Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2014, 17415 | Besluiten van algemene strekking |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap | Staatscourant 2014, 17415 | Besluiten van algemene strekking |
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Gelet op artikel 7, eerste lid, van het Eindexamenbesluit VO
Besluit:
In bijlage 1 van de Regeling examenprogramma’s voortgezet onderwijs worden de examenprogramma’s Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur vervangen door Latijnse taal en cultuur (LTC) en Griekse taal en cultuur (GTC). KCV (klassieke culturele vorming) vervalt als apart examenprogramma.
1. Artikel I is niet van toepassing op leerlingen die op 1 augustus 2014 zijn toegelaten tot het vijfde of zesde leerjaar vwo.
2. In het schooljaar 2016–2017 wordt voor de eerste maal de gelegenheid geboden tot het afleggen van de examens Latijnse taal en cultuur en Griekse taal en cultuur op basis van de examenprogramma’s, zoals beschreven in de bij deze regeling behorende bijlage 2, en wordt voor de laatste maal de gelegenheid geboden tot het afleggen van de examens Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur en KCV op basis van de examenprogramma’s, zoals deze luidden voor inwerkingtreding van deze regeling.
3. Leerlingen die examen hebben gedaan in KCV en Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur en na 2017 een vwo-diploma behalen, zijn vrijgesteld van het afleggen van het examen Latijnse taal en cultuur en/of Griekse taal en cultuur.
Deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop de Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet voortgezet onderwijs BES in verband met het vervangen van de maatschappelijke stage door een facultatief programmaonderdeel, het invoeren van de vakbenaming Latijnse taal en cultuur en Griekse taal en cultuur en het schrappen van het verplichte vak algemene natuurwetenschappen uit het gemeenschappelijke deel van de vwo-profielen in werking treedt. Dit is voorzien voor 1 augustus 2014.
Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Ingangsdatum: augustus 2014
Eerste examenjaar: 2017
Griekse taal en cultuur (GTC) vwo
Latijnse taal en cultuur (LTC) vwo
Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Reflectie op klassieke teksten (subdomein 1) en antieke cultuur (subdomein 2)
Domein B Reflectie op relaties tussen de antieke cultuur en de latere Europese cultuur
Domein C Zelfstandige oordeelsvorming
Domein D Oriëntatie op studie en beroep
Domein E Informatievaardigheden.
Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen A (subdomein 1: reflectie op klassieke teksten), B1 (B.3) en C (C.5).
Het centraal examen heeft betrekking op authentieke en vertaalde teksten van een of meer auteurs, behorend tot eenzelfde genre.
Het CvE stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast.
Het CvE maakt een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen.
Het schoolexamen heeft betrekking op de domeinen A, B, C, D en E.
Deze domeinen komen aan de orde aan de hand van:
– een selectie van circa 30 pagina’s (Oxford Classical Text) Griekse teksten. Deze selectie bevat teksten van tenminste twee genres uit de Griekse literatuur (zodanig dat samen met de auteur van het centraal examen proza én poëzie aan bod komen). Deze selectie bevat geen teksten van de auteur(s) die voor het centraal examen zijn vastgesteld, tenzij deze teksten behoren tot een ander genre en thema.
Daarnaast komen deze domeinen aan de orde aan de hand van:
– een selectie van tenminste 45 pagina’s klassieke, vertaalde teksten;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: toetsing van het vertalen van één of meer ongeziene passages;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: toetsing van de (creatieve) verwerking van een of meer cultuurdomeinen;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: stof van het centraal examen naast de hierboven vermelde stof voor het schoolexamen;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die eventueel per kandidaat kunnen verschillen.
Het bevoegd gezag kiest tenminste drie van de volgende cultuurdomeinen waarop de eindtermen betrekking hebben: verhalengoed, drama, beeldende kunst, architectuur, filosofie.
Het bevoegd gezag kan, naast bovengenoemde domeinen, ook eigen cultuurdomeinen toevoegen.
Domein A: Reflectie op klassieke teksten en antieke cultuur
subdomein 1: Reflectie op klassieke teksten
1. De kandidaat kan zijn begrip van Griekse en klassieke, vertaalde teksten demonstreren door:
– een ongeziene passage te vertalen;
– een passage te analyseren en interpreteren vanuit taalkundig, letterkundig en cultuurhistorisch perspectief;
– een passage vanuit taalkundig, letterkundig en cultuurhistorisch perspectief te vergelijken met andere cultuuruitingen uit de oudheid of latere perioden.
subdomein 2: (alleen van toepassing op het schoolexamen) Reflectie op antieke cultuur
2. De kandidaat kan:
– antieke cultuuruitingen van verschillende cultuurdomeinen plaatsen in hun historische en culturele context en met elkaar in verband brengen;
– antieke cultuuruitingen onderzoeken en zijn bevindingen formuleren.
Domein B: Reflectie op relaties tussen de antieke cultuur en de latere Europese cultuur
3. De kandidaat kan door de bestudering van de Griekse en klassieke, vertaalde teksten tegen de achtergrond van de antieke cultuur:
– onderwerpen actualiseren die voortvloeien uit een confrontatie tussen deze teksten en eigentijdse ontwikkelingen;
– de eigentijdse cultuur plaatsen in het perspectief van de klassieke traditie waarin Europa staat.
4. (Alleen van toepassing op het schoolexamen):
De kandidaat kan
– voorbeelden uit de receptiegeschiedenis herkennen, deze plaatsen in de context van de betreffende periode in de Europese cultuur en de van toepassing zijnde werkingsmechanismen noemen;
– cultuuruitingen uit de latere Europese cultuur vergelijken met antieke cultuuruitingen.
Domein C: Zelfstandige oordeelsvorming
5. De kandidaat kan een beargumenteerde reactie formuleren op de inhoud van voorgelegde teksten en andere cultuuruitingen (uit de Oudheid en latere tijden).
6. (Alleen van toepassing op het schoolexamen)
De kandidaat kan cultuuruitingen uit de latere Europese cultuur vergelijken met antieke cultuuruitingen en daarover een beargumenteerd oordeel geven.
Domein D: Oriëntatie op studie en beroep
Domein E: Informatievaardigheden
7. De kandidaat kan:
– doelgericht informatie en bronnenmateriaal zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken, o.a. met behulp van het woordenboek;
– (verworven) informatie verwerken en daaruit beredeneerde conclusies trekken;
– gebruik maken van verschillende ICT-toepassingen bij GTC;
– adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied;
– bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces.
Het eindexamen bestaat uit het centraal examen en het schoolexamen.
Het examenprogramma bestaat uit de volgende domeinen:
Domein A Reflectie op klassieke teksten (subdomein 1) en antieke cultuur (subdomein 2)
Domein B Reflectie op relaties tussen de antieke cultuur en de latere Europese cultuur
Domein C Zelfstandige oordeelsvorming
Domein D Oriëntatie op studie en beroep
Domein E Informatievaardigheden
Het centraal examen heeft betrekking op de domeinen A (subdomein 1: reflectie op klassieke teksten), B2 (B.3) en C (C.5)
Het centraal examen heeft betrekking op authentieke en vertaalde teksten van een of meer auteurs, behorend tot eenzelfde genre.
Het CvE stelt het aantal en de tijdsduur van de zittingen van het centraal examen vast.
Het CvE maakt een specificatie bekend van de examenstof van het centraal examen.
Het schoolexamen heeft betrekking op:
– de domeinen A, B, C, D en E. Deze domeinen komen aan de orde aan de hand van een selectie van tenminste 30 pagina’s (Oxford Classical Text) Latijnse teksten. Deze selectie bevat teksten van tenminste twee genres uit de Latijnse literatuur (zodanig dat samen met de auteur van het centraal examen proza én poëzie aan bod komen).
Deze bevat geen teksten van de auteur(s) die voor het centraal examen zijn vastgesteld, tenzij deze teksten behoren tot een ander genre en thema.
Daarnaast komen deze domeinen aan de orde aan de hand van:
– een selectie van tenminste 45 pagina’s klassieke, vertaalde teksten;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: toetsing van het vertalen van één of meer ongeziene passages;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: toetsing van de (creatieve) verwerking van een of meer cultuurdomeinen;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: stof van het centraal examen naast de hierboven vermelde stof voor het schoolexamen;
– indien het bevoegd gezag daarvoor kiest: andere vakonderdelen, die eventueel per kandidaat kunnen verschillen.
Het bevoegd gezag kiest tenminste drie van de volgende cultuurdomeinen waarop de eindtermen betrekking hebben: verhalengoed, drama, beeldende kunst, architectuur, filosofie.
Het bevoegd gezag kan, naast bovengenoemde domeinen, ook eigen cultuurdomeinen toevoegen.
Domein A: Reflectie op klassieke teksten en antieke cultuur
subdomein 1: Reflectie op klassieke teksten
1. De kandidaat kan zijn begrip van Latijnse en klassieke, vertaalde teksten demonstreren door:
– een ongeziene passage te vertalen;
– een passage te analyseren en interpreteren vanuit taalkundig, letterkundig en/of cultuurhistorisch perspectief;
– een passage vanuit taalkundig, letterkundig en cultuurhistorisch perspectief te vergelijken met andere cultuuruitingen uit de oudheid of latere perioden.
subdomein 2: (alleen van toepassing op het schoolexamen) Reflectie op antieke cultuur
2. De kandidaat kan:
– antieke cultuuruitingen van verschillende cultuurdomeinen plaatsen in hun historische en culturele context en met elkaar in verband brengen;
– antieke cultuuruitingen onderzoeken en zijn bevindingen formuleren.
Domein B: Reflectie op relaties tussen de antieke cultuur en de latere Europese cultuur
3. De kandidaat kan door de bestudering van de Latijnse en klassieke, vertaalde teksten tegen de achtergrond van de antieke cultuur:
– onderwerpen actualiseren die voortvloeien uit een confrontatie tussen deze teksten en eigentijdse ontwikkelingen;
– de eigentijdse cultuur plaatsen in het perspectief van de klassieke traditie waarin Europa staat.
4. (Alleen van toepassing op het schoolexamen):
De kandidaat kan:
– voorbeelden uit de receptiegeschiedenis herkennen, deze plaatsen in de context van de betreffende periode in de Europese cultuur en de van toepassing zijnde werkingsmechanismen noemen;
– cultuuruitingen uit de latere Europese cultuur vergelijken met antieke cultuuruitingen
Domein C: Zelfstandige oordeelsvorming
5. De kandidaat kan een beargumenteerde reactie formuleren op de inhoud van voorgelegde teksten en andere cultuuruitingen (uit de Oudheid en latere tijden).
6. (Alleen van toepassing op het schoolexamen)
De kandidaat kan cultuuruitingen uit de latere Europese cultuur vergelijken met antieke cultuuruitingen en daarover een beargumenteerd oordeel geven
Domein D: Oriëntatie op studie en beroep
Domein E: Informatievaardigheden
7. De kandidaat kan:
– doelgericht informatie en bronnenmateriaal zoeken, beoordelen, selecteren en verwerken, o.a. met behulp van het woordenboek
– (verworven) informatie verwerken en daaruit beredeneerde conclusies trekken;
– gebruik maken van verschillende ICT-toepassingen bij LTC;
– adequaat schriftelijk, mondeling en digitaal in het publieke domein communiceren over onderwerpen uit het desbetreffende vakgebied.
– bij het verwerven van vakkennis en vakvaardigheden reflecteren op eigen belangstelling, motivatie en leerproces
De examenprogramma’s Latijnse taal en literatuur en Griekse taal en literatuur worden in deze Regeling vervangen door de examenprogramma’s Latijnse taal en cultuur en Griekse taal en cultuur. In deze programma’s zijn de eindtermen van klassieke culturele vorming (KCV) opgenomen. Dit heeft alleen gevolgen voor het schoolexamen, niet voor het centrale examen.
Het vak KCV vervalt daarmee als apart examenprogramma per 1 augustus 2014. De vakken Latijnse taal en cultuur en Griekse taal en cultuur omvatten elk 760 studielasturen. Op www.slo.nl zijn de gevolgen van deze regeling beschreven, bijvoorbeeld voor leerlingen die in beide klassieke talen examen doen.
Op basis van de adviezen uit het rapport ‘Het geheim van de blauwe broer’ (2010), dat door de verkenningscommissie klassieke talen onder voorzitterschap van prof.dr. Caroline Kroon en prof.dr. Ineke Sluiter is opgesteld, wordt KCV geïntegreerd in de klassieke talen per 1 augustus 2014, te beginnen in het vierde leerjaar. De eerste examens vinden plaats aan het eind van schooljaar 2016–2017.
De examenprogramma’s Latijnse taal en cultuur en Griekse taal en cultuur worden ingevoerd per 1 augustus 2014. Invoering is gekoppeld aan inwerkingtreding van de Wijziging van de Wet op het voortgezet onderwijs, waarin de vakbenamingen LTC en GTC worden gewijzigd. In 2017 vindt het eerste examenplaats in deze vakken en staan deze vakbenamingen op de cijferlijst bij het diploma. Leerlingen die op een later tijdstip een vwo-diploma behalen, zijn vrijgesteld van LTC en GTC, wanneer zij reeds examen hebben gedaan in KCV en Latijnse taal en literatuur en/of Griekse taal en literatuur. Het cijfer voor Latijnse taal en literatuur of Griekse taal en literatuur telt dan mee als examenvak, het cijfer voor KCV telt mee in het combinatiecijfer ofwel wordt geïntegreerd in het cijfer van Latijn en/of Grieks.
Deze wijziging brengt geen verzwaring van administratieve lasten met zich mee.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2014-17415-n1.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.