Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2014, 17424 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) | Staatscourant 2014, 17424 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,
Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;
Besluit:
De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:
A
A/Afkortingenlijst Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
aanmeldcentrum
Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken
Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst
alleenstaande minderjarige vreemdeling
Algemene nabestaandenwet
Algemene Ouderdomswet
Algemene Plaatselijke Verordening
Algemene wet bestuursrecht
college van burgemeester en wethouders
België, Nederland, Luxemburg
Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg
Bureau Medische Advisering
basisregistratie personen
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
Besluit uitvoering wet arbeid vreemdelingen
Burgerlijk Wetboek
(Minister/Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
(Minister/Ministerie van) Buitenlandse Zaken
besloten vennootschap
Basisvoorziening vreemdelingensysteem
collectieve arbeidsovereenkomst
Centraal Insolventieregister
Centraal Orgaan opvang asielzoekers
Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag
Centraal register beroepsopleidingen
Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs
commanditaire vennootschap
Directie Buitenlandse Investeringen in Nederland
Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties
Dienst Landelijke Operationele Samenwerking
deoxyribonucleic acid (desoxyribonucleïnezuur)
Dienst Terugkeer en Vertrek
Dienst Uitvoering Onderwijs, voorheen IB-Groep en CFI
Elektronisch Berichtenverkeer
Europese Economische Ruimte
Europese Economische Gemeenschap
Europese Gemeenschap
Europees Hof voor de Rechten van de Mens
Europese Unie
Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden
European Voluntary Service
(Minister/Ministerie van) Economische Zaken
Wet Flexibiliteit en Zekerheid
Gemeentelijke Gezondheidsdienst
Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in de gemeente Utrecht
Haags Adoptieverdrag
hoger beroepsonderwijs
Herkenningsdienstsysteem
Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996
Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
(Minister/Ministerie van) Innovatie en Infrastructuur
Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma
Immigratie- en Naturalisatiedienst
Internationale Organisatie voor Migratie
Insurance Passport For Students
regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten
Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten
Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind
Justitieel Documentatie Systeem
juncto/junctis
Justitiële Informatiedienst
Koninklijke Marechaussee
Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen
Koninklijk Nederlands-Indisch Leger
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij
Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld
middelbaar beroepsonderwijs
Melding Sociale Verzekeringen
Memorie van Toelichting
Mobiel Toezicht Veiligheid
machtiging tot voorlopig verblijf
Netherlands Foreign Investment Agency
non-gouvermentele organisatie
Nederlands Instituut van Psychologen
Nederlandse Onderzoek Databank
Nationaal Schengen Informatie Systeem
Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs
naamloze vennootschap
Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken
Nota van Toelichting
(Ministerie/Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Openbaar Ministerie
Opsporingsregister
Publicatieblad
Protocol Identificatie en Labeling
posttraumatische stressstoornis
Regeling ter Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet
Register beëdigde tolken en vertalers
Return and Emigration of Aliens from the Netherlands
Regionaal Opleidingscentrum
Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2014
Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005
Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen
Raad voor Rechtsbijstand
raad van commissarissen
Rijkswet op het Nederlanderschap
stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven
Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)
Supplementary Information Request at the National Entries
Schengen Informatiesysteem
Sociale Verzekeringsbank
Staatsblad
Schengen Uitvoeringsovereenkomst
Staatscourant
(Minister/Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid
tuberculose
terbeschikkingstelling
Toegang en Verblijf
Tractatenblad
tewerkstellingsvergunning
United Nations Development Programme
United Nations High Commissioner for Refugees
United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen
(Minister/Ministerie) van Veiligheid en Justitie
Vreemdelingenbesluit
vrijheidsbeperkende locatie
Vreemdelingencirculaire
Verificatie Informatie Systeem
Verenigde Naties
Vereniging van Nederlandse Gemeenten
Vreemdelingen in de Strafrechtketen
voortgezet onderwijs
Verklaring Omtrent het Gedrag
VOG natuurlijke personen
VOG rechtspersonen
vennootschap onder firma
Voorschrift Vreemdelingen
Vreemdelingenwet
Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering
Wet arbeid vreemdelingen
regeling Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen
Wet bescherming persoonsgegevens
Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire
Wet conflictenrecht adoptie
Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten
Working Holiday Program
Working Holiday Scheme
Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen
Wet inburgering
Wet inburgering nieuwkomers
Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag
wetenschappelijk onderwijs
Wet openbaarheid bestuur
Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie
Wet op de Studiefinanciering
Wet sociale werkvoorziening
Wetboek van Strafvordering
Wetboek van Strafrecht
Werkloosheidswet
Wet werk en bijstand
Zeehavenpolitie
Zorgverzekeringswet
Ziektewet
B
Paragraaf A3/7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De uitzetting blijft op grond van artikel 64 Vw achterwege als BMA aangeeft dat sprake is van een van de volgende situaties:
1. vanwege de gezondheidstoestand van de vreemdeling of van één van zijn gezinsleden is deze medisch gezien niet in staat om te reizen;
2.
a. de stopzetting van de medische behandeling doet een medische noodsituatie ontstaan; en
b. de medische behandeling van de medische klachten kan niet plaatsvinden in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken.
Onder een medische noodsituatie verstaat de IND: die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een stoornis, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een termijn van drie maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade.
De IND concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken kan plaatsvinden in één van de volgende gevallen:
• uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land geen of onvoldoende behandelmogelijkheden aanwezig zijn;
• uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren;
• het BMA is vanwege de situatie in het land van herkomst niet in staat om te adviseren over de aanwezigheid van behandelmogelijkheden in het land van herkomst; of
• uit het BMA-advies blijkt dat:
• de vreemdeling een medische behandeling ondergaat;
• mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van deze medische behandeling; en
• sprake is van een medische noodsituatie; en
• de vreemdeling toont aan dat:
• gezins- of familieleden hier te lande verblijven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of Nederlander zijn, die de medisch noodzakelijke mantelzorg verlenen; en
• in het land van herkomst of bestendig verblijf geen gezins- of familieleden zijn die in staat moeten worden geacht de medisch noodzakelijke mantelzorg te verlenen.
De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn. Professionele (thuis)zorg is geen mantelzorg. De mantelzorg moet een essentieel onderdeel zijn van de medische behandeling.
De IND kent geen betekenis toe aan niet onderbouwde stellingen over het ontbreken van mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf.
De IND is niet verplicht om onderzoek te doen naar niet of onvoldoende onderbouwde stellingen.
Omstandigheden die de feitelijke toegankelijkheid van de medische zorg betreffen, worden niet betrokken bij de beoordeling (zie paragraaf B8/ 9.1.7 Vc).
Als gezinsleden in verband met artikel 64 Vw worden aangemerkt:
• echtgenoten en (geregistreerde) partners en hun minderjarige kinderen of minderjarige kinderen uit een eerste of eerder huwelijk;
• de meerderjarige kinderen die feitelijk tot het gezin behoren en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin.
Een uitzondering op de definitie van gezinsleden volgt als er sprake is van het achterwege laten van de uitzetting van een minderjarig kind. Als gezinsleden worden dan aangemerkt:
• de (stief/pleeg)ouders van het minderjarige kind;
• de minderjarige (stief)broers en zussen van het minderjarige kind;
• de meerderjarige broers en zussen die feitelijk behoren tot het gezin en in het land van herkomst al behoorden tot het gezin van de (stief/pleeg)ouders.
Voor de wijze waarop de familierechtelijke relatie en het feitelijke behoren tot het gezin wordt aangetoond, wordt verwezen naar paragraaf C1/3 Vc. In het kader van deze regeling hoeven officiële bewijsmiddelen waarmee de familierechtelijke relatie wordt aangetoond, niet gelegaliseerd te zijn door de Minister van Buitenlandse Zaken.
Het achterwege blijven van uitzetting op grond van artikel 64 Vw doet zich niet eerder voor dan vanaf het moment waarop de rechtsplicht ontstaat Nederland te verlaten. Uitzondering hierop is de ambtshalve toets die de IND uit kan voeren in de parallelle procedure (zie paragraaf A3/7.3.1 Vc).
C
Paragraaf A5/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Bij de uitzetting van een vreemdeling wordt gebruik gemaakt van een aanmeldformulier vreemdeling (model M118). Model M118 wordt ingevuld door of namens de Korpschef die voor de vrijheidsontnemende maatregel verantwoordelijk is. De Korpschef is ook verantwoordelijk voor het aanbrengen van wijzigingen en aanvullingen op model M118. Vanaf het moment dat de vrijheidsontneming in een justitiële inrichting plaatsvindt, rust deze verantwoordelijkheid op de ambtenaar van de DT&V en DJI die in die inrichting werkzaam is.
Model M118 wordt uitsluitend verstrekt aan:
• KMar;
• DT&V;
• DJI;
• DV&O;
• Vreemdelingenpolitie;
• ZHP.
Model M118 wordt opgemaakt bij iedere vrijheidsontneming op grond van artikel 6, artikel 6a, artikel 59 of artikel 59a Vw en moet de vreemdeling begeleiden van het moment van aanvang van de vrijheidsontnemende maatregel tot aan het moment van uitzetting of invrijheidstelling van de vreemdeling. Bij elke wijziging en aanvulling moet model M118 worden aangepast.
De ambtenaar belast met de grensbewaking stuurt het formulier terug aan de Korpschef die voor de vrijheidsbeneming verantwoordelijk was, nadat de uitzetting heeft plaatsgevonden.
D
Paragraaf B1/4.3.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND merkt toeslagen en vergoedingen verworven uit arbeid in loondienst als zelfstandige middelen van bestaan in de zin van artikel 3.73, eerste lid, Vb aan als wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:
• de toeslagen en vergoedingen zijn contractueel vastgelegd; en
• over de toeslagen en de vergoedingen worden de vereiste belastingen en premies afgedragen.
De IND stelt gesubsidieerde arbeid in loondienst gelijk aan andere vormen van arbeid in loondienst.
Op grond van artikel 3.75, eerste lid, Vb beoordeelt de IND de middelen van bestaan uit arbeid in loondienst als duurzaam, wanneer de vreemdeling voor een periode van minder dan één jaar in Nederland wil verblijven en de middelen van bestaan gedurende deze periode beschikbaar zijn.
De IND merkt inkomsten uit arbeid voor een uitzendbureau aan als flexibele arbeid als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, Vb, tenzij uit de overgelegde bewijsmiddelen uitdrukkelijk anders blijkt.
De inkomsten uit arbeid in loondienst, bedoeld in artikel 3.75, derde lid, Vb, mogen met andere zelfstandige en duurzame inkomsten worden samengevoegd (bijvoorbeeld inkomsten uit arbeid als zelfstandige) om te voldoen aan het toepasselijke normbedrag.
De IND telt tijdvakken van werkloosheid mee bij de periode van drie jaar als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, Vb als tijdens deze periode zelfstandige inkomsten zijn verworven. De IND merkt als zelfstandige inkomsten ook aan inkomsten uit een uitkering op grond van de Ziektewet. In deze periode van drie jaar als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, Vb mag het totaal van deze tijdvakken van werkloosheid niet meer dan 26 weken bedragen.
Als de vreemdeling tijdens de periode van drie jaar als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, Vb een bepaalde periode een (aanvullende) uitkering uit de algemene middelen heeft ontvangen waarvoor geen premie is afgedragen, dan zijn de middelen in ieder geval niet duurzaam als bedoeld in artikel 3.75, derde lid, Vb.
Als in een arbeidsovereenkomst een proeftijd is overeengekomen, kan deze worden meegenomen bij de beoordeling of de middelen van bestaan duurzaam zijn.
De IND merkt onregelmatige inkomsten en loon in natura verworven uit arbeid in loondienst van de vreemdeling aan als duurzaam als deze inkomsten structureel zijn. Deze inkomsten zijn structureel als deze in de twaalf maanden voorafgaand aan de aanvraag of het moment van beschikken ten minste elf van de twaalf maanden zijn verworven. Het laagste verkregen maandelijkse bedrag wordt meegeteld bij de beoordeling of de vreemdeling over voldoende middelen van bestaan beschikt.
E
Paragraaf B1/4.3.3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND beoordeelt de middelen van bestaan van een vreemdeling op basis van een overeenkomst van opdracht als freelancer op dezelfde wijze als het inkomen van een vreemdeling die arbeid als zelfstandige verricht.
De IND betrekt het gemiddeld inkomen per boekjaar bij de beoordeling of de inkomsten uit arbeid als zelfstandige voldoende zijn. De IND beoordeelt aan de hand van de inkomsten uit het verleden van de zelfstandige of de duurzaamheid van zijn inkomen voor de toekomst gewaarborgd is. Deze beoordeling is alleen van toepassing op referenten die arbeid als zelfstandige verrichten.
F
Paragraaf B1/4.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND wijst de mvv-aanvraag af als de vreemdeling het basisexamen inburgering in het buitenland niet heeft behaald, tenzij de vreemdeling hiervan is vrijgesteld of is ontheven.
Voor vrijstelling van het basisexamen inburgering in het buitenland op grond van artikel 5, eerste lid, onder b, Wet Inburgering is het niet vereist dat, in aanvulling op artikel 2.6, eerste lid, Besluit Inburgering, sprake is van acht jaar ononderbroken inschrijving als ingezetene in de BRP of acht jaar rechtmatig verblijf.
De gezinsleden, bedoeld in B10/4.1 Vc, van een vreemdeling met de Turkse nationaliteit zijn ook vrijgesteld van het basisexamen inburgering in het buitenland.
Op basis van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb ontheft de IND in ieder geval de vreemdeling van het behalen van het basisexamen inburgering als de vreemdeling aantoont dat sprake is van:
• blindheid;
• doofheid; of
• doofstomheid.
In aanvulling hierop ontheft de IND de vreemdeling van het behalen van het basisexamen inburgering als de vreemdeling aantoont dat:
• sprake is van slechtziendheid of hardhorendheid; en
• hij niet met behulp van eigen hulpmiddelen alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het basisexamen inburgering af te kunnen leggen.
Op grond van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder d, Vb, wijst de IND de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet af als sprake is van een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden die ertoe leidt dat de vreemdeling niet in staat is om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen. Dit wordt ook wel een beroep op de hardheidsclausule genoemd.
De IND merkt het enkele feit dat de vreemdeling een of meerdere malen het examen heeft afgelegd, niet aan als een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder d, Vb.
G
Paragraaf B1/6.2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND beoordeelt of de vreemdeling het hoofdverblijf, als bedoeld in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a, Vw, heeft verplaatst aan de hand van feiten en omstandigheden van feitelijke aard.
De IND neemt in ieder geval aan dat sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland als één van de volgende gevallen zich voordoet:
• de vreemdeling heeft bij zijn vertrek uit Nederland gebruikgemaakt van een remigratieregeling, waaronder een regeling van de Remigratiewet;
• de vreemdeling heeft meer dan zes achtereenvolgende maanden buiten Nederland verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat de overschrijding van deze zes maanden te wijten is aan omstandigheden die buiten zijn schuld zijn gelegen; of
• de vreemdeling heeft voor het derde achtereenvolgende jaar meer dan vier achtereenvolgende maanden buiten Nederland verbleven, tenzij hij aannemelijk maakt dat het centrum van zijn activiteiten niet naar het buitenland is verlegd.
De IND neemt aan dat geen sprake is van verplaatsing van het hoofdverblijf buiten Nederland als de vreemdeling:
a. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft in het kader van studie aan het hoger onderwijs en in het kader van de voltooiing van zijn studie in Nederland tijdelijk hoger onderwijs in het buitenland gaat volgen. Tijdelijkheid wordt niet aangenomen als de periode van het volgen van hoger onderwijs in het buitenland langer is dan een jaar aaneengesloten;
b. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd heeft voor het verrichten van arbeid die geheel of gedeeltelijk buiten Nederland plaatsvindt;
c. de echtgenoot/partner is van een ambtenaar, bedoeld in artikel 17, eerste lid, of artikel 8, derde of vierde lid, van het reglement van dienst van het Ministerie van BUZA, die uitgezonden is (geweest) naar een Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland;
d. is achtergelaten in het land van herkomst en zich zo snel mogelijk tot de Nederlandse overheid (gemeente, diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging, IND of Vreemdelingenpolitie) heeft gewend om naar Nederland te kunnen terugkeren;
e. Nederland heeft verlaten voor de vervulling van de militaire dienstplicht en binnen zes maanden na beëindiging van de dienstplicht naar Nederland is teruggekeerd;
f. buiten Nederland gedetineerd is of is geweest en binnen zes maanden na beëindiging van de detentie naar Nederland is teruggekeerd;
g. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘arbeid als kennismigrant’ of ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’ heeft en die langer dan zes maanden arbeid buiten Nederland verricht mits de vreemdeling aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning blijft voldoen; of
h. een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking ‘vermogende vreemdeling’ heeft die langer dan zes maanden buiten Nederland verblijft mits de vreemdeling aan de voorwaarden blijft voldoen.
H
Paragraaf B1/6.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Op grond van artikel 19 Vw trekt de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd in op de in artikel 18, eerste lid, aanhef en onder a en c tot en met i, Vw genoemde gronden. Voor de beleidsregels wordt verwezen naar hetgeen onder B1/6.2.1 Vc, B1/6.2.2 Vc en B1/6.2.3 Vc is vermeld.
I
Paragraaf B1/8.3.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:
• een kopie van de arbeidsovereenkomst;
• een recente werkgeversverklaring (niet ouder dan drie maanden, voorzien van datum, handtekening en firmastempel van de werkgever), in de vorm van een volledig ingevuld en ondertekend model of in de vorm van een verklaring waarin dezelfde inlichtingen als dit model zijn opgenomen; en
• kopieën van loonspecificaties over de drie maanden voorafgaand aan de aanvraag (tenzij de werkzaamheden op grond van de arbeidsovereenkomst minder dan drie maanden geleden zijn aangevangen).
Voor zover relevant beschouwt de IND ten aanzien van het arbeidsverleden als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid in loondienst:
• kopieën van arbeids- of uitzendovereenkomsten van de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag;
• kopieën van jaaropgaven over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag; en
• (voor zover van toepassing) uitkeringsbeschikkingen en specificaties over de drie jaren voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:
• een recent uittreksel van de inschrijving van de onderneming of vestiging in het handelsregister (tenzij inschrijving niet mogelijk is); en
• een verklaring inkomen ondernemer, volledig ingevuld door:
• een registeraccountant, een Accountant Administratieconsulent, een Federatie Belastingadviseur, een College Belastingadviseur of een administrateur met een beconnummer van de Belastingdienst;
• ondertekend door zowel de administrateur als door de ondernemer zelf; en
• voorzien van de bijbehorende bijlagen.
De IND beschouwt als aanvullend bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit arbeid als zelfstandige:
• bankafschriften;
• aanslagen inkomstenbelastingen;
• jaarrekeningen; en
• maandelijkse opgaven van de bedrijfsresultaten over de anderhalf jaar voorafgaand aan de datum van indiening van de aanvraag.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit (een) inkomensvervangende uitkering(en):
• een toekenningsbesluit van de uitvoeringsinstantie; en
• de meest recente uitkeringsspecificatie.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit eigen vermogen de volgende bescheiden:
• de meest recente definitieve aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;
• de meest recente voorlopige aanslag inkomstenbelasting zoals verkregen van de Belastingdienst;
• de meest recente opgave van het inkomen aan de Belastingdienst; en
• bescheiden waaruit het eigen vermogen blijkt op het moment van de indiening van de aanvraag.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan uit overige bronnen:
• bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van inkomsten uit overige bronnen; en
• bescheiden waaruit blijkt dat over deze inkomsten de wettelijke belastingen zijn afgedragen.
De IND beschouwt een geldig – door Nederland erkend- paspoort als bewijsmiddel dat de vreemdeling beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding waaruit zijn identiteit en nationaliteit blijkt.
De IND beschouwt als bewijsmiddel dat niet over een geldig document voor grensoverschrijding kan worden beschikt door de vreemdeling, een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is waarin wordt gemotiveerd waarom de vreemdeling niet (meer) in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding.
Als de vreemdeling niet in het bezit is van een geldig paspoort en heeft aangetoond dat hij niet (meer) in het bezit kan worden gesteld van een geldig paspoort, beschouwt de IND aanvullende gegevens en bescheiden als bewijsmiddel waaruit zijn identiteit en nationaliteit moet blijken.
De IND beschouwt een ingevulde en ondertekende ‘intentieverklaring tbc-onderzoek’ als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling zich bereid verklaart een medisch onderzoek en eventuele behandeling van tbc te ondergaan.
De IND beschouwt als bewijsmiddel, waaruit moet blijken of de vreemdeling van 12 jaar of ouder strafbare feiten heeft begaan:
• een door de vreemdeling ingevuld en ondertekend vastgesteld formulier ‘Antecedentenverklaring’; of
• als de vreemdeling de ‘Antecedentenverklaring’ niet kan invullen, relevante gegevens en bescheiden.
De IND beschouwt als bewijsmiddel voor het bepalen van het moment waarop een opgelegde sanctie ten uitvoer is gelegd en de aanvang van de (maximale) termijn waarbinnen antecedenten kunnen worden tegengeworpen gegevens en bescheiden die zien op:
• het moment van invrijheidsstelling;
• voltooiing van de taakstraf; of
• betaling van het opgelegde bedrag.
De IND beschouwt een door de vreemdeling overgelegd gewaarmerkt afschrift van het buitenlandse strafvonnis als bewijsmiddel voor de toepassing van de glijdende schaal.
De IND beschouwt een op naam van de vreemdeling gestelde resultatenbrief met resultaat ‘geslaagd’ als bewijsmiddel dat het basisexamen inburgering met goed gevolg is afgelegd.
De IND beschouwt conform het Besluit inburgering en de Wet inburgering als bewijsmiddel, waaruit moet blijken dat de vreemdeling is vrijgesteld van het afleggen van het basisexamen inburgering:
• een diploma of getuigschrift van een opleiding van wetenschappelijk onderwijs, hoger onderwijs, algemeen voortgezet onderwijs, beroepsonderwijs of leerlingwezen als de aanvrager onderwijs heeft gevolgd in de Nederlandse taal en in het bezit is van een op wettelijke basis uitgereikt diploma of getuigschrift van een hiergenoemde opleiding;
• een diploma Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II als de aanvrager het Staatsexamen Nederlands als tweede taal, programma I of II, heeft afgelegd;
• een Belgisch diploma of getuigschrift, behaald in Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een Surinaams diploma, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een diploma, certificaat of ander document uit Aruba, Curaçao of Sint Maarten, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een diploma, certificaat of ander document, van de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius of Saba, behaald in het Nederlandstalig onderwijs, met een voldoende voor het vak Nederlands;
• een diploma van het Europees baccalaureaat van de Europese school (Trb. 1957, 246), voor zover dat baccalaureaat het vak Nederlands als eerste of tweede taal omvat en voor dat vak een voldoende is behaald;
• het getuigschrift International Baccalaureate Middle Years certificate, International General Certificate of Secondary Education of Internationaal Baccalaureaat, als daartoe een cursus Engels-Nederlandstalig onderwijs of een cursus Internationaal baccalaureaat met daarin het vak Nederlands is gevolgd en voor dat vak een voldoende is behaald;
• het inburgeringsdiploma van de Wet inburgering;
• een certificaat Inburgering in het kader van de WIN, wanneer het WIN-traject doorliep in 2007 of 2008, en bijbehorende verklaring van het ROC waaruit blijkt dat voor de onderdelen 'luisteren', 'spreken', ‘lezen' en ‘schrijven' ten minste niveau NT2-2 is behaald en voor het onderdeel Maatschappij Oriëntatie niveau 2 of 80% als die toets is afgelegd na 31 augustus 2001 respectievelijk 85% als de toets voor 1 september 2001 is afgelegd;
• een Certificaat Inburgering Oudkomers van de Regeling certificaat inburgering oudkomers, waaruit blijkt dat voor de onderdelen 'luisteren', 'spreken', 'lezen' en 'schrijven' niveau NT2-2 is behaald;
• een document ‘Korte Vrijstellingstoets’ bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, Besluit inburgering, zoals dat luidde tot 1 januari 2013, waaruit blijkt dat aanvrager niveau B1 van het Europese Raamwerk voor Moderne Vreemde talen heeft gehaald.
Als vereist is dat voor het vak Nederlands een voldoende is gehaald, beschouwt de IND een door de onderwijsinstelling gewaarmerkte cijferlijst, waaruit blijkt dat voor Nederlands een voldoende is behaald als bewijsmiddel hiervan.
In aanvulling op artikel 3.10 VV beschouwt de IND als bewijsmiddel ter onderbouwing van een verzoek om medische ontheffing van het basisexamen inburgering:
• het door een door het hoofd van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging aangewezen arts of deskundige ingevulde ‘Standaardvragenformulier (ten behoeve van opstellen medisch advies) aan arts’; en
• een korte verklaring van de arts/specialist/deskundige op eigen brief- of receptpapier, voorzien van zijn paraaf en stempel, waaruit blijkt:
a. dat sprake is van blindheid, doofheid, doofstomheid, slechtziendheid, hardhorendheid; of
b. dat de vreemdeling niet door eigen hulpmiddelen alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het basisexamen inburgering af te leggen; of
c. dat de vreemdeling anderszins door een geestelijke of lichamelijke belemmering blijvend niet is staat is het basisexamen inburgering af te leggen.
De IND beschouwt als bewijsmiddel ter onderbouwing van het beroep op de hardheidsclausule:
• bescheiden waaruit blijkt dat de vreemdeling die inspanningen heeft geleverd die in redelijkheid kunnen worden gevergd om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen. Dit kan onder meer blijken uit het één of meermalen afleggen van het basisexamen inburgering, waarbij bijvoorbeeld wel een positief resultaat is behaald voor de Toets Gesproken Nederlands en de toets Kennis van de Nederlandse Samenleving, maar geen positief resultaat is behaald voor de toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen. Deze resultaten blijken uit de op naam van de vreemdeling gestelde resultatenbrief. Deze resultatenbrief ontvangt de vreemdeling van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in het buitenland na het afleggen van het basisexamen inburgering en voegt de vreemdeling bij de mvv-aanvraag. In het geval van een herbeoordeling is de brief rechtstreeks afkomstig van SZW; en
• bescheiden waaruit blijkt dat sprake is van een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden aan de hand waarvan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid oordeelt of de vreemdeling niet in staat is om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen.
J
Paragraaf B5/2.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
De IND verstaat onder een intra-concern uitzending een vorm van uitzending waarbij de werkgever de vreemdeling tijdelijk overplaatst van een buitenlandse vestiging naar een vestiging in Nederland.
Op grond van paragraaf 24, van Bijlage 1 Uitvoeringsregels behorende bij de RuWav 2014, gaat het om de volgende categorieën vreemdelingen:
• sleutelpersoneel;
• trainees; en
• specialisten.
K
Paragraaf B5/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder g, Vb, verleent IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking: ‘Arbeid in loondienst’.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder d, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid toegestaan mits TWV is verleend’.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder m, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid toegestaan conform aanvullend document’.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder f, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument als de IND de verblijfsvergunning verleent op grond van paragraaf B5/2.1.1 Vc: ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid toegestaan mits TWV is verleend.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV, luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument als de vreemdeling vrij is op de arbeidsmarkt ‘Arbeid vrij toegestaan, TWV niet vereist’.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder b, VV, luidt de arbeidsmarktaantekening als de IND de verblijfsvergunning verleent op grond van paragraaf B5/2.1.2 Vc: ‘TWV niet vereist voor specifieke arbeid, andere arbeid niet toegestaan’.
Op grond van artikel 10, Wav, kan aan de afgifte van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid een voorschrift worden verbonden.
Op grond van artikel 14, vijfde lid, Vw, verleent de IND de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid voor de duur van maximaal één jaar. De geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid eindigt in overeenstemming met het advies van het UWV.
Indien de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid wordt verleend met toepassing van artikel 8, derde lid, onder b en c, van de Wet arbeid vreemdelingen, verleent de IND de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid voor maximaal drie jaar. De geldigheidsduur van de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid eindigt in overeenstemming met het advies van het UWV.
Op grond van artikel 14, vijfde lid, Vw, verleent de IND de op grond van paragraaf B5/2.1.1 Vc verleende verblijfsvergunning voor de duur maximaal één jaar.
Op grond van artikel 3.58, derde lid, Vb, verleent de IND de op grond van paragraaf B5/2.1.2 Vc verleende verblijfsvergunning voor de duur van de werkzaamheden.
Op grond van artikel 14, vijfde lid, Vw, verleent de IND de op grond van paragraaf B5/2.1 Vc verleende verblijfsvergunning voor maximaal één jaar. Indien de verblijfsvergunning wordt verleend met toepassing van artikel 8, derde lid, onder b en c, van de Wet arbeid vreemdelingen, verleent de IND de verblijfsvergunning voor maximaal drie jaar.
Op grond van artikel 3.59, vijfde lid, Vb verlengt de IND de op grond van paragraaf B5/2.1.1 Vc en paragraaf B5/2.1.2 Vc de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning in ieder geval:
• voor de duur van een inkomensvervangende uitkering krachtens een sociale verzekeringswet;
• voor de duur van de arbeidsovereenkomst; of
• voor de duur van de werkzaamheden.
L
Paragraaf B5/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND beschouwt een advies van het UWV dat ten behoeve van de vreemdeling is afgegeven als bewijsmiddel dat:
• met de aanwezigheid van de vreemdeling in Nederland een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend; en
• dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
De IND beschouwt als bewijsmiddel voor de adviesaanvraag bij het UWV in ieder geval:
• de bijlage Gegevens arbeidsplaats, inclusief een arbeidsovereenkomst;
• de bijlage Gegevens eerder verblijf en toekomstig woonadres in Nederland.
In de hieronder genoemde specifieke gevallen beschouwt de IND verder als bewijsmiddel:
• Goederen leveren door en aan buitenlands bedrijf:
• de bijlage Gegevens levering goederen.
• Kunst en cultuur:
• de bijlage Gegevens musicus/artiest in topsegment.
• Geestelijke bedienaar:
• de bijlage Gegevens geestelijke bedienaar.
• Arbeid in loondienst overig:
• de bijlage Gegevens vacaturevoorziening.
De IND beschouwt als bewijsmiddel dat de vreemdeling een arbeidsverleden aan boord van een Nederlands zeeschip of op het continentaal plat heeft:
• een arbeidsovereenkomst; en
• een werkgeversverklaring.
De IND beschouwt een toekenningsbeschikking van de uitkeringsinstantie op grond van de ZW als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling:
• uit hoofde van zijn dienstbetrekking op grond van een door Nederland gesloten sociaal zekerheidsverdrag verzekerd is of is geweest voor de Nederlandse sociale verzekeringen; en
• recht heeft op een uitkering op grond van de ZW, die niet in het land van herkomst geldend kan worden gemaakt.
De IND beschouwt een kopie van het monsterboekje als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling:
• een arbeidsverleden aan boord van een Nederlands zeeschip heeft van ten minste zeven jaar, waarin de totale duur van de onderbrekingen van de arbeid niet langer is dan achttien maanden;
• tijdens dat arbeidsverleden de verlofperioden geheel in Nederland heeft doorgebracht.
De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd gedurende ten minste nog één jaar beschikt over een arbeidsplaats aan boord van een Nederlands schip, waarmee hij zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt:
• een arbeidsovereenkomst; en
• een werkgeversverklaring.
De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling op het moment van indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning gedurende ten minste nog een jaar beschikt over een arbeidsplaats op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat, waarmee hij zelfstandig en duurzaam over voldoende middelen van bestaan beschikt:
• een arbeidsovereenkomst; en
• een werkgeversverklaring.
De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling een ononderbroken arbeidsverleden van ten minste zeven jaar aan boord van een Nederlands zeeschip of op een mijnbouwinstallatie op het continentaal plat heeft:
• een arbeidsovereenkomst; en
• een werkgeversverklaring.
De IND beschouwt een toekenningsbeschikking van de uitkeringsinstantie op grond van de WW als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling:
• uit hoofde van zijn dienstbetrekking op grond van een door Nederland gesloten sociaal zekerheidsverdrag verzekerd is of is geweest voor de Nederlandse sociale verzekeringen; en
• recht heeft op een uitkering op grond van de WW en dat deze niet in het land van herkomst geldend kan worden gemaakt.
De IND beschouwt een TWV die ten behoeve van de vreemdeling aan de referent is verleend als bewijsmiddel dat:
• met de aanwezigheid van de vreemdeling een wezenlijk Nederlands belang wordt gediend; en
• dat de vreemdeling zelfstandig en duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan.
De IND beschouwt een verklaring van het Ministerie van BuZa als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling onder de werking valt van de Zetelovereenkomst tussen het Internationaal Strafhof en het Gastland of onder de werking valt van de brief van 21 december 2007 van de Permanente Vertegenwoordiging van het Koninkrijk der Nederlanden bij de Verenigde Naties behorend bij het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Verenigde Naties betreffende de Zetel van het Speciale Tribunaal voor Libanon.
M
Paragraaf B8/1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
In dit hoofdstuk zijn beleidsregels opgenomen voor vreemdelingen die in Nederland willen verblijven op tijdelijke humanitaire gronden. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende verblijfsdoelen:
• eergerelateerd en huiselijk geweld;
• slachtoffers en getuige-aangevers van mensenhandel;
• vreemdelingen die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken;
• amv’s die buiten hun schuld niet uit Nederland kunnen vertrekken;
• remigratie op grond van artikel 8 Remigratiewet;
• verblijf in afwachting van een verzoek ex artikel 17 RWN;
• medische behandeling;
• plaatsing in een pleeggezin of instelling in Nederland op grond van het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996.
De beleidsregels zijn een aanvulling op of een uitwerking van de artikelen 3.6, 3.46, 3.48, 3.49, 3.99a, 3.102b, 61c en 6.1d Vb.
N
Paragraaf B8/9.1.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND beschouwt Nederland uitsluitend als het meest aangewezen land voor het ondergaan van een noodzakelijke medische behandeling, als bedoeld in artikel 3.46 Vb, als de vreemdeling voldoet aan elk van de voorwaarden die genoemd worden in de op de vreemdeling toepasselijke situatie van de hier, onder 1 t/m 5 genoemde situaties:
1. Nederland heeft internationaal gezien een bijzonder specialisme voor de medische noodzakelijke behandeling van de betreffende aandoening.
2.
a. de vreemdeling verblijft ten minste vijf jaar al dan niet rechtmatig in Nederland;
b. er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst, of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;
c. stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en
d. de medische behandeling vindt ten minste één jaar plaats.
3.
a. de vreemdeling is in Nederland;
b. er is sprake van medische klachten waarvan de behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden;
c. stopzetting van de medische behandeling veroorzaakt een medische noodsituatie; en
d. de medische behandeling ter voorkoming van het ontstaan van deze medische noodsituatie zal naar verwachting langer dan één jaar duren.
4.
a. de vreemdeling verblijft langdurig in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, dan wel l, Vw; en
b. de vreemdeling ondergaat in Nederland een medisch noodzakelijke behandeling.
5.
a. de vreemdeling is zwanger;
b. de vreemdeling is hier te lande woonachtig;
c. uit het BMA-advies blijkt dat het verlenen van specialistische prenatale zorg medisch noodzakelijk is;
d. er is sprake van een naar internationaal privaatrecht geldig huwelijk of een (geregistreerd) partnerschap; en
e. de partner of echtgenoot van de vreemdeling is Nederlander of verblijft in Nederland op grond van artikel 8, aanhef en onder a tot en met e, dan wel l, Vw.
De IND concludeert dat de medische behandeling niet in het land van herkomst of een ander land waar de vreemdeling naar kan vertrekken, kan plaatsvinden in één van de volgende gevallen:
• uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land geen of onvoldoende behandelmogelijkheden aanwezig zijn;
• uit het BMA-advies blijkt dat in het desbetreffende land onderbrekingen in de medicijnvoorraden voorkomen, die een maand of langer duren;
• het BMA is vanwege de situatie in het land van herkomst niet in staat om te adviseren over de aanwezigheid van behandelmogelijkheden in het land van herkomst; of
• uit het BMA-advies blijkt dat:
• de vreemdeling een medische behandeling ondergaat;
• mantelzorg noodzakelijk is voor het slagen van deze medische behandeling; en
• sprake is van een medische noodsituatie; en
• de vreemdeling toont aan dat:
• gezins- of familieleden hier te lande verblijven op grond van artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw of Nederlander zijn, die de medisch noodzakelijke mantelzorg verlenen; en
• in het land van herkomst of bestendig verblijf geen gezins- of familieleden zijn die in staat moeten worden geacht de medisch noodzakelijke mantelzorg te verlenen.
De IND verstaat onder mantelzorg de vanwege de aard van de medische aandoening noodzakelijke verzorging van de vreemdeling door derden. Deze derden hoeven voor het verrichten van mantelzorg niet medisch geschoold te zijn. Professionele (thuis)zorg is geen mantelzorg. De mantelzorg moet een essentieel onderdeel zijn van de medische behandeling.
De IND kent geen betekenis toe aan niet onderbouwde stellingen over het ontbreken van mantelzorg in het land van herkomst of bestendig verblijf.
De IND is niet verplicht om onderzoek te doen naar niet of onvoldoende onderbouwde stellingen.
O
Paragraaf B8/11 Vreemdelingencirculaire 2000 wordt toegevoegd en komt te luiden:
De IND verleent op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, Vb, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan een minderjarige vreemdeling die vanuit een ander land op grond van het HKBV wordt geplaatst in een pleeggezin of in een instelling in Nederland, als alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
• de Nederlandse Centrale autoriteit heeft een verklaring afgegeven, waarin staat dat de Nederlandse Centrale autoriteit instemt met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of instelling in Nederland (instemmingsverklaring);
• de Centrale autoriteit van het land van herkomst van de vreemdeling heeft het besluit genomen om in te stemmen met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of in een instelling in Nederland (instemmingsbesluit);
• het betreft een plaatsing met een tijdelijke duur;
• het gezag over de vreemdeling moet door de autoriteiten van het land van herkomst zijn geregeld;
• de aspirant-pleegouders hebben rechtmatig verblijf, als bedoeld artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, of zijn Nederlander.
De IND wijst de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef onder b, Vb niet af wegens het ontbreken van voldoende middelen van bestaan.
Op grond van artikel 3.4, eerste lid, aanhef en onder p, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, Vb onder de beperking: tijdelijk humanitaire gronden.
Op grond van artikel 3.1, derde lid, aanhef en onder a, VV luidt de arbeidsmarktaantekening op het verblijfsdocument: ‘Arbeid vrij toegestaan. TWV niet vereist’.
Op grond van artikel 3.58, zesde lid, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.48, tweede lid, aanhef en onder b, Vb met de geldigheidsduur van één jaar.
De IND beschouwt de instemmingsverklaring van de Nederlandse Centrale autoriteit als bewijsmiddel dat de Nederlandse Centrale autoriteit heeft ingestemd met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of instelling in Nederland.
De IND beschouwt het instemmingsbesluit van de Centrale autoriteit van het land van herkomst van de vreemdeling als bewijsmiddel dat de Centrale autoriteit van het land van herkomst van de vreemdeling heeft besloten om in te stemmen de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of instelling in Nederland.
De IND beschouwt een verklaring van de Nederlandse Centrale autoriteit dat de plaatsing tijdelijk is als bewijsmiddel dat het gaat om tijdelijke plaatsing.
De IND beschouwt een verklaring van de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst als bewijsmiddel dat het gezag over de vreemdeling is geregeld.
P
Onder vernummering van de paragrafen B9/15 t/m B9/17 Vreemdelingencirculaire 2000 tot B9/16 t/m B9/18 Vreemdelingencirculaire 2000, wordt een paragraaf toegevoegd luidende:
De IND verleent op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder k, Vb, een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd aan een buitenlandse minderjarige vreemdeling, die vanuit een ander land op grond van het HKBV wordt geplaatst in een pleeggezin of in een instelling in Nederland, als aan alle volgende voorwaarden wordt voldaan:
• de Nederlandse Centrale autoriteit heeft een verklaring afgegeven, waarin staat dat de Nederlandse Centrale autoriteit instemt met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of instelling in Nederland (instemmingsverklaring);
• de Centrale Autoriteit van het land van herkomst van de vreemdeling heeft het besluit genomen om in te stemmen met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of in een instelling in Nederland (instemmingsbesluit);
• de Nederlandse Centrale autoriteit heeft vastgesteld dat de vreemdeling niet meer zal kunnen terugkeren naar de oorspronkelijke gezinssituatie en tot zijn 18de jaar in een pleeggezin of instelling in Nederland zal gaan verblijven;
• het gezag over de vreemdeling moet door de autoriteiten van het land van herkomst zijn geregeld;
• de aspirant-pleegouders hebben rechtmatig verblijf, als bedoeld artikel 8, onder a tot en met e, dan wel l, Vw, of zijn Nederlander.
De IND wijst de aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder k, Vb niet af wegens het ontbreken van voldoende middelen van bestaan.
Q
Paragraaf B9/18.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:
De IND beschouwt een geboorteakte als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling geboren is in Nederland.
De IND beschouwt een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling niet woont in het land waarvan hij onderdaan is.
De IND beschouwt een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding dat door Nederland wordt erkend als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling meerderjarig is.
De IND beschouwt een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling het Nederlanderschap heeft verloren omdat hij na de totstandkoming van zijn naturalisatie heeft nagelaten al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen.
De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling is ingeschreven als ingezetene, als bewijsmiddel waaruit blijkt dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf in Nederland heeft.
De IND beschouwt een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap als bewijs dat de aanvraag binnen twee jaar na intrekking van het Nederlanderschap is ingediend.
De IND beschouwt een geldig document voor grensoverschrijding dat door Nederland wordt erkend als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling meerderjarig is.
De IND beschouwt een verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling het Nederlanderschap heeft verloren.
De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling is ingeschreven als ingezetene, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf in Nederland heeft.
De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waarin de datum is opgenomen waarop afstand is gedaan van de Nederlandse nationaliteit als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling de aanvraag heeft ingediend binnen twee jaar nadat door de vreemdeling afstand is gedaan van het Nederlanderschap.
De IND beschouwt een afschrift van de beschikking van de SVB, waarin het recht op de basisvoorzieningen of de remigratievoorzieningen is toegekend en waarin de vertrekdatum van de vreemdeling is vermeld, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling de aanvraag heeft ingediend binnen één jaar na remigratie uit Nederland met toepassing van de Remigratiewet.
De IND beschouwt een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling minderjarig is.
De IND beschouwt een afschrift van de overlijdensakte als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de huwelijks- of (geregistreerd) partner, ouder, adoptie- of pleegouder van de vreemdeling is overleden.
De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de medische behandeling van de vreemdeling voor ten minste één jaar noodzakelijk is:
• een door de medische behandelaars van de vreemdeling volledig ingevulde en ondertekende Bijlage bewijs omtrent medische situatie vreemdeling, die niet ouder is dan zes weken;
• een door de vreemdeling zelf volledig ingevulde en ondertekende Bijlage toestemmingsverklaring medische gegevens die niet ouder is dan zes maanden; en
• relevante medische gegevens zoals beschreven in paragraaf A3/7.1 Vc.
De IND beschouwt als bewijsmiddel van huiselijk geweld:
• recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden; of
• een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld; en
• recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.
De IND beschouwt een afschrift van de rechterlijke uitspraak in de strafzaak als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de strafzaak, op basis waarvan de vreemdeling een verblijfsvergunning heeft gehad in het kader van het beleid op het gebied van mensenhandel, heeft geleid tot een onherroepelijke veroordeling.
De IND beschouwt een verklaring van de politie of het OM als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de strafzaak, op basis waarvan de vreemdeling een verblijfsvergunning heeft gehad in het kader van het beleid op het gebied van mensenhandel, nog loopt.
De IND beschouwt een verklaring van de politie als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat van de vreemdeling nog steeds niet verwacht kan worden medewerking te verlenen aan het strafproces, omdat de ernstige bedreigingen in Nederland door de mensenhandelaar voortduren.
De IND beschouwt medische informatie als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat er nog steeds sprake is van een fysieke of psychische aandoening die aan het verlenen van medewerking aan het strafproces in de weg staat. De medische informatie moet afkomstig zijn van een behandelaar die in het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of in het register van het Nederlands Instituut van Psychologen is ingeschreven.
De IND beschouwt een afschrift van de rechterlijke uitspraak in de strafzaak als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de strafzaak heeft geleid tot een onherroepelijke veroordeling voor mensenhandel.
De IND beschouwt bewijsstukken waaruit de banden met Nederland en de intensiteit daarvan blijken als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling privéleven heeft opgebouwd in Nederland.
De IND beschouwt de instemmingsverklaring van de Nederlandse Centrale autoriteit als bewijsmiddel dat de Nederlandse Centrale autoriteit heeft ingestemd met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of instelling in Nederland.
De IND beschouwt het instemmingsbesluit van de Centrale autoriteit van het land van herkomst van de vreemdeling als bewijsmiddel dat de Centrale autoriteit van het land van herkomst van de vreemdeling heeft besloten om in te stemmen met de plaatsing van de vreemdeling in een pleeggezin of instelling in Nederland.
De IND beschouwt een verklaring van de Nederlandse Centrale autoriteit als bewijsmiddel dat de vreemdeling niet meer zal kunnen terugkeren naar de oorspronkelijke gezinssituatie en tot zijn 18de jaar in een pleeggezin of instelling zal gaan verblijven.
De IND beschouwt een verklaring van de bevoegde autoriteiten van het land van herkomst als bewijsmiddel dat het gezag over de vreemdeling is geregeld.
R
Het model M30 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.
S
Het model M118 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.
Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.
’s-Gravenhage, 18 juni 2014
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder
Het HKBV en Ruwav zijn aan de afkortingenlijst toegevoegd.
In deze paragrafen zijn omwille van de leesbaarheid en duidelijkheid slechts de volgorde van de opsommingen aangepast.
Sinds 1 januari 2014 is de nieuwe Dublinverordening (Verordening (EU) nr. 604/2013) van kracht. Nederland heeft ervoor gekozen om naar aanleiding van de nieuwe Dublinverordening aparte wetsartikelen voor vreemdelingenbewaring en vrijheidsontnemende maatregel te creëren voor Dublinclaimanten. Dit zijn de nieuwe artikelen 6a en 59a Vw. Per abuis waren deze artikelen nog niet toegevoegd aan de tekst van paragraaf A5/2.2 Vc en het model M118.
Met deze wijziging wordt het beleid verduidelijkt. Daar was behoefte aan, onder meer naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State van 14 april 2011 (201008394/1/V1). Voor deze uitspraak, maar ook na de uitspraak, kwam het voor dat de IND inkomsten uit een uitkering op grond van de Ziektewet niet mee telde, als er geen sprake was van een onderliggend dienstverband. Het neerleggen in een beleidsregel maakt duidelijk dat ook een uitkering op grond van de Ziektewet wordt aangemerkt als zelfstandige inkomsten in dit verband. Als in de genoemde driejaarsperiode zowel een uitkering op grond van de Ziektewet als een uitkering op grond van de Werkloosheidswet is ontvangen, mag het totaal van het aantal weken waarin deze uitkeringen zijn ontvangen, samen niet meer dan 26 weken bedragen. Als aan de hand van het arbeidsverleden immers niet kan worden opgemaakt dat de betrokken persoon in de toekomst door middel van het verrichten van arbeid in staat is inkomsten te genereren, kan er niet van uit worden gegaan dat deze inkomsten uit arbeid duurzaam zijn.
Zoals eerder in WBV 2014/9 is verduidelijkt, gaat de IND bij de beoordeling van de hoogte van de inkomsten uit arbeid als zelfstandige uit van het gemiddelde inkomen over een boekjaar (in tegenstelling tot een kalenderjaar). Per boekjaar wordt beoordeeld of de inkomsten uit arbeid als zelfstandige voldoende zijn. In aanvulling op de toelichting in WBV 2014/9 wordt aangegeven dat het bestendige bestuurspraktijk is niet te middelen tussen meerdere boekjaren. Hierbij werd en wordt aansluiting gezocht bij artikel 6 van het Besluit bijstandsverlening zelfstandigen (voor het ingaan van de wet Modern Migratiebeleid was dit neergelegd in paragraaf B1/4.3.4 Vc).
Een ontheffing van het basisexamen inburgering buitenland kan plaatsvinden indien sprake is van een onbillijkheid van overwegende aard. Dit wordt ook wel een beroep op de hardheidsclausule genoemd.
Bij de beoordeling van de hardheidsclausule gaat het om een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden. Deze omstandigheden moesten ertoe leiden dat de vreemdeling ‘blijvend’ niet in staat is om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen. Uit de praktijk is gebleken dat aan het begrip ‘blijvend’ geen of nauwelijks betekenis toekomt. Van belang is immers de combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden en niet of de vreemdeling blijvend niet in staat is om het basisexamen af te leggen. Het woordje ‘blijvend’ is om die reden geschrapt.
Alle vreemdelingen van Turkse nationaliteit zijn vrijgesteld van het basisexamen inburgering buitenland. Dit geldt ook voor hun gezinsleden. Welke gezinsleden dat zijn staat in paragraaf B10/4.1 Vc; de niet-geregistreerde partner valt daar niet onder. Voor de duidelijkheid is deze verwijzing opgenomen.
De uitslag van het basisexamen inburgering buitenland blijkt uit een resultatenbrief. Deze resultatenbrief is niet van BuZa. De resultatenbrief betreft een sjabloon van SZW en wordt namens SZW getekend door BuZa. Ingeval van herbeoordeling is de brief rechtstreeks afkomstig van SZW.
Met deze wijziging wordt de regel zoals die geldt voor kennismigranten ook van toepassing op wetenschappelijk onderzoekers op grond van de richtlijn 2005/71/EG. Het betreft een verruiming van de regel ten aanzien van het verplaatsen van het hoofdverblijf. Voor kennismigranten was al aangegeven dat een kennismigrant langer dan zes maanden buiten Nederland kan verblijven met behoud van zijn verblijfsvergunning voor het verrichten van arbeid, mits de kennismigrant blijft voldoen aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning. Zoals inschrijving in de BRP en doorbetaling van het salaris. In de praktijk is gebleken dat de verruiming van de regel ten aanzien van het verplaatsen van het hoofdverblijf ook nodig is voor de wetenschappelijk onderzoekers op grond van de richtlijn 2005/71/EG. De vreemdeling die verblijft onder de beperking ‘wetenschappelijk onderzoek in de zin van richtlijn 2005/71/EG’ kan ook langer dan zes maanden buiten Nederland verblijven met behoud van zijn verblijfsvergunning mits de wetenschappelijk onderzoeker blijft voldoen aan de voorwaarden van de verblijfsvergunning. Zo moet de onderzoeksinstelling beschikken over een gastovereenkomst waarmee wordt voldaan aan hetgeen is opgenomen in paragraaf B6/2.4 Vc.
Voor de invoering van de Wet Modern Migratiebeleid (1 juni 2013) was in de Vreemdelingencirculaire met betrekking tot het niet verlengen en intrekken van verblijfsvergunningen regulier in het kader van gezinshereniging met betrekking tot het 'middelenvereiste' (ingevolge artikel 18, eerste lid onder d, Vw en artikel 19 Vw) het volgende opgenomen (paragraaf B2/8.2 Vc en paragraaf B2/8.5 Vc). Voor zowel het niet verlengen als het intrekken van genoemde verblijfsvergunningen gold dat daartoe met betrekking tot het middelenvereiste alleen werd overgegaan, als door de vreemdeling of degene bij wie hij verblijft, een beroep werd gedaan op de publieke middelen. In de huidige Vreemdelingencirculaire staat deze nadere uitleg alleen genoemd in paragraaf B1/6.2.3 Vc. Dit leidt in de uitvoeringspraktijk en de rechtspraak tot verwarring. Om deze reden wordt wederom aangegeven dat dit ook geldt bij het intrekken van een verblijfsvergunning bepaalde tijd in het kader van gezinsmigratie.
De enkelvoudige procedure voor een enkelvoudige vergunning, de gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid, is niet van toepassing op een intra-concern uitzending. In plaats daarvan moet de werkgever die een werknemer uit een derde land tijdelijk naar een vestiging in Nederland overplaatst, een intra-concern uitzending, in het bezit zijn van een tewerkstellingsvergunning.
Met de implementatie van de enkelvoudige procedure voor een enkelvoudige vergunning is per 1 april 2014 artikel 3.58 van het Vreemdelingenbesluit gewijzigd. Deze wijziging wordt nu alsnog doorgevoerd.
Daarnaast is het beleid verduidelijkt als het gaat om verlenging van de geldigheidsduur van de verleende verblijfsvergunning.
Op 31 januari 2011 heeft Nederland het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen geratificeerd. Dit Verdrag wordt aangeduid als het Haags Kinderbeschermingsverdrag 1996 (HKBV) en is op 1 mei 2011 in werking getreden.
Dit Verdrag biedt onder meer de mogelijkheid om een minderjarig vreemdeling, voor wie een kinderbeschermingsmaatregel of een jeugdzorgindicatie geldt, in een pleeggezin of instelling te plaatsen in een ander Verdragsland, op voorwaarde dat voorafgaand een consultatieprocedure heeft plaatsgevonden. In de Uitvoeringswet internationale kinderbescherming is de consultatieprocedure die loopt via de Centrale autoriteit van het Ministerie van Veiligheid en Justitie nader uitgewerkt, waar het gaat om plaatsing van een buitenlands kind in een pleeggezin of instelling in Nederland.
Om dit Verdrag te kunnen implementeren moet worden voorzien in een mogelijkheid om op verzoek van de Centrale Autoriteit een pleegkind, dat komt van buiten de EU of EER, in Nederland te plaatsen, hetzij in een pleeggezin hetzij in een instelling. Paragraaf B8/11.1 Vc biedt hiervoor een beleidskader, waar het gaat om tijdelijke plaatsing. Paragraaf B9/15 Vc biedt een beleidskader, waar het gaat om de situatie dat het kind niet meer zal kunnen terugkeren naar de oorspronkelijke gezinssituatie en tot zijn 18de jaar in een pleeggezin of instelling in Nederland zal gaan verblijven.
Bij HKBV plaatsingen wordt het middelenvereiste niet tegengeworpen, omdat over de pleegzorgvergoeding/kosten van verblijf van het kind tijdens de consultatieprocedure afspraken worden gemaakt, waarbij het uitgangspunt is dat het verzoekende land in beginsel verantwoordelijk is voor de kosten van het verblijf van het kind.
In paragraaf B9/11.4 Vc staat welke bewijsmiddelen overgelegd moeten worden bij tijdelijke plaatsing op grond van het HKBV. In paragraaf B9/18.2 Vc is opgenomen welke bewijsmiddelen moeten worden overgelegd voor de situatie dat het kind niet meer zal kunnen terugkeren naar de oorspronkelijke gezinssituatie en tot zijn 18e jaar in een pleeggezin of instelling in Nederland zal gaan verblijven.
De aanpassingen in de M30 (aanwijzing terugvoerverplichting rederij) zijn ter ondersteuning en verbetering van proces ter uitvoering van de terugvoerplicht op de zeegrens.
De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-17424.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.