Regeling van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 7 mei 2014, nr. IENM/BSK-2014/103236, houdende wijziging van de Regeling geluid milieubeheer

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op 11.25, achtste lid, van de Wet milieubeheer en artikel 31, vierde en vijfde lid, van het Besluit geluid milieubeheer;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling geluid milieubeheer wordt als volgt gewijzigd:

A

Onder vervanging van de punt aan het slot van artikel 14, tweede lid, onderdeel c, door een puntkomma, wordt een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • d. het corrigeren van gegevens in het geluidregister, niet zijnde brongegevens als bedoeld in artikel 11.1 van de wet of gegevens die van invloed zijn op de hoogte van de geluidproductieplafonds, die kennelijk foutief zijn overgenomen uit de aan het geluidregister ten grondslag liggende documenten of bestanden.

B

Bijlage 3 wordt vervangen door de bijlage bij deze regeling.

ARTIKEL II

De Regeling geluid milieubeheer zoals deze gold voor het tijdstip onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel B, blijft van toepassing op onderstaande besluiten, totdat deze besluiten onherroepelijk zijn geworden:

  • a. een besluit ingevolge hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer waarvan het concept ter inzage is gelegd voor dat tijdstip of waarvoor het verzoek is gedaan voor dat tijdstip;

  • b. het vaststellen van een tracébesluit waarvan het ontwerp, bedoeld in artikel 11, derde lid, van de Tracéwet, is ter inzage gelegd voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze regeling;

  • c. het vaststellen van een bestemmingsplan met toepassing van de Wet geluidhinder waarvan het concept ter inzage is gelegd voor dat tijdstip;

  • d. het verlenen van een omgevingsvergunning waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 3°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, waarvoor een aanvraag is ingediend voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze wet.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

BIJLAGE BIJ DE REGELING VAN DE STAATSSECRETARIS VAN INFRASTRUCTUUR EN MILIEU, VAN 00 MAAND 2014, NR. IENM/BSK-2014/103236, TOT WIJZIGING VAN DE REGELING GELUID MILIEUBEHEER

Bijlage 3. bij de artikelen 10 en 11 van de Regeling geluid milieubeheer

Tabel 1 Bronmaatregelen, de randvoorwaarden en de maatregelpunten

Omschrijving bronmaatregel

Randvoorwaarden

Maatregelpunten

Weg

Wegdek:

2-laags Zeer Open Asfalt Beton

– Voldoende verkeersintensiteit.

– Geen wringend of remmend verkeer.

– Snelheid meer dan 70 km per uur.

22 per 10 m2

Wegdek:

Dunne deklaag

– Snelheid niet boven 80 km per uur.

– Niet op kruisingen of rotondes.

9 per 10 m2

Spoorweg

Raildemper

– Niet tegen wissels of voegen.

– Bij houten dwarsliggers indien instemming is verkregen van de beheerder.

– De afstand waarover raildempers worden aangelegd is ten minste 50 m of indien dat korter is gelijk aan tweemaal de afstand tussen de buitenste spoorstaaf en het dichtstbijzijnde geluidsgevoelige object.

29 per meter enkel spoor

Tabel 2 Overdrachtsmaatregelen, de randvoorwaarden en de maatregelpunten

Omschrijving overdrachtsmaatregel

Randvoorwaarden

Maatregelpunten

Weg

 

Geluidscherm

– Bij toepassing van artikel 11.59 van de wet is de hoogte van het geluidscherm ten minste 2 meter.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

 

1m

2m

3m

4m

5m

6m

7m

8m

elke m hoogte boven 8 m

53

93

133

173

212

251

289

327

44

Geluidwal

– Ruimtebeslag.

– Grondgesteldheid.

Gelijk aan het aantal maatregelpunten van een geluidscherm

Middenbermscherm

Niet van toepassing.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

   

1m

2m

3m

4m

5m

6m

7m

8m

64

112

160

207

254

301

347

392

Schermtop (T-top)

– Op bestaand scherm passend.

– Passend in het profiel.

Per strekkende meter:

44

Spoorweg

 

Geluidscherm

Niet van toepassing.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

   

1m

1,5 m

2m

3m

4m

5 m

6 m

7 m

8 m

elke m hoogte boven 8 m

83

87

92

122

148

173

198

223

248

25

Geluidwal

– Ruimtebeslag.

– Grondgesteldheid.

Gelijk aan het aantal maatregelpunten van een geluidscherm

Scherm tussen sporen

– Niet bij wissels.

Per strekkende meter bij een hoogte van:

   

1m

1,5 m

2m

3m

4m

83

87

92

122

148

Tabel 3 Overige geluidbeperkende maatregelen

Omschrijving maatregel

Voorwaarden

Aanpassen en vervangen van een spoorbrug

Niet van toepassing.

TOELICHTING

1. Inleiding

Deze regeling strekt tot wijziging van artikel 14 en bijlage 3 van de Regeling geluid milieubeheer (hierna: Rgm). De bepalingen in deze regeling strekken onder meer ter uitvoering van hoofdstuk 11 van de Wet milieubeheer. In dit hoofdstuk is het systeem van geluidproductieplafonds voor rijksinfrastructuur neergelegd.

2. Wijziging artikel 14

In het oorspronkelijke artikel 14 van de Rgm is bepaald dat de Minister van Infrastructuur en Milieu zorg draagt voor een kwaliteitsplan voor het geluidregister. Met dit kwaliteitsplan wordt inzichtelijk gemaakt op welke wijze het geluidregister wordt beheerd en op welke wijze de kwaliteit van het geluidregister wordt gewaarborgd.

Onderdeel van het kwaliteitsplan zijn in ieder geval de beschrijvingen van de procedures voor het actualiseren van de gegevens, de vindbaarheid van de gegevens en het reageren op een verzoek met betrekking tot het geluidregister of de daarin opgenomen gegevens.

Met deze wijziging is een onderdeel d toegevoegd aan de procedures die in het kwaliteitsplan moeten worden opgenomen. Dit onderdeel d ziet op het wijzigen van gegevens in het register indien sprake is van kennelijke verschrijvingen. Het gaat enkel om gegevens, niet zijnde brongegevens in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Rgm. De aanpassing van gegevens mag niet leiden tot een wijziging in de hoogte van geluidproductieplafonds. Het gaat hierbij expliciet om gegevens die correct zijn in de onderliggende documenten of bestanden maar die verkeerd zijn gepubliceerd in het register. Voorbeeld hiervan is verwisseling van gegevens die worden gehanteerd bij het modelleren van de hoogte van schermen in een akoestisch model. Verwisseling van dergelijke gegevens heeft geen gevolgen voor de vastgestelde waarde van een geluidproductieplafond en de gegevens worden niet aangemerkt als brongegevens in de zin van artikel 2, eerste lid, van de Rgm. De verschrijving heeft echter wel gevolgen voor toekomstige situaties, waarbij de gegevens over de betreffende schermen worden benut voor akoestisch onderzoek. Onjuistheden die het gevolg zijn van fouten in onderliggende documenten of bestanden kunnen niet op deze wijze gecorrigeerd worden.

Door deze wijziging wordt voor een ieder expliciet duidelijk dat en op welke wijze kennelijke verschrijvingen die geen invloed hebben op het geluidproductieplafond, eenvoudig en snel worden gecorrigeerd door de beheerder. Dit is ingegeven door het belang van een actueel en betrouwbaar register.

3. Wijziging bijlage 3

Deze regeling strekt verder tot wijziging van bijlage 3 behorende bij de Rgm.

Gebleken is dat de actueel geraamde kosten voor lage schermen langs spoorwegen aanmerkelijk hoger en de kosten van raildempers aanmerkelijk lager zijn dan de voor het huidige doelmatigheidscriterium gehanteerde uitgangspunten. Deze wijzigingen zijn zodanig dat ze invloed hebben op de keuze van maatregelen. Daarop is overeenkomstig de werkwijze bij de totstandkoming van het oorspronkelijk doelmatigheidscriterium op basis van een ijkset (een soort representatieve set van situaties) bepaald op welke wijze de kentallen zouden moeten worden aangepast om er voor te zorgen dat het aangepaste doelmatigheidscriterium een gelijkwaardige bescherming blijft bieden rekeninghoudend met de nieuwe kosten. De resultaten zijn opgenomen in de nieuwe bijlage 3. Daarmee draagt de wijziging van bijlage 3 er zorg voor dat bij het afwegen van maatregelen met het doelmatigheidscriterium met deze gewijzigde kosten rekening wordt gehouden en dat het beschermingsniveau gelijkwaardig blijft.

De in bijlage 3 opgenomen kentallen voor wegen zijn ongewijzigd gebleven.

Vaste verandermomenten

Ingevolge het kabinetsbeleid inzake de aanpak van administratieve lasten (Kamerstukken II, 2009/10, 29 515, nr. 309), gelden als algemeen uitgangspunt voor

de inwerkingtreding van ministeriële regelingen vier vaste data, te weten 1 januari, 1 april, 1 juli en 1 oktober, en een minimale invoeringstermijn van 2 maanden.

Deze wijzigingsregeling heeft geen minimale invoeringstermijn van 2 maanden.

Gebruik is gemaakt van een van de uitzonderingen die in genoemd kabinetsbeleid zijn opgenomen. In het kabinetsbeleid is namelijk reeds aangegeven, dat indien er sprake is van hoge kosten van vertragingen, een uitzondering gemaakt kan worden op de vaste data voor inwerkingtreding en de invoeringstermijn.

Daar is in het voorliggende geval sprake van omdat de voorbereiding, en aldus tevens de uitvoering, van specifieke spoorwegprojecten wordt vertraagd, wat een groot publiek nadeel heeft. Zowel de gemeenten, ProRail, als de rijksoverheid, zijn bovendien gebaat bij een spoedige inwerkingtreding.

4. Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 juli 2014 en bevat overgangsrecht met betrekking tot voorzieningen voor afronding van lopende procedures.

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, W.J. Mansveld.

Naar boven