Regeling van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 31 maart 2014, houdende wijziging van de Verlofregeling TBS in verband met de mogelijkheid van verlof voor ter beschikking gestelden die geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 53, achtste lid, en 54, vijfde lid, van het Reglement verpleging ter beschikking gestelden;

Besluit:

ARTIKEL I

De Verlofregeling TBS wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 2 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid, onder a, wordt ‘die geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft’ vervangen door: zonder rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

b. Aan het zesde lid, onder a, wordt, onder vervanging van de punt komma door een komma, toegevoegd: tenzij begeleid verlof naar het oordeel van de Minister noodzakelijk is ten behoeve van het vertrek uit Nederland.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

a. In het eerste lid wordt na ‘verlofaanvraag’ toegevoegd: , waaronder begrepen de evaluatie van een verlof,

b. Het tweede lid komt te luiden: In afwijking van het eerste lid, wordt de aanvraag voor een machtiging incidenteel verlof en de aanvraag voor een machtiging eenmalig begeleid verlof uitgezonderd van advisering door het AVt.

c. Aan artikel 6, wordt onder vernummering van het derde en vierde lid tot het vierde en vijfde lid, een nieuw derde lid toegevoegd, luidende: In afwijking van het eerste lid, is advisering door het AVt niet verplicht voor de aanvraag voor een machtiging begeleid verlof voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

TOELICHTING

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Met de wijziging van artikel 2, zesde lid, onder a, is beoogd vrije beslisruimte te creëren voor de Minister teneinde begeleid verlof mogelijk te maken voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000. Het gaat dan om de gevallen dat begeleid verlof door hem noodzakelijk wordt geacht om de terugkeer naar het land van herkomst of een ander land aanzienlijk te bespoedigen. Hiervan kan sprake zijn als de mogelijkheid van begeleid verlof plaatsing in een ‘passende voorziening’ in het land van herkomst of een ander land eerder mogelijk maakt. Door middel van deze wijziging kan effectiever uitvoering worden gegeven aan het uitzetten van criminele vreemdelingen, een doelstelling die in het regeerakkoord van het kabinet Rutte II is vastgelegd.

Voor toekenning van de verlofmachtiging is tenminste vereist dat de ter beschikking gestelde vreemdeling uitzetbaar is en medewerking aan zijn vertrek uit Nederland verleent. Een en ander moet blijken uit een schriftelijke verklaring van de Dienst Terugkeer en Vertrek.

Onderdeel B

Met de wijziging van artikel 6, eerste en tweede lid, is een verbetering van de opbouw van het artikel beoogd. In het eerste lid is de evaluatie van het verlof opgenomen als zijnde een verlofaanvraag, nu daarvoor gelijke eisen gelden. In het tweede lid zijn de uitzonderingen op de advisering door het Adviescollege Verloftoetsing tbs (AVt) opgenomen.

Met het nieuwe derde lid van artikel 6, wordt advisering door het AVt niet verplicht gesteld voor de aanvraag voor een machtiging begeleid verlof voor vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf als bedoeld in artikel 2, zesde lid, onder a. De reden hiervoor is gelegen in het aan dit verlof ten grondslag liggende doel, te weten het bevorderen van het vertrek van vreemdelingen zonder rechtmatig verblijf uit Nederland. De beoordeling of de afgifte van een verlofmachtiging noodzakelijk is ten behoeve van het vertrek uit Nederland is voorbehouden aan de Minister of de Staatssecretaris. Deze bevoegdheid wordt niet gemandateerd naar ambtelijk niveau. Wanneer de Minister of Staatssecretaris verlof niet noodzakelijk acht met het oog op het vertrek uit Nederland en reeds om die reden geen gebruik zal maken van zijn discretionaire bevoegdheid om ten behoeve van die vreemdeling een uitzondering te maken en een verlofmachtiging af te geven, bestaat er geen aanleiding om het AVt om advies te vragen. De desbetreffende aanvraag zal dan immers reeds worden afgewezen om redenen die geheel los staan van enig inhoudelijk advies van het AVt.

Advisering door het AVt vindt wel plaats in geval de Minister of de Staatssecretaris overweegt om met toepassing van zijn discretionaire bevoegdheid een machtiging begeleid verlof voor vreemdelingen als bedoeld in artikel 2, zesde lid, onder a, af te geven om zodoende een behandelinhoudelijke toets van het bedoelde begeleid verlof in het licht van het belang van de maatschappelijke veiligheid plaats te laten vinden.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven.

Naar boven