ARTIKEL I
De Regeling erkenning en keuringsbevoegdheid APK wordt als volgt gewijzigd:
A
Artikel 1 wordt als volgt gewijzigd:
1. In de alfabetische opsomming wordt een begripsbepaling ingevoegd, luidende:
resultaat van de keuring: goedkeuring dan wel afkeuring, alsmede eventuele adviespunten,
reparatieadviespunten, reparatiepunten, afkeurpunten en opmerkingen inzake de uitvoering
van de keuring.
2. De begripsbepalingen van ‘inrichting’ en ‘mobiele keuringseenheid’ vervallen.
B
De artikelen 2, 10, 19, zesde lid (nieuw), 24, vierde lid, en 46a (nieuw) vervallen.
C
Artikel 4, eerste lid, komt te luiden:
E
In artikel 6, vierde lid, vervalt ‘, een mobiele keuringseenheid of een inrichting’.
F
Artikel 8, vijfde lid, eerste volzin, komt te luiden: In de keuringsruimte is een
voorziening aanwezig, geschikt voor het gebruik van datacommunicatie ten behoeve van
het raadplegen van het kentekenregister, het afmelden van voertuigen en het bewaren
van steekproefcontrolerapporten.
G
In artikel 10, eerste lid, vervalt de zinsnede ‘in erkende keuringsplaatsen waarvan
de erkenning niet is ingetrokken of’.
H
In artikel 11, onderdeel h, wordt ‘, platenremtestbank of remvertragingsmeter’ vervangen
door: of platenremtestbank.
I
In de artikelen 13, eerste lid, en 17, eerste lid, vervalt ‘remvertragingsmeters,’.
J
Artikel 15 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het vierde lid wordt vernummerd tot derde lid.
3. In het derde lid (nieuw) vervalt ‘en derde’.
K
Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid vervalt.
2. Het tweede lid vervalt en voor de tekst vervalt de aanduiding ‘1.’.
L
Artikel 18 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het eerste lid komt te luiden:
2. Er wordt een lid toegevoegd, luidende:
M
Aan artikel 19 worden twee leden toegevoegd, luidende:
-
5. Wijziging en uitbreiding van een erkenning is niet mogelijk indien de erkenning op
grond van artikel 87, tweede lid, van de wet is ingetrokken.
-
6. Uitbreiding van een erkenning is niet mogelijk indien de erkenning is verleend aan
één of meer in Nederland op naam van de erkenninghouder geregistreerde mobiele keuringseenheden.
N
In artikel 19c, eerste lid, onderdeel e, en artikel 22, eerste lid, wordt ‘de artikelen
43 tot en met 46’ vervangen door: de artikelen 44 tot en met 46.
O
In artikel 22, derde lid, wordt ‘met twee jaar, twee maanden of niet verlengd’ vervangen
door: met twee jaar verlengd of niet verlengd.
P
Artikel 27 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het tweede lid wordt de zinsnede ‘als bedoeld in artikel 3.15, tweede lid, van
de Regeling voertuigen’ vervangen door ‘als bedoeld in artikel 3.15, tweede en derde
lid, van de Regeling voertuigen’ en vervalt ‘dan wel de bijlage bij het deel I A dan
wel deel I van het kentekenbewijs’.
2. Er worden vier leden toegevoegd, luidende:
-
5. Er wordt geen keuring verricht dan nadat door de aanvrager de voor het voertuig afgegeven
kentekencard, dan wel het kentekenbewijs is overgelegd, indien het voertuig is voorzien
van een kenteken bevattende de lettergroep AA, CD, CDJ dan wel de lettergroep BN of
GN en twee groepen van twee cijfers.
-
6. In geval van een aanvraag voor een keuringsrapport voor voertuigen waarbij het om
technische redenen als bedoeld in artikel 57, vijfde lid, van bijlage VIII van de
Regeling voertuigen, niet mogelijk is het voertuig op een rollenremtestbank of platenremtestbank
te remmen, dient een deugdelijke, goed functionerende remvertragingsmeter in de keuringsruimte
aanwezig te zijn, waarvoor een geldig certificaat van eerste keuring of herkeuring
als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen is afgegeven.
-
7. Indien het te keuren motorrijtuig een bedrijfsauto is waarvan de toegestane maximummassa
niet meer bedraagt dan 3.500 kg die is voorzien van een drukluchtremsysteem en een
vangmuilkoppeling ten behoeve van een aanhangwagen dienen twee manometers met slangen
en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen voor aanhangwagenremsystemen
in de keuringsruimte aanwezig te zijn, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en
in gasveersystemen kan worden gemeten, voorzien van een geldig certificaat van eerste
keuring of herkeuring als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen.
-
8. Indien het te keuren motorrijtuig een bedrijfsauto is waarvan de toegestane maximummassa
niet meer bedraagt dan 3.500 kg die is voorzien van een drukluchtremsysteem en een
schotelkoppeling ten behoeve van een aanhangwagen dienen in de keuringsruimte aanwezig
te zijn:
-
1°. twee manometers met slangen en aansluitstukken voor drukmeetpunten alsmede aansluitkoppen
voor aanhangwagenremsystemen, waarmee de druk in drukluchtremsystemen en in gasveersystemen
kan worden gemeten, voorzien van een geldig certificaat van eerste keuring of herkeuring
als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Regeling voertuigen;
-
2°. een stalen rei met een lengte van ten minste 0,90 m; en
-
3°. een hulpstuk waarmee de speling op de sluiting van 2 inch koppelingsschotels meetbaar
gemaakt kan worden.
Q
In artikel 28, eerste lid, wordt ‘de artikelen 7, 9, 11, 12 en 13’ vervangen door:
de artikelen 7, 9, 11, 12, 13 en indien van toepassing artikel 27, zesde, zevende
en achtste lid.
R
Artikel 30 wordt als volgt gewijzigd:
1. Het derde lid, onderdeel e, komt te luiden:
2. In het derde lid vervallen onderdelen f en g en wordt onderdeel h geletterd f.
3. Het vierde lid, onderdeel c, komt te luiden:
4. In het vierde lid vervallen onderdelen d en e en worden de onderdelen f tot en met
i geletterd d tot en met g.
S
Artikel 31 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het vierde lid wordt ‘de in dat artikel bedoelde bijlage’ vervangen door: het
in dat artikel bedoelde goedkeuringsdocument.
2. In het vijfde lid, onderdeel a, wordt ‘gedurende de gehele steekproef aanwezig is’
vervangen door: aanwezig is vanaf het moment dat de mededeling, bedoeld in het eerste
lid, is gedaan.
3. In het vijfde lid, onderdeel c, vervalt ‘, ongeacht het tijdstip van aanvang van
de steekproef,’.
4. In het vijfde lid vervalt onderdeel b en worden de onderdelen c en d geletterd b
en c.
T
Artikel 33 wordt als volgt gewijzigd:
1. Voor de tekst vervalt de aanduiding ‘1.’
3. Onderdelen c tot en met e worden geletterd b tot en met d.
U
Artikel 35 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid wordt ‘door middel van een herschouwing’ vervangen door: in het
kader van het toezicht.
2. In het tweede lid wordt ‘De in het eerste lid bedoelde controle’ vervangen door:
Het in het eerste lid bedoelde toezicht.
V
In artikel 36, onderdeel a, vervalt ‘, inrichting of mobiele keuringseenheid’.
W
Artikel 37 wordt als volgt gewijzigd:
1. In het eerste lid vervalt de tweede volzin.
2. In het tweede lid wordt na ‘een erkenning’ ingevoegd: of een keuringsbevoegdheid.
X
In artikel 39, derde lid, vervalt ‘of mobiele eenheden’.
Z
Na het opschrift van hoofdstuk 8 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 46a
Voor erkenningen verleend aan een natuurlijke of rechtspersoon voor één of meer in
Nederland op naam van de erkenninghouder geregistreerde mobiele keuringseenheden afgegeven
vóór 1 juli 2014, geldt dat hiervan tot 1 juli 2025 gebruik kan worden gemaakt, mits
wordt voldaan aan de eisen en voorschriften opgenomen in deze regeling.
ARTIKEL II
De Regeling aanpassing voertuigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 17 wordt ‘de artikelen 4 tot en met 8’ vervangen door: de artikelen 6 tot
en met 10.
B
In artikel 18 wordt ‘artikel 9’ vervangen door: artikel 11.
ARTIKEL III
De Regeling voertuigen wordt als volgt gewijzigd:
A
In artikel 5.5.38, eerste lid, komt de kolom ‘Wijze van Keuren’ te luiden:
Leden 1 tot en met 4:
-
– De controle moet plaatsvinden door middel van een beproeving op de weg.
-
– De snelheid moet bij de aanvang van de remproef ongeveer 50 km/h bedragen.
-
– De remvertraging wordt met een elektronische zelfregistrerende remvertragingsmeter
als volgt vastgesteld:
-
a. indien op de remvertragingsmeter een resulterende of gemiddelde waarde wordt aangegeven,
geldt deze waarde als de minimaal behaalde remvertraging;
-
b. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a kan worden vastgesteld, geldt de
waarde die met behulp van de meetwaardentabel op de registratiestrook wordt vastgesteld,
door het gemiddelde te nemen van alle gemeten waarden die gelijk of groter zijn aan
de minimaal vereiste remvertraging en gedurende minimaal een halve seconde zijn gemeten;
-
c. indien de remvertraging niet volgens onderdeel a of b kan worden vastgesteld, geldt
als remvertraging de waarde die met behulp van de grafiek op de registratiestrook
als volgt is vastgesteld:
-
1°. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond geen plotselinge stijging
van de remvertraging is waar te nemen, is de hoogst behaalde waarde van remvertraging
bepalend;
-
2°. indien op het moment dat het voertuig nagenoeg stilstond een plotselinge stijging
van de remvertraging is waar te nemen, is de waarde van de behaalde remvertraging
vlak vóór deze stijging bepalend.
-
– Indien op een remtestinrichting kan worden vastgesteld dat de remvertraging voldoet
kan de beproeving op de weg achterwege gelaten worden.
De bij de remproef behaalde remvertraging wordt berekend door de remkrachten bij elkaar
op te tellen en vervolgens te delen door de in het kentekenregister vermelde massa
van het ledig voertuig vermeerderd met 100 kg.
B
Bijlage VIII wordt als volgt gewijzigd:
1. Artikel 57, derde lid, komt te luiden:
-
3. Tijdens de periodieke keuring ten behoeve van de afgifte van een keuringsbewijs moet,
in afwijking van het eerste lid, bij voertuigen met een toegestane maximummassa van
niet meer dan 3.500 kg de controle van de remvertraging plaatsvinden door middel van
de in paragraaf 3 van deze afdeling omschreven beproeving van het voertuig op een
platenremtestbank of door middel van de in paragraaf 2.1 van deze afdeling omschreven
beproeving van het voertuig op een rollenremtestbank.
2. In artikel 57, vijfde lid, wordt
-
a. de zinsnede ‘Het bepaalde in het vierde lid is’ vervangen door: Het derde en vierde
lid zijn;
-
b. na ‘rollenremtestbank’ ingevoegd: of platenremtestbank;
-
c. de zinsnede ‘Hieronder worden verstaan’ vervangen door: Hieronder worden onder andere
verstaan;
-
d. in onderdeel c ‘bedrijfsauto’s of bussen met een toegestane maximummassa van meer
dan 3.500 kg’ vervangen door: voertuigen.
3. De aanhef van artikel 83 komt te luiden: De remvertraging wordt met een elektronische,
zelfregistrerende remvertragingsmeter als volgt vastgesteld:.
4. In artikel 85 komt de eerste volzin te luiden: De remvertraging van de parkeerrem
van een personenauto, bedrijfsauto of bus met een toegestane maximummassa van niet
meer dan 3.500 kg wordt met een zelfregistrerende remvertragingsmeter vastgesteld.
ARTIKEL IV
In artikel 5, tweede lid, van de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
wordt ‘1 juli 2014’ vervangen door: 1 januari 2016.
ARTIKEL V
-
1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014, met uitzondering van
artikel I, onderdelen A, onder 2, B, E, J, K, onder 2, O, S, onder 4, T, onder 2 en
3, V, en X.
-
2. Artikel I, onderdeel O, treedt in werking met ingang van 1 januari 2015.
-
3. Artikel I, onderdelen A, onder 2, B, E, J, K, onder 2, S, onder 4, T, onder 2 en
3, V en X, treden in werking met ingang van 1 juli 2025.
TOELICHTING
Deze regeling strekt ertoe de erkenning voor mobiele keuringseenheden geleidelijk
af te bouwen. Het betreft keuringseenheden waarmee een erkenninghouder afwisselend
in ten minste drie verschillende inrichtingen handelingen in het kader van periodieke
keuringen mag verrichten. Met ingang van 1 juli 2014 worden geen nieuwe erkenningen
voor deze mobiele keuringseenheden (hierna: mobiele erkenningen) meer verleend. Voor
de reeds verleende mobiele erkenningen geldt een overgangstermijn van elf jaar tot
1 juli 2025, waarbij rekening gehouden is met de bedrijfseconomische afschrijvingstermijn
van zowel de keuringseenheid als de apparatuur. De maatregel raakt een relatief kleine
groep bedrijven. Per 1 januari 2014 waren er in totaal 9.662 erkenninghouders APK,
waarvan 61 mobiele erkenninghouders (0,63% van het totaal aantal erkenninghouders).
De instandhouding van mobiele erkenningen is niet langer wenselijk, omdat door de
ontwikkelingen op de markt een geringe noodzaak bestaat voor deze erkenningsvorm.
Bij invoering van het APK-systeem, dertig jaar geleden, is de keuze gemaakt om de
keuringen te laten uitvoeren door de branche. Dit onder strikte voorwaarden en onder
toezicht van de RDW. Door de keuringen te laten uitvoeren door marktpartijen ondervinden
zowel de branche als de burger profijt. Uitvoering van de verplichte keuringen betekent
een beperking van investeringen en een grotere kans om dubbel werk voor de branche
te vermijden. De consument kan bijna overal en tegen een scherp tarief zijn voertuig
laten keuren. De bevoegdheid om keuringen te verrichten werd zowel aan erkenninghouders
met een vaste keuringsplaats, als aan erkenninghouders met een mobiele keuringseenheid
verleend. Dit laatste omdat de spreiding van vaste erkenninghouders aanvankelijk niet
optimaal was. Thans is echter aan ruim 10.000 vaste erkenninghouders een erkenning
APK verleend, die verspreid over het gehele land gevestigd zijn. Voor de consument
is de uitwijkmogelijkheid naar vaste erkenninghouders zeer goed, zodat de noodzaak
voor mobiele erkenningen niet langer aanwezig is.
Hoewel dit APK-systeem op basis van marktwerking goed werkt, zijn er ook risico’s
aan verbonden. Gebleken is dat de risico’s op overtredingen en fraude groter zijn
in het geval van mobiele erkenningen. Het ontbreken van een vast adres bemoeilijkt
het toezicht waardoor onregelmatigheden, bijvoorbeeld met betrekking tot afmeldingen,
onopgemerkt kunnen blijven. Uit de resultaten van steekproefcontroles en periodieke
controlebezoeken is naar voren gekomen dat de mobiele erkenninghouders in de afgelopen
jaren aanzienlijk minder goed hebben gepresteerd dan erkenninghouders met vaste keuringsplaatsen
en relatief vaak sancties krijgen opgelegd. Zie hiervoor het onderstaande schema.
Dit heeft geleid tot een handhavingsinspanning die in geen verhouding staat tot het
resultaat, mede ook vanwege het relatief kleine aantal mobiele erkenningen. Afschaffing
van de aparte erkenningsvorm voor deze zeer selecte groep zal leiden tot een effectievere
inzet van de handhavingscapaciteit, minder toezichtslasten en tevens tot een vereenvoudiging
van regelgeving en van het toezichtsbeleid.
Aantal statussen vaste en mobiele erkenninghouders 2010–2013
|
Aantal
|
Beëindiging op eigen verzoek
|
%
|
Intrekking
|
%
|
Jaar 2010
|
|
|
|
|
|
Vaste erkenningen
|
9.524
|
19
|
0,19%
|
231
|
2,42%
|
Mobiele erkenningen
|
76
|
18
|
23,6%
|
12
|
15,7%
|
Jaar 2011
|
|
|
|
|
|
Vaste erkenningen
|
9.618
|
31
|
0,32%
|
211
|
2,19%
|
Mobiele erkenningen
|
77
|
18
|
23,4%
|
20
|
25,9%
|
Jaar 2012
|
|
|
|
|
|
Vaste erkenningen
|
9.646
|
3
|
0,03%
|
295
|
3,05%
|
Mobiele erkenningen
|
55
|
22
|
40%
|
36
|
36,4%
|
Jaar 2013
|
|
|
|
|
|
Vaste erkenningen
|
9.601
|
319
|
3,32%
|
213
|
2,2%
|
Mobiele erkenningen
|
61
|
0
|
0%
|
5
|
8,2%
|
Het voornemen tot afschaffing van de erkenning voor mobiele keuringsplaatsen is in
2012 bekend gemaakt via de Stichting Overlegorgaan Algemene Periodieke Keuring (SO-APK).
Naar aanleiding hiervan hebben gesprekken plaatsgevonden met vertegenwoordigers van
de mobiele erkenninghouders over de precieze invulling van de uitfasering.
Naar aanleiding van de op grond van artikel 11 van de Regeling sturing van en toezicht
op de Dienst Wegverkeer voorgeschreven procedure is deze regeling voorgelegd aan de
Dienst Wegverkeer met het oog op een uitvoeringstoets. Uit deze toets zijn geen bijzonderheden
naar voren gekomen.
Administratieve lasten, inhoudelijke nalevingskosten en bedrijfseffecten
De afschaffing van de erkenning voor mobiele keuringseenheden is kostenneutraal voor
de betrokken bedrijven. Een bedrijfseffectentoets kan om die reden achterwege blijven.
De reden hiervoor is dat bij het vaststellen van de datum waarop deze erkenningsvorm
definitief wordt afgeschaft, rekening is gehouden met de verschillende afschrijvingstermijnen,
zodat de kosten voor de betrokken bedrijven nagenoeg nihil zijn. De economische afschrijvingstermijn
van de apparatuur is vijf jaar, en die voor de voertuigen bedraagt tien jaar. Ook
vanuit technisch opzicht zijn deze bedrijfsmiddelen na tien jaar afgeschreven. Dit
betekent dat met ingang van 1 juli 2025, als de erkenningen voor mobiele keuringseenheden
vervallen, alle investeringen afgeschreven zijn. Bovendien kan de voorgeschreven apparatuur
gebruikt worden in een vaste keuringsplaats. Bedrijfseconomisch gezien is het dus
voor de betrokken bedrijven mogelijk om over te stappen op een erkenning voor een
vaste plaats. Dit betekent dat de apparatuur eventueel nog een restwaarde heeft, waardoor
geen sprake is van kapitaalvernietiging als gevolg van de afbouw van deze erkenning.
Een aantal erkenninghouders met een mobiele keuringseenheid beschikt reeds over een
vaste keuringsplaats, voor andere erkenninghouders bestaat de mogelijkheid om deze
in de komende elf jaar te verwerven. De ruime overgangstermijn biedt tevens voldoende
tijd voor de erkenninghouders om contracten met houders van inrichtingen op te zeggen.
Deze regeling heeft geen gevolgen voor de administratieve lasten van burgers en bedrijven
en leidt niet tot inhoudelijke nalevingskosten.
Artikelsgewijs
Artikel I
Onderdelen A, onder 2, B, C, E, J, K, onder 2, M (nieuw zesde lid), S, onder 4, T,
onder 2 en 3, V, X en Z
Met ingang van 1 juli 2014 kunnen geen erkenningen meer worden aangevraagd voor een
mobiele keuringseenheid. Reeds verleende erkenningen voor mobiele keuringseenheden
behouden hun geldigheid tot 1 juli 2025 op voorwaarde dat de erkenninghouder voldoet
aan de eisen en voorschriften in deze regeling die op hem van toepassing zijn (nieuw
artikel 46a). Met ingang van 1 juli 2025 vervallen alle voorschriften en begripsbepalingen
die betrekking hebben op mobiele keuringseenheden.
Bedrijfsoverdracht in het geval van een mobiele keuringsplaats blijft tot 1 juli 2025
mogelijk. Op die manier gaan investeringen niet verloren. In verband met de uiteindelijke
afschaffing van dit type erkenning met ingang van 1 juli 2025, is bepaald dat uitbreiding
van de reeds verleende mobiele erkenning met nieuwe keuringseenheden niet is toegestaan.
Onderdeel D
De mogelijkheid om af te wijken van onderdelen van de aanvraagvoorschriften wordt
geschrapt, omdat deze bepaling in de uitvoeringspraktijk in ongebruik is geraakt.
Onderdeel F
De erkenningseisen zijn voor de volledigheid aangevuld met een vermelding van het
doel van de vereiste ‘voorziening geschikt voor het gebruik van datacommunicatie’.
Deze voorziening is noodzakelijk om het kentekenregister te raadplegen, voertuigen
af te melden en steekproefcontrolerapporten te bewaren.
Onderdelen H, I, K, onder 1, P, onder 2 (nieuw zesde lid), en Q
Tot 1 mei 2014 gold voor erkenningen verleend voor 1 mei 2010 dat voor het meten van
de remvertraging van een voertuig gebruik kon worden gemaakt van een remvertragingsmeter
in plaats van een remtestbank. Deze overgangsbepaling in artikel 16, derde lid, is
materieel uitgewerkt. Voorschriften met betrekking tot de remvertragingsmeter in artikel
11 en 17 worden om die reden geschrapt. De verplichtingen met betrekking tot remtestbanken
waren opgenomen in zowel artikel 11, onderdeel h, als in artikel 16, derde lid, tweede
volzin. Dit laatstgenoemde artikellid vervalt daarom in zijn geheel. Thans is in artikel
11 de erkenningseis opgenomen dat in elke keuringsruimte een rollenremtestbank of
platenremtestbank aanwezig is. In het geval dat een keuring wordt aangevraagd van
een voertuig waarvan de remvertraging om bepaalde technische redenen niet middels
een platenremtestbank of rollenremtestbank vastgesteld kan worden, kan deze keuring
uitsluitend plaatsvinden als daarbij gebruik wordt gemaakt van een gecertificeerde
remvertragingsmeter (artikelen 27, nieuw zesde lid, en 28).
Onderdeel L
Keuringsrapporten worden sinds 1 april 2012 niet langer handmatig ingevuld. Doordat
inmiddels een termijn van ruim twee jaar verstreken is, is de verplichting om foutief
ingevulde of onbruikbaar geworden keuringsrapporten te bewaren om die reden niet langer
aan de orde. Wel is de erkenninghouder verplicht om foutief ingevulde of onbruikbaar
geworden afdrukken van keuringsrapporten te vernietigen, om misbruik ervan te voorkomen.
Daarnaast wordt in artikel 18 niet langer verwezen naar de ‘doorslag’ van het steekproefcontrolerapport.
Deze term is vervangen door de algemenere benaming ‘afschrift’ met het oog op toekomstige
digitalisering.
Onderdeel M (vijfde lid)
In artikel 19 wordt geregeld dat wijziging en uitbreiding van een erkenning niet mogelijk
is indien de erkenning op grond van artikel 87, tweede lid, van de wet is ingetrokken.
Een intrekking ziet in beginsel op één keuringsplaats (artikel 39, tweede lid). Door
een uitbreiding van de erkenning aan te vragen met andere keuringsplaatsen of een
wijziging van de erkenning in verband met een ander adres kunnen erkenninghouders
dit sanctiebeleid echter ondermijnen. Dit betekent dat deze maatregel noodzakelijk
is om de effectiviteit van de intrekkingssanctie te waarborgen.
Onderdelen N, O en Y
Elke keurmeester legt iedere twee jaar een toets af bij het IBKI, onderdeel van de
Stichting VAM. Bij een negatief resultaat bestond de mogelijkheid dat de bevoegdheid
voertuigen aan een keuring te onderwerpen voor een periode van twee maanden kon worden
verlengd. Met ingang van 1 januari 2015 vervalt deze mogelijkheid, omdat het onwenselijk
is dat voertuigen gekeurd worden door personen die blijk hebben gegeven van onvoldoende
kennis. Een gelijkluidend voorschrift was opgenomen in het hoofdstuk inzake toezicht.
Dit artikel 43 is geschrapt. Tevens zijn verwijzingen naar dit artikel aangepast.
Deze maatregel heeft een langere invoeringstermijn in verband met de benodigde communicatie
richting de keurmeesters en de uitvoerbaarheid ervan door RDW en IBKI.
Onderdeel P, onder 1 en 2 (nieuw vijfde, zevende en achtste lid)
De bijlage bij de kentekenbewijzen van taxi’s en OV-auto’s is inmiddels in alle gevallen
omgewisseld voor een goedkeuringsdocument naar aanleiding van de inwerkingtreding
van de Wet van 19 juni 2013 tot wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 in verband
met de modernisering van de wijze van tenaamstelling van kentekenbewijzen en enkele
andere wijzigingen van uiteenlopende aard (Stb. 2013, 333). Bij de APK wordt gecontroleerd of dit document aanwezig is. De bijlage bij het
deel IA dan wel deel I van het kentekenbewijs is in deze gevallen niet langer aanwezig
en kan om die reden geschrapt worden uit artikel 27, tweede lid.
Aanvullend wordt in dit artikel geregeld dat indien een voertuig ter keuring wordt
aangeboden dat is voorzien van een bepaald bijzonder kenteken, de aanvrager van de
keuring de kentekencard of het kentekenbewijs overlegt. Dit is noodzakelijk, omdat
in het kentekenregister onvoldoende gegevens zijn opgenomen met betrekking tot deze
voertuigen, waardoor de keuring niet kan worden uitgevoerd.
Voor een zeer beperkte groep voertuigen – bedrijfsauto’s waarvan de toegestane
maximummassa niet meer bedraagt dan 3500kg die zijn voorzien van een drukluchtremsysteem
en een vangmuil- of schotelkoppel – geldt dat speciale apparatuur aanwezig dient te
zijn om de keuringseisen ex artikelen 5.3.37 en 5.3.69 van de Regeling voertuigen
te kunnen keuren. Dit wordt geregeld in de nieuwe leden zeven en acht.
Gezien de omvang van deze groep zeer beperkt is, is ervoor gekozen om de vereiste
apparatuur alleen verplicht te stellen voor uitvoering van de keuring en de eventueel
daaropvolgende steekproefcontrole.
Onderdelen A, onder 1, en R
Vanwege onvolledigheid en inconsistenties in de opsommingen van de diverse keuringsresultaten
in het derde en vierde lid van artikel 30, worden deze artikelleden vereenvoudigd.
Bij de afmelding en op het keuringsrapport neemt de keurmeester het resultaat van
de keuring op. Dit resultaat omvat onder meer gegevens over eventuele afkeurpunten,
reparatiepunten, adviespunten, reparatieadviespunten en opmerkingen inzake het verloop
van de keuring. In het laatste geval gaat het om aanvullende informatie die van belang
is om een volledig beeld te krijgen van het resultaat van de keuring. Een definitie
van het begrip ‘resultaat van de keuring’ is in artikel 1 opgenomen om te verduidelijken
dat dit begrip op meer ziet dan enkel de afkeuring of goedkeuring.
Onderdeel S, onder 1, 2 en 3
In artikel 31, vierde lid, wordt verwezen naar de bijlage bij het kentekenbewijs van
taxi’s en OV-auto’s. Deze bijlage is echter vervangen door een goedkeuringsdocument
(zie onderdeel O, onder 1). De erkenninghouder of keurmeester overhandigt voorafgaand
aan de steekproefherkeuring dit document aan de functionaris van de RDW en niet langer
de bijlage. De tekst van het vijfde lid is op enkele punten verduidelijkt. De zinsnede
in onderdeel c over het tijdstip van aanvang van de steekproef heeft geen toegevoegde
waarde en is geschrapt.
Onderdeel T, onder 1
Artikel 33 bestaat uit slechts één lid, waardoor de aanduiding ‘1.’ voor het artikel
kan vervallen.
Onderdeel U
In het kader van het toezicht op de erkenninghouder vindt tegenwoordig geen zogeheten
herschouwing meer plaats om te onderzoeken of wordt voldaan aan de erkenningseisen
en of de erkenningsvoorschriften worden nageleefd. Dit wordt onderzocht door middel
van steekproeven en periodieke controles.
Om die reden wordt artikel 35 in meer algemene bewoordingen geformuleerd, waardoor
de tekst tevens beter aansluit bij het beleid van risicogestuurd toezicht op erkenninghouders.
Onderdeel W
In het kader van het toezicht houdt de RDW bonus- en strafpunten bij die zijn toegekend
aan erkenninghouders en keurmeesters (de zogeheten cusumstand). Het exacte toepassingsbereik
van dit cusumsysteem is vastgelegd in beleidsregels van de RDW inzake het toezicht
ter uitvoering van artikel 37, eerste volzin, van de regeling1. De verwijzing in de tweede volzin, waarin de reikwijdte van het cusumsysteem wordt
uitgestrekt tot artikel 28, tweede lid, is onvolledig en niet noodzakelijk en wordt
om die redenen geschrapt.
In het tweede lid ontbrak abusievelijk een verwijzing naar de keuringsbevoegdheid
van keurmeesters.
Artikel II
In de Regeling aanpassing voertuigen zijn twee foutieve verwijzingen naar artikelnummers
hersteld.
Artikel III
In bijlage VIII bij de Regeling voertuigen is in artikel 57 bepaald hoe de remvertraging
bij personenauto’s, bedrijfsauto’s, bussen en aanhangwagens wordt vastgesteld. De
hoofdregel is dat dit plaatsvindt door middel van een beproeving op de weg met behulp
van een zelfregistrerende remvertragingsmeter dan wel door middel van een beproeving
van het voertuig op een platenremtestbank of een rollenremtestbank. De inhoud van
het derde komt overeen met het eerste lid en het aangepaste vijfde lid, waardoor dit
lid kan komen te vervallen. In het derde lid is daarom thans de nieuwe regel opgenomen
die geldt tijdens de APK bij voertuigen met een toegestane maximummassa van minder
dan 3.500 kg. In beginsel kan dan geen beproeving met een remvertragingsmeter plaatsvinden
en is uitsluitend beproeving met een platenremtestbank of rollenremtestbank toegestaan
(zie artikel I, onderdelen G, H, J, onder 1, O, onder 2, nieuw zesde lid, en P). In
bepaalde uitzonderingsgevallen, die nader zijn gespecificeerd in het vijfde lid kan
hiervan worden afgeweken. Omdat uit de praktijk is gebleken dat er meer technische
redenen zijn dan hier worden opgesomd, is het vijfde lid niet langer limitatief omschreven.
De artikelen 83 en 85 van bijlage VIII en de ‘Wijze van Keuren’ bij de permanente
eisen inzake de remvertraging voor driewielige motorrijtuigen zijn tekstueel aangepast
in verband met de wijzigingen inzake de meting van de remvertraging bij de APK.
Artikel IV
Op grond van artikel 1, onderdeel c, van de Regeling taken Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen
(CBR) is het CBR belast met het in stand houden en beheren van een systeem waarin
rijscholen kunnen worden ingeschreven, franchiserelaties tussen rijscholen en overdrachten
van rijscholen kunnen worden geregistreerd en waarmee rijscholen examens bij het CBR
kunnen reserveren. Ook is het CBR belast met het informeren van rijscholen over relevante
ontwikkelingen voor hun taakuitvoering (artikel 1, onderdeel d, van de genoemde regeling).
De verankering van deze taakopdracht aan het CBR op het niveau van de formele wet
is opgenomen in een wetsvoorstel dat thans bij de Raad van State ter advisering voorligt
en binnenkort bij de Tweede Kamer der Staten-Generaal zal worden ingediend. De datum
waarop de bovengenoemde onderdelen c en d van artikel 1 zullen vervallen, wordt om
die reden uitgesteld.
Onderhavige wijziging heeft inhoudelijk geen gevolgen voor burgers of bedrijven.
Van het systeem van een minimale termijn van twee maanden tussen publicatie en inwerkingtreding
wordt afgezien, omdat het om een reparatie gaat die bij latere inwerkingtreding tot
nadelige gevolgen voor het CBR zal leiden (afwijkingsgronden a en c van het systeem
van vaste verandermomenten van regelgeving).
De Minister van Infrastructuur en Milieu,
M.H. Schultz van Haegen.