De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies en de artikelen 2.2, 4.11 en
4.23 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;
Besluit:
TOELICHTING
Algemene toelichting
1. Algemeen
Met deze regeling worden de Regeling financiën hoger onderwijs (hierna: de regeling)
en de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen gewijzigd.
De aanpassingen hangen grotendeels samen met de herberekening van de rijksbijdrage
2014 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van
Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De bedragen in de bijlagen bij deze regeling wijzigen
om een aantal redenen ten opzichte van wat eerder is bepaald, waaronder aanpassing
van bedragen vanwege geneeskunde en geesteswetenschappen. Tevens wordt met deze regeling
het collegegeld voor het studiejaar 2015–2016 bepaald. Tot slot worden met deze wijzigingsregeling
een technische correctie doorgevoerd en de einddatum aangepast van de subsidieperiode
die is opgenomen in de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen.
2. Gevoerd overleg
De conceptregeling is voorgelegd aan VSNU vanwege de wijzigingen die betrekking hebben
op de universiteiten. Dit heeft niet geleid tot wijzigingen in de regeling. De aanpassing
van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen is onderwerp van separaat schriftelijk
overleg geweest met Vereniging Hogescholen.
3. Uitvoerings- en handhaafbaarheidstoets
DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
4. Financiële gevolgen
De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Mede
vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begrotingen 2014 kunnen op grond van artikel
2.5, vierde lid, van de WHW de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages
nog wijzigen.
5. Gevolgen administratieve lasten
De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel I Wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs
A
Deze wijziging betreft het herstel van een technische fout, die is gemaakt in de regeling
van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 februari 2014 tot wijziging
van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg
van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het
begrotingsjaar 2014 en het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het hoger onderwijs
(Stct. 2012, nr. 5081).
B
Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt het
wettelijk collegegeld (gedeeltelijk en volledig) voor het studiejaar 2015/2016 aangepast
aan de hand van de consumentenprijsindex. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan:
de consumenten-prijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal
Bureau voor de Statistiek. Alle bedragen die van toepassing zijn op het studiejaar
2014/2015 worden voor afronding verhoogd met € 22,– (artikel 2.2, derde lid, van het
besluit). De som wordt vermenigvuldigd met 116,35 (indexcijfer april 2014) en gedeeld
door 114,97 (indexcijfer april 2013). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond
opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar
2015/2016; zij vervangen de bedragen voor het studiejaar 2014/2015.
|
2014/2015
|
2015/2016
|
|
afgerond
|
niet-afgerond
|
verhoging
|
na indexering
|
afgerond
|
volledig wettelijk collegegeld en maximumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld
|
€ 1.906
|
€ 1.905,62
|
€ 22,–
|
€ 1.950,75
|
€ 1.951
|
|
|
|
|
|
|
minimumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld
|
€ 1.099
|
€ 1.099,25
|
€ 22,–
|
€ 1.134,71
|
€ 1.135
|
C
Dit onderdeel betreft de aanpassing van de onderwijsopslag universiteiten in bijlage
1 vanwege de volgende redenen:
-
a. de toedeling van middelen onder de noemer kwetsbare opleidingen vanwege zij-instroom
geneeskunde is aangepast conform de brief van 24 april 2014 aan VSNU met referentie
602801 om gedifferentieerde toekenning te realiseren voor universiteiten die 120 nieuwe
plaatsen en instellingen die 80 al bestaande plaatsen gaan verzorgen;
-
b. de toedeling van middelen onder de noemer kwetsbare opleidingen conform het besluit
op het advies van het Regieorgaan Geesteswetenschappen van 15 mei 2014 inzake het
actieplan ‘Meer opgeleide leraren in de schooltalen’. Dit betreft toekenning van € 4.000.000
voor de periode 2014 tot en met 2016; voor 2014 is € 770.487 en voor 2015 is € 1.393.689
toegekend aan de instellingen conform de begroting van het Regieorgaan. Het resterende
bedrag van € 1.835.824 is voor 2016 toegekend aan Universiteit Utrecht als penvoerder
van het Regieorgaan Geesteswetenschappen voor afronding van de verschillende activiteiten;
-
c. vanwege de landelijke functie technische bibliotheek wordt onder de noemer bijzondere
voorzieningen in 2014 bij Technische Universiteit Delft € 4.013.000 toegevoegd. Vanaf
2015 wordt structureel € 5.000.000 aan de onderwijsopslag van deze instelling toegevoegd
conform de vaststellingsovereenkomst opgenomen bij de brief van 16 maart 2014 met
referentie 587226; hiervan gaat voor € 4 miljoen ten laste van de middelen die tot
dat jaar zijn ingezet vanwege sectorplan technologie 2011–2015 en is structureel vanaf
2015 € 1 miljoen toegevoegd aan het onderwijsdeel wo;
-
d. voor de aflossing van de vordering in verband met een eerdere (kas)korting op uitbetaling
van de verplichte rijksbijdrage van in totaal € 20.380.000 is in 2014 € 1.870.513
beschik-baar. In 2015 is voor deze aflossing € 2.027.311 beschikbaar, in 2016 € 2.502.176,
en vanaf 2017 € 3.038.000. De aflossing geschiedt onder de noemer bijzondere voorzieningen
via een toevoeging van bedragen naar rato van de vordering op de betreffende universiteiten,
te weten bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht,
Erasmus Universiteit Rotterdam, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit
Eindhoven, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en Radboud Universiteit
Nijmegen;
-
e. vanwege de uitvoering van de voornemens inzake de educatieve minor bij vijf university
colleges verbonden aan Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht (inclusief University
College Roosevelt), Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam, en Universiteit
Maastricht is onder de noemer bijzondere voorzieningen via de onderwijsopslag van
de penvoerder Universiteit van Amsterdam € 675.000 beschikbaar in de periode 2014–2017.
In 2014 gaat het om € 31.250, in 2015 om € 218.750, in 2016 om € 300.000 en in 2017
om € 125.000.
D
Dit onderdeel betreft de correctie in 2014 en 2015 van – € 160.000 op het bedrag in
de voorziening onderzoek in bijlage 5 bij Radboud Universiteit Nijmegen vanwege de
samenwerking van het Max Planck Institute for Psycholinguistics in verband met de
bijdrage aan dit instituut van Provincie Gelderland. Tevens is sprake van een technische
correctie op het bedrag dat beschikbaar is gesteld voor Wageningen University met
– € 20.724.
Artikel II Wijziging van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen
In verband met de uitvoering van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen
is bij brief van 11 maart 2014 met referentie 605227 bewilligd in het verzoek van
Stichting Innovatie Allliantie inzake aanwending van resterende projectgelden in 2014.
In dat verband is toegezegd de einddatum van de subsidieperiode zoals vastgelegd in
deze regeling te wijzigen van 31 december 2013 in 31 mei 2014. Dat geschiedt met deze
wijzigingsregeling.
Artikel III Inwerkingtreding
De regeling treedt deels in werking met terugwerkende kracht in verband met de verstrekking
van de rijksbijdrage per 1 januari 2014. De bepaling inzake het collegegeld treedt
in werking per 1 september 2015.
De wijziging van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen treedt eveneens
in werking per 1 januari 2014 in verband met toekenning van middelen dit jaar, en
heeft een begunstigende werking.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
M. Bussemaker