Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 4 juni 2014, nr. HO&S/633057, inzake de hardheidsclausule voor uitgelote kandidaten bij numerusfixusopleidingen in het hoger onderwijs (Beleidsregel hardheidsclausule uitgelote kandidaten ho 2014)

Juridische grondslag: artikel 7.57c, vierde lid van de WHW en artikel 4.24 van de Regeling aanmelding en toelating hoger onderwijs

Inleiding

Kandidaten die in aanmerking willen komen voor een bewijs van toelating voor een opleiding waarvoor een beperkt aantal plaatsen beschikbaar is (numerusfixusopleiding) en die zijn uitgeloot, kunnen een beroep doen op de hardheidsclausule uitgelote kandidaten. De minister van OCW maakt hierbij bekend welke factoren bij de beoordeling van een dergelijk beroep in acht worden genomen.

Voor een aantal opleidingen binnen het hoger onderwijs overstijgt het aantal aanmeldingen het aantal beschikbare plaatsen. Teneinde deze beschikbare plaatsen op een zo objectief mogelijke manier te verdelen, wordt geloot onder de kandidaten die zich hebben aangemeld. De hoogte van het gemiddelde eindcijfer van de vooropleiding heeft invloed op de kans om ingeloot te worden. De wetgever wil naast de door middel van loting toegewezen plaatsen ook plaatsen reserveren voor personen voor wie de uitloting een ‘onbillijkheid van overwegende aard’ is. Voor uitgelote kandidaten bestaat de mogelijkheid om alsnog in aanmerking te komen voor een plaats, als zij kunnen aantonen dat er omstandigheden zijn die de uitloting onbillijk maken. Overigens wordt erop gewezen dat toewijzing van een aanvraag om een plaats op grond van de hardheidsclausule, recht geeft op een bewijs van toelating voor het eerstvolgende jaar en dus niet voor het studiejaar waarvoor men is uitgeloot.

Vereiste voor behandeling van aanvragen

De inhoudelijke beoordeling van de aanvragen om toepassing van de hardheidsclausule wordt gedaan door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Voordat DUO de aanvraag kan beoordelen, moet aan de volgende eisen zijn voldaan:

  • a. de aanvraag moet binnen zes weken na bekendmaking van het bericht van uitloting zijn ingediend bij DUO;

  • b. de aanvrager moet in principe voldoen aan de door de instelling gestelde inschrijvingsvoorwaarden zoals bedoeld in art. 7.28, tweede lid, derde volzin van de WHW.

Het door DUO gevoerde beleid

Op grond van de wettelijke bepalingen kan DUO maximaal 5% van het aantal beschikbare plaatsen reserveren voor toegewezen aanvragen om toepassing van de hardheidsclausule. Teneinde deze 5% niet te overschrijden, wijst DUO in eerste instantie maximaal tweederde deel van deze 5% toe. Vervolgens is dan nog een derde van deze 5% over voor plaatsen toegewezen op grond van gehonoreerde bezwaar- en beroepschriften.

In artikel 7.57f, derde lid van de WHW is een maximering gesteld aan het aantal keren dat deelgenomen kan worden aan de lotingprocedure. Het aantal keren uitloten is als gevolg hiervan geen factor meer die in aanmerking wordt genomen bij de beoordeling van een aanvraag tot toepassing van de hardheidsclausule uitgelote studenten. De beschikbare plaatsen worden toegewezen aan aanvragers die zich door (een combinatie van) zeer bijzondere omstandigheden van persoonlijke aard onderscheiden van andere uitgelote studenten. Deze omstandigheden moeten van dien aard zijn dat de uitloting daarbij onbillijk is. Het uitloten op zich wordt niet aangemerkt als een onbillijkheid. Tevens moet blijken dat de kandidaat in onoverkomelijke problemen komt indien hij het volgende studiejaar niet met de opleiding kan beginnen.

Voorbeelden van omstandigheden, die in de beoordeling worden meegenomen zijn:

  • De aanwezigheid van medische en/of psychische problemen bij de aanvrager die niet direct het gevolg zijn van de uitloting, maar waarbij aannemelijk is gemaakt dat het toewijzen van een plaats een positieve bijdrage zal leveren aan het genezingsproces;

  • Het feit dat een persoon als vluchteling gedwongen is een soortgelijke opleiding te staken in het land van herkomst;

  • Het feit dat men als werknemer de opleiding nodig heeft in verband met door hem te verrichten wetenschappelijk onderzoek aan een onderwijsinstelling, waarbij de aanvraag is ondersteund door de instelling die de opleiding geeft.

  • Negatieve effecten op de eindexamenresultaten die zijn ontstaan buiten invloed van de kandidaat om. Echter, alleen bij die verzoeken waaruit naar voren komt dat de kleinste objectief meetbare verbetering (0,1 punt in één vak) recht geeft op een hogere lotingsklasse (en dat het aan betrokkene toegekende lotnummer in deze hogere lotingsklasse recht geeft op inloting) is het mogelijk dat zal worden overgegaan tot het toekennen van een plaats buiten de loting om.

Voor al deze omstandigheden geldt dat de aanvrager ten bewijze daarvan verklaringen van ter zake onafhankelijke deskundigen en/of andere bewijsstukken moet meezenden.

De aanwezigheid van een of meerdere van bovenstaande omstandigheden is zeker geen garantie voor toewijzing van een aanvraag. Aangezien DUO bij het toewijzen aan een maximum is gebonden, hangt het af van de omstandigheden van de andere aanvragers of de aanwezigheid van bepaalde omstandigheden tot een toewijzing kan leiden.

Als voorbeelden van omstandigheden, of argumenten waarmee geen rekening wordt gehouden bij de beoordeling van aanvragen zijn te noemen:

  • De mate waarin de aanvrager gemotiveerd is voor het volgen van de opleiding;

  • Het gegeven dat de aanvrager drie keer aan een lotingprocedure voor een bepaalde opleiding heeft deelgenomen en niet meer aan een lotingprocedure voor die opleiding kan deelnemen;

  • Een traditie binnen de familie van de aanvrager om een dergelijke opleiding te volgen;

  • Argumenten waarom men het niet eens is met de huidige lotingsystematiek;

  • De aanwezigheid van psychische en/of medische klachten puur en alleen ten gevolge van de uitloting;

  • Argumenten aangaande studievertraging en daarmee samenhangende financiële aspecten;

  • Het hebben gevolgd van het propedeutisch jaar van een soortgelijke opleiding in het buitenland of de met een studie in het buitenland gepaard gaande problemen;

  • Het hebben van een vrijstelling voor het gehele of gedeeltelijke propedeutisch examen;

  • Argumenten die betrekking hebben op de bepaling van de door DUO vastgestelde lotingsklasse (Nederlandse of niet-Nederlandse vooropleidingen);

  • Argumenten en toelatingscriteria die hebben meegespeeld bij de decentrale selectie;

  • Een negatieve beslissing van het instellingsbestuur op de aanvraag om toelating tot een fixusopleiding via decentrale selectie.

De kandidaten worden van deze regeling op de hoogte gebracht via de website van DUO.

Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregel wordt in de Staatscourant geplaatst en treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

De beleidsregel van de hoofddirecteur van de informatie beheer groep ‘Hardheidsclausule uitgelote gegadigden’ van 23 juni 2003, nr. OS/JB/JO-03189, gepubliceerd in Uitleg (het gele katern) nr. 18, p. 133, van 18 juli 2003, wordt ingetrokken.

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: Beleidsregel hardheidsclausule uitgelote kandidaten ho 2014.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven