De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
Gelet op 11.25, achtste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 31, vierde en vijfde
lid, van het Besluit geluid milieubeheer;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling geluid milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:
A
Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 14, tweede lid, onderdeel c,
door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:
-
d. het corrigeren van gegevens in het geluidregister, niet zijnde brongegevens als bedoeld
in artikel 11.1 van de wet of gegevens die van invloed zijn op de hoogte van de geluidproductieplafonds,
die kennelijk foutief zijn overgenomen uit de aan het geluidregister ten grondslag
liggende documenten of bestanden.
B
Bijlage 3 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.
ARTIKEL II
De Regeling geluid milieubeheer zoals deze gold voor het tijdstip onmiddellijk voorafgaand
aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, blijft van toepassing op onderstaande
besluiten, totdat deze besluiten onherroepelijk zijn geworden:
-
a. een besluit ingevolge hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer waarvan het concept ter
inzage is gelegd voor dat tijdstip of waarvoor het verzoek is gedaan voor dat tijdstip;
-
b. het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, bedoeld in artikel 11, derde
lid, van de Tracéwet, is ter inzage gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van
deze regeling;
-
c. het vaststellen van een bestemmingsplan met toepassing van de Wet geluidhinder waarvan
het concept ter inzage is gelegd voor dat tijdstip;
-
d. het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12,
eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het
bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, waarvoor een aanvraag is
ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.
ARTIKEL III
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.
TOELICHTING
1. Inleiding
Deze regeling strekt tot wijziging van artikel 14 en bijlage 3 van de Regeling geluid
milieubeheer (hierna: Rgm). De bepalingen in deze regeling strekken onder meer ter
uitvoering van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. In dit hoofdstuk is het systeem
van geluidproductieplafonds voor rijksinfrastructuur neergelegd.
2. Wijziging artikel 14
In het oorspronkelijke artikel 14 van de Rgm is bepaald dat de Minister van Infrastructuur
en Milieu zorg draagt voor een kwaliteitsplan voor het geluidregister. Met dit kwaliteitsplan
wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze het geluidregister wordt beheerd en op welke
wijze de kwaliteit van het geluidregister wordt gewaarborgd.
Onderdeel van het kwaliteitsplan zijn in ieder geval de beschrijvingen van de procedures
voor het actualiseren van de gegevens, de vindbaarheid van de gegevens en het reageren
op een verzoek met betrekking tot het geluidregister of de daarin opgenomen gegevens.
Met deze wijziging is een onderdeel d toegevoegd aan de procedures die in het kwaliteitsplan
moeten worden opgenomen. Dit onderdeel d ziet op het wijzigen van gegevens in het
register indien sprake is van kennelijke verschrijvingen. Het gaat enkel om gegevens,
niet zijnde brongegevens in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Rgm. De aanpassing
van gegevens mag niet leiden tot een wijziging in de hoogte van geluidproductieplafonds.
Het gaat hierbij expliciet om gegevens die correct zijn in de onderliggende documenten
of bestanden maar die verkeerd zijn gepubliceerd in het register. Voorbeeld hiervan
is verwisseling van gegevens die worden gehanteerd bij het modelleren van de hoogte
van schermen in een akoestisch model. Verwisseling van dergelijke gegevens heeft geen
gevolgen voor de vastgestelde waarde van een geluidproductieplafond en de gegevens
worden niet aangemerkt als brongegevens in de zin van artikel 2, eerste lid, van de
Rgm. De verschrijving heeft echter wel gevolgen voor toekomstige situaties, waarbij
de gegevens over de betreffende schermen worden benut voor akoestisch onderzoek. Onjuistheden
die het gevolg zijn van fouten in onderliggende documenten of bestanden kunnen niet
op deze wijze gecorrigeerd worden.
Door deze wijziging wordt voor een ieder expliciet duidelijk dat en op welke wijze
kennelijke verschrijvingen die geen invloed hebben op het geluidproductieplafond,
eenvoudig en snel worden gecorrigeerd door de beheerder. Dit is ingegeven door het
belang van een actueel en betrouwbaar register.
3. Wijziging bijlage 3
Deze regeling strekt verder tot wijziging van bijlage 3 behorende bij de Rgm.
Gebleken is dat de actueel geraamde kosten voor lage schermen langs spoorwegen aanmerkelijk
hoger en de kosten van raildempers aanmerkelijk lager zijn dan de voor het huidige
doelmatigheidscriterium gehanteerde uitgangspunten. Deze wijzigingen zijn zodanig
dat ze invloed hebben op de keuze van maatregelen. Daarop is overeenkomstig de werkwijze
bij de totstandkoming van het oorspronkelijk doelmatigheidscriterium op basis van
een ijkset (een soort representatieve set van situaties) bepaald op welke wijze de
kentallen zouden moeten worden aangepast om er voor te zorgen dat het aangepaste doelmatigheidscriterium
een gelijkwaardige bescherming blijft bieden rekeninghoudend met de nieuwe kosten.
De resultaten zijn opgenomen in de nieuwe bijlage 3. Daarmee draagt de wijziging van
bijlage 3 er zorg voor dat bij het afwegen van maatregelen met het doelmatigheidscriterium
met deze gewijzigde kosten rekening wordt gehouden en dat het beschermingsniveau gelijkwaardig
blijft.
De in bijlage 3 opgenomen kentallen voor wegen zijn ongewijzigd gebleven.
Vaste verandermomenten
Ingevolge het kabinetsbeleid inzake de aanpak van administratieve lasten (Kamerstukken
II, 2009/10, 29 515, nr. 309), gelden als algemeen uitgangspunt voor
de inwerkingtreding van ministeriële regelingen vier vaste data, te weten 1 januari,
1 april, 1 juli en 1 oktober, en een minimale invoeringstermijn van 2 maanden.
Deze wijzigingsregeling heeft geen minimale invoeringstermijn van 2 maanden.
Gebruik is gemaakt van een van de uitzonderingen die in genoemd kabinetsbeleid zijn
opgenomen. In het kabinetsbeleid is namelijk reeds aangegeven, dat indien er sprake
is van hoge kosten van vertragingen, een uitzondering gemaakt kan worden op de vaste
data voor inwerkingtreding en de invoeringstermijn.
Daar is in het voorliggende geval sprake van omdat de voorbereiding, en aldus tevens
de uitvoering, van specifieke spoorwegprojecten wordt vertraagd, wat een groot publiek
nadeel heeft. Zowel de gemeenten, ProRail, als de rijksoverheid, zijn bovendien gebaat
bij een spoedige inwerkingtreding.
4. Inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014 en bevat overgangsrecht
met betrekking tot voorzieningen voor afronding van lopende procedures.
De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,
W.J. Mansveld.