Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2014, 17514 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2014, 17514 | Besluiten van algemene strekking |
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Handelende in overeenstemming met de Minister van Economische Zaken;
Gelet op artikel 4 van de Wet overige OCenW-subsidies en de artikelen 2.2, 4.11 en 4.23 van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008;
Besluit:
De Regeling financiën hoger onderwijs wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 1 vervalt: e. CRI-HO: het Centraal register inschrijving hoger onderwijs, genoemd in artikel 7.52 van de wet.
B
Artikel 9 komt als volgt te luiden:
1. Het volledig wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, van het besluit bedraagt na toepassing van artikel 2.2, derde en vierde lid, van het besluit, voor het studiejaar 2015–2016 € 1.951.
2. Het minimumbedrag van het gedeeltelijk wettelijk collegegeld, bedoeld in artikel 2.2, tweede lid, van het besluit bedraagt na toepassing van artikel 2.2, derde en vierde lid, van het besluit, voor het studiejaar 2015–2016 € 1.135.
C
Bijlage 1 komt te luiden:
Universiteit |
kwaliteit |
kwetsbare opleidingen |
bijzondere voorzieningen |
totaalbedrag |
|
---|---|---|---|---|---|
00DV |
Protestantse Theologische Universiteit |
€ 272.551 |
€ 272.551 |
||
21PB |
Universiteit Leiden |
€ 2.811.264 |
€ 2.961.569 |
€ 5.772.833 |
|
21PC |
Rijksuniversiteit Groningen |
€ 3.357.117 |
€ 1.263.228 |
€ 4.620.345 |
|
21PD |
Universiteit Utrecht |
€ 5.863.374 |
€ 1.610.498 |
€ 7.473.872 |
|
21PE |
Erasmus Universiteit Rotterdam |
€ 291.927 |
€ 9.099.891 |
€ 9.391.818 |
|
21PF |
Technische Universiteit Delft |
€ 5.677.464 |
€ 15.046.734 |
€ 20.724.198 |
|
21PG |
Technische Universiteit Eindhoven |
€ 3.034.739 |
€ 440.809 |
€ 3.475.548 |
|
21PH |
Universiteit Twente |
€ 3.157.655 |
€ 14.793.606 |
€ 17.951.261 |
|
21PJ |
Universiteit Maastricht |
€ 1.089.078 |
€ 3.063.586 |
€ 4.152.664 |
|
21PK |
Universiteit van Amsterdam |
€ 3.659.976 |
€ 3.903.828 |
€ 7.563.804 |
|
21PL |
Vrije Universiteit Amsterdam |
€ 1.980.838 |
€ 2.491.920 |
€ 4.472.758 |
|
21PM |
Radboud Universiteit Nijmegen |
€ 2.862.094 |
€ 1.359.790 |
€ 4.221.884 |
|
21PN |
Universiteit van Tilburg |
€ 440.936 |
€ 352.430 |
€ 793.366 |
|
21QO |
Theologische Universiteit Apeldoorn |
||||
22NC |
Open Universiteit |
€ 504.969 |
€ 504.969 |
||
23BF |
Universiteit voor Humanistiek |
||||
25AV |
Theologische Universiteit Kampen |
||||
€ 34.731.431 |
€ 56.660.440 |
€ 91.391.871 |
Universiteit |
kwaliteit |
kwetsbare opleidingen |
bijzondere voorzieningen |
totaalbedrag |
|
---|---|---|---|---|---|
21PI |
Wageningen University |
€ 15.000 |
€ 726.840 |
€ 741.840 |
D
Bijlage 5 komt te luiden:
universiteit |
bedrag |
|
---|---|---|
00DV |
Protestantse Theologische Universiteit |
|
21PB |
Universiteit Leiden |
€ 13.310.203 |
21PC |
Rijksuniversiteit Groningen |
€ 5.657.070 |
21PD |
Universiteit Utrecht |
€ 16.592.877 |
21PE |
Erasmus Universiteit Rotterdam |
€ 3.801.270 |
21PF |
Technische Universiteit Delft |
€ 9.182.286 |
21PG |
Technische Universiteit Eindhoven |
€ 4.228.136 |
21PH |
Universiteit Twente |
€ 8.003.552 |
21PJ |
Universiteit Maastricht |
€ 190.843 |
21PK |
Universiteit van Amsterdam |
€ 6.525.730 |
21PL |
Vrije Universiteit Amsterdam |
€ 1.190.606 |
21PM |
Radboud Universiteit Nijmegen |
€ 12.686.689 |
21PN |
Universiteit van Tilburg |
|
21QO |
Theologische Universiteit Apeldoorn |
|
22NC |
Open Universiteit |
|
23BF |
Universiteit voor Humanistiek |
|
25AV |
Theologische Universiteit Kampen |
|
Totaal |
€ 81.369.262 |
universiteit |
bedrag |
|
---|---|---|
21PI |
Wageningen University |
€ 2.256.935 |
In artikel 2 van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen wordt ‘31 december 2013’ gewijzigd in: 31 mei 2014.
1. Artikel I, uitgezonderd onderdeel B, en artikel II treden in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2014.
2. Artikel I, onderdeel A, treedt in werking met ingang van 1 september 2015.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Met deze regeling worden de Regeling financiën hoger onderwijs (hierna: de regeling) en de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen gewijzigd.
De aanpassingen hangen grotendeels samen met de herberekening van de rijksbijdrage 2014 in overeenstemming met de eerste suppletoire begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De bedragen in de bijlagen bij deze regeling wijzigen om een aantal redenen ten opzichte van wat eerder is bepaald, waaronder aanpassing van bedragen vanwege geneeskunde en geesteswetenschappen. Tevens wordt met deze regeling het collegegeld voor het studiejaar 2015–2016 bepaald. Tot slot worden met deze wijzigingsregeling een technische correctie doorgevoerd en de einddatum aangepast van de subsidieperiode die is opgenomen in de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen.
De conceptregeling is voorgelegd aan VSNU vanwege de wijzigingen die betrekking hebben op de universiteiten. Dit heeft niet geleid tot wijzigingen in de regeling. De aanpassing van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen is onderwerp van separaat schriftelijk overleg geweest met Vereniging Hogescholen.
DUO acht de regeling uitvoerbaar en handhaafbaar.
De wijzigingen in deze regeling hebben geen gevolgen voor de Rijksbegroting. Mede vanwege de tweede suppletoire (ontwerp-) begrotingen 2014 kunnen op grond van artikel 2.5, vierde lid, van de WHW de in deze regeling opgenomen bedragen en percentages nog wijzigen.
De regeling heeft geen gevolgen voor administratieve lasten.
Deze wijziging betreft het herstel van een technische fout, die is gemaakt in de regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 februari 2014 tot wijziging van de Regeling financiën hoger onderwijs mede in verband met wijzigingen als gevolg van de begroting van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voor het begrotingsjaar 2014 en het gebruik van het persoonsgebonden nummer in het hoger onderwijs (Stct. 2012, nr. 5081).
Op grond van artikel 2.2, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 wordt het wettelijk collegegeld (gedeeltelijk en volledig) voor het studiejaar 2015/2016 aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex. Onder de consumentenprijsindex wordt verstaan: de consumenten-prijsindex ‘reeks alle huishoudens’ zoals vastgesteld door het Centraal Bureau voor de Statistiek. Alle bedragen die van toepassing zijn op het studiejaar 2014/2015 worden voor afronding verhoogd met € 22,– (artikel 2.2, derde lid, van het besluit). De som wordt vermenigvuldigd met 116,35 (indexcijfer april 2014) en gedeeld door 114,97 (indexcijfer april 2013). De hieruit resulterende bedragen zijn afgerond opgenomen in deze regeling conform het onderstaande overzicht voor het studiejaar 2015/2016; zij vervangen de bedragen voor het studiejaar 2014/2015.
2014/2015 |
2015/2016 |
||||
---|---|---|---|---|---|
afgerond |
niet-afgerond |
verhoging |
na indexering |
afgerond |
|
volledig wettelijk collegegeld en maximumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld |
€ 1.906 |
€ 1.905,62 |
€ 22,– |
€ 1.950,75 |
€ 1.951 |
minimumbedrag gedeeltelijk wettelijk collegegeld |
€ 1.099 |
€ 1.099,25 |
€ 22,– |
€ 1.134,71 |
€ 1.135 |
Dit onderdeel betreft de aanpassing van de onderwijsopslag universiteiten in bijlage 1 vanwege de volgende redenen:
a. de toedeling van middelen onder de noemer kwetsbare opleidingen vanwege zij-instroom geneeskunde is aangepast conform de brief van 24 april 2014 aan VSNU met referentie 602801 om gedifferentieerde toekenning te realiseren voor universiteiten die 120 nieuwe plaatsen en instellingen die 80 al bestaande plaatsen gaan verzorgen;
b. de toedeling van middelen onder de noemer kwetsbare opleidingen conform het besluit op het advies van het Regieorgaan Geesteswetenschappen van 15 mei 2014 inzake het actieplan ‘Meer opgeleide leraren in de schooltalen’. Dit betreft toekenning van € 4.000.000 voor de periode 2014 tot en met 2016; voor 2014 is € 770.487 en voor 2015 is € 1.393.689 toegekend aan de instellingen conform de begroting van het Regieorgaan. Het resterende bedrag van € 1.835.824 is voor 2016 toegekend aan Universiteit Utrecht als penvoerder van het Regieorgaan Geesteswetenschappen voor afronding van de verschillende activiteiten;
c. vanwege de landelijke functie technische bibliotheek wordt onder de noemer bijzondere voorzieningen in 2014 bij Technische Universiteit Delft € 4.013.000 toegevoegd. Vanaf 2015 wordt structureel € 5.000.000 aan de onderwijsopslag van deze instelling toegevoegd conform de vaststellingsovereenkomst opgenomen bij de brief van 16 maart 2014 met referentie 587226; hiervan gaat voor € 4 miljoen ten laste van de middelen die tot dat jaar zijn ingezet vanwege sectorplan technologie 2011–2015 en is structureel vanaf 2015 € 1 miljoen toegevoegd aan het onderwijsdeel wo;
d. voor de aflossing van de vordering in verband met een eerdere (kas)korting op uitbetaling van de verplichte rijksbijdrage van in totaal € 20.380.000 is in 2014 € 1.870.513 beschik-baar. In 2015 is voor deze aflossing € 2.027.311 beschikbaar, in 2016 € 2.502.176, en vanaf 2017 € 3.038.000. De aflossing geschiedt onder de noemer bijzondere voorzieningen via een toevoeging van bedragen naar rato van de vordering op de betreffende universiteiten, te weten bij Universiteit Leiden, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Erasmus Universiteit Rotterdam, Technische Universiteit Delft, Technische Universiteit Eindhoven, Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam en Radboud Universiteit Nijmegen;
e. vanwege de uitvoering van de voornemens inzake de educatieve minor bij vijf university colleges verbonden aan Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht (inclusief University College Roosevelt), Universiteit van Amsterdam, Vrije Universiteit Amsterdam, en Universiteit Maastricht is onder de noemer bijzondere voorzieningen via de onderwijsopslag van de penvoerder Universiteit van Amsterdam € 675.000 beschikbaar in de periode 2014–2017. In 2014 gaat het om € 31.250, in 2015 om € 218.750, in 2016 om € 300.000 en in 2017 om € 125.000.
Dit onderdeel betreft de correctie in 2014 en 2015 van – € 160.000 op het bedrag in de voorziening onderzoek in bijlage 5 bij Radboud Universiteit Nijmegen vanwege de samenwerking van het Max Planck Institute for Psycholinguistics in verband met de bijdrage aan dit instituut van Provincie Gelderland. Tevens is sprake van een technische correctie op het bedrag dat beschikbaar is gesteld voor Wageningen University met – € 20.724.
In verband met de uitvoering van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen is bij brief van 11 maart 2014 met referentie 605227 bewilligd in het verzoek van Stichting Innovatie Allliantie inzake aanwending van resterende projectgelden in 2014. In dat verband is toegezegd de einddatum van de subsidieperiode zoals vastgelegd in deze regeling te wijzigen van 31 december 2013 in 31 mei 2014. Dat geschiedt met deze wijzigingsregeling.
De regeling treedt deels in werking met terugwerkende kracht in verband met de verstrekking van de rijksbijdrage per 1 januari 2014. De bepaling inzake het collegegeld treedt in werking per 1 september 2015.
De wijziging van de Regeling bevordering kennisfunctie hogescholen treedt eveneens in werking per 1 januari 2014 in verband met toekenning van middelen dit jaar, en heeft een begunstigende werking.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-17514.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.