Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 13 juni 2014, tot aanpassing van de regeling cofinanciering sectorplannen in verband met technische aanpassing van de financiering van BBL-trajecten

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op de artikelen 2 en 3 van de Kaderwet SZW-subsidies;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling cofinanciering sectorplannen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de aanhef van artikel 2.5 wordt ‘in ieder geval afgewezen’ vervangen door: in ieder geval geheel of gedeeltelijk afgewezen.

B

Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd:

1. Het derde lid wordt als volgt gewijzigd:

a. De eerste volzin, komt te luiden:

Artikel 1.2, vijfde lid, en artikel 5.2, eerste lid, onderdeel c, zijn niet van toepassing indien de maatregelen bestaan uit scholing in de vorm van BBL, mits er binnen twaalf maanden na de datum van de subsidiebeschikking, bedoeld in artikel 2.4, een aanvang wordt gemaakt met de uitvoering.

b. In de tweede volzin wordt na ‘in de subsidiebeschikking genoemde maatregelen’ ingevoegd: , doch uiterlijk binnen dertien weken na afloop van een termijn van zesendertig maanden na de datum van die subsidiebeschikking.

2. Aan het artikel wordt een nieuw vijfde lid toegevoegd, luidende:

  • 5. Indien een BBL later aanvangt dan twaalf maanden na de datum van de subsidiebeschikking, bedoeld in artikel 2.4, en vierentwintig maanden of langer duurt, kan deze BBL voor cofinanciering in aanmerking komen voor de duur van de BBL, doch maximaal voor een periode tot 36 maanden na de datum van de subsidiebeschikking.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 15 augustus 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 13 juni 2014

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

TOELICHTING

Deze wijziging betreft een verduidelijking. Bij het opnemen van de mogelijkheid om BBL-trajecten te financieren, is rekening gehouden met het feit dat de instroommomenten van deze opleidingen vaststaan. Beoogd is dat meerdere instroommomenten mogelijk kunnen zijn, waarbij in ieder geval het eerste instroommoment plaatsvindt binnen twaalf maanden. In afwijking van de hoofdregel dat maatregelen binnen zes maanden na de subsidiebeschikking moeten aanvangen, is daarom al eerder geregeld dat BBL-trajecten uiterlijk binnen een jaar starten. Vervolgens wordt een BBL-traject afhankelijk van het instroommoment maximaal twee jaar gesubsidieerd, zodat na uiterlijk 36 maanden de verantwoording kan worden overlegd. Dit betekent dat als het tweede of daarna volgend instroommoment voor een BBL-traject niet binnen 12 maanden na datum van de beschikking tot verlening van de subsidie is aangevangen, geldt dat de subsidie wordt verstrekt tot en met 36 maanden na datum van de verleningsbeschikking.

De onderhavige aanpassing verduidelijkt dat de uitvoering van het gehele sectorplan binnen redelijke tijd moet zijn afgerond, maar dat binnen deze periode meerdere instroommomenten voor BBL-trajecten mogelijk zijn, waarbij in ieder geval het eerste instroommoment plaatsvindt binnen twaalf maanden. Een BBL traject wordt afhankelijk van het instroommoment maximaal twee jaar gefinancierd, of zo veel korter als het traject duurt. Ook is nu verduidelijkt, dat het verzoek om vaststelling van de subsidie voor alle activiteiten in ieder geval dient plaats te vinden dertien weken nadat de 36 maanden na de datum van de verleningsbeschikking zijn verstreken.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om nog een andere technische verduidelijking door te voeren. In de aanhef van artikel 2.5 is verduidelijkt dat aanvragen niet alleen in het ‘geheel’, maar ook ‘gedeeltelijk’ kunnen worden afgewezen.

Bovenstaande wijzigingen zijn technische wijzigingen die dienen ter verduidelijking en ter correctie van technische onvolkomenheden. Op geen enkele wijze worden rechten van subsidieaanvragers ingeperkt. Daarom hebben deze aanpassingen terugwerkende kracht en worden deze toegepast op alle reeds ingediende aanvragen. De aanpassingen hebben evenmin gevolgen voor de administratieve lasten van de aanvragers.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven