan voor (voortgezet) speciaal onderwijs dient een formulier te worden ingevuld. Per samenwerkingsverband gaat het in veel gevallen dus om meerdere in te dienen formulieren. Met de beide epilepsiescholen (De Waterlelie te Cruquius en De Berkenschutse te Heeze) hoeft geen overleg te worden gevoerd en overeenstemming te worden bereikt. Op basis van artikel XXIVA van de Wet passend onderwijs houden deze twee scholen de middelen voor ambulante begeleiding. Er vindt daar dus geen verlegging van geldstromen plaats.

De afspraken om gebruik te maken van de opting out hebben geen betrekking op personeel dat na 1 mei 2012 zelf ontslag heeft genomen of met pensioen is gegaan of op personeel dat met ingang van schooljaar 2014–2015 op natuurlijke wijze zal uitstromen. Over nieuwe personeelsleden die zijn aangesteld na 1 mei 2012 hoeven geen afspraken te worden gemaakt. Dat blijft de verantwoordelijkheid van de werkgever (het bevoegd gezagsorgaan van de school voor (voortgezet) speciaal onderwijs). De datum van 1 mei 2012 vloeit voort uit de tripartiete afspraken over de personele gevolgen tussen de sectororganisaties, vakorganisaties en het ministerie van OCW. Deze datum is genomen omdat op dat moment bekend is geworden dat de eerder voorgenomen bezuiniging van € 300 miljoen op passend onderwijs geen doorgang zou vinden (Begrotingsakkoord 2013). Op dat moment is duidelijk geworden dat de personele gevolgen van passend onderwijs er anders uit zouden komen te zien dan eerder werd verwacht.

Artikel 3

In dit artikel worden de nadere voorschriften voor vermindering van de verplichte herbesteding gegeven. Hiermee wordt invulling gegeven aan artikel XIA, derde en zesde lid, van de Wet passend onderwijs. Als een samenwerkingsverband in schooljaar 2014–2015 gebruik maakt van de opting out, hoeft er geen verplichte herbesteding plaats te vinden in schooljaar 2015–2016. Er zijn dan immers al afspraken over de betrokken personeelsleden gemaakt. Als dat niet het geval is en het samenwerkingsverband de verplichte herbesteding wil verminderen moet het bestuur van het samenwerkingsverband overeenstemming hebben bereikt met één of meer bevoegde gezagsorganen van de betrokken scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs en de vakorganisaties. De betrokken scholen zijn dezelfde als bij de opting out. Per bevoegd gezagsorgaan van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs kunnen afspraken worden gemaakt over de personele gevolgen. Indien er een afspraak is gemaakt, vervalt de verplichte herbesteding richting dat bevoegd gezag. In het overleg wordt de inhoud van de afspraak over de betrokken personeelsleden bepaald. Dit kan overname van personeel zijn, maar ook bijvoorbeeld meerjarige financiering bij de huidige werkgever of een combinatie van deze mogelijkheden.

Voor de omvang van de verplichte herbesteding is de peildatum 1 oktober 2013 van toepassing voor het leerlingenaantal. In het Besluit van 12 februari 2014 tot wijziging van diverse besluiten in verband met een herziening van de organisatie en financiering van de ondersteuning van leerlingen in het basisonderwijs, speciaal en voortgezet speciaal onderwijs, voortgezet onderwijs en beroepsonderwijs (Stb. 2014, 95) is de berekening van de hoogte van het bedrag vermeld.

Indien met een bevoegd gezag van een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs geen afspraken zijn gemaakt over het betrokken personeel, dan kan het samenwerkingsverband geen beroep doen op vermindering van de verplichte herbesteding en geldt de verplichting tot herbesteding in schooljaar 2015–2016 onverkort. Voor de vermindering van de verplichte herbesteding hoeft geen melding te worden gedaan bij DUO omdat het een rechtstreekse herbesteding bij de scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs betreft.

De afspraken om gebruik te maken van de vermindering van de verplichte herbesteding hebben geen betrekking op personeel dat na 1 mei 2012 zelf ontslag heeft genomen of met pensioen is gegaan of op personeel dat met ingang van schooljaar 2015–2016 op natuurlijke wijze zal uitstromen.

Artikel 4

In dit artikel wordt aangegeven wanneer er sprake is van overeenstemming. Daarbij worden de geldende regels over overleg tussen bevoegde gezagsorganen en de vakorganisaties van toepassing verklaard. Voor het primair onderwijs betekent dit dat minimaal twee representatieve vakorganisaties van de vier vakorganisaties (AOb, CNV Onderwijs, AVS en FvOv) akkoord moeten zijn. Voor het voortgezet onderwijs betekent dit dat de meerderheid van de vakorganisaties (dus minimaal twee van de drie vakorganisaties AOb, CNV Onderwijs en FvOv) akkoord moet zijn. Daarnaast moet ook het bestuur van het samenwerkingsverband en de betrokken bevoegde gezagsorganen van scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs akkoord zijn.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker

Naar boven