Beleidsregel van de Inspecteur-generaal van het Onderwijs van 5 juni 2014, nr. 4160445, houdende het instellen van een beslisregel bij het Toezichtkader VO 2013 en het van toepassing verklaren van het Toezichtkader VO 2013 op scholen als bedoeld in artikel 56 Wet op het voortgezet onderwijs

De Inspecteur-generaal van het onderwijs,

Gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 13 van de Wet op het onderwijstoezicht;

Gelet op de goedkeuring van de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap op 5 juni 2014;

Besluit:

ARTIKEL I

Bijlage III bij het Toezichtkader PO/VO 2012 vervalt.

ARTIKEL II

Op een school als bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs is het Toezichtkader VO 2013 van toepassing.

ARTIKEL III

Het Toezichtkader VO 2013 wordt voorzien van een bijlage I, een bijlage II en een bijlage III, welke worden gevormd door de bijlage bij deze beleidsregel.

ARTIKEL IV

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin hij wordt geplaatst.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Inspecteur-generaal van het onderwijs, A.S. Roeters

BIJLAGE I BESLISREGEL DOMEIN ONDERWIJSPROCES EN ASPECT KWALITEITSZORG

Onderwijsproces

Om te bepalen of het onderwijsproces van voldoende kwaliteit is, beoordeelt de inspectie in ieder geval altijd de indicatoren uit het kernkader die het onderwijsproces betreffen.

De kwaliteit van het onderwijsproces is onvoldoende als drie of meer van die indicatoren onvoldoende zijn.

De inspectie kan altijd beredeneerd afwijken van deze regel. Zij betrekt dan de oordelen op andere indicatoren bij haar afweging.

Om te bepalen of het onderwijsproces binnen het praktijkonderwijs van voldoende kwaliteit is, beoordeelt de inspectie in ieder geval altijd de indicatoren uit het kernkader praktijkonderwijs die het onderwijsproces betreffen, te weten de indicatoren 4.3, 5.4, 7.1, 7.2, 7.3, 7.4, 9.1. 10,1, 10,2 en 10.3.

De kwaliteit van het onderwijsproces binnen een school voor praktijkonderwijs is onvoldoende als drie of meer van die indicatoren onvoldoende zijn of als er twee indicatoren onvoldoende zijn van aspect 10.

De inspectie kan altijd beredeneerd afwijken van deze regel. Zij betrekt dan de oordelen op andere indicatoren bij haar afweging.

Kwaliteitszorg

Om te bepalen of de kwaliteitszorg op een school voldoende is, beoordeelt de inspectie in ieder geval kernindicatoren van het aspect kwaliteitszorg bestaande uit vijf indicatoren.

De kwaliteitszorg is onvoldoende indien twee of meer van deze indicatoren onvoldoende zijn.

De inspectie kan altijd beredeneerd afwijken van deze regel. Zij betrekt dan de oordelen op andere indicatoren, bijvoorbeeld uit het aspect leraarschap bij haar afweging.

BIJLAGE II WIJZIGINGEN IN HET WAARDERINGSKADER

In onderstaande tabel staat welke indicator veranderd is. In de linker kolom staat de gewijzigde status, in de rechter kolom staat wat de status was. De letteraanduiding van het indicatornummer geeft aan welke status een indicator heeft: A betekent behorend tot het kernkader, B betekent behorend tot het aanvullend kader en C betekent behorend tot het verdiepend kader.

Nieuw

Was

A 4.3 De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd

B 4.3 De leerlingen maken efficiënt gebruik van de onderwijstijd

B 5.4 De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.

A voor PRO

C 5.4 De school ondersteunt de leerlingen en de ouders/verzorgers bij de keuzes tijdens de schoolloopbaan.

B 5.5 De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.

A 5.5 De school kent een op ondersteuning en begeleiding gerichte cultuur.

A 7.4 De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.

B 8.2 De leerlingen krijgen effectieve feedback op hun leerproces.

A 7.2 De Leraar geeft een begrijpelijke uitleg

A 7.2 De leerlingen krijgen een begrijpelijke uitleg

Door de verschuiving van indicator 8.2 verandert de nummering van de overige indicatoren. Voor de duidelijkheid is daarom het volledige waarderingskader toegevoegd aan deze beleidsregel.

BIJLAGE III TOEZICHT OP SCHOLEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 56 VAN DE WET VOORTGEZET ONDERWIJS

Het Toezichtkader VO 2013 wordt van toepassing op scholen die krachtens artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs (hierna: WVO) zijn aangewezen door middel van de beleidsregel.

Gelet op de specifieke organisatie en vrijheden van artikel 56 WVO-scholen zijn verschillende aspecten dan wel indicatoren uit het waarderingskader van het Toezichtkader VO 2013 niet van toepassing dan wel verbijzonderd.

De volgende indicatoren zijn niet van toepassing of verbijzonderd.

Domein Leeropbrengsten

De indicatoren 1.1 (De leerlingen behalen in de onderbouw het opleidingsniveau dat mag worden verwacht) en 1.2 (De leerlingen lopen weinig vertraging op in de bovenbouw van de opleiding) zijn niet van toepassing.

De indicator 1.3 (De leerlingen van de opleiding behalen voor het centraal examen de cijfers die mogen worden verwacht) is aangepast. Voor niet uit ’s Rijkskas bekostigd onderwijs wordt deze indicator met een absolute norm beoordeeld, vooruitlopend op een te verwachten absolute normering bij bekostigde scholen.

De indicator 1.4 (Bij de opleiding zijn de verschillen tussen het cijfer voor het schoolexamen en het cijfer voor het centraal examen van een aanvaardbaar niveau) is onverkort van kracht.

Alleen indicator 1.4 is een normatieve indicator voor de opbrengsten. Indicator 1.3 wordt beoordeeld, maar geeft daarmee alleen een signaal af. Op termijn streeft de Inspectie van het onderwijs (hierna: inspectie) naar twee normatieve opbrengstindicatoren voor scholen ex artikel 56 van de WVO.

De indicator 2.1 (De sociale opbrengsten zijn van voldoende niveau) is niet van toepassing.

Domein onderwijsproces

Aspect 10 (De school begeleidt leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben effectief aan de hand van hun ontwikkelingsperspectief) is niet van toepassing.

Domein condities

De aspecten 17 (financiële continuïteit), 18 (financiële doelmatigheid) en 19 (financieel beheer) zijn niet van toepassing.

De beslisregel voor het toezichtarrangement (zeer) zwakke kwaliteit geldt ook voor artikel 56 WVO scholen met dien verstande dat de beoordeling van de opbrengsten is aangepast. Deze is als volgt:

Beoordeling opbrengsten

De school scoort per schoolsoort een onvoldoende op de opbrengsten wanneer indicator 1.4 onvoldoende scoort volgens de vastgelegde systematiek van het gemiddelde cijfer over drie jaar.

TOELICHTING

Sinds januari 2013 is het Toezichtkader voortgezet onderwijs 2013 van kracht. Dit betekent dat scholen die geen aangepast toezichtarrangement hadden vanaf januari 2013 zijn onderzocht met behulp van het nieuwe toezichtkader en dat de Inspectie van het onderwijs ruime ervaringen heeft kunnen opdoen met het nieuwe Toezichtkader. Op basis van die ervaring en op basis van de verzamelde data heeft de inspectie de ontbrekende elementen in de beslisregel kunnen opstellen.

In de bijlage I bij deze beleidsregel staat de beslisregel op basis waarvan de inspectie kan oordelen of het onderwijsproces en/of de kwaliteitszorg onvoldoende is. Tezamen met de regels die beschreven staan in het vigerende Toezichtkader VO 2013 (zie paragraaf 2.1.2 van Toezichtkader VO 2013) zijn de spelregels om te komen tot een toezichtarrangement ‘zwak’ en ‘zeer zwak’ nu compleet. Vanaf de start van het schooljaar 2013–2014 is de inspectie met deze regels toezichtarrangementen gaan afgeven.

Per abuis staat in paragraaf 2.1.2 Fase: Kwaliteitsonderzoek van het Toezichtkader VO 2013 dat de beslisregels voor de domeinen onderwijsproces en opbrengsten medio 2013 zouden worden bepaald. Hier had moeten staan domeinen onderwijsproces en kwaliteitszorg. De beslisregel voor het domein opbrengsten is geregeld in de Regeling leerresultaten VO, zoals ook al aangegeven in het Toezichtkader VO 2013.

Daarnaast heeft de inspectie op grond van evaluaties een aantal wijzigingen – weergegeven in bijlage II – in het waarderingskader bij het Toezichtkader VO 2013 aangebracht. Het betreft verschuivingen van indicatoren van het kernkader naar het aanvullend kader en andersom. Eén indicator wordt iets aangepast in de formulering.

Ten slotte is in het Toezichtkader VO 2013 nog niet beschreven hoe het toezicht op de scholen, bedoeld in artikel 56 van de Wet op het voortgezet onderwijs geregeld is. Bijlage III wordt toegevoegd aan het Toezichtkader VO 2013. Hierin is aangegeven welke van de indicatoren niet van toepassing zijn dan wel aangepast van toepassing zijn. Hiermee is bijlage III bij het Toezichtkader PO/VO 2012 overbodig geworden en komt te vervallen.

Naar boven