Staatscourant van het Koninkrijk der Nederlanden
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Commissariaat voor de Media | Staatscourant 2013, 8841 | beleidsregel |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Jaargang en nummer | Rubriek | Datum ondertekening |
---|---|---|---|---|
Commissariaat voor de Media | Staatscourant 2013, 8841 | beleidsregel |
Het Commissariaat voor de Media,
Gelet op de artikelen 2.115 tot en met 2.117, 2.119 tot en met 2.123, 3.20 tot en met 3.25, 7.11 en 7.12 van de Mediawet 2008 en de artikelen 14b, 15 en 17 van het Mediabesluit 2008;
Gelet op de artikel 4:81 en 5:16 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit:
De Beleidsregels Programmaquota worden gewijzigd als volgt:
A
Paragraaf IV Rapportage wordt gewijzigd als volgt:
B
Artikel 17 komt te luiden:
1. De NPO brengt eenmaal per jaar voor 1 april over het voorafgaande jaar verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, 2.116, 2.119 tot en met 2.123 van de Mediawet 2008 en de artikelen 14b en 15 van het Mediabesluit 2008, op de televisieprogrammakanalen met uitzondering van de themakanalen van de NPO.
2. De NPO brengt eenmaal per jaar voor 1 april over het voorafgaande jaar verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, 2.116, 2.119 tot en met 2.123 van de Mediawet 2008 en de artikelen 14b en 15 van het Mediabesluit 2008, op de themakanalen.
3. De regionale publieke media-instellingen brengen eenmaal per twee jaar voor 1 april over de voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 2.115, 2.117, 2.119 tot en met 2.122 van de Mediawet 2008 op de televisieprogrammakanalen.
4. De commerciële media-instellingen met televisieprogrammakanalen met een technisch bereik gelijk aan of groter dan 75% van de Nederlandse huishoudens of een landelijk marktaandeel gelijk aan of groter dan 0,3% in ten minste één Europese lidstaat brengen eenmaal per twee jaar voor 1 april over de twee voorafgaande jaren verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 3.20 tot en met 3.25 van de Mediawet 2008 en artikel 17 van het Mediabesluit 2008.
5. De commerciële media-instellingen met televisieprogrammakanalen met een technisch bereik kleiner dan 75% van de Nederlandse huishoudens en een landelijk marktaandeel kleiner dan 0,3% brengen op verzoek van het Commissariaat verslag uit aan het Commissariaat over de naleving van de artikelen 3.20 tot en met 3.25 van de Mediawet 2008.
C
Artikel 18 komt te luiden:
De verslagen bedoeld in artikel 17, eerste lid, bevatten gegevens zowel in absolute zin als procentueel per televisieprogrammakanaal en voor de publieke landelijke media-instellingen als geheel, met uitzondering van de themakanalen, over de volgende onderwerpen:
a. totale duur van het programma-aanbod;
b. de voor berekening in aanmerking te nemen duur van het programma-aanbod, als bedoeld in artikel 6, eerste lid;
c. het percentage Europese producties;
d. het percentage Europese onafhankelijke producties;
e. het percentage recente producties;
f. het percentage oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige producties;
g. het percentage ondertiteling;
h. in opdracht geproduceerde producties bij Nederlandse onafhankelijke producenten;
i. coproducties met Nederlandse onafhankelijke producenten;
j. aankoop Europees onafhankelijk product, waarbij de producent is gevestigd buiten Nederland;
k. coproducties met Europese onafhankelijke producenten gevestigd buiten Nederland;
l. eigen producties;
m. overige producties;
n. herhalingen;
o. een statistisch overzicht van de mate waarin door de verschillende televisieprogrammakanalen aan de verplichtingen is voldaan;
p. per verzorgde productie moet in ieder geval worden aangegeven of
(1) de productie meetelt voor de berekening van de in aanmerking te nemen duur van het programma-aanbod als bedoeld in artikel 9 van deze regeling,
(2) taal,
(3) land van herkomst,
(4) productiejaar,
(5) naam van de producent,
(6) indien het een oorspronkelijk Nederlandstalig productie betreft of de productie is ondertiteld, en
(7) indien het een oorspronkelijk Nederlandstalig productie betreft die niet is ondertiteld of de productie in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan acht jaar.
D
Artikel 19 komt te luiden:
1. De verslagen bedoeld in artikel 17 tweede tot en met vijfde lid, bevatten gegevens op basis van een steekproef van een week, per kwartaal voor elk rapportagejaar.
2. In de verslagen bedoeld in artikel 17, tweede tot en met vijfde lid, van deze regeling wordt per verspreide productie aangegeven:
a. datum en tijdstip van verspreiding;
b. naam van de productie;
c. duur van de productie;
d. of de productie meetelt voor de berekening van de in aanmerking te nemen duur van het programma-aanbod als bedoeld in artikel 6 van deze regeling;
e. of het een Europese productie betreft;
f. land van herkomst;
g. of het een onafhankelijke Europese productie betreft;
h. naam van de producent;
i. naam van de distributeur;
j. of het een recente Europese productie betreft;
k. productiejaar;
l. of het een oorspronkelijk Nederlands- of Friestalige productie betreft;
m. of de productie is voorzien van een voice-over, dan wel Nederlands is ingesproken;
n. indien het een oorspronkelijk Nederlandstalige productie betreft of deze is ondertiteld.
o. indien het een oorspronkelijk Nederlandstalige productie betreft die niet is ondertiteld of de productie in het bijzonder bestemd is voor kinderen jonger dan 8 jaar.
3. De media-instellingen rapporteren op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze.
4. Het Commissariaat kan een media-instelling toestaan op andere wijze dan genoemd in het tweede lid te rapporteren.
5. Het Commissariaat bepaalt welke weken dienen als steekproef als bedoeld in het eerste lid van dit artikel. Het Commissariaat deelt dit in de loop van het desbetreffende kalenderjaar mee.
6. Het tweede lid, onder n en o is niet van toepassing op de regionale publieke media-instellingen en niet op commerciële media-instellingen met televisieprogrammakanalen met een technisch bereik kleiner dan 75% van de Nederlandse huishoudens.
Deze wijziging wordt bekendgemaakt door kennisgeving daarvan in de Staatscourant en op de internetsite van het Commissariaat (www.cvdm.nl).
Commissariaat voor de media, M. de Cock Buning, commissaris.
E. Eljon, commissaris.
Vooruitlopend op een algehele wijziging van de Beleidsregels programmaquota uit 2007 wordt middels de wijziging van de artikelen 17 tot en met 19 waarin de rapportage van de quotaverplichtingen is geregeld, alvast een lastenverlichting ingevoerd voor een aantal media-instellingen.
In opdracht van de Europese Commissie wordt tweejaarlijks onderzocht hoe de verschillende lidstaten uitvoering geven aan de quotaverplichtingen voor lineaire mediadiensten. De Europese Commissie heeft op 23 augustus 2011 een ontheffingsmogelijkheid geïntroduceerd van de rapportageverplichting over de Europese quotaverplichtingen, de zogenoemde ‘tolerance treshold’. Ten einde een lastenverlichting bij de mediadiensten met een relatief klein bereik te bewerkstelligen, is in deze wijziging bepaald wanneer er sprake is van een relatief klein bereik.
Om de lastenvermindering voor de media-instellingen op effectieve wijze te kunnen realiseren is de rapportageverplichting voor de verschillende quota zo veel mogelijk op overeenkomstige wijze ingericht. Differentiatie in het beleid tussen de verschillende programmaquota wordt niet wenselijk geacht. Het bereik van een televisieprogrammakanaal is een werkbaar en legitiem criterium om een selectie te maken tussen televisieprogrammakanalen waar meer of minder intensief toezicht op wordt gehouden. Door de huidige drempel die bestaat voor het bepalen van de ondertitelingverplichting, te weten het technisch bereik (≥ 75% van alle huishoudens) in Nederland, te combineren met de door de Europese Commissie ingestelde drempel (tolerance treshold) te weten een landelijk marktaandeel in ten minste een van de Europese lidstaten (≥ 0,3% kijktijdaandeel), kan het onderscheid worden gemaakt tussen televisieprogrammakanalen met een relatief gering bereik en televisieprogrammakanalen met een groot bereik, ongeacht het uitzendgebied.
Een media-instelling rapporteert periodiek aan het Commissariaat over de naleving van de programmaquota. Deze vorm van toezicht is een voortzetting van het huidige beleid en van toepassing op:
• Landelijke publieke televisieprogrammakanalen (rapportagefrequentie: jaarlijks);
• Regionale publieke televisieprogrammakanalen (rapportagefrequentie: tweejaarlijks);
• Commerciële televisieprogrammakanalen met een technisch bereik in Nederland van ≥ 75% of een landelijk marktaandeel van ≥ 0,3% (rapportagefrequentie: tweejaarlijks).
Op basis van gegevens over het jaar 2011 is vastgesteld dat bij toepassing van bovenstaande criteria, naast de 31 landelijke en regionale televisieprogrammakanalen, slechts 17 commerciële televisieprogrammakanalen boven de drempel van een technisch bereik van ≥ 75% of een marktaandeel van ≥ 0,3% vallen. Dat betekent dat 185 televisieprogrammakanalen niet meer periodiek hoeven te rapporteren aan het Commissariaat.
Naast het periodieke toezicht wordt een nieuwe vorm geïntroduceerd, het zogenaamde steekproefsgewijze toezicht. Dit houdt in dat het Commissariaat een select (bijv. op basis van een risico-analyse) of aselect gekozen aantal media-instellingen verzoekt te rapporteren over de naleving van de programmaquota. Deze vorm van toezicht is van toepassing op 185 van de in totaal 202 commerciële televisieprogrammakanalen. Vanaf het rapportagejaar 2011 hoeven deze kanalen niet periodiek te rapporteren omdat zij een technisch bereik in Nederland van < 75% en een landelijk marktaandeel van < 0,3% hebben. De rapportage aan het Commissariaat vindt hier zoals gezegd op verzoek plaats.
Het steekproefsgewijze toezicht laat de quotaverplichting onverlet. Voor de televisieprogrammakanalen die onder het steekproefsgewijze toezicht vallen betekent de bovengenoemde beleidswijziging geen periodieke maar incidentele verantwoording over de naleving van de quotaverplichtingen. Ook de media-instellingen die met het steekproefsgewijze toezicht te maken krijgen, dienen vanzelfsprekend te voldoen aan hun quotaverplichtingen.
Om ervoor te zorgen dat het Commissariaat een goed overzicht heeft van de naleving van de regels inzake de verschillende quota is er voor gekozen de NPO eenmaal per jaar te laten rapporteren. De NPO rapporteert over de televisieprogrammakanalen met uitzondering van de themakanalen (voorheen neventaakprogramma’s) over de totale zendtijd in een jaar. Ten aanzien van de themakanalen rapporteert de NPO op basis van een steekproef van vier weken (een week per kwartaal). Dit is geen inhoudelijke maar uitsluitend een terminologische wijziging ten opzichte van de vorige beleidsregel. De regionale publieke media-instellingen en de commerciële media-instellingen met televisieprogrammakanalen met een technisch bereik in Nederland gelijk aan of groter dan 75% of een landelijk marktaandeel gelijk aan of groter dan 0,3% in ten minste een Europese lidstaat rapporteren tweejaarlijks op basis van een steekproef van vier weken (een week per kwartaal). De commerciële media-instellingen met televisieprogrammakanalen met een technisch bereik kleiner dan 75% van de Nederlandse huishoudens en een landelijk marktaandeel kleiner dan 0,3% rapporteren op verzoek van het Commissariaat. Dit verzoek tot rapporteren wordt voor de aanvang van de eerste steekproefweek aan de betreffende media-instellingen bekend gemaakt. In dit verzoek wordt kenbaar gemaakt op welke weken de steekproef betrekking heeft.
In artikel 18 van deze regeling is vastgelegd over welke gegevens de NPO dient te rapporteren ten aanzien van de televisieprogrammakanalen met uitzondering van de themakanalen.
In artikel 19 van deze regeling is vastgelegd over welke gegevens de NPO ten aanzien van de themakanalen, de commerciële media-instellingen en de regionale publieke media-instellingen dienen te rapporteren. Met betrekking tot de wijze waarop dient te worden gerapporteerd heeft het Commissariaat een spreadsheet ontwikkeld dat door de media-instellingen dient te worden ingevuld. Indien de media-instelling niet op de door het Commissariaat voorgeschreven wijze rapporteert en daarmee onvolledige of onvoldoende informatie verstrekt, kan het Commissariaat een bestuurlijke boete opleggen wegens overtreding van artikel 5:20 van de Algemene wet bestuursrecht.
De naam van de distributeur (eerste lid, sub i) wordt alleen in het verslag vermeld indien de naam van de producent onbekend is en is voldaan aan artikel 3, derde lid, van deze regeling.
Met betrekking tot artikel 19, vierde lid merkt het Commissariaat het volgende op. Er kunnen omstandigheden zijn waardoor het voor een commerciële media-instelling niet mogelijk is om op de in het tweede lid genoemde wijze te rapporteren. Het programma-aanbod van muziekzenders bijvoorbeeld bestaat grotendeels uit non-stop clips. Het ligt in dat geval voor de hand dat er op clipniveau wordt gerapporteerd over de uitgezonden percentages Europees, onafhankelijk en recente producties. In die gevallen dat er duidelijk sprake is van een programma, bijvoorbeeld een programma dat is opgebouwd uit clips, zoals een hitlijst, dienen de gegevens te worden verstrekt over het programma als geheel.
Teneinde een effectieve administratieve lastenvermindering voor commerciële media-instellingen met relatief gering bereik te bewerkstelligen, is gekozen voor steekproefsgewijs toezicht. Dit houdt in dat de periodieke verantwoording voor deze groep commerciële media-instellingen komt te vervallen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/stcrt-2013-8841.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.