Regeling van de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 28 mei 2014, kenmerk: FM 2014/902 M, tot vaststelling van de bandbreedtes en tarieven 2014, bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht (Regeling bekostiging financieel toezicht 2014)

De Minister van Financiën en de Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

Gelet op artikel 13, zesde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht;

BESLUITEN:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. geconsolideerde jaarrekening:

jaarrekening waarin de activa, passiva, baten en lasten van personen die een groep of groepsdeel vormen en andere in de consolidatie meegenomen personen, als één geheel zijn opgenomen;

b. toezichtcategorie:

toezichtcategorie als bedoeld in bijlage II van de Wet bekostiging financieel toezicht.

Artikel 2

Voor het kalenderjaar 2014 worden de bandbreedtes en de tarieven, bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor de toezichtcategorieën behorend bij het onderdeel ‘Toezichthouder: Autoriteit Financiële Markten’ als volgt vastgesteld:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Aanbieders van krediet

Particuliere cliënten(PC):

 

€ 1.000 vermeerderd met:

 

Aantal particuliere cliënten dat met de aanbieder rechtstreeks of middellijk als wederpartij een

>0 tot en met 5.000 PC

€ 2,65 per PC

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

overeenkomst is aangegaan inzake krediet

>5.000 tot en met 10.000 PC

€ 1,85 per PC

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>10.000 tot en met 100.000 PC

€ 0,26 per PC

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>100.000 PC

€ 0,13 per PC

Accountantsorganisaties

Omzet:

Omzet uit wettelijke controles bij

 

€ 1.350 in voorkomend geval vermeerderd met:

 

organisaties van openbaar

Omzet uit OOB controles:

 
 

belang (OOB controles) en bij controlecliënten die geen organisaties van openbaar

>€ 0 tot en met € 10 miljoen

€ 24.000 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

belang zijn (niet OOB controles)

>€ 10 miljoen tot en met € 20 miljoen

€ 11.500 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 20 miljoen

€ 6.200 per € miljoen omzet

   

Omzet uit niet OOB controles:

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 0 tot en met € 20 miljoen

€ 7.300 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 20 miljoen tot en met € 100 miljoen

€ 4.100 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 100 miljoen

€ 1.500 per € miljoen omzet

Adviseurs en bemiddelaars

Fte's:

 

€ 650 vermeerderd met:

 

Het aantal werknemers en andere personen, die zich onder verantwoordelijkheid van de

>0 tot en met 20,0 fte’s

€ 195 per fte

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

financiële dienstverlener direct of indirect bezighouden met financiële dienstverlening,

>20,0 tot en met 200,0 fte’s

€ 178 per fte

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

waarbij het aantal deeltijdmedewerkers wordt omgerekend naar voltijdmedewerkers

>200,0 tot en met 500,0 fte’s

€ 36 per fte

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>500,0 fte’s

€ 9 per fte

Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

Provisie-inkomsten (PI)

Personen met PI in het bereik van:

 
       
   

€ 0 tot en met € 0,2 miljoen

€ 425

   

>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

€ 850

   

>€ 5 miljoen

€ 1.275

   

>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

€ 1.700

   

>€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

€ 2.125

Banken en clearinginstellingen

Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

 

€ 6.200 vermeerderd met:

 

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3

>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

€ 735 per € miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

€ 318 per € miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

€ 166 per € miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 4 miljard MTV

€ 48 per € miljoen MTV

Beleggingsinstellingen en aanbieders van beleggingsobjecten

Balanstotaal (BT):

 

€ 5.800 vermeerderd met:

 

Het gezamenlijk balanstotaal waarover beheer wordt gevoerd

>€ 0 tot en met € 5 miljard BT

€ 39,50 per € miljoen BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 5 miljard tot en met € 10 miljard BT

€ 22,00 per € miljoen BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 10 miljard tot en met € 15 miljard BT

€ 1,75 per € miljoen BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 15 miljard BT

€ 0,10 per € miljoen BT

Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening, exclusief exploitanten van een MTF

Vergunningtypen in combinatie met effectenrekeningen:

a. vergunningtypen voor het verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

b. het aantal effectenrekeningen (ER) bij of in beheer bij de desbetreffende instelling

Vergunningtypen:

 
   

Vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 760 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 2.280 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.040 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 2.280 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1van de Wet op het financieel toezicht

€ 760 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 760 in voorkomend geval vermeerderd met:

   

In combinatie met effectenrekeningen (ER):

In alle gevallen vermeerderd met:

   

0 tot en met 100 ER

€ 3,40 per ER

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>100 tot en met 1.000 ER

€ 2,70 per ER

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>1.000 tot en met 10.000 ER

€ 1,35 per ER

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>10.000 ER

€ 0,67 per ER

Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

Handelaren:

 

€ 375 vermeerderd met:

 

Het aantal in Nederland werkzame personen dat door de onderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

>0 handelaren

€ 890 per handelaar

Centrale tegenpartijen

Omzet:

 

€ 20.000 vermeerderd met:

 

De aan de hand van de artikelen 41, 42 en 43

>€ 0 tot en met € 10 miljoen

€ 2.150 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

van Verordening (EU) Nr. 648/2012 (EMIR-verordening) te bepalen waarde van het geheel aan

>€ 10 miljoen tot en met € 100 miljoen

€ 650 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

middelen dat de centrale tegenpartij aanhoudt ter dekking van de risico’s die zij loopt.

>€ 100 miljoen tot en met € 1 miljard

€ 110 per € miljoen omzet

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 1 miljard

€ 80 per miljoen € omzet

Effectenuitgevende instellingen: markt

Marktkapitalisatie:

De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of

artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft niet zijnde

 
   

beleggingsmaatschappijen:

€ 5.700 vermeerderd met:

   

>€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK

€ 17,65 per € miljoen GMK

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK

€ 10,75 per € miljoen GMK

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK

€ 5,00 per € miljoen GMK

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 5 miljard GMK

€ 0,30 per € miljoen GMK

   

Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of

artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het aandelen uitgevende personen betreft zijnde beleggingsmaatschappijen

€ 775

   

Personen als bedoeld in artikel 5:25i, eerste lid, artikel 5:33, eerste lid, onderdeel a, of

artikel 5:60, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op het financieel toezicht voor zover het schuldpapier uitgevende personen betreft

€ 575

Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving

Marktkapitalisatie terwijl voor partijen die geen marktkapitalisatie kennen het eigen vermogen relevant is:

Marktkapitalisatie:

De gemiddelde marktkapitalisatie (GMK) van de instelling.

Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij een geconsolideerde jaarrekening opstellen:

€ 6.200 vermeerderd met:

 

Eigen vermogen:

Eigen vermogen (EV).

>€ 0 tot en met € 500 miljoen GMK of EV

€ 23,20 per € miljoen GMK of EV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 500 miljoen tot en met € 1 miljard GMK of EV

€ 14,10 per € miljoen GMK of EV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 1 miljard tot en met € 5 miljard GMK of EV

€ 7,05 per € miljoen GMK of EV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 5 miljard GMK of EV

€ 0,40 per € miljoen GMK of EV

   

Personen als bedoeld in artikel 5:25b, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht of artikel 1, onderdeel b, van de Wet toezicht financiële verslaggeving voor zover zij geen geconsolideerde jaarrekening opstellen

€ 2.900

Financiële infrastructuur: marktexploitanten en exploitanten van een MTF

Transacties:

 

€ 43.000 vermeerderd met:

 

Het aantal transacties (enkele telling) in financiële instrumenten

>0 tot en met 10.000 transacties

€ 0,430 per transactie

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

dat tot stand is gekomen volgens de regels en de systemen van de

>10.000 tot en met 100.000 transacties

€ 0,130 per transactie

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

desbetreffende gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit.

>100.000 tot en met 1.000.000 transacties

€ 0,022 per transactie

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>1.000.000 transacties

€ 0,015 per transactie

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

Deze categorie kent twee heffingsmaatstaven die beide worden toegepast:

 

€ 625 vermeerderd met:

 

1. Deelnemers:

Deelnemers:

 
 

Aantal actieve deelnemers

>0 tot en met 100.000 deelnemers

 
 

2. Vermogen:

Som van de technische voorzie-

 

€ 0,34 per deelnemer

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

ningen en het eigen vermogen (TV+EV)

>100.000 tot en met 500.000 deelnemers

€ 0,04 per deelnemer

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>500.000 tot en met 1.000.000 deelnemers

€ 0,02 per deelnemer

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>1.000.000 deelnemers

€ 0,01 per deelnemer

   

In combinatie met Vermogen:

In alle gevallen vermeerderd met:

   

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+EV

€ 2,15 per € miljoen TV+EV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+EV

€ 0,30 per € miljoen TV+EV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+EV

€ 0,08 per € miljoen TV+EV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 100 miljard TV+EV

€ 0,03 per € miljoen TV+EV

Verzekeraars: Leven- en pensioen

Premie-inkomen:

 

€ 2.700 vermeerderd met:

 

Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN) uit pensioenverzekeringen en levensverzeke-

>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

€ 470 per € miljoen BPIN

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

ringen

>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

€ 280 per € miljoen BPIN

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

€ 95 per € miljoen BPIN

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 3 miljard BPIN

€ 24 per € miljoen BPIN

Verzekeraars: Schade

Premie-inkomen:

 

€ 875 vermeerderd met:

 

Bruto premie-inkomen in Nederland (BPIN)

>€ 0 tot en met € 1 miljard BPIN

€ 26,30 per € miljoen BPIN

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 1 miljard tot en met € 2 miljard BPIN

€ 15,75 per € miljoen BPIN

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 2 miljard tot en met € 3 miljard BPIN

€ 5,25 per € miljoen BPIN

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 3 miljard BPIN

€ 1,30 per € miljoen BPIN

Artikel 3

Twee of meer aanbieders van beleggingsobjecten waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in artikel 2:55 van de Wet op het financieel toezicht en die gedurende het gehele jaar, in steeds dezelfde samenstelling, gezamenlijk aanbiedingen doen aan consumenten, of deze aanbiedingen aan consumenten gezamenlijk beheren, worden voor de toepassing van artikel 2 aangemerkt als één persoon.

Artikel 4

Voor het kalenderjaar 2014 worden de bandbreedtes en de tarieven, bedoeld in artikel 13, zesde lid, van de Wet bekostiging financieel toezicht, voor de toezichtcategorieën behorende bij het onderdeel ‘Toezichthouder: de Nederlandsche Bank’ als volgt vastgelegd:

Toezichtcategorie

Maatstaf

Bandbreedtes

Tarieven

Banken en clearinginstellingen

Minimum omvang toetsingsvermogen (MTV):

   
 

Minimum omvang toetsingsvermogen berekend conform de regels die op grond van artikel 3:57 van de Wet op het financieel toezicht worden bepaald

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:4, 2:11, 2:20, 3:4, eerste lid, of 3:110, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht:

€ 35.000 vermeerderd met:

   

>€ 0 tot en met € 80 miljoen MTV

€ 4.274 per € miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 80 miljoen tot en met € 400 miljoen MTV

€ 1.841 per € miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 400 miljoen tot en met € 4 miljard MTV

€ 968 per € miljoen MTV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 4 miljard MTV

€ 282 per € miljoen MTV

Beleggingsinstellingen

Balanstotaal (BT):

 

€ 4.000 vermeerderd met:

 

Het gezamenlijk balanstotaal waarover beheer wordt gevoerd

>€ 0 tot en met € 5 miljard BT

€ 8 per € miljoen BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 5 miljard tot en met € 10 miljard BT

€ 6 per € miljoen BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 10 miljard tot en met € 15 miljard BT

€ 0,50 per € miljoen BT

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 15 miljard BT

€ 0,20 per € miljoen BT

Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening

Vergunningtypen in combinatie met effectenrekeningen:

 

€ 2.700 in voorkomend geval vermeerderd met:

 

a. vergunningtypen voor het

Vergunningtypen:

 
 

verlenen van beleggingsdiensten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht;

b. het aantal effectenrekeningen

Vergunning voor het ontvangen en doorgeven van orders als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 0

 

(ER) bij of in beheer bij de desbetreffende instelling

 

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor het uitvoeren van orders voor rekening van cliënten als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.500

     

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning vermogensbeheer als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.500

     

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor beleggingsadvies als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 0

     

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor het begeleiden of overnemen van emissies met plaatsingsgaranties als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 5.600

     

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

Vergunning voor het begeleiden van emissies zonder plaatsingsgarantie als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht

€ 2.700

   

In combinatie met effectenrekeningen (ER):

In alle gevallen vermeerderd met:

   

>0 tot en met 250 ER

€ 0

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>250 tot en met 10.000 ER

€ 14,00 per ER boven de 250 ER

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>10.000 ER

€ 0

Beleggingsondernemingen voor eigen rekening

Handelaren:

Aantal in Nederland werkzame personen dat door de beleggingsonderneming is belast met het verrichten van transacties in financiële instrumenten

>0 handelaren

€ 4.000 vermeerderd met:

€ 825 per handelaar

Betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen

Provisie-inkomsten (PI)

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:3a, eerste lid, 2:3e, eerste lid, of 2:10a van de Wet op het financieel toezicht:

Personen met PI in het bereik van:

 
   

€ 0 tot en met € 0,2 miljoen

€ 6.500

   

>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

€ 13.000

   

>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

€ 19.500

   

>€ 1 miljoen tot en met € 5 miljoen

€ 26.000

   

>€ 5 miljoen

€ 32.500

   

Personen waaraan een vergunning is verleend als bedoeld in de artikelen 2:54i, eerste lid, of 2:54l, eerste lid van de Wet op het financieel toezicht

€ 3.000

Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen

Instellingen met vereist eigen vermogen (excl. premie-pensioeninstellingen):

 

€ 2.000 vermeerderd met:

 

Som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), vermenigvuldigd met een bonus/malus factor.

De bonus/malus factor is gelijk aan

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV+VEV

€ 51,28 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

de som van de technische voorziening pensioenverplichting en het vereist eigen vermogen (TV+VEV), gedeeld door de som van de technische voorziening pensioenverplichtingen en het

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV+VEV

€ 7,69 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

 

(aanwezige) eigen vermogen (TV+EV).

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV+VEV

€ 2,05 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 100 miljard TV+VEV

€ 0,51 per € miljoen TV+VEV vermenigvuldigd met de als volgt te berekenen bonus/malus factor:

((TV+VEV)/(TV+EV))

 

Instellingen zonder vereist eigen vermogen (en premie-pensioeninstellingen):

 

€ 2.000 vermeerderd met:

 

Technische voorziening pensioenverplichting (TV)

>€ 0 tot en met € 10 miljard TV

€ 51,28 per € miljoen TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 10 miljard tot en met € 50 miljard TV

€ 7,69 per € miljoen TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 50 miljard tot en met € 100 miljard TV

€ 2,05 per € miljoen TV

in voorkomend geval vermeerderd met:

   

>€ 100 miljard TV

€ 0,51 per € miljoen TV

Trustkantoren

Omzet

Personen met een omzet in het bereik van:

 
   

€ 0 tot en met € 0,1 miljoen

€ 2.375

   

>€ 0,1 miljoen tot en met € 0,2 miljoen

€ 5.000

   

>€ 0,2 miljoen tot en met € 0,5 miljoen

€ 7.750

   

>€ 0,5 miljoen tot en met € 1 miljoen

€ 10.625

   

>€ 1 miljoen tot en met € 2 miljoen

€ 14.500

   

>€ 2 miljoen tot en met € 5 miljoen

€ 18.750

   

>€ 5 miljoen

€ 25.000

Verzekeraars niet zijnde zorgverzekeraars

Premie-inkomen:

 

€ 2.000 vermeerderd met:

 

Bruto premie-inkomen (BPI)

>€ 0

€ 707 per € miljoen BPI

Zorgverzekeraars

Aantal verzekerden

 

€ 2.000 vermeerderd met:

   

>€ 0 verzekerden

€ 0,29 per verzekerde

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bekostiging financieel toezicht 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma

TOELICHTING

Algemeen

De wijze waarop de kosten van het doorlopend toezicht op de financiële markten jaarlijks in rekening wordt gebracht bij onder toezicht staande personen is geregeld in artikel 13 van de Wet bekostiging financieel toezicht (Wbft) en op onderdelen nader uitgewerkt in het Besluit bekostiging financieel toezicht.

Allereerst wordt het totaal van de in rekening te brengen bedragen bepaald. Dit vindt plaats volgens de formule vastgelegd in het tweede lid van laatstgenoemd artikel:

  • a. het totaal van de overige kosten1 zoals opgenomen in de door de toezichthouder voor het desbetreffende jaar opgestelde begroting, waarmee Onze Ministers gezamenlijk hebben ingestemd, en

  • b. het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, eerste lid, Wbft over het jaar dat voorafgaat aan het jaar waarop de in onderdeel a bedoelde begroting betrekking heeft, verminderd met:

  • c. het deel van het exploitatiesaldo, bedoeld in artikel 7, tweede lid, Wbft;

  • d. de voor het desbetreffende jaar door de Staat der Nederlanden te verstrekken bijdrage, bedoeld in artikel 10 Wbft.

Op grond van artikel 13 van de Wbft worden voor het jaar 2014 de volgende totaalbedragen aan onder toezicht staande personen in rekening gebracht:

Tabel 1:Berekening van de op grond van art. 13 van de Wbft voor 2014 te heffen bedragen (in mln. euro’s)
 

AFM

DNB

Totaal begrote toezichtlasten

84,3

148,5

Af: Begrote kosten eenmalige toezichthandelingen

8,0

1,5

Begrote kosten BES-toezicht

0,4

0,8

Overige kosten

75,9

146,2

Exploitatiesaldo 2013

–4,0

–8,4

Af: Overheidsbijdrage

20,2

19,0

Totaal te heffen op grond van art. 13 van de Wbft

51,7

118,8

Nadat het totaal van de in rekening te brengen bedragen is bepaald, wordt dat totaalbedrag aan de hand van procentuele aandelen toegerekend aan de toezichtcategorieën (artikel 13, vierde lid, van de Wbft). De procentuele aandelen en de toezichtcategorieën zijn vastgelegd in bijlage II van de wet.

Het omslaan van kosten over personen binnen een toezichtcategorie

Het aan een toezichtcategorie toegerekende bedrag wordt omgeslagen over de personen die deel uitmaken van die categorie. Dit gebeurt met behulp van maatstaven (bijlage II van de Wbft) die nader worden ingedeeld in bandbreedtes terwijl de bandbreedtes worden gekoppeld aan tarieven.

Voor de bandbreedtes en tarieven zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • a. bij de minimumbedragen wordt rekening gehouden met het draagkrachtbeginsel;

  • b. tarieven hebben veelal een degressieve structuur in overeenstemming met de afnemende intensiteit van het toezicht bij een grotere (bedrijfs)omvang van die persoon;

  • c. de tariefstructuur wordt in principe gevormd door een basistarief in combinatie met maximaal vier (degressieve) staffels waarbij de verschuldigde bedragen van het basistarief en de staffel(s) bij elkaar worden opgeteld;

  • d. geen aftopping in de hoogste staffel;

  • e. waar dit, vanwege de samenstelling van een toezichtcategorie, meer voor de hand ligt wordt gewerkt met óf een schijvenstructuur waarbij de hoogte van de op te leggen heffing overeenkomt met het tarief van de schijf, in de artikelen 2 en 3 aangeduid met ‘bereik’, waarin de onder toezicht staande persoon, vanwege zijn (bedrijfs)omvang, valt óf met één vast tarief;

  • f. er bestaat zo veel mogelijk consistentie in de tariefstructuren (bandbreedtes en mate van degressiviteit) van categorieën die zowel onder toezicht staan van de AFM als van DNB.

Uitgangspunt a betreft het draagkrachtbeginsel; een aspect dat tijdens de parlementaire behandeling van de Wbft de aandacht heeft gekregen. Mede met het oog op het daaraan toe te kennen belang heeft de minister van Financiën de Tweede Kamer toegezegd om met de toezichthouders te bezien of het draagkrachtbeginsel afdoende betrokken is bij de vaststelling van de minimumbedragen voor de te onderscheiden toezichtcategorieën.2 In het merendeel van de gevallen is aldus gehandeld. Het effect van de naar verhouding lagere heffingen voor onder toezicht staande minder draagkrachtige personen wordt opgevangen door de meer draagkrachtige personen.

De berekening van een te heffen bedrag

Bij de vaststelling van een op te leggen heffing stelt de toezichthouder vast in welke bandbreedte de betreffende onder toezichtstaande persoon valt. Indien een persoon in meerdere bandbreedtes valt, is hij voor ieder van die bandbreedtes het daarbij behorende tarief verschuldigd.3 Het aldus verschuldigde bedrag wordt verhoogd met een vast basisbedrag. Bij een paar categorieën wordt hier op een enkel onderdeel van afgeweken:

  • a. Bij de toezichtcategorie ‘Beleggingsondernemingen niet voor eigen rekening’ (DNB), is rekening te houden met een of meerdere opslagen waarvan de hoogte afhankelijk is van de aard van de vergunning(en) waarover de onder toezicht staande persoon beschikt. Aldus wordt het verschil in toezichtintensiteit, dat mede afhankelijk is van de aard van een vergunning, tot uiting gebracht. Daarnaast zal DNB voor deze categorie niet langer gebruik maken van de bandbreedtes die de AFM hanteert voor het aantal effectenrekeningen, maar terugkeren naar één variabele heffing omdat die, in combinatie met het basisbedrag en de bedragen per vergunning, de toezichtinspanningen van DNB beter weerspiegelt.

  • b. Voor beleggingsondernemingen zonder publieksfunctie wordt zowel het vaste tarief als het variabele tarief verlaagd.

  • c. Bij de toezichtcategorieën ‘Accountantsorganisaties’ en ‘Pensioenfondsen en premiepensioeninstellingen’ (AFM) is de bandbreedte gekoppeld aan twee maatstaven waardoor de toezichthouder tweemaal moet vaststellen in welke bandbreedtes de betreffende onder toezicht staande persoon valt.

  • d. Voor een aantal personen in de categorieën ‘Effectenuitgevende instellingen: markt’ en ‘Effectenuitgevende instellingen: verslaggeving’ (AFM) alsmede in de categorie ‘Betaalinstelling en elektronischgeldinstelling’ (DNB) geldt enkel een vast bedrag.

  • e. De heffing voor de toezichtcategorie ‘Afwikkelondernemingen, betaalinstellingen en elektronischgeldinstellingen’ bij de AFM en voor een deel van de gelijknamige categorie bij DNB alsmede voor de toezichtcategorie ‘Trustkantoren’ (DNB) is gelijk aan het tarief dat is vastgesteld voor het hoogste bereik (schijf) waarin de onder toezicht staande persoon valt. Hiervoor is gekozen omdat de omvang van de toezichtinspanning voor deze categorieën, vergeleken met die voor de andere categorieën, in geringere mate fluctueert met de omvang van de onder toezicht staande personen. Als gevolg daarvan is het verschil tussen de hoogste en laagste heffing minder groot dan bij andere categorieën.

Belangrijke wijzigingen ten opzichte van 2013

De tarieven in 2014 vallen voor veel categorieën lager uit dan in 2013. Belangrijke reden is dat beide toezichthouders een exploitatieoverschot realiseerden over 2013 die, conform de systematiek van de Wbft, in mindering wordt gebracht op het totaal van de begrote te heffen bedragen voor het doorlopend toezicht in 2014 (zie ook de eerder opgenomen tabel 1). Dit is anders dan in voorgaande jaren waarin het exploitatieresultaat nog per toezichtcategorie werd verrekend (vanwege de invoering van de Wbft zijn de exploitatieresultaten over 2012 niet in de tarieven 2013 verwerkt maar als aparte regel op de aanslag 2013 vermeld). Ondanks het exploitatieoverschot over 2013 zijn er ook een aantal categorieën waarvoor de tarieven omhoog gaan in vergelijking met vorig jaar. Hier kunnen verschillende redenen aan ten grondslag liggen zoals de vernieuwde toezichtaanpak “Focus!” (wat geleid heeft tot een verschuiving van toezichtinspanningen) bij DNB, nieuwe toezichttaken bij beide toezichthouders vanwege de AIFM-richtlijn of ontwikkelingen in de sector (bijvoorbeeld een kleinere populatie).

Daarnaast kan niet onvermeld blijven dat de tarieven voor het doorlopend toezicht in 2015 over het algemeen weer omhoog zullen gaan als gevolg van de afschaffing van de overheidsbijdrage voor het toezicht op de financiële markten. De afschaffing van de overheidsbijdrage komt voort uit het Regeerakkoord en is verwerkt in het voorstel tot wijziging van de Wet bekostiging financieel toezicht dat naar verwachting begin juni 2014 bij de Tweede Kamer wordt ingediend.

Tot slot kan opgemerkt worden dat er voor de berekening van de tarieven voor ‘belegginginstellingen’ en ‘centrale tegenpartijen’ aannames moesten worden gemaakt over het aantal instellingen dat, na beoordeling van de vergunningaanvraag, gedurende 2014 onder de AIFM-richtlijn respectievelijk EMIR-verordening zullen vallen.

Artikelsgewijs

Ter aanvulling op de algemene toelichting is nog het volgende te melden.

Artikel 2

In dit artikel worden de bandbreedtes en de tarieven voor het doorlopend toezicht van de AFM voor het kalenderjaar 2014 per categorie vastgesteld. ‘Centrale tegenpartijen’ is als nieuwe categorie toegevoegd. Deze partijen zijn onder het toezicht van de AFM komen te vallen als gevolg van de EMIR-verordening. Het betreft een beperkt aantal ondernemingen waarvan de vergunningen in 2014 door DNB worden verleend. Voorts is nieuw dat afwikkelondernemingen zijn toegevoegd aan de voormalige categorie ‘betaalinstellingen en elektronische geldinstellingen’. Afwikkelondernemingen zijn per 1 januari 2014 als gevolg van een wetswijziging onder de werking van de Wet financieel toezicht gebracht en zodoende onder het toezicht van de AFM (en DNB) komen te staan. Het betreft een zeer beperkt aantal afwikkelondernemingen waarop de toezichtinspanningen gering zijn.

Artikel 3

Aanbieders van beleggingsobjecten kunnen gezamenlijk een aanbod aan de consument uitbrengen. Doorgaans is de tweede aanbieder een (onafhankelijke) rechtspersoon, die de activa dan wel de opbrengstrechten ten behoeve van de consument bewaart. Een dergelijke constructie kan extra bescherming bieden aan consumenten in het geval van faillissement van de eerste aanbieder. Doorberekening van het vaste minimumbedrag aan beide aanbieders kan het uitbrengen van een gezamenlijk aanbod – en dus ook van extra zekerheid voor de consument – ontmoedigen. Gelet hierop en op het feit dat de vanuit het vaste tarief te dekken toezichtinspanning niet of nauwelijks wijzigt, is een dubbele heffing van het vaste minimumbedrag met dit artikel uitgesloten. De aanbieders blijven ieder wel hoofdelijk aansprakelijk voor wat betreft de vordering van de AFM op de aanbieders.

Artikel 4

In dit artikel worden de bandbreedtes en de tarieven voor het doorlopend toezicht van DNB voor het kalenderjaar 2014 per categorie vastgesteld. In tegenstelling tot bij de AFM zijn er geen nieuwe categorieën van financiële instellingen toegevoegd.

De Minister van Financiën, J.R.V.A. Dijsselbloem

De Staatsecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. Klijnsma


X Noot
1

Onder overige kosten wordt verstaan: alle kosten van de toezichthouder met uitzondering van de kosten van eenmalige toezichthandelingen en de kosten verband houdend met het toezicht op de BES-eilanden (artikel 1, onderdeel f, van de Wbft).

X Noot
2

Kamerstukken II 2011/12, 33 057, nr. 6, pagina 11.

X Noot
3

De berekeningswijze is vergelijkbaar met het schijvensysteem bij de inkomstenbelasting.

Naar boven