Nadere voorschriften op de praktijkopleidingen

Het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants maakt, gelet op artikel 23, eerste lid, van de Wet op het accountantsberoep, onderstaande nadere voorschriften bekend, welke door het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants in zijn vergadering van 8 april 2014 zijn vastgesteld.

Het bestuur van de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants,

Gelet op artikel 25 van de Verordening op de praktijkopleidingen;

Stelt de volgende nadere voorschriften vast:

HOOFDSTUK 1 DEFINITIES

Artikel 1

In deze nadere voorschriften wordt verstaan onder:

accountant:

een accountant als bedoeld in artikel 1 van de wet;

accountantsafdeling:

een accountantsafdeling als bedoeld in artikel 1 van de Verordening op de ledengroepen;

accountantspraktijk:

een accountantspraktijk als bedoeld in artikel 1 van de Verordening op de ledengroepen;

afstudeerscriptie:

een afstudeerscriptie als bedoeld in artikel 14, vierde lid van de verordening;

aan assurance verwante opdrachten:

aan assurance verwante opdrachten als bedoeld in de Verordening op de ledengroepen;

assurance-opdrachten:

assurance-opdrachten als bedoeld in de Verordening inzake de onafhankelijkheid van accountants bij assurance-opdrachten;

beoordelaar:

een beoordelaar als bedoeld in artikel 12, derde lid en 14, derde lid van de verordening;

beroepsorganisatie:

de Nederlandse beroepsorganisatie van accountants, bedoeld in artikel 2, eerste lid van de wet;

beroepsproduct:

het resultaat van een werkproces van een trainee of het resultaat van een werkproces waar de trainee een bijdrage aan heeft geleverd;

bestuur:

het bestuur van de beroepsorganisatie;

competentie:

het geheel van kennis, vaardigheden, waarden, ethiek en beroepshouding zoals deze worden gedemonstreerd in een professionele omgeving op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar;

competentiematrix:

het in een elektronische leeromgeving opgenomen overzicht waarin de door een trainee verkregen competenties schematisch zijn weergegeven;

controle-opdracht:

een opdracht als bedoeld in artikel 1, onderdeel o of onderdeel p, van de Wet toezicht accountantsorganisaties;

eindtermen:

de eindtermen, bedoeld in artikel 49, tweede lid, onderdeel a van de wet;

elektronische leeromgeving:

een door het bestuur ter beschikking gestelde elektronische omgeving waarin een trainee de vorderingen gedurende de praktijkopleiding registreert en de op te leveren documenten plaatst;

jaarplan:

een jaarplan als bedoeld in artikel 53, derde lid;

kritische beroepssituaties:

kritische beroepssituaties als bedoeld in de Verordening op het beroepsprofiel AA;

mondeling examen:

het mondeling examen, bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdeel b of artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van de verordening;

NBA Stagebureau:

het stagebureau, bedoeld in artikel 5, tweede lid van de verordening;

niveau van beginnend beroepsbeoefenaar:

het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar, bedoeld in de eindtermen;

periodieke rapportage:

een periodieke rapportage als bedoeld in artikel 12, tweede lid, of 14, tweede lid, van de verordening;

persoonlijk ontwikkelingsplan:

een persoonlijk ontwikkelingsplan als bedoeld in artikel 12, tweede lid van de verordening;

portfolio:

een portfolio als bedoeld in artikel 12, tweede lid, of artikel 14, tweede lid, van de verordening;

praktijkbegeleider:

een praktijkbegeleider als bedoeld in artikel 8, tweede lid van de verordening;

praktijkopleiding:

de praktijkopleiding AA en de praktijkopleiding RA;

praktijkopleiding AA:

de praktijkopleiding passend bij een inschrijving in het accountantsregister met vermelding van de titel Accountant-Administratieconsulent;

praktijkopleiding RA:

de praktijkopleiding passend bij een inschrijving in het accountantsregister met vermelding van de titel Registeraccountant;

rapportageperiode:

een semester of een praktijkopleidingsjaar;

samenstellingsopdracht:

een samenstellingsopdracht als bedoeld in de Nadere voorschriften controle- en overige standaarden;

trainee:

een trainee als bedoeld in artikel 1 van de verordening;

verordening:

de Verordening op de praktijkopleidingen;

wet:

de Wet op het accountantsberoep.

HOOFDSTUK 2 OP BEIDE PRAKTIJKOPLEIDINGEN BETREKKING HEBBENDE BEPALINGEN

Paragraaf 2.1 Algemeen

Artikel 2
  • 1. De trainee volgt de praktijkopleiding bij een accountantspraktijk, een accountantsafdeling of de Belastingdienst.

  • 2. Op schriftelijk verzoek van de trainee, kan het bestuur de trainee toestemming verlenen om een gedeelte van de praktijkopleiding te volgen bij een andere, aan een accountantspraktijk of accountantsafdeling gelijkwaardige werkomgeving.

Artikel 3

Een trainee volgt de praktijkopleiding onder begeleiding van een praktijkbegeleider.

Artikel 4
  • 1. De praktijkopleiding duurt niet meer dan negen jaren.

  • 2. De praktijkopleiding wordt opgedeeld in praktijkopleidingsjaren. Een praktijkopleidingsjaar bestaat uit twee semesters van zes maanden.

  • 3. Een praktijkopleidingsjaar of een semester vangt aan op de eerste dag van een kalendermaand.

Artikel 5
  • 1. In afwijking van artikel 4, tweede lid, kan het bestuur op schriftelijk verzoek van een trainee een andere duur van een semester vaststellen.

  • 2. De toepassing van het tweede lid, leidt er niet toe dat;

    • a. een semester korter dan vier maanden duurt;

    • b. de eerste vier semesters gezamenlijk minder dan vierentwintig maanden duren; of

    • c. het vijfde en zesde semester gezamenlijk minder dan twaalf maanden duren.

  • 3. De uren die een trainee in enig semester aan de praktijkopleiding besteedt boven het aantal uren, bedoeld in artikel 13, eerste lid van de verordening, worden niet vooruitgewenteld naar een volgend semester.

Artikel 6
  • 1. De trainee ontwikkelt tijdens zijn praktijkopleiding in elk geval de vaardigheden en de kennis, bedoeld in de eindtermen.

  • 2. De trainee streeft tijdens de praktijkopleiding naar spreiding van zijn werkzaamheden naar bedrijfstypen, soorten werkzaamheden en diverse opdrachtgevers. De werkzaamheden sluiten aan bij het tot dan toe bereikte theoretische niveau. Het laatste praktijkopleidingsjaar omvat in ieder geval alle fasen van een controle-cyclus op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar.

Artikel 7
  • 1. De trainee geeft er in de periodieke rapportages blijk van dat de leerdoelstellingen, die zijn opgenomen in het persoonlijk ontwikkelingsplan of de jaarplannen, zijn bereikt en dat de daarmee gepaard gaande vaardigheden worden beheerst.

  • 2. In de werkzaamheden van de trainee is gedurende de praktijkopleiding sprake van ontwikkeling, waaronder in elk geval wordt verstaan: meer verantwoordelijkheid, meer zelfstandigheid, meer planning en coördinatie naarmate de praktijkopleiding vordert. Deze ontwikkeling is waarneembaar in de periodieke rapportages, in samenhang met geformuleerde leerdoelstellingen.

Artikel 8
  • 1. Het bestuur kan voor trainees cursussen op door het bestuur te bepalen onderwerpen verplicht stellen.

  • 2. Uren besteed aan cursussen als bedoeld in het eerste lid, worden gerekend tot de uren, bedoeld in artikel 11, derde lid van de verordening of artikel 13, eerste lid van de verordening.

Artikel 9

Een trainee houdt zijn portfolio bij in een elektronische leeromgeving.

Artikel 10

Onverminderd het bepaalde in artikel 11, derde lid en 13, eerste lid van de verordening, kan een trainee die ten minste twintig uur per week werkzaam is in het kader van de praktijkopleiding, de praktijkopleiding in deeltijd volgen.

Artikel 11

Een trainee verzoekt het bestuur de praktijkopleiding in het buitenland te mogen volgen.

Artikel 12
  • 1. Mondelinge examens kunnen worden bijgewoond door een door het bestuur aan te wijzen waarnemer.

  • 2. Op verzoek van het bestuur, stuurt de trainee een kopie van zijn portfolio en indien van toepassing een afschrift van de met een voldoende beoordeelde afstudeerscriptie aan de waarnemer, bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 2.2 Aanmelding voor de praktijkopleiding

Artikel 13

Een trainee verzoekt om toelating tot de praktijkopleiding en overlegt daarbij de door het bestuur verlangde gegevens en bescheiden.

Artikel 14
  • 1. Als de trainee de praktijkopleiding volgt op basis van een arbeidsovereenkomst, gaan de trainee en zijn werkgever de praktijkopleidingsovereenkomst aan zoals deze als bijlage bij deze nadere voorschriften is gevoegd.

  • 2. Als de trainee de praktijkopleiding niet op basis van een arbeidsovereenkomst volgt, overlegt hij een door het bestuur vastgestelde verklaring.

  • 3. Als de trainee een dienstverband aangaat met een andere werkgever, gaan de trainee en de nieuwe werkgever een overeenkomst aan als bedoeld in het eerste lid.

Paragraaf 2.3 Stagebureaus

Artikel 15
  • 1. Een stagebureau heeft een stagebestuur.

  • 2. Een stagebestuur wordt benoemd door het hoogste bestuurlijke orgaan van de onderneming, de instelling of de Rijksoverheid en een daarmee gelijk te stellen dienst, waarbinnen het stagebureau optreedt.

  • 3. Een stagebestuur heeft ten minste twee leden, waarvan er een tevens voorzitter van het stagebureau is.

  • 4. De meerderheid van de leden van een stagebestuur is accountant. Indien een stagebestuur uit twee leden bestaat, is ten minste een van de leden accountant.

  • 5. Een stagebureau beschikt over ten minste een beoordelaar.

  • 6. De leden van het stagebestuur zijn geen praktijkbegeleider.

  • 7. De leden van een stagebestuur zijn geen beoordelaar.

  • 8. Van het zevende lid kan in bijzondere gevallen worden afgeweken, mits:

    • a. ten minste de helft van het aantal leden van een stagebestuur, waaronder de voorzitter, geen beoordelaar binnen desbetreffende stagebureau zijn; en

    • b. de benoeming van beoordelaars uitsluitend wordt uitgevoerd door ten minste twee leden van het stagebestuur die geen beoordelaar zijn.

  • 9. Drie jaar na de oprichting van een stagebureau en vervolgens gedurende elke daaropvolgende periode van drie jaar zijn op enig moment ten minste tien trainees verbonden geweest aan dit stagebureau.

  • 10. Op schriftelijk verzoek van het stagebureau kan het bestuur afwijken van het bepaalde in de vorige lid.

  • 11. Een stagebestuur heeft de volgend taken:

    • a. het opzetten van een interne organisatie met betrekking tot de praktijkopleiding;

    • b. het voeren van communicatie met interne en externe betrokkenen bij de praktijkopleiding;

    • c. in het geval het stagebureau meerdere vestigingen heeft: de coördinatie van de taken van het stagebureau als geheel;

    • d. het per trainee bijhouden van de vordering van de praktijkopleiding;

    • e. het namens het bestuur aanwijzen van beoordelaars;

    • f. het namens het bestuur (doen) aanwijzen van praktijkbegeleiders; en

    • g. de kwaliteitsbewaking van de praktijkopleiding.

  • 12. Een stagebureau houdt een register van praktijkbegeleiders en beoordelaars bij.

Paragraaf 2.4 Praktijkbegeleiders en beoordelaars

Artikel 16
  • 1. Praktijkbegeleiders en beoordelaars worden voor vier jaar benoemd. Een benoeming kan stilzwijgend of met kennisgeving voor vier jaar worden verlengd.

  • 2. De benoeming van een praktijkbegeleider of een beoordelaar eindigt:

    • a. op verzoek van de praktijkbegeleider of de beoordelaar;

    • b. in het geval het bestuur de benoeming van een praktijkbegeleider of een beoordelaar niet verlengt;

    • c. na het onherroepelijk worden van een door de accountantskamer aan een beoordelaar of praktijkbegeleider opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.

Artikel 17
  • 1. Een praktijkbegeleider begeleidt de trainee in elk geval bij zijn werkzaamheden in overeenstemming met de jaarplannen of het persoonlijk ontwikkelingsplan.

  • 2. Een praktijkbegeleider geeft bij iedere periodieke rapportage schriftelijk een gemotiveerd oordeel over de door de trainee uitgevoerde werkzaamheden en zijn ontwikkeling in het licht van de fase van de praktijkopleiding, zowel in kwalitatieve als in kwantitatieve zin.

  • 3. De praktijkbegeleider beoordeelt of:

    • a. een periodieke rapportage een getrouw beeld geeft van de werkelijkheid;

    • b. de werkzaamheden passen bij de fase van de praktijkopleiding waarin de trainee zich bevindt; en

    • c. de trainee zich zodanig ontwikkelt dat in de loop van het derde praktijkopleidingsjaar het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar wordt bereikt.

  • 4. Het oordeel, bedoeld in het tweede lid, wordt samen met de desbetreffende periodieke rapportage bij de beoordelaar ter goedkeuring aangeboden.

Artikel 18
  • 1. Een praktijkbegeleider voldoet aan het door het bestuur vastgestelde competentieprofiel voor praktijkbegeleiders.

  • 2. Een stagebureau en een praktijkbegeleider gaan een praktijkbegeleidersovereenkomst aan.

  • 3. Als praktijkbegeleider kan optreden:

    • a. in het eerste praktijkopleidingsjaar: een accountant ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is opgenomen als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel i van de wet, een wettelijk auditor uit een andere lidstaat van de EU als bedoeld in artikel 10 van EU-richtlijn 2006/43/EG of een andere deskundige op het gebied van accountancy;

    • b. in het tweede praktijkopleidingsjaar: een accountant ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is opgenomen als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel i van de wet of een wettelijk auditor uit een andere lidstaat van de EU als bedoeld in artikel 10 van EU-richtlijn 2006/43/EG;

    • c. in het derde praktijkopleidingsjaar: een accountant ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is opgenomen als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel i van de wet.

  • 4. Een praktijkbegeleider treedt niet op als praktijkbegeleider van een trainee met wie hij in een zakelijke of persoonlijke relatie staat die een bedreiging vormt voor een goede uitoefening van zijn taken.

  • 5. Het bestuur wijst een andere praktijkbegeleider aan als hij de praktijkbegeleider ongeschikt acht om als praktijkbegeleider van desbetreffende trainee op te treden. Het bestuur stelt hiervan de trainee en de praktijkbegeleider schriftelijk op de hoogte.

Artikel 19

Een trainee die in zijn werkomgeving niet kan beschikken over een praktijkbegeleider, kan gebruik maken van een externe praktijkbegeleider.

Artikel 20
  • 1. Een beoordelaar voldoet aan het door het bestuur vastgestelde competentieprofiel voor beoordelaars. In het competentieprofiel wordt het moment bepaald waarop beoordelaars voor het eerst aan het competentieprofiel voldoen.

  • 2. Een beoordelaar kan worden aangesteld met tevens een bevoegdheid om namens het stagebureau waaraan de beoordelaar is verbonden, toezicht te houden op de kwaliteit van de taakuitoefening door de aan het stagebureau verbonden praktijkbegeleiders.

  • 3. Een beoordelaar treedt niet op als beoordelaar van een trainee met wie hij in een zakelijke of persoonlijke relatie staat die een bedreiging vormt voor een goede uitoefening van zijn taken.

  • 4. Een beoordelaar treedt niet tevens op als praktijkbegeleider binnen een stagebureau waaraan hij als beoordelaar is verbonden.

  • 5. Het bestuur wijst een andere beoordelaar aan als het bestuur de beoordelaar ongeschikt acht om als beoordelaar op te treden. Het bestuur stelt hiervan de beoordelaar en de trainee schriftelijk op de hoogte.

Artikel 21
  • 1. Een beoordelaar beoordeelt op grond van een persoonlijk ontwikkelingsplan of een jaarplan of de trainee naar verwachting in het derde praktijkopleidingsjaar het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar zal bereiken.

  • 2. Een beoordelaar beoordeelt een periodieke rapportage en stelt daarbij ten minste vast of:

    • a. het in het periodieke rapportage verwoorde plan en de daarin uitgewerkte (leer-)doelstellingen voor de desbetreffende rapportageperiode op hoofdlijnen zijn gerealiseerd en dat afwijkingen van en aanpassingen op het plan duidelijk zijn aangegeven en gemotiveerd;

    • b. de werkzaamheden gedurende het opgegeven aantal uren is verricht;

    • c. mede op grond van het oordeel van de praktijkbegeleider bij de opdrachten de werkzaamheden goed zijn uitgevoerd, maar waarbij ook de uitzonderingen en afwijkingen zijn vermeld;

    • d. de werkzaamheden en de daaraan gekoppelde vaardigheden op het gewenste niveau zijn uitgevoerd respectievelijk zijn eigengemaakt;

    • e. de behaalde studieresultaten steeds worden vermeld en dat de gevolgen hiervan voor het verdere verloop van de praktijkopleiding in de periodieke rapportage zijn vermeld;

    • f. de op het vereiste niveau bereikte vaardigheden zijn verkregen in overeenstemming met het desbetreffende deel van de theoretische opleiding dan wel na voltooiing daarvan; en

    • g. de periodieke rapportage voldoet aan de eisen die daaraan bij en krachtens de verordening mogen worden gesteld.

  • 3. De beoordelaar bevestigt de goedkeuring van een periodieke rapportage.

  • 4. Als de beoordelaar de periodieke rapportage niet goedkeurt, voorziet deze de periodieke rapportage van een commentaar.

  • 5. De trainee past een periodieke rapportage die niet door de beoordelaar is goedgekeurd, aan in overeenstemming met het commentaar van de beoordelaar en legt de rapportage binnen zes weken na ontvangst van het commentaar opnieuw ter goedkeuring voor.

Paragraaf 2.5 Bijzondere bepalingen over de toelating tot het examen en vrijstellingen

Artikel 22
  • 1. Een trainee verzoekt het bestuur schriftelijk om toepassing van artikel 20 of 22 van de verordening.

  • 2. Het bestuur beslist binnen zes weken op een verzoek als bedoeld in het eerste lid. Het bestuur kan aan toepassing van artikel 20 of 22 van de verordening voorwaarden verbinden.

Artikel 23
  • 1. Een trainee verzoekt het bestuur schriftelijk om toepassing van artikel 23 van de verordening en overlegt daarbij bewijsstukken.

  • 2. Aan de verlening van een vrijstelling als bedoeld in artikel 23 van de verordening, kan het bestuur voorwaarden verbinden.

Paragraaf 2.6 Overige bepalingen

Artikel 24

Ten behoeve van de praktijkopleiding, legt het bestuur een praktijkopleidingsdossier aan van de trainee. Dit praktijkopleidingsdossier bevat:

  • a. de praktijkopleidingsovereenkomst, bedoeld in artikel 14, eerst lid of de verklaring, bedoeld in artikel 14, tweede lid;

  • b. een afschrift van het verzoek als bedoeld in artikel 13 en, indien van toepassing, een afschrift van de verzoeken als bedoeld in artikel 52, eerste en tweede lid;

  • c. de jaarplannen dan wel het persoonlijk ontwikkelingsplan;

  • d. de periodieke rapportages;

  • e. de rapportages van de praktijkbegeleider;

  • f. rapportages en beoordelingen van de beoordelaars;

  • g. ingeval een verzoek als bedoeld in artikel 20 of 22 van de verordening is toegekend, de verklaringen, bedoeld in artikel 22;

  • h. de correspondentie welke betrekking heeft op de uitvoering van de verordening en de daarop gebaseerde regels; en

  • i. formulieren en verklaringen welke een trainee krachtens deze nadere voorschriften heeft moeten overleggen.

Artikel 25

Een trainee informeert het bestuur over tijdelijke onderbrekingen van de praktijkopleiding.

Artikel 26

Het bestuur kan de praktijkopleiding van een trainee stopzetten in geval van onvoldoende vordering van de praktijkopleiding.

Artikel 27
  • 1. Een trainee meldt een voortijdige beëindiging van de praktijkopleiding aan het bestuur.

  • 2. Een voortijdige beëindiging van de praktijkopleiding geeft geen aanspraak op restitutie van bedragen die voorafgaand aan de beëindiging van de praktijkopleiding reeds verschuldigd waren op grond van de Verordening op de geldelijke bijdragen praktijkopleidingen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, kan degene die de praktijkopleiding beëindigt een bedrag gelijk aan de helft van de deelnamebijdrage, bedoeld in artikel 2 eerste lid van de Verordening op de geldelijke bijdragen praktijkopleidingen terugvorderen, mits hij zich binnen een halfjaar na aanvang van de praktijkopleiding afmeldt.

Artikel 28

Anders dan gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van de verordening en de daarop berustende bepalingen, bevat een periodieke rapportage, een persoonlijk ontwikkelingsplan, een jaarplan of een afstudeerscriptie geen gegevens betreffende geïdentificeerde natuurlijke personen, rechtspersonen of samenwerkingsverbanden.

Paragraaf 2.7 Het mondeling examen

Artikel 29
  • 1. De trainee toont tijdens het mondeling examen aan op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar te kunnen functioneren.

  • 2. Een trainee kan tijdens het mondeling examen worden bevraagd over zijn ervaringen zoals deze zijn vastgelegd in de periodieke rapportages en andere stukken uit het portfolio.

Artikel 30

Een beoordelaar of een examinator kan aan de toelating van een trainee tot een tweede of volgend mondeling examen, de voorwaarde verbinden dat de trainee het portfolio op basis waarvan de trainee is toegelaten tot een eerste mondeling examen, aanpast in overeenstemming met de instructies van de beoordelaar of de examinator.

HOOFDSTUK 3 BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE PRAKTIJKOPLEIDING AA

Paragraaf 3.1 Algemeen

Artikel 31

De artikelen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op de praktijkopleiding AA.

Artikel 32

Onverminderd het bepaalde in artikel 46 van de wet, kan de praktijkopleiding AA worden gevolgd in een Brede MKB-variant of in een MKB controlevariant.

Artikel 33
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 6, ontwikkelt de trainee die de praktijkopleiding AA volgt in de Brede MKB-variant vaardigheden door ten minste:

    • de uitoefening van werkzaamheden met betrekking tot drie van de kritische beroepssituaties;

    • het verrichten van twee complexe samenstellingsopdrachten op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar;

    • het verrichten van twee complexe controle-opdrachten op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar;

    • 1.000 uren te besteden aan werkzaamheden met betrekking tot assurance-opdrachten en aan assurance verwante opdrachten, waarvan ten minste 300 uren aan assurance-opdrachten.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 6, ontwikkelt de trainee die de praktijkopleiding AA volgt in de MKB controlevariant vaardigheden door ten minste:

    • de uitoefening van werkzaamheden met betrekking tot de kritische beroepssituatie van assurance-opdrachten;

    • indien de trainee tijdens de praktijkopleiding AA ook andere werkzaamheden verricht dan de uitvoering van assurance-opdrachten, de uitoefening van werkzaamheden met betrekking tot één van de overige kritische beroepssituaties;

    • het verrichten twee complexe controle-opdrachten op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar;

    • 1.000 uren te besteden aan werkzaamheden met betrekking tot assurance-opdrachten.

Artikel 34

Voor de toepassing van de verordening en de daarop berustende bepaling, is het een trainee toegestaan twee controle-opdrachten uit te voeren in een simulatieomgeving, welke door het bestuur wordt vastgesteld.

Paragraaf 3.2 Persoonlijk ontwikkelingsplan

Artikel 35
  • 1. Bij de aanvang van de praktijkopleiding stelt de trainee in overleg met de praktijkbegeleider een persoonlijk ontwikkelingsplan op.

  • 2. Een persoonlijk ontwikkelingsplan wordt uiterlijk ingediend en door de praktijkbegeleider beoordeeld binnen zes weken na de aanvang van de praktijkopleiding AA.

  • 3. Uit een persoonlijk ontwikkelingsplan blijkt de planning van de trainee over de wijze waarop hij zal voldoen aan de bij en krachtens de verordening gestelde eisen.

  • 4. De trainee kan in overleg met de praktijkbegeleider het persoonlijk ontwikkelingsplan aanpassen. De aanpassing vindt plaats door een nieuw persoonlijk ontwikkelingsplan in te dienen danwel in het essay aan te geven waar van het persoonlijk ontwikkelingsplan wordt afgeweken.

Artikel 36
  • 1. Een persoonlijk ontwikkelingsplan behoeft de goedkeuring van de beoordelaar. De beoordelaar bevestigt de goedkeuring van een persoonlijk ontwikkelingsplan.

  • 2. De beoordelaar beoordeelt een persoonlijk ontwikkelingsplan binnen zes weken na ontvangst, met inachtneming van de bevindingen van de praktijkbegeleider.

  • 3. Bij de beoordeling van het persoonlijk ontwikkelingsplan stelt de beoordelaar vast dat de voorgenomen werkzaamheden voldoen aan de bij of krachtens de verordening gestelde eisen.

  • 4. Een beoordelaar voorziet een persoonlijk ontwikkelingsplan na beoordeling van commentaar.

  • 5. De trainee past een persoonlijk ontwikkelingsplan dat door de beoordelaar niet is goedgekeurd, aan in overeenstemming met het commentaar van de beoordelaar en legt het persoonlijk ontwikkelingsplan opnieuw ter goedkeuring voor.

  • 6. Indien een trainee de praktijkopleiding onderbreekt of een dienstverband aangaat met een andere werkgever, stelt de trainee een aangepast persoonlijk ontwikkelingsplan op.

Paragraaf 3.3 Periodieke rapportages

Artikel 37

Periodieke rapportages bestaan uit gespreksverslagen als bedoeld in artikel 38, vierde lid, en essays als bedoeld in artikel 39, eerste lid.

Artikel 38
  • 1. Gedurende een praktijkopleidingsjaar, voert een trainee ten minste twee gesprekken met de praktijkbegeleider.

  • 2. Het gesprek bedoeld in het vorige lid, wordt gevoerd op basis van een door het bestuur vastgestelde agenda.

  • 3. De gesprekken hebben betrekking op de verworven competenties van de trainee in het praktijkopleidingsjaar.

  • 4. De trainee maakt een gespreksverslag van de gesprekken, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 39
  • 1. Na afloop van een praktijkopleidingsjaar, stelt een trainee ten minste één essay op. Een trainee voegt bij het essay een afschrift van de beroepsproducten die in het essay worden beschreven.

  • 2. In een essay als bedoeld in het eerste lid, beschrijft een trainee de door hem verworven competenties in het praktijkopleidingsjaar.

  • 3. Een trainee plaatst een essay in de elektronische leeromgeving nadat de praktijkbegeleider aan het essay zijn goedkeuring heeft verleend.

  • 4. Een essay wordt uiterlijk zes weken na afloop van het praktijkopleidingsjaar ingediend.

  • 5. Het tweede praktijkopleidingsjaar vangt aan op een tijdstip als bedoeld in artikel 4, derde lid, mits het essay met betrekking tot het eerste praktijkopleidingsjaar binnen zes weken na de afronding van laatstbedoeld praktijkopleidingsjaar in de elektronische leeromgeving is geplaatst.

  • 6. Het derde praktijkopleidingsjaar vangt aan op een tijdstip als bedoeld in artikel 4, derde lid, mits het essay met betrekking tot het tweede praktijkopleidingsjaar binnen zes weken na de afronding van laatstbedoeld praktijkopleidingsjaar in de elektronische leeromgeving is geplaatst.

  • 7. Als een trainee gedurende een opleidingsjaar een dienstverband aangaat met een andere werkgever, stelt de trainee een essay op met betrekking tot elk dienstverband in het desbetreffende opleidingsjaar.

Artikel 40
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 39, derde lid behoeft een essay de goedkeuring van een beoordelaar.

  • 2. Bij de beoordeling van een essay, beoordeelt een beoordelaar ten minste de in het praktijkopleidingsjaar door de trainee verworven competenties ten opzichte van het persoonlijk ontwikkelingsplan van de trainee.

  • 3. Een beoordelaar kan bij een goedkeuring als bedoeld in het eerste lid, een trainee opdragen in een volgend praktijkopleidingsjaar aan de verwerking van nader te noemen competenties bijzondere aandacht te besteden.

Artikel 41

Na indiening van het essay, registreert de trainee de verworven competenties zoals die blijken uit het essay, in de competentiematrix.

Artikel 42

Een praktijkbegeleider vermeldt na afloop van een praktijkopleidingsjaar in de elektronische leeromgeving of de trainee heeft voldaan aan de eisen als bedoeld in artikel 11 van de verordening.

Artikel 43
  • 1. Op een trainee die de praktijkopleiding RA minder dan vier jaar voorafgaand aan het verzoek als bedoeld in het tweede lid heeft afgerond, blijven de volgende artikelen buiten toepassing:

    • a. artikel 35, eerste lid, met betrekking tot het persoonlijk ontwikkelingsplan met betrekking tot het eerste en tweede praktijkopleidingsjaar;

    • b. artikel 38, eerste lid, met betrekking tot de gespreksverslagen met betrekking tot het eerste en tweede praktijkopleidingsjaar; en

    • c. artikel 39, eerste lid, met betrekking tot de essays na afloop van het eerste en tweede praktijkopleidingsjaar.

  • 2. Een trainee verzoekt het bestuur schriftelijk om toepassing van het eerste lid.

Artikel 44
  • 1. Op een trainee die de praktijkopleiding RA minder dan vier jaar voorafgaand aan het verzoek als bedoeld in het tweede lid heeft afgerond en aantoont dat hij werkzaamheden heeft uitgeoefend met betrekking tot de kritische beroepssituaties, niet zijnde de situatie van assurance-opdrachten, blijven de volgende artikelen buiten toepassing:

    • a. artikel 35, eerste lid;

    • b. artikel 38, eerste lid; en

    • c. artikel 39, eerste lid.

  • 2. Een trainee verzoekt het bestuur schriftelijk om toepassing van het eerste lid en toont daarbij door middel van overlegging van beroepsproducten en een essay aan dat wordt voldaan aan de eisen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 45

Het bestuur stelt in overleg met de beoordelaar nadere voorwaarden aan de voortzetting van de praktijkopleiding AA in een volgend praktijkopleidingsjaar door een trainee die de afronding van de praktijkopleiding RA tot op niet meer dan een praktijkopleidingsjaar is genaderd en beslist over de toepassing van de artikelen 35, 38 en 39.

Paragraaf 3.4 Het examen ter afronding van de praktijkopleiding AA

Artikel 46
  • 1. Het mondeling examen als bedoeld in artikel 15, tweede lid, onderdeel b van de verordening wordt afgenomen in de vorm van een eindgesprek.

  • 2. Een eindgesprek duurt ten hoogste vijfenveertig minuten.

Artikel 47
  • 1. Een trainee wordt toegelaten tot het eindgesprek als:

    • a. de trainee het portfolio heeft voltooid;

    • b. de trainee getuigschriften heeft overgelegd waaruit blijkt dat de trainee de opleiding tot accountant, bedoeld in artikel 46 van de wet, niet zijnde de praktijkopleiding, bedoeld in artikel 47 van de wet, succesvol heeft afgerond;

    • c. de trainee bewijzen van deelname heeft overgelegd waaruit blijkt dat de trainee heeft deelgenomen aan de cursussen als bedoeld in artikel 8, eerste lid; en

    • d. de beoordelaar en een door het bestuur aan te wijzen tweede beoordelaar instemmen met toelating tot het eindgesprek.

  • 2. Een portfolio is voltooid als daarin zijn opgenomen:

    • a. ten minste zes gespreksverslagen;

    • b. ten minste drie essays voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 40, eerste lid;

    • c. een volledig ingevulde competentiematrix;

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a en b, is een portfolio van een trainee waarop artikel 43 van toepassing is, voltooid als daarin zijn opgenomen:

    • a. twee gespreksverslagen; en

    • b. een essay, voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 40, eerste lid.

  • 4. Bij inwilliging van een verzoek als bedoeld in artikel 22 geldt in afwijking van het tweede lid, onderdeel a en b dat een portfolio van een trainee is voltooid is als daarin zijn opgenomen:

    • a. vier gespreksverslagen; en

    • b. twee essays, voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 40, eerste lid.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a en b, is een portfolio van een trainee waarop artikel 44 van toepassing is, voltooid als daarin een essay, voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 40, eerste lid is opgenomen.

  • 6. Een tweede beoordelaar kan aan zijn instemming de voorwaarde verbinden dat de trainee het portfolio op onderdelen aanvult.

Artikel 48
  • 1. Een eindgesprek wordt afgenomen door de beoordelaar en de tweede beoordelaar.

  • 2. De beoordelaar en de tweede beoordelaar bespreken voor het eindgesprek de inhoud van het eindgesprek.

  • 3. Een trainee is geslaagd voor het examen ter afronding van de praktijkopleiding AA als de beoordelaar en de tweede beoordelaar aan het eindgesprek een ‘voldoende’ toekennen.

  • 4. Indien de beoordelaar en de tweede beoordelaar niet tot een unanieme beslissing komen, beslist de tweede beoordelaar.

Paragraaf 3.5 Bijzondere bepalingen over toelating tot het examen ter afronding van de praktijkopleiding AA

Artikel 49
  • 1. Voor de toepassing van artikel 20 van de verordening wordt voor de toelating tot het examen ter afronding van de praktijkopleiding AA in de Brede MKB-variant onder beroepswerkzaamheden verstaan de werkzaamheden die:

    • a. gedurende vier jaren zijn verricht op het gebied van accountancy, waarvan ten minste drie jaren vallen in de periode van vijf jaren voorafgaand aan toelating tot de praktijkopleiding; en

    • b. voor ten minste 333 uren hebben bestaan uit werkzaamheden in het kader van controle-opdrachten of samenstellingsopdrachten, waarvan ten minste 100 uren zijn besteed in de periode nadat de trainee voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot het eerste jaar van de praktijkopleiding.

  • 2. Voor de toepassing van artikel 20 van de verordening wordt voor de toelating tot het examen ter afronding van de praktijkopleiding AA in de MKB controlevariant onder beroepswerkzaamheden verstaan de werkzaamheden die:

    • a. gedurende vier jaren zijn verricht op het gebied van accountancy, waarvan ten minste drie jaren vallen in de periode van vijf jaren voorafgaand aan toelating tot de praktijkopleiding; en

    • b. voor ten minste 333 uren hebben bestaan uit werkzaamheden in het kader van controle-opdrachten, waarvan ten minste 100 uren zijn besteed in de periode nadat de trainee voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot het eerste jaar van de praktijkopleiding.

Artikel 50
  • 1. In afwijking van artikel 47, eerste lid wordt een trainee die:

    • a. gedurende twaalf jaren voorafgaand aan de toelating tot de praktijkopleiding beroepswerkzaamheden heeft verricht op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar ten aanzien van drie van de kritische beroepssituaties, waaronder ten minste de situaties van assurance opdrachen en aan assurance verwante opdrachten;

    • b. door de verrichte beroepswerkzaamheden naar het oordeel van het bestuur een kennis- en ervaringsniveau heeft bereikt dat gelijkwaardig is aan het niveau dat wordt vereist voor de afronding van de praktijkopleiding AA; en

    • c. een dossier indient waaruit blijkt dat hij voldoet aan de eisen, bedoeld in de onderdeel a en b, wordt toegelaten tot een assessment ter vervanging van het eindgesprek.

  • 2. Gedurende het assessment wordt beoordeeld of een trainee voldoet aan de eisen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a en b. Het assessment vindt plaats op grondslag van het dossier, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c.

  • 3. Een trainee verzoekt schriftelijk om toepassing van het eerste lid.

  • 4. Aan de toepassing van het eerste lid kan het bestuur voorwaarden verbinden.

  • 5. In het geval een assessment met succes wordt afgesloten, blijven de volgende bepalingen tenaanzien van de trainee buiten toepassing:

    • a. artikel 35, eerste lid;

    • b. artikel 38;

    • c. artikel 39;

    • d. artikel 41;

    • e. artikel 47.

HOOFDSTUK 4 BIJZONDERE BEPALINGEN VOOR DE PRAKTIJKOPLEIDING RA

Paragraaf 4.1 Algemeen

Artikel 51

De artikelen in dit hoofdstuk zijn uitsluitend van toepassing op de praktijkopleiding RA.

Artikel 52
  • 1. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, verzoekt een trainee om toelating tot het eerste jaar van de praktijkopleiding RA en overlegt daarbij de door het bestuur verlangde gegevens.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 13, verzoekt een trainee om toelating tot het derde jaar van de praktijkopleiding RA en maakt daarbij gebruik van een door het bestuur vastgesteld formulier en overlegt de door het bestuur verlangde gegevens.

  • 3. Het bestuur laat tot het derde jaar van de praktijkopleiding RA toe degene die:

    • a. in alle vakken van het postinitiële deel van een aangewezen accountantsopleiding en van de hieraan voorafgaande masteropleiding alle (deel)tentamens heeft afgelegd en maximaal één (deel)tentamen dient te herkansen om alle vakken te hebben behaald; en

    • b. naar verwachting van de praktijkbegeleider, die betrokken is bij het opstellen van het derde jaarplan van de trainee, gedurende het derde stagejaar het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar zal bereiken.

  • 4. Het bestuur beslist schriftelijk op verzoeken als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Paragraaf 4.2 Jaarplannen

Artikel 53
  • 1. Voorafgaand aan een praktijkopleidingsjaar stelt de trainee in overleg met de praktijkbegeleider een jaarplan op.

  • 2. Een jaarplan wordt uiterlijk ingediend en door de praktijkbegeleider beoordeeld binnen zes weken na de aanvang van het praktijkopleidingsjaar waarop het jaarplan betrekking heeft.

  • 3. Uit een jaarplan als bedoeld in het eerste lid, blijkt de planning van de trainee over de wijze waarop hij zal voldoen aan de bij en krachtens de verordening gestelde eisen.

  • 4. In het jaarplan wordt onderscheid gemaakt naar semesters.

  • 5. De trainee kan in overleg met de praktijkbegeleider het jaarplan aanpassen. De aanpassing blijkt uit de semesterverslagen met betrekking tot het desbetreffende praktijkopleidingsjaar.

Artikel 54
  • 1. Een jaarplan behoeft de goedkeuring van de beoordelaar. De beoordelaar bevestigt de goedkeuring van een jaarplan.

  • 2. De beoordelaar beoordeelt een jaarplan binnen zes weken na ontvangst, met inachtneming van de bevindingen van de praktijkbegeleider.

  • 3. Bij de beoordeling van het jaarplan stelt de beoordelaar vast dat de voorgenomen werkzaamheden voldoen aan de bij of krachtens de verordening gestelde eisen.

  • 4. Een beoordelaar voorziet een jaarplan na beoordeling van commentaar.

  • 5. De trainee past een jaarplan dat door de beoordelaar niet is goedgekeurd, aan in overeenstemming met het commentaar van de beoordelaar en legt het jaarplan opnieuw ter goedkeuring voor.

  • 6. Indien een trainee gedurende een praktijkopleidingsjaar de praktijkopleiding onderbreekt of een dienstverband aangaat met een andere werkgever, stelt de trainee een aangepast jaarplan op voor het praktijkopleidingsjaar waarin de onderbreking heeft plaatsgevonden of een ander dienstverband is aangegaan.

Paragraaf 4.3 Periodieke rapportages

Artikel 55

Periodieke rapportages als bedoeld in artikel 14, tweede lid van de verordening, bestaan uit semesterverslagen als bedoeld in artikel 56, eerste lid.

Artikel 56
  • 1. De trainee stelt na elk semester in overleg met de praktijkbegeleider een semesterverslag op en dient dit in bij de praktijkbegeleider en de beoordelaar.

  • 2. Een semesterverslag behoeft de goedkeuring van de beoordelaar.

  • 3. Een semesterverslag wordt uiterlijk ingediend en door de praktijkbegeleider beoordeeld binnen zes weken na afloop van het semester waarop het semesterverslag betrekking heeft.

  • 4. Een beoordelaar beslist binnen zes weken na ontvangst van een semesterverslag over de goedkeuring van het semesterverslag.

  • 5. Bij het opstellen van een semesterverslag maakt de trainee gebruik van een door het bestuur vastgesteld formulier.

  • 6. Een semesterverslag bevat in elk geval de volgende onderdelen:

    • a. een opsomming van de verrichte werkzaamheden met de daaraan bestede tijd in vergelijking met het jaarplan;

    • b. de ervaringen van de trainee in het praktijkopleidingsjaar, weergegeven in de vorm van commentaren, suggesties (bijvoorbeeld voor de te volgen controleaanpak) en, indien aan de orde, onderwerpen die zich mogelijk lenen voor de afstudeerscriptie;

    • c. een terugkoppeling op de in het jaarplan geformuleerde leerdoelen en de consequenties van het al dan niet behalen hiervan voor de resterende deel van de praktijkopleiding;

    • d. de relatie van de werkzaamheden tot de onderdelen van de theoretische opleiding en de consequenties van de theoretische voortgang voor de voortgang van de praktijkopleiding;

    • e. de (bijgestelde) planning van de resterende praktijkopleiding en (eventuele aanvullende) suggesties daartoe;

    • f. een verklaring zoals deze als bijlage bij deze nadere voorschriften is gevoegd.

  • 7. Onverminderd het bepaalde in het eerste lid stelt de trainee na afloop van het tweede, derde, vierde en vijfde semester een essay als bedoeld in artikel 57 op.

  • 8. Een essay wordt ingediend tezamen met het semesterverslag dat betrekking heeft op de semesters bedoeld in het vorige lid, en maakt onderdeel uit van het desbetreffende semesterverslag.

  • 9. Een semesterverslag dat na afloop van het zesde semester wordt opgesteld, bevat naast de hiervoor opgenomen onderdelen tevens een recapitulatie van de volledige praktijkopleiding. Hierin beschrijft de trainee zijn ervaringen in de vorm van een weergave van zijn persoonlijke en vaktechnische ontwikkeling tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar gedurende de praktijkopleiding.

  • 10. Een semester wordt gesplitst als een trainee gedurende een semester een dienstverband aangaat met een andere werkgever. De trainee stelt per deel van het semester een afzonderlijk semesterverslag op. Indien het semesterverslag vergezeld gaat van een essay als bedoeld in artikel 58, wordt het essay slechts bij één van de afzonderlijke semesterverslagen gevoegd.

Artikel 57

Een essay omvat een beschrijving van een beroepssituatie die zich tijdens het desbetreffende semester heeft voorgedaan.

Artikel 58
  • 1. Een overschrijding van de termijn als bedoeld in artikel 56, derde lid, die te wijten is aan de trainee, heeft tot gevolg dat de startdatum van een volgend semester even ver opschuift als de termijn waarmee de termijn als bedoeld in artikel 56, derde lid wordt overschreden.

  • 2. Het bestuur kan beslissen dat het niet of niet tijdig inleveren van een periodieke rapportage tot gevolg heeft dat het semester waarop de periodieke rapportage betrekking heeft, vervalt. Het semester vervalt in ieder geval nadat de termijn met zes maanden is overschreden, indien de overschrijding te wijten is aan de trainee.

Artikel 59
  • 1. Op een trainee die de praktijkopleiding AA heeft afgerond in de Brede MKB-variant, bedoeld in artikel 33, eerste lid, blijven de volgende artikelen buiten toepassing:

    • a. artikel 53, eerste lid, met betrekking tot het jaarplan met betrekking tot het eerste praktijkopleidingsjaar;

    • b. artikel 56, eerste lid, met betrekking tot de semesterverslagen na afloop van het eerste en tweede semester;

    • c. artikel 56, zevende lid, met betrekking tot het essay na afloop van het tweede semester;

    • d. artikel 5, tweede lid, onderdeel b waarbij artikel 5, tweede lid, onderdeel c van overeenkomstige toepassing is op het derde en vierde semester.

  • 2. Een trainee verzoekt het bestuur schriftelijk om toepassing van het eerste lid.

  • 3. Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt afgewezen als tussen de ontvangst van het verzoek en de afronding van de praktijkopleiding AA meer dan achtenveertig maanden zijn verstreken.

Artikel 60
  • 1. Op een trainee die de praktijkopleiding AA heeft afgerond in de MKB-controlevariant, bedoeld in artikel 33, tweede lid, blijven de volgende artikelen buiten toepassing:

    • a. artikel 53, eerste lid, met betrekking tot het jaarplan met betrekking tot het eerste en tweede praktijkopleidingsjaar;

    • b. artikel 56, eerste lid, met betrekking tot de semesterverslagen na afloop van het eerste tot en met het vierde semester;

    • c. artikel 56, zevende lid, met betrekking tot het essay na afloop van het tweede, derde en vierde semester;

    • d. artikel 5, tweede lid, onderdeel b.

  • 2. Een trainee verzoekt het bestuur schriftelijk om toepassing van het eerste lid.

  • 3. Een verzoek als bedoeld in het tweede lid wordt afgewezen als tussen de ontvangst van het verzoek en de afronding van de praktijkopleiding AA meer dan achtenveertig maanden zijn verstreken.

Artikel 61

Het bestuur stelt in overleg met de beoordelaar nadere voorwaarden aan de voortzetting in een aansluitend praktijkopleidingsjaar van de praktijkopleiding RA door een trainee die één of twee praktijkopleidingsjaren van de praktijkopleiding AA heeft afgerond.

Paragraaf 4.4 Examinatoren

Artikel 62
  • 1. Een examinator voldoet aan het door het bestuur vastgestelde competentieprofiel voor examinatoren.

  • 2. Een natuurlijk persoon verzoekt het bestuur schriftelijk om een aanwijzing tot examinator en maakt daarbij gebruik van het formulier dat door het bestuur ter beschikking is gesteld.

  • 3. Een examinator wordt ten hoogste voor vier jaren benoemd. Een examinator kan worden herbenoemd. Het bestuur kan bij de benoeming van een examinator een kortere benoemingstermijn vaststellen.

  • 4. Een examinator treedt niet op als examinator van een trainee met wie hij in een zakelijke of persoonlijke relatie staat die een bedreiging vormt voor een goede uitoefening van zijn taken.

Artikel 63

De benoeming van een examinator eindigt:

  • a. op verzoek van de examinator;

  • b. na het onherroepelijk worden van een door de accountantskamer aan de examinator opgelegde tuchtrechtelijke maatregel.

Paragraaf 4.5 Afstudeerscriptie

Artikel 64

Een trainee wordt bij het concipiëren van zijn afstudeerscriptie begeleid door de eerste examinator, bedoeld in artikel 72, eerste lid.

Artikel 65
  • 1. Een trainee bericht het bestuur over zijn voornemen om een afstudeerscriptie op te stellen en maakt daarbij gebruik van een door het bestuur vastgesteld formulier.

  • 2. De opzet van de afstudeerscriptie zoals deze blijkt uit het formulier als bedoeld in het eerste lid, behoeft de goedkeuring van het bestuur.

  • 3. Het bestuur kan een afschrift van de bijlage als bedoeld in het tweede lid aan een door het bestuur aan te wijzen waarnemer sturen.

  • 4. De waarnemer, bedoeld in het vorige lid, kan het bestuur adviseren over het onderwerp en opzet van de afstudeerscriptie.

  • 5. Het bestuur informeert de trainee binnen zes weken na ontvangst van het formulier als bedoeld in het eerste lid en de bijlage als bedoeld in het tweede lid, over de goedkeuring van de opzet van de afstudeerscriptie. Indien de opzet van de afstudeerscriptie geheel of gedeeltelijk wordt afgekeurd, ontvangt de eerste examinator, bedoeld in artikel 72, eerste lid een afschrift van het oordeel.

  • 6. De trainee kan de opzet van de afstudeerscriptie in overleg met de eerste examinator, bedoeld in artikel 72, eerste lid aanpassen aan het commentaar van het bestuur en opnieuw ter beoordeling voorleggen.

Artikel 66
  • 1. In de afstudeerscriptie toont de trainee aan de verworven theoretische kennis op eindniveau in de praktijk toe te kunnen passen en op basis van zijn kennis en ervaring naar eigen inzicht tot aanvaardbare oplossingen te kunnen komen op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. Hierbij getuigt de trainee van een voldoende mate van zelfstandigheid en een kritische beroepshouding.

  • 2. Elke afstudeerscriptie bevat een verklaring zoals deze is opgenomen in de bijlage bij deze nadere voorschriften.

  • 3. De afstudeerscriptie omvat in zijn geheel ongeveer 9.000 woorden.

Artikel 67

Een afstudeerscriptie wordt beoordeeld door de eerste en tweede examinator.

Paragraaf 4.6 Het examen ter afronding van de praktijkopleiding RA

Artikel 68

Voor de toepassing van artikel 22 van de verordening wordt onder beroepswerkzaamheden verstaan de werkzaamheden die:

  • a. gedurende vier jaren zijn verricht op het gebied van accountancy, waarvan ten minste drie jaren vallen in de periode van vijf jaren voorafgaand aan toelating tot de praktijkopleiding; en

  • b. voor ten minste 333 uren hebben bestaan uit werkzaamheden in het kader van controle-opdrachten, waarvan ten minste 100 uren zijn besteed in de periode nadat de trainee voldoet aan de voorwaarden voor toelating tot het eerste jaar van de praktijkopleiding.

Artikel 69
  • 1. Een trainee verdedigt zijn afstudeerscriptie tijdens het mondeling examen.

  • 2. Het is de trainee toegestaan aan het begin van het mondeling examen gedurende ten hoogste tien minuten een presentatie te houden over zijn afstudeerscriptie.

  • 3. Het voornemen van de trainee tot een presentatie bedoeld in het vorige lid, wordt vooraf besproken met de examinatoren. De presentatie voegt daadwerkelijk iets toe aan de inhoud van de afstudeerscriptie.

Artikel 70
  • 1. De trainee kan een verzoek tot afname van een mondeling examen indienen nadat de afstudeerscriptie voldoende is beoordeeld.

  • 2. Met inachtneming van het vorige lid, vindt het mondeling examen ten minste vier weken na indiening van het verzoek plaats.

Artikel 71
  • 1. Een trainee wordt toegelaten tot het mondeling examen als:

    • a. de trainee het portfolio heeft voltooid;

    • b. de trainee getuigschriften heeft overgelegd waaruit blijkt dat de trainee de opleiding tot accountant, bedoeld in artikel 46 van de wet, niet zijnde de praktijkopleiding, bedoeld in artikel 47 van de wet, succesvol heeft afgerond;

    • c. de trainee bewijzen van deelname heeft overgelegd waaruit blijkt dat de trainee heeft deelgenomen aan de cursussen als bedoeld in artikel 8, eerste lid;

    • d. de trainee de examinatoren uiterlijk vier weken voor het mondeling examen een kopie van het portfolio heeft verstrekt;

    • e. de trainee het bestuur uiterlijk twee weken voor het mondeling examen een kopie van de met een voldoende beoordeelde afstudeerscriptie heeft verstrekt; en

    • f. de examinator en een door het bestuur aan te wijzen tweede examinator instemmen met toelating tot het eindgesprek.

  • 2. Een portfolio is voltooid als daarin zijn opgenomen:

    • a. zes semesterverslagen voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 56, tweede lid; en

    • b. ten minste vier essays.

  • 3. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a en b, is een portfolio van een trainee waarop artikel 59 van toepassing is of bij inwilliging van een verzoek als bedoeld in artikel 22, voltooid als daarin zijn opgenomen:

    • a. semesterverslagen met betrekking tot het derde tot en met het zesde semester voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 56, tweede lid;

    • b. de essays met betrekking tot het derde, vierde en vijfde semester.

  • 4. In afwijking van het tweede lid, onderdeel a en b, is een portfolio van een trainee waarop artikel 60 van toepassing is, voltooid als daarin zijn opgenomen:

    • a. twee semesterverslagen voorzien van een goedkeuring als bedoeld in artikel 56, tweede lid; en

    • b. een essay met betrekking tot het vijfde semester.

  • 5. Een tweede examinator kan aan zijn instemming de voorwaarde verbinden dat de trainee het portfolio op onderdelen aanvult.

Artikel 72
  • 1. Een mondeling examen wordt afgenomen door een eerste en een tweede examinator.

  • 2. Een mondeling examen duurt minimaal een uur en ten hoogste anderhalf uur.

  • 3. Examinatoren nemen ten hoogste vier keer per jaar in dezelfde samenstelling een mondeling examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA af.

  • 4. De tweede examinator staat tot de trainee niet in een relatie die de objectieve oordeelsvorming over het kennen en kunnen van de trainee tijdens het examen in de weg kan staan.

  • 5. De examinatoren bespreken vooraf de inhoud van het mondeling examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA en de rolverdeling tijdens het examen.

Artikel 73
  • 1. Aan het mondeling examen wordt een cijfer toegekend.

  • 2. De examinatoren stellen na afloop van het mondeling examen een cijfer vast. Het cijfer wordt uitgedrukt in een getal tussen 1 en 10, waarbij cijfers tussen 1 en 9 zo nodig op een halve punt nauwkeurig kunnen worden bepaald.

  • 3. Indien de examinatoren niet tot een unanieme beslissing komen, beslist de tweede examinator.

  • 4. Een trainee is geslaagd voor het mondeling examen wanneer hij daarvoor ten minste het cijfer 6,0 heeft behaald.

  • 5. De examinatoren informeren de trainee onverwijld van het cijfer dat zij aan het mondeling examen hebben toegekend.

  • 6. Het bestuur informeert de trainee binnen drie weken na afloop van het mondeling examen schriftelijk over het cijfer voor het mondeling examen.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 74

De termijnen genoemd in artikel 21, vijfde lid, en artikel 39, vierde, vijfde en zesde lid, treden in werking met ingang van 1 januari 2015.

Artikel 75

  • 1. Artikel 4, eerste lid is niet van toepassing op de praktijkopleiding van een trainee die de praktijkopleiding RA is gestart voor 1 januari 2008, met dien verstande dat op bedoelde praktijkopleiding artikel 18 van de Nadere voorschriften op de praktijkstage zoals deze luidden voor 1 januari 2014 van toepassing blijft.

  • 2. Op een mondeling examen als bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel c, van de verordening dat wordt afgenomen voor 1 april 2014, blijven de artikelen 32, achtste lid, onderdeel d en 34 van de Nadere voorschriften op de praktijkstage van toepassing, zoals deze luidden voor 1 januari 2014.

Artikel 76

  • 1. Een stagebureau dat is ingesteld voor de inwerkingtreding van deze nadere voorschriften, voldoet uiterlijk op 1 januari 2015 aan het bepaalde in artikel 15.

  • 2. Artikel 16, eerste lid is niet van toepassing op praktijkbegeleiders en beoordelaars die voor 1 januari 2014 zijn benoemd, met dien verstande dat de termijn, bedoeld in artikel 16, eerste lid, eerste volzin, aanvangt op het moment dat een praktijkbegeleider of een beoordelaar na 1 januari 2014 wordt belast met de begeleiding van een trainee respectievelijk wordt belast met de beoordeling van de vorderingen van de praktijkopleiding van een trainee.

  • 3. Artikel 18, derde lid is slechts van toepassing op de begeleiding van een trainee van de praktijkopleiding AA waarmee een praktijkbegeleider na de inwerkingtreding van deze nadere voorschriften is belast.

  • 4. Een beoordelaar die de vorderingen van trainees van de praktijkopleiding AA beoordeelt, voldoet per 1 januari 2015 aan artikel 20, vierde lid.

  • 5. Tot de vaststelling van het competentieprofiel, bedoeld in artikel 62, eerste lid, voldoet een examinator aan artikel 26a van de Nadere voorschriften op de praktijkstage zoals deze luidden voor 1 januari 2014.

Artikel 77

  • 1. Deze nadere voorschriften treden in werking op de dag na publicatie in de Staatscourant.

  • 2. Deze nadere voorschriften worden aangehaald als: Nadere voorschriften op de praktijkopleidingen.

BIJLAGE 1 BIJ DE NADERE VOORSCHRIFTEN OP DE PRAKTIJKOPLEIDINGEN

Praktijkopleidingsovereenkomst

Partijen

[NAAM WERKGEVER], gevestigd te [KANTOORADRES], vertegenwoordigd door [NAAM VERTEGENWOORDIGER], hierna te noemen: werkgever,

en

[NAAM TRAINEE], geboren te [GEBOORTEPLAATS], op [GEBOORTEDATUM], wonende te [ADRES EN WOONPLAATS], hierna te noemen: trainee,

Gelet op

  • de artikelen 3, aanhef en onderdeel d, 46 en 47 van de Wet op het accountantsberoep;

  • de Verordening op de praktijkopleidingen en de daarop berustende bepalingen; en

  • de reeds bestaande arbeidsovereenkomst tussen partijen.

Komen als volgt overeen:

Artikel 1

Werkgever verklaart:

  • a. zijn volledige medewerking te zullen verlenen aan een goed verloop van de praktijkopleiding als onderdeel van de opleiding tot accountant of het resterende deel van de praktijkopleiding als onderdeel van de opleiding tot accountant;

  • b. de bij of krachtens de Verordening op de praktijkopleidingen gestelde eisen na te leven;

  • c. de trainee in staat te stellen aan de bij of krachtens de Verordening op de praktijkopleidingen gestelde te voldoen;

  • d. zijn medewerking te verlenen aan een passende oplossing in het geval de trainee in zijn functie niet kan voldoen aan de bij of krachtens de Verordening op de praktijkopleidingen gestelde eisen, zo nodig buiten de werkkring van trainee.

Artikel 2

Trainee verklaart de bij of krachtens de Verordening op de praktijkopleidingen gestelde eisen na te leven.

Artikel 3

Deze overeenkomst vangt aan op het moment waarop de praktijkopleiding van trainee aanvangt en wordt aangegaan voor de duur van de praktijkopleiding van trainee.

Artikel 4

  • 1. In afwijking van artikel 3 kan werkgever deze overeenkomst beëindigen:

    • a. bij aanhoudend verzuim van trainee;

    • b. in het geval trainee naar zijn oordeel onvoldoende vorderingen boekt bij de praktijkopleiding;

    • c. bij een ingrijpende wijziging in de organisatie van werkgever waardoor werkgever niet meer kan voldoen aan de in artikel 1 gestelde eisen.

  • 2. In het geval werkgever deze overeenkomst wenst te beëindigen op grond van het eerste lid, voert hij voorafgaand overleg met het bestuur van de NBA of het orgaan dat door de NBA is belast met de uitvoering van de Verordening op de praktijkopleidingen.

Artikel 5

In afwijking van artikel 3 eindigt deze overeenkomst op het moment waarop:

  • a. trainee met goed gevolg het examen van de praktijkopleiding heeft afgerond;

  • b. de praktijkopleiding van trainee wordt stopgezet;

  • c. de arbeidsovereenkomst met trainee eindigt.

Aldus overeengekomen en ondertekend te [PLAATS ONDERTEKENIG] op [DATUM ONDERTEKENING],

   

Werkgever,

Trainee,

   

[HANDTEKENING]

[HANDTEKENING]

BIJLAGE 2 BIJ DE NADERE VOORSCHRIFTEN OP DE PRAKTIJKOPLEIDINGEN

Verklaring van authenticiteit praktijkopleidingsverslag

Ik heb dit praktijkopleidingsverslag (inclusief het essay) zelf geschreven en ik heb geen teksten overgenomen uit andere praktijkopleidingsverslagen, scripties, overige geschriften en literatuur zonder de bron te hebben vermeld.

De inhoud van dit praktijkopleidingsverslag (inclusief het essay) komt, voor wat betreft de feiten (m.u.v. in het kader van anonimisering gefingeerde bedrijfsgegevens) en verrichte werkzaamheden, geheel overeen met de werkelijkheid.

De beschreven door mij uitgevoerde werkzaamheden zijn daadwerkelijk door mij verricht.

Handtekening

<naam trainee>

BIJLAGE 3 BIJ DE NADERE VOORSCHRIFTEN OP DE PRAKTIJKOPLEIDINGEN

Verklaring van authenticiteit praktijkscriptie

Ik heb deze praktijkscriptie zelf geschreven en ik heb geen teksten overgenomen uit andere stageverslagen, scripties, overige geschriften en literatuur zonder de bron te hebben vermeld.

De inhoud van deze praktijkscriptie komt, voor wat betreft de feiten (m.u.v. in het kader van anonimisering gefingeerde bedrijfsgegevens) en verrichte werkzaamheden, geheel overeen met de werkelijkheid.

De beschreven door mij uitgevoerde werkzaamheden zijn daadwerkelijk door mij verricht.

Handtekening

<naam trainee>

TOELICHTING

Algemeen

Met de invoering van één verordening met betrekking tot de praktijkopleidingen, is het ook noodzakelijk geworden om te komen tot één regeling waarin de nadere voorschriften met betrekking tot de praktijkopleidingen zijn vastgelegd. Evenals bij de samenvoeging van de verordeningen, is het uitgangspunt geweest dat de regelingen daar waar dat mogelijk is, worden geharmoniseerd. Toch blijven er verschillen bestaan tussen de praktijkopleidingen. Daar waar nog verschillen bestaan, is dat tot uitdrukking gebracht in de verschillende hoofdstukken van de nadere voorschriften.

Artikelsgewijs

Algemene bepalingen

Artikel 1

Dit artikel bevat de definities van de gebruikte begrippen.

Artikel 2

Dit artikel stelt vast waar de praktijkopleiding gevolgd kan worden: bij een accountantspraktijk, een accountantsafdeling of de Belastingdienst. Op verzoek van een trainee kan de praktijkopleiding ook worden gevolgd in een werkomgeving die gelijkwaardig is aan die van een accountantspraktijk of een accountantsafdeling. De trainee richt zo’n verzoek aan het bestuur van de NBA.

Artikel 3

In dit artikel is als een van de belangrijkste uitgangspunten van de praktijkopleiding vastgelegd dat een trainee de praktijkopleiding volgt onder begeleiding van een praktijkbegeleider.

Artikel 4

In het eerste lid van dit artikel is bepaald dat de praktijkopleiding binnen negen jaar moet zijn afgerond. Deze regeling wijkt daarmee af van de regeling zoals RA-trainees die voor 1 januari 2014 kenden. Voor AA-trainees was de duur van de praktijkopleiding al beperkt tot negen jaar.

Voor RA-trainees gold voor 1 januari 2014 een regeling waarbij aan behaalde semesters een bepaalde geldigheidsduur werd toegekend. De beperking is voor RA-trainees dan ook nieuw.

Bij wijze van overgangsmaatregel is voor RA-trainees bepaald dat de nieuwe regeling niet geldt voor trainees die voor 1 januari 2008 met de praktijkopleiding zijn begonnen en tevens vóór die datum de eerste vier semesters hebben behaald.

In het tweede lid is bepaald dat de praktijkopleiding wordt opgedeeld in praktijkopleidingsjaren en dat ieder praktijkopleidingsjaar bestaat uit twee semesters van zes maanden. Een semester begint op de eerste dag van een kalendermaand (derde lid).

Artikel 5

Artikel 5 bevat in het eerste en tweede lid een regeling voor een afwijkende vaststelling van de duur van een semester. Een afwijkende vaststelling van de duur van een semester kan er niet toe leiden dat een semester korter duurt dan vier maanden. Verder kunnen de eerste vier semesters samen niet minder dan vierentwintig maanden duren. In de eerste vier semester leidt de vaststelling van een korter semester er dus toe dat een ander semester langer dan zes maanden duurt. Ten slotte is bepaald dat de laatste twee semesters samen niet korter dan twaalf maanden mogen duren. Een verkorte vaststelling van het vijfde semester, leidt dus tot een verlengd zesde semester.

Ten slotte is in artikel 5 bepaald dat als een trainee in een semester meer dan 500 uren aan de praktijkopleiding besteedt (het minimum dat in de verordening is vereist), die uren niet gelden als uren die in een volgend semester aan de praktijkopleiding zijn besteed. Een eventueel ‘overschot’ aan uren, kan dus niet worden meegenomen naar een volgend semester.

Artikel 6 en 7

In deze artikelen is bepaald welke ontwikkelingen een trainee door moet maken gedurende de praktijkopleiding. In het tweede lid is een bijzondere bepaling opgenomen over de spreiding van de werkzaamheden en de inhoud van het laatste praktijkopleidingsjaar.

Artikel 8

Evenals dat voor een accountant het geval is, kan het bestuur voor trainees ook bepaalde cursussen verplicht stellen. Uren die in een semester aan een verplichte cursus worden besteed, worden gerekend tot de uren die in dat semester aan de praktijkopleiding zijn besteed.

Artikel 9

Dit artikel bepaalt dat een trainee zijn portfolio, waarin onder andere de rapportages over de ontwikkeling gedurende de praktijkopleiding zijn opgenomen, bijhoudt in een elektronische leeromgeving. De elektronische leeromgeving wordt beschikbaar gesteld door de NBA.

Artikel 10

Dit artikel bepaalt dat de trainee de praktijkopleiding in deeltijd kan volgen. Wel geldt als eis dat de trainee ten minste twintig uur per week werkzaam is in het kader van de praktijkopleiding. De lengte van semesters moeten dan worden aangepast aan het deeltijdpercentage.

Artikel 11

De praktijkopleiding kan ook in het buitenland worden gevolgd. Daartoe moet een trainee een verzoek doen aan het bestuur. Uit een dergelijk verzoek moet blijken dat de praktijkopleiding wordt gevolgd bij wat naar Nederlandse maatstaven wordt aangemerkt als een accountantspraktijk of accountantsafdeling of een omgeving die gelijkwaardig is aan een accountantspraktijk of accountantsafdeling.

Artikel 12

Het bestuur kan een waarnemer aanwijzen die aanwezig is bij de afname van het mondeling examen om zo toezicht te houden op de kwaliteit van de examens. De trainee stuurt op verzoek van het bestuur een afschrift van het portfolio aan de waarnemer die is aangewezen om aanwezig te zijn bij het mondeling examen van de desbetreffende trainee. In het geval de trainee een RA-trainee is, stuurt de trainee ook een afschrift van de afstudeerscriptie aan de waarnemer.

Artikel 13

Een verzoek tot toelating tot de praktijkopleiding is nodig om te kunnen beoordelen of de trainee voldoet aan de eisen voor toelating. De trainee overlegt de gegevens die benodigd zijn om deze beoordeling te kunnen maken. Verder zijn gegevens nodig over het kantooradres van de trainee en de andere contactgegevens van de trainee.

Artikel 14

In het geval de trainee de praktijkopleiding volgt en daarbij tevens een arbeidsovereenkomst aangaat met (bijvoorbeeld) de accountantspraktijk waar de trainee de praktijkopleiding volgt, dan gaat de trainee tevens een praktijkopleidingsovereenkomst aan met de desbetreffende praktijk. In deze overeenkomst verklaart een werkgever onder andere dat hij de bepalingen in de verordening en de nadere voorschriften na zal leven.

Een enkele keer komt het voor dat een trainee de praktijkopleiding volgt bij een (accountants)praktijk waar hij zelf mede-eigenaar van is. In dat geval biedt een overeenkomst geen uitkomst. De trainee overlegt in dat geval een verklaring met dezelfde strekking als een praktijkopleidingsovereenkomst.

Artikel 15

Dit artikel bevat bepalingen ten aanzien van stagebureaus. Stagebureaus zijn binnen een onderneming verantwoordelijk voor de uitvoering van de praktijkopleiding van de bij die onderneming werkzame trainees.

Een belangrijke eis is, dat een stagebureau een bestuur heeft dat ten minste uit twee leden bestaat, waarvan er één het voorzitterschap van het stagebestuur bekleed. Aan een stagebureau is ten minste één beoordelaar verbonden. Een beoordelaar mag geen deel uitmaken van het stagebestuur. Datzelfde geldt voor een praktijkbegeleider. In uitzonderlijke situaties kan een beoordelaar wel lid zijn van een stagebestuur. Dit kan alleen als is voldaan aan de voorwaarde dat ten minste de helft van de leden van het stagebestuur geen beoordelaar is bij het desbetreffende stagebureau en beoordelaars worden benoemd door ten minste twee leden van het stagebestuur die geen beoordelaar zijn.

Een stagebureau dient over enige omvang te beschikken. Daarom is vereist dat aan een stagebureau op enig moment in een cyclus van drie jaar, ten minste tien trainees verbonden zijn geweest. Is dat niet het geval, dan vervalt in principe de aanwijzing van het stagebureau en worden de daaraan verbonden trainees begeleid door het stagebureau van de NBA. In het elfde lid worden de taken van het stagebestuur opgesomd. Dit artikel bevat een aantal nieuwe bepalingen. Bij wijze van overgangsmaatregel is bepaald dat dit artikel effect krijgt per 1 januari 2015 om bestaande stagebureaus de gelegenheid te bieden zich aan de nieuwe situatie aan te passen.

Artikel 16

Dit artikel regelt de benoemingsduur van praktijkbegeleiders en beoordelaars en bepaalt in welke gevallen de benoeming eindigt. Dit kan onder andere het geval zijn als de accountantskamer aan een praktijkbegeleider of een beoordelaar een maatregel oplegt en deze maatregel onherroepelijk is geworden.

In het overgangsrecht is bepaald dat de bepaling over de benoemingstermijn niet geldt voor praktijkbegeleiders en beoordelaars die al voor 1 januari 2014 zijn benoemd. Wel is het zo dat de benoemingstermijn van vier jaar, voor deze praktijkbegeleiders en beoordelaars begint op het moment waarop zij na 1 januari 2014 voor het eerst worden aangewezen voor de begeleiding respectievelijk de beoordeling van een nieuwe trainee.

Artikel 17

In dit artikel zijn de taken en de verantwoordelijkheden van een praktijkbegeleider vastgelegd. Daartoe behoort de begeleiding van een trainee in overeenstemming met de jaarplannen (RA-trainees) of persoonlijke ontwikkelingsplannen (AA-trainees). Een praktijkbegeleider beoordeelt verder de verschillende periodieke rapportages van een trainee. Hij beoordeelt daarbij onder andere of de rapportage een getrouw beeld vormt van de werkelijkheid. De praktijkbeoordelaar vormt zich daarom mede een oordeel over de vraag of de werkzaamheden waarvan een trainee vermeldt dat ze door hem zijn verricht, ook daadwerkelijk zijn verricht.

Artikel 18

Dit artikel bevat bijzondere bepalingen over een praktijkbegeleider.

In het derde lid zijn bepalingen opgenomen over de kwalificaties van een praktijkbegeleider die los staan van het op te stellen competentieprofiel. Voor het eerste praktijkopleidingsjaar geldt dat niet alleen iedere accountant die een opleiding heeft gevolgd die voldoet aan de eindtermen of een wettelijk auditor uit een andere lidstaat als praktijkbegeleider op kan treden, maar dat ook een andere deskundige op het gebied van accountancy op kan treden als praktijkbegeleider. In het tweede praktijkopleidingsjaar kan een andere deskundige op het gebied van accountancy niet langer optreden als praktijkbegeleider. Voor het derde praktijkopleidingsjaar geldt dat noch een wettelijk auditor uit een andere lidstaat, noch een andere deskundige op het gebied van accountancy meer op kan treden als praktijkbegeleider. In dat jaar kan alleen een accountant wiens opleiding voldoet aan de eindtermen, optreden als praktijkbegeleider.

Voor de praktijkopleiding AA zijn deze bepalingen nieuw. Daarom is in het overgangsrecht geregeld dat deze bepalingen alleen gelden voor nieuwe begeleidingssituaties.

Artikel 19

Een trainee die in zijn eigen werkomgeving niet kan beschikken over een praktijkbegeleider, kan gebruik maken van een externe praktijkbegeleider.

Artikel 20 en 21

Deze artikelen bevatten bijzondere bepalingen over een beoordelaar. Evenals voor de praktijkbegeleider, is bepaald dat een beoordelaar voldoet aan een door het bestuur opgesteld competentieprofiel. Dit profiel moet nog worden opgesteld. Daarom is bepaald dat in het profiel het moment wordt vastgelegd waarop beoordelaars voor het eerst aan het competentieprofiel voldoen.

Het vierde lid bepaalt dat een beoordelaar niet tevens als praktijkbegeleider op kan treden binnen hetzelfde stagebureau. Bij wijze van overgangsregeling is bepaald dat deze bepaling pas per 1 januari 2015 geldt voor de beoordelaars van AA-trainees.

Artikel 21 regelt de bijzondere taken van een beoordelaar. Evenals een praktijkbegeleider, beoordeelt een beoordelaar de periodieke rapportages van een trainee. Zijn taken zijn echter uitgebreider dan die van een praktijkbegeleider.

Artikel 22

In de verordening is in de artikelen 20 en 22 een bepaling opgenomen op grond waarvan een persoon die voldoende beroepswerkzaamheden heeft verricht, zonder de praktijkopleiding volledig (nominaal) te doorlopen, wordt toegelaten tot het examen ter afronding van de praktijkopleiding. In de ‘oude’ nadere voorschriften met betrekking tot de praktijkopleiding RA werd dit aangeduid met ‘gelijkstellingsregeling’. Artikel 22 van de nadere voorschriften bepaalt dat een trainee het bestuur schriftelijk om toepassing van de artikelen uit de verordening vraagt. In dit artikel is verder bepaald dat het bestuur aan de toepassing van de artikelen 20 en 22 uit de verordening voorwaarden kan verbinden. Deze voorwaarden kunnen betrekking hebben op het verwerven van aanvullende competenties.

Artikel 23

In de verordening is in artikel 23 een bepaling opgenomen waarin de grondslag wordt gelegd om voor (delen van) het examen een vrijstelling te verlenen. Artikel 23 van de nadere voorschriften bevat over de toepassing van deze regeling dezelfde bepaling als artikel 22 van de nadere voorschriften.

Artikel 24

Dit artikel legt vast dat het bestuur van een trainee een praktijkopleidingsdossier aanlegt en wat de inhoud van dit dossier is.

Artikel 25 tot en met 27

Deze artikelen hebben betrekking op de onderbreking en de stopzetting van de praktijkopleiding. Artikel 25 bepaalt dat als een trainee zelf besluit de praktijkopleiding tijdelijk te onderbreken, de trainee het bestuur daarover informeert. Met artikel 26 wordt aan het bestuur de bevoegdheid toegekend om de praktijkopleiding van een trainee stop te zetten in het geval de trainee onvoldoende vorderingen boekt. Vanzelfsprekend moet het bestuur bij de uitoefening van die bevoegdheid wel rekening houden met de periode van negen jaar die een trainee heeft om de praktijkopleiding af te ronden. Stopzetting zal in de regel dan ook alleen plaatsvinden op een moment waarop het niet meer mogelijk is om de praktijkopleiding binnen negen jaar af te ronden.

In het eerste lid van artikel 27 is bepaald dat een trainee ook een voortijdige beëindiging van de praktijkopleiding aan het bestuur meldt. In het tweede lid is tot uitdrukking gebracht dat dan geen recht bestaat op restitutie van de deelname bijdrage die de trainee op grond van de Verordening op de geldelijke bijdragen praktijkopleidingen verschuldigd is. Het derde lid bepaalt dat alleen in het geval de trainee de praktijkopleiding binnen een half jaar na de aanvang beëindigt en zich binnen die periode afmeldt bij het bestuur, hij aanspraak kan maken op restitutie van de deelnamebijdrage.

Artikel 28

Dit artikel bepaalt dat in een periodieke rapportage, een persoonlijk ontwikkelingsplan, een jaarplan of een afstudeerscriptie alleen tot personen of organisaties herleidbare gegevens bevatten voor zover dit nodig is voor de uitvoering van de Verordening op de praktijkopleidingen of deze nadere voorschriften. Dit artikel is opgenomen uit het oogpunt van geheimhouding.

Artikel 29

In het eerste lid van dit artikel is vastgelegd dat een trainee tijdens het mondeling examen ter afsluiting van de praktijkopleiding, aantoont dat hij op het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar kan functioneren. Het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar is afkomstig uit de eindtermen zoals deze door de Commissie eindtermen accountantsopleiding (CEA) zijn vastgelegd. Verder is in dit artikel vastgelegd dat een trainee tijdens het mondeling examen kan worden bevraagd over zijn ervaringen zoals die zijn vastgelegd in de periodieke rapportages en eventuele andere rapportages. Vragen op dit terrein zijn onder andere bedoeld om te verifiëren of een trainee de werkzaamheden waarvan hij heeft vermeld dat ze zijn verricht, ook daadwerkelijk zelf heeft verricht.

Artikel 30

Aan het aantal keren dat een trainee een mondeling examen kan afleggen, worden geen beperkingen gesteld. Om te voorkomen dat een tweede of volgend mondeling examen een herhaling vormt van het mondeling examen waarvoor trainee een onvoldoende heeft behaald, kunnen een beoordelaar of een examinator eisen dat een trainee zijn portfolio aanpast in overeenstemming met hun instructies. Dat kan betekenen dat aan een trainee wordt opgedragen nog bepaalde werkzaamheden te verrichten en daarover in zijn portfolio te rapporteren.

Bepalingen uitsluitend met betrekking tot de praktijkopleiding AA

Artikel 31

Dit artikel bepaalt dat artikel 32 tot en met 50 van de nadere voorschriften uitsluitend betrekking hebben op de uitvoering van de praktijkopleiding AA.

Artikel 32

In dit artikel wordt tot uitdrukking gebracht dat de praktijkopleiding AA in twee varianten kan worden gevolgd: de Brede MKB-variant of de MKB controlevariant. Vanzelfsprekend geldt voor elk van deze varianten dat zij moeten voldoen aan de eindtermen.

Artikel 33

In artikel 33 is met de opname van bijzondere vaardigheden die een trainee verwerft, tot uitdrukking gebracht waarin de Brede MKB-variant en de MKB controlevariant zich van elkaar onderscheiden. In de MKB controlevariant wordt meer de nadruk gelegd op de uitvoering van assurance opdrachten, dan in de Brede MKB-variant.

Artikel 34

Met name voor AA-trainees is gebleken dat het moeilijk is om in de praktijk betrokken te worden bij de verrichting van controle-opdrachten. Daarom is een elektronische omgeving ontwikkeld waarin de uitvoering van een controle-opdracht kan worden gesimuleerd. Een trainee kan ten hoogste twee controle-opdrachten in de simulatieomgeving verrichten.

Artikel 35 en 36

Bij de aanvang van de praktijkopleiding stelt de AA-trainee een persoonlijk ontwikkelingsplan op. Hierin plant de trainee voor elk van de drie praktijkopleidingsjaren de wijze waarop hij zal voldoen aan de bij wet, verordening en deze nadere voorschriften gestelde eisen. Vanzelfsprekend kunnen in het persoonlijk ontwikkelingsplan niet alle ontwikkelingen en gebeurtenissen worden voorzien die zich in de komende drie jaren zullen voordoen. Daarom is het mogelijk om het persoonlijk ontwikkelingsplan gedurende de praktijkopleiding aan te passen. De aanpassingen worden tot uitdrukking gebracht door of een heel nieuw persoonlijk ontwikkelingsplan in te dienen of in de essays aan te geven waarin het persoonlijk ontwikkelingsplan afwijkt van het oorspronkelijke persoonlijk ontwikkelingsplan.

Artikel 36 bevat de beschrijving van de procedure rond de indiening en goedkeuring van een persoonlijk ontwikkelingsplan.

Artikel 37 tot en met 41

In artikel 12 van de verordening is bepaald dat in een portfolio van een trainee onder andere de periodieke rapportages worden opgenomen over de werkzaamheden die gedurende de praktijkopleiding zijn verricht. Artikel 37 bepaalt nader waaruit de periodieke rapportages bestaan: gespreksverslagen en essays.

In artikel 38 is vastgelegd dat de trainee per praktijkopleidingsjaar ten minste twee gesprekken met de praktijkbegeleider voert en daarvan een gespreksverslag maakt. In het gesprek wordt teruggeblikt op de competenties die de trainee in de periode voorafgaand aan het gesprek heeft verworven.

Artikel 39 gaat nader in op het essay, waarvan een trainee er per praktijkopleidingsjaar ten minste één opstelt. In een essay beschrijft de trainee de competenties welke hij in het praktijkopleidingsjaar heeft verworven. Het vijfde en zesde lid van artikel 39, koppelen de start van een nieuw opleidingsjaar, aan de inleverdatum van het essay: Als uitgangspunt vangt een nieuw praktijkopleidingsjaar aan op de eerste dag van een kalendermaand. Een praktijkopleidingsjaar kan echter niet starten voordat het essay is ingeleverd.

Artikel 40 regelt de beoordeling van een essay door een beoordelaar. Bij deze beoordeling besteedt de beoordelaar in ieder geval aandacht aan de vraag of de in het persoonlijk ontwikkelingsplan opgenomen competenties ook daadwerkelijk door de trainee zijn verworven. In het geval een beoordelaar het nodig vindt dat een trainee aan een bepaalde competentie bijzondere aandacht besteedt, kan hij aan de trainee daartoe opdracht geven voor een volgend praktijkopleidingsjaar. Artikel 41 regelt dat een trainee de competenties zoals die blijken uit het essay, ook registreert in de competentiematrix. De competentiematrix wordt bijgehouden in een elektronische omgeving.

Artikel 42

Uit artikel 11 van de verordening volgt dat een trainee per praktijkopleidingsjaar ten minste 1.000 uren besteed aan de praktijkopleiding. Van de praktijkbegeleider wordt verlangd dat hij na ieder opleidingsjaar in de elektronische leeromgeving aangeeft of de trainee aan deze eis heeft voldaan.

Artikel 43 tot en met 45

De stappen gedurende de praktijkopleiding van een AA-trainee worden gemarkeerd door het persoonlijk ontwikkelingsplan en de indiening van gespreksverslagen en essays. In bijzondere gevallen, wordt een trainee toegelaten tot het examen zonder dat de praktijkopleiding nominaal volledig is doorlopen. Dat is het geval als een persoon over zodanige beroepservaring beschikt dat het niet noodzakelijk meer is de praktijkopleiding te doorlopen. Het wordt evenmin noodzakelijk geacht de praktijkopleiding AA nog volledig te doorlopen als een trainee de praktijkopleiding RA al heeft afgerond. Als een trainee niet langer dan vier jaar eerder de praktijkopleiding RA heeft afgerond, hoeft deze trainee nog slechts het laatste jaar van de praktijkopleiding AA af te ronden. Technisch is dat vormgegeven door in artikel 43 te bepalen dat de trainee geen persoonlijk ontwikkelingsplan hoeft in te dienen met betrekking tot de eerste twee jaren van de praktijkopleiding AA en geen gespreksverslagen en essays hoeft in te dienen met betrekking tot de eerste twee jaar van de praktijkopleiding AA.

In het geval een trainee niet langer dan vier jaar eerder de praktijkopleiding RA heeft afgerond hoeft hij in het geheel geen persoonlijk ontwikkelingsplan, gespreksverslagen en essays in te dienen als hij aantoont dat hij werkzaamheden heeft uitgevoerd met betrekking tot de volgende kritische beroepssituaties:

  • Situaties van aan assurance verwante opdrachten

  • Situaties van administratieve en fiscale dienstverlening

  • Situaties van advies

In de laatstbedoelde situatie wordt van de trainee wel verlangd dat hij door middel van een essay aantoont dat hij aan de eisen voldoet om volledig te worden uitgezonderd van de nominale duur van de praktijkopleiding AA.

In het geval een RA-trainee de voltooiing van de praktijkopleiding tot op niet meer dan een jaar is genaderd en verzoekt om toelating tot de praktijkopleiding AA, wordt door het bestuur per geval beoordeeld in welk praktijkopleidingsjaar van de praktijkopleiding AA de desbetreffende trainee de praktijkopleiding AA kan voortzetten. Dit is zo bepaald in artikel 45.

Artikel 46

Dit artikel bepaalt dat het mondeling examen zoals dat is vereist bij de verordening, wordt afgenomen in de vorm van een eindgesprek. Dit eindgesprek duurt niet langer dan drie kwartier.

Artikel 47

Zoals hiervoor ook is beschreven, worden de stappen gedurende de praktijkopleiding van een AA-trainee gemarkeerd door het persoonlijk ontwikkelingsplan en de indiening van gespreksverslagen en essays. Dit betekent tevens dat toelating tot het mondeling examen ook pas mogelijk is nadat deze documenten zijn opgesteld en zo nodig zijn voorzien van de vereiste goedkeuring. Met andere woorden: toelating tot het mondeling examen kan alleen plaatsvinden als het portfolio van de trainee compleet is. Daarnaast is het natuurlijk van belang dat de trainee de getuigschriften van het theoretisch deel van de opleiding tot accountant ter beschikking heeft en dat hij heeft deelgenomen aan de cursussen die gedurende zijn praktijkopleiding verplicht zijn gesteld. Daarnaast is vereist dat de beoordelaars akkoord gaan met toelating van de trainee tot het mondeling examen. Dit is zo tot uitdrukking gebracht in het eerste en tweede lid van artikel 47. Het derde tot en met het vijfde lid bevatten bijzondere bepalingen over de voltooiing van een portfolio in het geval een trainee (gedeeltelijk) is ontslagen van de verplichting om de praktijkopleiding AA voor de nominale duur te doorlopen.

Artikel 48

In dit artikel is vastgelegd dat het eindgesprek in ieder geval wordt afgenomen door de beoordelaar van de trainee, derhalve de persoon die in principe gedurende de volledige duur van de praktijkopleiding bij de trainee betrokken is geweest. Het eindgesprek wordt mede afgenomen door een door het bestuur aan te wijzen tweede beoordelaar. Een trainee is alleen geslaagd voor het mondeling examen, en daarmee tevens het examen ter afronding van de praktijkopleiding, in het geval de beoordelaars aan het eindgesprek een voldoende toekennen. In het geval de beoordelaars niet tot een gezamenlijk oordeel komen, geeft het oordeel van de tweede beoordelaar de doorslag.

Artikel 49 en 50

In de verordening is in artikel 20 een bepaling opgenomen op grond waarvan een persoon die voldoende beroepswerkzaamheden heeft verricht, zonder de praktijkopleiding AA volledig (nominaal) te doorlopen, wordt toegelaten tot het examen ter afronding van de praktijkopleiding. In artikel 49 wordt nader omschreven wat onder de beroepswerkzaamheden wordt verstaan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt tussen de beroepswerkzaamheden die nodig zijn om te worden toegelaten tot het examen ter afronding van de Brede MKB-variant en de beroepswerkzaamheden die nodig zijn om te worden toegelaten tot het examen ter afronding van de MKB controlevariant. Kwantitatief verschillen de eisen niet. Vanzelfsprekend wordt voor toelating tot het examen in de MKB controlevariant een substantiële ervaring met de uitvoering van controleopdrachten verwacht.

Artikel 50 bevat een bijzondere regeling voor trainees met beroepservaring die zo veelomvattend is, dat de reguliere afname van een eindgesprek niet noodzakelijk wordt geacht. Vanzelfsprekend dient wel getoetst te worden of de trainee voldoet aan de eisen die aan een trainee bij de afronding van de praktijkopleiding mogen worden gesteld. Dat wordt in deze bijzondere situaties getoetst door een assessment ter vervanging van het eindgesprek. Indien het assessment met succes wordt afgerond, blijven de bepaling met betrekking tot de indiening van een persoonlijk ontwikkelingsplan, gespreksverslagen en essays buiten toepassing.

Bepalingen uitsluitend met betrekking tot de praktijkopleiding RA

Artikel 51

In artikel 51 wordt bepaald dat de artikelen 52 tot en met 73 van de nadere voorschriften uitsluitend betrekking hebben op de uitvoering van de praktijkopleiding RA.

Artikel 52

Van een RA trainee wordt verlangd dat hij niet alleen verzoekt om toelating tot de praktijkopleiding, maar dat hij ook afzonderlijk verzoekt om toelating tot het eerste jaar en het derde jaar. Vanzelfsprekend kan het verzoek om toelating tot de praktijkopleiding worden gecombineerd met het verzoek tot toelating tot het eerste jaar van de praktijkopleiding. Uit het derde lid blijkt dat het theoretische deel van de opleiding tot accountant nog niet volledig afgerond hoeft te zijn voor de toelating tot het eerste en tweede jaar van de praktijkopleiding. Voor de toelating tot het derde jaar is wel vereist dat de opleiding nagenoeg is afgerond en bij de praktijkbegeleider de verwachting bestaat dat de trainee in het derde jaar het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar zal bereiken.

Artikel 53 en 54

Bij de aanvang van elk praktijkopleidingsjaar stelt de RA-trainee een jaarplan op. Hierin plant de trainee voor elk van de drie praktijkopleidingsjaren de wijze waarop hij zal voldoen aan de bij wet, verordening en deze nadere voorschriften gestelde eisen. In het jaarplan wordt een onderscheid gemaakt naar de (ontwikkelingen in) de twee semesters van het praktijkopleidingsjaar.

Vanzelfsprekend kunnen in het jaarplan niet alle ontwikkelingen en gebeurtenissen worden voorzien die zich in het komende jaar zullen voordoen. Daarom is het mogelijk om het jaarplan gedurende het praktijkopleidingsjaar aan te passen. De aanpassingen worden tot uitdrukking gebracht door in de semesterverslagen aan te geven waarin het jaarplan afwijkt van het oorspronkelijk ingediende jaarplan. Artikel 54 bevat de beschrijving van de procedure rond de indiening en goedkeuring van een jaarplan.

Artikel 55 tot en met 58

In artikel 14 van de verordening is bepaald dat in een portfolio van een trainee onder andere de periodieke rapportages worden opgenomen over de werkzaamheden die gedurende de praktijkopleiding zijn verricht. Artikel 55 bepaalt dat de periodieke rapportages bestaan uit semesterverslagen.

Artikel 56 gaat nader in op het semesterverslag, waarvan een trainee er per semester één opstelt. In een semesterverslag beschrijft de trainee de verrichte werkzaamheden en zijn ervaringen. Verder legt de trainee in het semesterverslag een verband tussen de werkzaamheden en het jaarplan en tussen de werkzaamheden en de onderdelen van de theoretische opleiding.

In artikel 57 is bepaald dat de trainee tezamen met een semesterverslag tevens een essay indient. Dit geldt echter niet voor het eerste semester. Een essay bevat een beschrijving van een beroepssituatie die zich gedurende het beschreven semester heeft voorgedaan.

Na afloop van het zesde semester wordt een bijzonder essay opgesteld. Dit essay bevat naast de beschrijving van een beroepssituatie, tevens een recapitulatie van de gehele praktijkopleiding. De recapitulatie bevat een beschrijving van ervaringen van de trainee in de vorm van een weergave van zijn persoonlijke en vaktechnische ontwikkeling tot het niveau van beginnend beroepsbeoefenaar.

Het eerste lid van artikel 58 koppelt de start van een nieuw semester, aan de inleverdatum van het semesterverslag: Als uitgangspunt vangt een nieuw semester aan op de eerste dag van een kalendermaand. Een semester kan echter niet starten voordat het semesterverslag met betrekking tot het voorgaande semester is ingeleverd. De startdatum van een nieuw semester schuift op met de termijn waarmee de inleverdatum is overschreden (zes weken na afloop van het semester). Het tweede lid bevat een bijzondere bepaling op basis waarvan een semester kan vervallen in het geval een semesterverslag niet of niet tijdig wordt ingeleverd. Een semester vervalt in ieder geval als het semesterverslag niet is ingeleverd binnen zes maanden na afloop van het semester waarop het semesterverslag betrekking heeft. Dit geldt alleen als de overschrijding van laatstgenoemde termijn is te wijten aan de trainee.

Artikel 59 tot en met 61

De stappen gedurende de praktijkopleiding van een RA-trainee worden gemarkeerd door de indiening van jaarplannen, semesterverslagen en essays. In bijzondere gevallen, wordt een trainee toegelaten tot het examen zonder dat de praktijkopleiding nominaal volledig is doorlopen.

Dat is het geval als een trainee de praktijkopleiding AA al heeft afgerond.

Als een trainee niet langer dan vier jaar eerder de praktijkopleiding AA heeft afgerond in de Brede MKB-variant, dan hoeft deze trainee nog slechts de laatste twee jaar van de praktijkopleiding RA af te ronden. Technisch is dat vormgegeven door in artikel 59 te bepalen dat de trainee geen jaarplannen en semesterverslagen hoeft in te dienen met betrekking tot het eerste jaar van de praktijkopleiding RA. Ook de indiening van het essay behorend bij het eerste jaar van de praktijkopleiding RA kan achterwege blijven.

Als een trainee niet langer dan vier jaar eerder de praktijkopleiding AA heeft afgerond in de MKB-controlevariant, hoeft deze trainee nog slechts het laatste jaar van de praktijkopleiding RA af te ronden. Technisch is dat vormgegeven door in artikel 60 te bepalen dat de trainee geen jaarplannen en semesterverslagen hoeft in te dienen met betrekking tot de eerste twee jaren van de praktijkopleiding RA. Ook de indiening van de essays behorend bij de eerste twee jaren van de praktijkopleiding RA kan achterwege blijven.

In het geval een AA-trainee het eerste of tweede praktijkopleidingsjaar van de praktijkopleiding AA heeft afgerond, kan hij worden toegelaten tot de praktijkopleiding RA. In dergelijke situaties wordt per geval beoordeeld aan welke aanvullende voorwaarden moet worden voldaan en in welk praktijkopleidingsjaar van de praktijkopleiding RA de desbetreffende trainee ‘instroomt’. Dit is zo bepaald in artikel 61.

Artikel 62 en 63

Deze artikelen bevatten bijzondere bepalingen over een examinator. Evenals voor praktijkbegeleiders en beoordelaars, is bepaald dat een examinator voldoet aan een door het bestuur opgesteld competentieprofiel. Net als bij praktijkbegeleiders en beoordelaars is in het overgangsrecht bepaald dat deze voorwaarde niet geldt voor examinatoren die voor 1 januari 2014 zijn benoemd. Het vierde lid beschrijft de situatie(s) waarin een persoon niet op kan treden als examinator.

In artikel 63 is tot uitdrukking gebracht dat de benoeming van een examinator niet alleen eindigt na het verloop van de benoemingstermijn, maar ook op zijn verzoek of in het geval een aan de examinator opgelegde tuchtrechtelijke maatregel onherroepelijk is geworden.

Artikel 64 tot en met 67

Als onderdeel van de praktijkopleiding RA is vereist dat een trainee een afstudeerscriptie opstelt. De trainee wordt daarbij begeleid door de persoon die tevens optreedt als eerste examinator.

Het onderwerp en de opzet van een afstudeerscriptie behoeven de goedkeuring van het bestuur. Evenals bij het mondeling examen, kan het bestuur bij de opzet van de afstudeerscriptie een waarnemer betrekken. De waarnemer kan adviseren over (de aanpassing van) het onderwerp en de opzet van de afstudeerscriptie.

In artikel 66 zijn de kwalitatieve en kwantitatieve eisen opgenomen die aan een afstudeerscriptie worden gesteld. In hoofdzaak gaat het erom dat uit de afstudeerscriptie blijkt dat de trainee de theoretische kennis in de praktijk toe kan passen op het niveau van een beginnend beroepsbeoefenaar. In artikel 67 is bepaald dat de afstudeerscriptie wordt beoordeeld door degenen die tevens optreden als examinator bij het mondeling examen.

Artikel 68

In de verordening is in artikel 22 een bepaling opgenomen op grond waarvan een persoon die voldoende beroepswerkzaamheden heeft verricht, zonder de praktijkopleiding RA volledig (nominaal) te doorlopen, wordt toegelaten tot het examen ter afronding van de praktijkopleiding.

In artikel 68 wordt nader omschreven wat onder de beroepswerkzaamheden wordt verstaan.

Artikel 69

In artikel 69 is vastgelegd dat de verdediging van de afstudeerscriptie onderdeel uitmaakt van het mondeling examen ter afronding van de praktijkopleiding RA.

Artikel 70

Een mondeling examen ter afronding van de praktijkopleiding RA vindt plaats op verzoek. Een dergelijk verzoek kan pas worden ingediend nadat de afstudeerscriptie door de twee examinatoren voldoende is beoordeeld. Het mondeling examen vindt op zijn vroegst vier weken na indiening van het verzoek plaats. Deze bepaling is nieuw voor de praktijkopleiding RA. Bij wijze van overgangsregeling is bepaald dat deze regeling geldt voor examens die na 1 juli 2014 worden afgenomen.

Artikel 71

Zoals hiervoor ook is beschreven, worden de stappen gedurende de praktijkopleiding van een RA-trainee gemarkeerd door de indiening van jaarplannen, semesterverslagen en essays. Daar wordt ten slotte nog de indiening van een afstudeerscriptie aan toegevoegd. Dit betekent tevens dat toelating tot het mondeling examen ook pas mogelijk is nadat deze documenten zijn opgesteld en zo nodig zijn voorzien van de vereiste goedkeuring. Met andere woorden: toelating tot het mondeling examen kan alleen plaatsvinden als het portfolio van de trainee compleet is. Daarnaast is het natuurlijk van belang dat de trainee de getuigschriften van het theoretisch deel van de opleiding tot accountant ter beschikking heeft en dat hij heeft deelgenomen aan de cursussen die gedurende zijn praktijkopleiding verplicht zijn gesteld. Daarnaast is vereist dat de examinator en de tweede examinator akkoord gaan met toelating van de trainee tot het mondeling examen. Dit is zo tot uitdrukking gebracht in het eerste en tweede lid van artikel 71. Het derde en vierde lid bevatten bijzondere bepalingen over de voltooiing van een portfolio in het geval een trainee (gedeeltelijk) is ontslagen van de verplichting om de praktijkopleiding RA voor de nominale duur te doorlopen.

Artikel 72

In dit artikel is vastgelegd dat het mondeling examen in ieder geval wordt afgenomen door twee examinatoren. Twee examinatoren kunnen hoogstens vier keer per jaar in dezelfde samenstelling mondelinge examens afnemen. Het mondeling examen ter afsluiting van de praktijkopleiding RA duurt ten minste een uur en ten hoogste anderhalf uur.

Artikel 73

Aan het mondeling examen kennen de examinatoren een cijfer toe. De trainee is geslaagd voor het mondeling examen, en daarmee tevens voor het examen ter afronding van de praktijkopleiding, als voor het mondeling examen ten minste een 6,0 is behaald.

In het geval de examinatoren niet tot een gezamenlijk oordeel kunnen komen, geeft het oordeel van de tweede examinator de doorslag.

De examinatoren stellen de trainee direct op de hoogte van het cijfer dat aan het mondeling examen is toegekend. Het bestuur bevestigt dit cijfer schriftelijk binnen drie weken na afloop van het mondeling examen. Deze bepaling is nieuw voor de praktijkopleiding RA. Bij wijze van overgangsregeling is bepaald dat deze regeling geldt voor examens die na 1 juli 2014 worden afgenomen.

Overige bepalingen

Artikel 74 tot en met 76

In de artikelen 74 tot en met 76 is het overgangsrecht opgenomen.

Op dit moment kennen de praktijkopleiding AA en RA verschillende termijnen voor bijvoorbeeld de indiening van periodieke rapportages. Die termijnen worden geharmoniseerd met deze nadere voorschriften. Om de trainees een zekere gewenningsperiode te gunnen, worden deze termijnen pas vanaf 1 januari 2015 gehanteerd. Dit is zo bepaald in artikel 74. Tot die tijd worden de termijnen gehanteerd zoals die voor de inwerkingtreding van deze nadere voorschriften worden gehanteerd.

Het overgangsrecht dat in artikel 75 is opgenomen, is toegelicht bij de artikelen van deze nadere voorschriften waarop dit overgangsrecht betrekking heeft (de artikelen 4 en 16).

Het overgangsrecht dat in artikel 76 is opgenomen, is toegelicht bij de artikelen van deze nadere voorschriften waarop dit overgangsrecht betrekking heeft (de artikelen 15, 16, 18, 20 en 62).

Artikel 77

Dit artikel bevat het moment waarop deze nadere voorschriften in werking treden en de citeertitel.

Naar boven