Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 1 juli 2014, nummer WBV 2014/20, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf C7/8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8. Het asielbeleid ten aanzien van China

8.1 Besluitmoratorium

Ten aanzien van China geldt geen besluit in de zin van artikel 43, aanhef en onder a, Vw.

8.2 Artikel 1F Vluchtelingenverdrag

Geen bijzonderheden.

8.3 Vervolging in de zin van het Vluchtelingenverdrag
8.3.1 Groepsvervolging in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND beschouwt China niet als land waarin sprake is van groepsvervolging.

8.3.2 Risicogroepen in de zin van paragraaf C2/3.2 Vc

De IND heeft met betrekking tot China geen risicogroepen aangewezen.

8.3.3 Tibetanen die te maken kunnen hebben met repressie

Tibetanen kunnen te maken hebben met repressie in China, als zij:

  • a. als advocaat, politiek activist of blogger actief zijn geweest;

  • b. verdacht worden van separatistische sympathieën;

  • c. steun hebben betuigd aan de dalai lama in China, of daarvan verdacht worden;

  • d. te maken hebben gehad met religieuze activiteiten die door de overheid worden gezien als uitingen van politieke onvrede of streven naar onafhankelijkheid;

  • e. om andere redenen de negatieve aandacht van de Chinese autoriteiten hebben getrokken dan wel zullen trekken en de overheid deze zien als uitingen van politieke onvrede of streven naar onafhankelijkheid.

Indien een vreemdeling uit Tibet aannemelijk maakt dat hij tot een of meerdere van deze groepen behoort, komt deze in aanmerking voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a, Vw.

8.4 Foltering, onmenselijke of vernederende behandeling of bestraffing in de zin van artikel 3 EVRM

De IND verleent een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 29, eerste lid, aanhef en onder b, Vw, aan een vreemdeling uit Tibet die aannemelijk heeft gemaakt dat hij illegaal China is uitgereisd.

8.4.1 Uitzonderlijke situatie in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In China is geen sprake van een uitzonderlijke situatie als bedoeld in paragraaf C2/3.3 Vc.

8.4.2 Systematische blootstelling in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

In China is geen sprake van systematische blootstelling aan een behandeling in strijd met artikel 3 EVRM.

8.4.3 Kwetsbare minderheidsgroepen in de zin van paragraaf C2/3.3 Vc

De IND heeft met betrekking tot China geen kwetsbare minderheidsgroepen aangewezen.

8.5 Bescherming
8.5.1 Bescherming door autoriteiten en/of internationale organisaties in de zin van paragraaf C2/6 Vc

Geen bijzonderheden.

8.5.2 Vlucht- en vestigingsalternatief in de zin van paragraaf C2/6 Vc

Geen bijzonderheden.

8.6 Adequate opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

In China is adequate opvang in de zin van paragraaf B8/6 Vc.

8.7 Vertrekmoratorium

Ten aanzien van China geldt geen besluit in de zin van artikel 45, vierde lid, Vw.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 1 juli 2014

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

TOELICHTING

ALGEMEEN

Uit het ambtsbericht dat de Minister van Buitenlandse Zaken heeft uitgebracht over de positie van Oeigoeren en Tibetanen in China blijkt dat in de verslagperiode de situatie in China is verslechterd voor mensenrechtenverdedigers. Uit het ambtsbericht blijkt dat de positie van Oeigoeren niet wezenlijk is veranderd en geen aanleiding geeft het beleid aan te passen.

Op basis van de informatie uit het ambtsbericht en rekening houdend met het beleid in de ons omringende landen worden de asielaanvragen van Tibetanen weer op individuele basis behandeld.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

Naar boven