Omzetbelasting. Kleine ondernemersregeling

Besluit van 26 maart 2013

Nr. BLKB/2013/400M

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Dit besluit bevat een goedkeuring waardoor de inspecteur aan het verzoek van een startende (kleine) ondernemer om ontheffing van administratieve verplichtingen terugwerkende kracht kan verlenen tot de dag waarop het verzoek is ingediend (§7.1). Daarnaast bevat dit besluit een goedkeuring voor commissarissen en niet-uitvoerende bestuurders (§7.2)

1. Inleiding

De zogenoemde kleine ondernemersregeling houdt in dat een ondernemer, die in een kalenderjaar minder dan € 1.883 btw verschuldigd is, in aanmerking komt voor een vermindering van btw (artikel 25 van de Wet op de omzetbelasting 1968).

1.1 Gebruikte begrippen en afkortingen

AWR

Algemene wet inzake rijksbelastingen

wet

Wet op de omzetbelasting 1968

besluit

Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968

beschikking

Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968

btw

omzetbelasting

btw-richtlijn

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PbEU L 347 van 11 december 2006)

regeling

Kleine ondernemersregeling (artikel 25 van de wet)

2. Voor wie geldt de regeling?

De regeling geldt alleen voor natuurlijke personen. Rechtspersonen (BV’s, NV’s, verenigingen, stichtingen enz.), niet-rechtspersoonlijkheid bezittende verenigingen en doelvermogens zijn dus van de regeling uitgesloten. Onder natuurlijke personen wordt ook verstaan een maatschap, een vennootschap onder firma, een commanditaire vennootschap (mits niet op aandelen) en soortgelijke samenwerkingsverbanden tussen natuurlijke personen.

De regeling geldt per ondernemer. Wanneer een ondernemer verschillende bedrijven uitoefent worden die bedrijven voor de toepassing van de regeling bij elkaar genomen.

De Nederlandse wetgeving sluit toepassing van de regeling uit als een ondernemer niet in Nederland is gevestigd en daar ook geen vaste inrichting heeft.

3. Grondslag voor het berekenen van de vermindering

3.1 Teruggaaf van btw

De vermindering is afhankelijk van de in een kalenderjaar verschuldigde btw, na aftrek van de voorbelasting. Na afloop van een kalenderjaar nageheven of teruggegeven btw moet worden toegerekend aan het jaar waarop deze btw betrekking heeft. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat in de volgende gevallen terug ontvangen of bijbetaalde bedragen worden verwerkt in het jaar van teruggaaf of bijbetaling:

  • de teruggaaf van btw vanwege oninbare vorderingen (artikel 29 van de wet);

  • de teruggaaf of bijbetaling van btw als gevolg van een wettelijke bepaling (bijvoorbeeld artikel 16 van het besluit).

Van een eenmaal gemaakte keuze kan niet worden afgeweken.

3.2 Bepalen bedrag voorbelasting

Het bedrag van de voorbelasting wordt bepaald aan de hand van de aan de ondernemer uitgereikte facturen. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed, dat de ondernemer die gebruik maakt van de regeling, de voorbelasting bepaalt aan de hand van de door hem verrichte betalingen. De ondernemer die ervoor kiest om geen gebruik (meer) te maken van deze goedkeuring maakt deze keuze voor een periode van tenminste vijf jaren. Na het verstrijken van een periode van vijf jaren kan de ondernemer opnieuw een beroep doen op deze goedkeuring.

4. Voorlopige vermindering

4.1 Schatting

De ondernemer kan per belastingtijdvak van het jaar waarover hij gebruik maakt van de regeling een voorlopige vermindering op de verschuldigde btw toepassen (artikel 24, eerste lid, van de beschikking). Hij moet dan vóór de eerste aangifte van een jaar een schatting maken van de btw die hij in dat jaar verschuldigd zal worden. Bij deze schatting moet rekening worden gehouden met de gegevens over het eerste belastingtijdvak. Op basis van deze schatting past de ondernemer per belastingtijdvak van een kwartaal een vermindering van btw toe. Als de schatting op redelijke wijze heeft plaatsgevonden, hoeft zij in de loop van het jaar niet te worden herzien.

4.2 Sterk wisselende omzet

Als het bedrag van de voorlopige vermindering hoger is dan de in een tijdvak verschuldigde btw, komt het verschil niet voor teruggaaf in aanmerking. Bij ondernemers met een sterk wisselende omzet in de verschillende tijdvakken van het jaar kan dit ertoe leiden, dat de voorlopige vermindering belangrijk achterblijft bij het bedrag van de vermindering waarop over het gehele jaar gemeten aanspraak bestaat (bijvoorbeeld seizoenbedrijven). Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de inspecteur een bij het omzetverloop aangepaste voorlopige vermindering toestaat indien de aard van het bedrijf daartoe aanleiding geeft.

4.3 Maandaangifte

In gevallen waarin de btw wordt voldaan over een maand worden de bedragen van de voorlopige vermindering (zoals vermeld in artikel 24, tweede lid, van de beschikking) naar rato verlaagd.

4.4 Geen voorlopige vermindering

Als de ondernemer geen voorlopige vermindering heeft toegepast en na afloop van het jaar blijkt dat de regeling van toepassing is, kan hij een verzoek om teruggaaf doen. De ondernemer verwerkt dat verzoek in zijn aangifte over het laatste belastingtijdvak van dat jaar. Als dat niet meer mogelijk is, kan hij op de gebruikelijke wijze om teruggaaf verzoeken. Het terug te ontvangen bedrag telt niet mee bij de bepaling van de in het nieuwe jaar verschuldigde btw voor de toepassing van de regeling.

5. Afwijkend boekjaar

De regeling is van toepassing per kalenderjaar. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat de ondernemer die een boekjaar voert dat afwijkt van het kalenderjaar voor de toepassing van de regeling kan uitgaan van dat boekjaar.

6. Afwijkingen administratieve verplichtingen

De ondernemer die gebruik maakt van de regeling moet voldoen aan de administratieve verplichtingen (artikelen 34 en 35 van de wet). De inspecteur kan afwijkingen van de administratieve verplichtingen toestaan (artikel 31, zevende lid, van de beschikking). In een voorkomend geval legt de inspecteur geen naheffingsaanslag op wegens het vervallen van de vermindering van btw op de enkele grond, dat de ondernemer die afwijkingen al vóór de toestemming toepaste.

7. Ontheffing van administratieve verplichtingen

7.1 Moment van ingaan ontheffing

In bepaalde gevallen kan de ondernemer voor de btw ontheven worden van zijn administratieve verplichtingen die voortvloeien uit het belaste ondernemerschap (artikel 25, derde lid, van de wet). Een ondernemer die in aanmerking komt voor ontheffing van de administratieve verplichtingen, moet bij de inspecteur een verzoek indienen. Als de inspecteur het verzoek inwilligt, gaat de ontheffing in met ingang van 1 januari van het jaar dat volgt op het jaar waarin het verzoek is ingediend (artikel 25 van de beschikking). Dit betekent dat de ondernemer tot aan dat tijdstip nog moet voldoen aan de administratieve verplichtingen voor de btw. Om de administratieve lasten voor startende (kleine) ondernemers te verminderen keur ik vooruitlopend op wijziging van artikel 25, tweede lid, van de beschikking het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende voorwaarden goed dat de inspecteur, in zoverre in afwijking van artikel 25, tweede lid, van de beschikking, aan het verzoek om ontheffing van administratieve verplichtingen terugwerkende kracht kan verlenen tot de dag waarop het verzoek is ingediend. Ik verbind hieraan de volgende voorwaarden.

Voorwaarden

  • de ondernemer maakt aannemelijk dat hij na toepassing van artikel 25, eerste lid, van de wet over het jaar waarin het verzoek wordt ingediend geen btw hoeft te voldoen;

  • de ondernemer heeft over het jaar waarin het verzoek wordt ingediend geen melding gemaakt van btw op de door hem uitgereikte facturen;

  • de ondernemer maakt over het jaar waarin het verzoek wordt ingediend geen aanspraak op teruggaaf van btw en heeft dat ook niet gedaan.

7.2 Commissarissen

Commissarissen hebben als lid van de raad van commissarissen een toezichthoudende en adviserende taak. Als een naamloze of besloten vennootschap het zogenoemde “one-tier board” besturingsmodel toepast vervult de niet-uitvoerende bestuurder de rol van toezichthouder. Deze werkzaamheden worden zelfstandig uitgevoerd. Per commissariaat of niet-uitvoerend bestuurderschap dient te worden bezien of sprake is van belastingplicht voor de btw.

Tot 1 januari 2013 konden commissarissen nog gebruik maken van een goedkeuring op basis waarvan heffing van btw achterwege bleef bij het vervullen van niet meer dan 4 commissariaten. Dit heeft er mogelijk toe geleid dat de betrokken ondernemers die na toepassing van artikel 25, eerste lid, van de wet, geen btw behoeven te voldoen niet al in 2012 een verzoek om ontheffing van administratieve verplichtingen hebben ingediend. Dat zou er toe leiden dat deze ondernemers, mede gelet op de goedkeuring opgenomen in paragraaf 7.1, gedurende een gedeelte van het jaar 2013 aan de administratieve verplichtingen voor de btw moeten voldoen. Ik acht dat onder de gegeven omstandigheden niet wenselijk. Daarom keur ik het volgende goed met toepassing van artikel 63 AWR.

Goedkeuring

Ik keur onder de volgende vier voorwaarden goed dat de inspecteur verzoeken om ontheffing van de administratieve verplichtingen inwilligt en terugwerkende kracht verleent tot 1 januari 2013.

Voorwaarden

  • a. Het betreft een commissaris of een niet-uitvoerende bestuurder, die met ingang van 1 januari 2013 in de heffing van btw wordt betrokken;

  • b. Het is aannemelijk dat de commissaris of niet-uitvoerende bestuurder na toepassing van artikel 25, eerste lid, van de wet geen btw hoeft te voldoen;

  • c. De commissaris of niet-uitvoerende bestuurder heeft met inbegrip van de ingangsdatum van de ontheffing geen melding gemaakt van btw op de door hem uitgereikte facturen;

  • d. Het verzoek is ingediend vóór 1 juli 2013.

7.3 Geen vermelding van btw

Als de ondernemer ontheffing van de administratieve verplichtingen heeft gekregen is hij niet verplicht facturen uit te reiken (artikel 25, derde lid van de wet). Reikt hij toch een factuur uit, dan mag hij daarop op geen enkele wijze melding maken van btw. De afnemer kan ter zake van de aan hem verrichte levering of verleende dienst geen btw in aftrek brengen. Vermeldt de ondernemer toch btw op door hem uitgereikte facturen, dan vervalt de ontheffing voor het jaar waarin die uitreiking geschiedt. De vermindering van btw wordt niet aan hem verleend. In voorkomende gevallen zal daardoor de verschuldigde btw moeten worden nageheven. Doordat voor het bewuste jaar de grondslag aan de ontheffing is komen te vervallen, zal de ondernemer voor de rest van dat jaar de gewone administratieve verplichtingen moeten vervullen. In volgende jaren kan de ontheffing weer toepassing vinden zonder dat een nieuw verzoek om ontheffing wordt gedaan en voor zover aan de daarvoor gestelde eisen wordt voldaan.

7.4 Bedrijfsmiddel

Het kan voorkomen dat een ondernemer, die ontheffing van administratieve verplichtingen heeft gekregen, goederen levert die hij als bedrijfsmiddel heeft gebruikt. Ik keur op grond van artikel 63 AWR het volgende goed.

Goedkeuring

Ik keur goed dat voldoening van btw achterwege blijft als een ondernemer, die ontheffing heeft gekregen, goederen levert die hij als bedrijfsmiddel heeft gebruikt. De ondernemer mag dan geen btw in rekening brengen. Deze goedkeuring geldt ook als door die levering de btw na toepassing van de regeling boven € 1.345 zou stijgen. De ontheffing van administratieve verplichtingen blijft dan in stand.

8. Ingetrokken regeling

Het volgende besluit is ingetrokken met ingang van de inwerkingtreding van dit besluit:

  • het besluit van 13 december 2012, nr. BLKB 2012/1629M.

9. Inwerkingtreding

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Dit besluit wordt in de Staatscourant gepubliceerd.

Den Haag, 26 maart 2013

De staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

Naar boven