Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 19 juni 2014, nr. 528291, tot aanwijzing van het Keurmerkinstituut B.V. als certificerende instelling in de zin van de Jeugdwet (Aanwijzingsbesluit certificerende instelling Jeugdwet)

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelezen de aanvraag van het Keurmerkinstituut B.V., gevestigd te Zoetermeer, van 26 augustus 2013;

Gelet op artikel 3.4, eerste lid, van de Jeugdwet en gelet op artikel 3.1.1, derde lid, van het Besluit Jeugdwet;

Besluit:

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

certificaat:

certificaat als bedoeld in artikel 3.4 van de Jeugdwet;

certificerende instelling:

certificerende instelling als bedoeld in artikel 3.4, eerste lid, van de Jeugdwet;

Minister:

Minister van Veiligheid en Justitie.

Artikel 2

Het Keurmerkinstituut B.V. wordt aangewezen als certificerende instelling.

Artikel 3

  • 1. De aanwijzing kan in ieder geval worden ingetrokken, indien het Keurmerkinstituut niet voldoet aan de in artikel 4 gestelde voorwaarden of aan het bij of krachtens de Jeugdwet bepaalde.

  • 2. Voor zover het Keurmerkinstituut B.V. het voornemen heeft om zijn taken als certificerende instelling bij afloop van de aanwijzing niet voort te zetten of het voornemen heeft om deze taken op een eerdere datum te beëindigen, informeert het Keurmerkinstituut B.V. de Minister hierover minimaal zes maanden voor de effectuering van zijn voornemen.

Artikel 4

Aan de aanwijzing van het Keurmerkinstituut B.V. als certificerende instelling zijn de volgende voorwaarden verbonden:

  • a. het Keurmerkinstituut B.V. past bij de besluitvorming inzake de afgifte van een certificaat het certificatieschema toe dat als bijlage bij de Regeling normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering is opgenomen;

  • b. het Keurmerkinstituut B.V. verkrijgt binnen een jaar na de aanwijzing een accreditatie van de Raad voor Accreditatie voor de activiteiten als certificerende instelling;

  • c. het Keurmerkinstituut B.V. maakt voor de uitoefening van zijn taken als certificerende instelling gebruik van auditors die een verklaring omtrent het gedrag hebben verkregen als bedoeld in artikel 28 van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens;

  • d. het Keurmerkinstituut B.V. maakt voor de uitoefening van zijn taken als certificerende instelling geen gebruik van auditors van wie de verklaring omtrent het gedrag langer dan vijf jaar geleden is afgegeven;

  • e. het Keurmerkinstituut B.V. houdt een lijst met namen bij van instellingen die het op grond van de Jeugdwet heeft gecertificeerd en namen van instellingen die een aanvraag tot certificatie bij het Keurmerkinstituut B.V. hebben ingediend en plaatst deze lijst op zijn website;

  • f. het Keurmerkinstituut B.V. verstrekt eenmaal per jaar aan de Minister:

    • inzicht in alle kosten en baten die voortvloeien uit zijn activiteiten als certificerende instelling;

    • inzicht in hoe de gehanteerde tarieven zich tot de gemaakte kosten verhouden;

  • g. het Keurmerkinstituut B.V. treft zodanige voorzieningen en handelt zodanig dat het alle informatie- en medewerkingsverplichtingen volledig en onbelemmerd kan nakomen ten aanzien van de bevoegde toezichthouders en ten aanzien van de Minister.

Artikel 5

  • 1. Dit besluit treedt in werking op de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst met uitzondering van de artikelen 3 en 4.

  • 2. Artikelen 3 en 4 van dit besluit treden in werking op het tijdstip waarop het Besluit Jeugdwet in werking treedt.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als: Aanwijzingsbesluit certificerende instelling Jeugdwet.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Dit besluit is op 23 juni 2014 bekend gemaakt aan het Keurmerkinstituut door toezending. Binnen zes weken na toezending van het besluit kan degene die hierdoor in zijn of haar belangen is getroffen, een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet door de indiener zijn ondertekend en bevat ten minste zijn naam en adres, de dagtekening, een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht en de gronden waarop het bezwaar rust. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan: de Minister van Veiligheid en Justitie, t.a.v. Directie Wetgeving en Juridische Zaken, Sector Juridische Zaken, Postbus 20301, 2500 EH Den Haag.

TOELICHTING

Na inwerkingtreding van de Jeugdwet zal de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering slechts geschieden door instellingen die hiertoe een certificaat hebben verkregen. De bevoegdheid om een dergelijk certificaat te verstrekken komt te liggen bij een certificerende instelling.

Het Keurmerkinstituut B.V. (KMI), gevestigd te Zoetermeer, wordt aangewezen als certificerende instelling. Het KMI heeft reeds ervaring opgedaan als certificerende instelling op het terrein van jeugdzorg.

De voorwaarden die ten aanzien van de aanwijzing van het KMI als certificerende instelling in dit besluit zijn opgenomen, zijn een aanvulling op de Jeugdwet en het daarop gebaseerde Besluit Jeugdwet. Indien de certificerende instelling de voorwaarden en/of de toepasselijke wet- en regelgeving niet in acht neemt, dan leidt dit tot de intrekking van de aanwijzing.

Artikelsgewijs

Artikel 2

Het KMI wordt aangewezen voor de duur van vijf jaar. Deze duur is reeds geregeld in artikel 3.1.1, tweede lid, van het Besluit Jeugdwet.

Artikel 3

De Minister van Veiligheid en Justitie kan de aanwijzing van het KMI tussentijds intrekken. In deze bepaling is niet-limitatief aangegeven dat dit in elk geval mogelijk is indien het KMI niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 4 of aan het bij of krachtens de Jeugdwet bepaalde.

Om tijdig te kunnen voorzien in een opvolgende certificerende instelling en een vloeiende overdracht van de werkzaamheden zo veel mogelijk te waarborgen, regelt dit artikel verder dat het KMI een beëindiging van zijn taken als certificerende instelling, ruim van te voren moet aankondigen.

Artikel 4, onder a

Bij het onderzoek naar en de beoordeling van een aanvraag van een eventueel te certificeren instelling past het KMI een certificatieschema toe. Onderdeel van dit certificatieschema is een normenkader waar het KMI de te certificeren instellingen aan zal toetsen. Dit normenkader wordt bij ministeriële regeling, namelijk de Regeling normenkader jeugdbescherming en jeugdreclassering, krachtens artikel 3.4, vierde lid, van de Jeugdwet vastgesteld.

Artikel 4, onder b

Van het KMI wordt geëist dat het voor de werkzaamheden als certificerende instelling door de Raad voor Accreditatie wordt geaccrediteerd. Hierdoor is toezicht op de kwaliteit van het KMI en het certificatieschema gegarandeerd. Dit toezicht is één van de manieren waarop de minister zijn stelselverantwoordelijkheid vorm geeft, en de kwaliteit van de uitvoering van kinderbeschermingsmaatregelen en jeugdreclassering borgt. Om het KMI voldoende tijd te geven om de procedure tot accreditatie bij de Raad voor Accreditatie te kunnen voltooien, krijgt het KMI hiervoor in ieder geval een jaar, namelijk tot en met 22 juni 2015, de gelegenheid.

Artikel 4, onder c en d

Auditors mogen niet vatbaar zijn voor corruptie. Zij dienen neutraal en objectief te handelen. Daarom wordt van de certificerende instelling verlangd dat het uitsluitend auditors inzet die een verklaring omtrent het gedrag kunnen overleggen. Hieromtrent wordt een verklaring omtrent het gedrag van niet langer dan vijf jaar oud voldoende geacht.

Artikel 4, onder e

De certificerende instelling zal niet alleen bekend maken welke instellingen zijn gecertificeerd, maar ook welke instellingen zich hebben aangemeld voor een certificaat. De gemeenten kunnen hierdoor inzicht krijgen welke organisaties zich hebben aangemeld voor certificering en in welk stadium deze aanmelding zich bevindt. Deze transparantie is noodzakelijk voor gemeenten die overwegen om een instelling te contracteren en om eventueel in een vroeg stadium afspraken te kunnen maken met de betreffende gecertificeerde instellingen.

Artikel 4, onder f

Door het geven van inzicht in de kosten en baten en het inzichtelijk maken van de relatie tussen kostprijs en de in rekening gebrachte tarieven, kan de minister bepalen of er sprake is van marktconforme tarieven. Op grond van deze gegevens kan de minister bijvoorbeeld bepalen of er voldoende aanleiding bestaat om een maximumtarief vast te stellen. Artikel 3.2.1, vierde lid, van het Besluit Jeugdwet voorziet in een grondslag voor het vaststellen van een dergelijk maximumtarief.

Artikel 4, onder g

De certificerende instelling heeft een medewerkings- en informatieplicht jegens de Minister van Veiligheid en Justitie en de betrokken toezichthouders. Deze plicht is onder meer geregeld in artikel 3.1.3 van het Besluit Jeugdwet.

De voorwaarde die in dit onderdeel aan de certificerende instelling wordt gesteld, dient als nadere invulling en borging van de genoemde plicht. Dit betreft niet het doel van de plicht, namelijk dat de certificerende instelling voldoende meewerkt en informatie verstrekt. Dit onderdeel heeft betrekking op de wijze waarop de certificerende instelling aan de medewerkings- en informatieplicht zou moeten voldoen. Een van de voorzieningen die de certificerende instelling logischerwijs moet treffen is een zorgvuldige en – voor de toezichthouders – direct toegankelijke administratie.

Dat de certificerende instelling bepaalde handelingen nalaat, kan in sommige gevallen ook noodzakelijk zijn. Zo zou de certificerende instelling zich moeten onthouden van contractbedingen waarbij er geheimhouding wordt afgesproken, indien hierdoor de genoemde medewerkings- en informatieplicht in het gedrang zou kunnen komen.

Indien de certificerende instelling in verband met dit onderdeel geen of onvoldoende voorzieningen treft, dan kan dit ertoe leiden dat de Minister van Veiligheid en Justitie de aanwijzing intrekt, ondanks dat de certificerende instelling mogelijk wel voldoet aan de medewerkings- en informatieplicht zoals die is neergelegd in andere wet- en regelgeving. De voorwaarde in dit onderdeel betreft immers geen algemene voorwaarde ten aanzien van de certificerende instelling, maar een bijzondere voorwaarde op basis waarvan wordt besloten dat het KMI als certificerende instelling wordt aangewezen.

Artikel 5

Om het KMI formeel in staat te stellen om zo snel mogelijk als certificerende instelling onder de Jeugdwet werkzaamheden te verrichten, ook waar het de voorbereidingen betreft ten aanzien van de inwerkingtreding van de Jeugdwet per 1 januari 2015, zal dit aanwijzingsbesluit een dag na de bekendmaking in de Staatscourant in werking treden met uitzondering van de artikelen 3 en 4. Laatstgenoemde artikelen vinden hun grondslag in het nog in werking te treden Besluit Jeugdwet voor wat betreft de aanvullende voorwaarden die worden gesteld aan de aanwijzing van de certificerende instelling. Voor de inwerkingtreding van deze artikelen wordt daarom aangesloten bij de inwerkingtreding van het Besluit.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven