Regeling van de Minister van Economische Zaken van 22 maart 2013, nr. WJZ / 13048486, tot uitvoering van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 (Regeling voorraadvorming aardolieproducten 2013)

De Minister van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 4, zesde lid, en 16, tweede en vierde lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

minister:

Minister van Economische Zaken;

beheerder:

degene die, zelf niet voorraadplichtig, ten behoeve van een vooraadplichtige een voorraad aardolieproducten beheert;

wet:

Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012.

Artikel 2

  • 1. De marktdeelnemer verstrekt ten behoeve van de berekening van de voorraadplicht, bedoeld in artikel 4, eerste lid, van de wet, de informatie als bedoeld in bijlage 1 aan de minister.

  • 2. De marktdeelnemer verstrekt de in het eerste lid bedoelde informatie voor 1 maart van het jaar dat volgt op het referentiejaar.

Artikel 3

  • 1. De ondernemer die voornemens is om ten behoeve van een voorraadplichtige op te treden als beheerder verstrekt de in bijlage 2 bedoelde informatie aan de minister.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde ondernemer verstrekt de in dat lid bedoelde informatie uiterlijk vier weken voor datum waarop de voorgenomen opslag plaatsvindt.

Artikel 4

  • 1. De voorraadplichtige en de beheerder verstrekken de in bijlage 2 bedoelde informatie aan de minister.

  • 2. De voorraadplichtige en de beheerder verstrekken de in het eerste lid bedoelde informatie uiterlijk op de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarop de opgave betrekking heeft.

Artikel 5

De voorraadplichtige en de beheerder verstrekken uiterlijk op 10 april 2013 de in bijlage 2 bedoelde informatie aan de minister voorzover deze gegevens betrekking hebben op de periode van 1 tot en met 30 april 2013.

Artikel 6

De voorraadplichtige of de beheerder, verstrekt voor zover van toepassing de in de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, 4, eerste lid, en 5 bedoelde informatie langs schriftelijke of elektronische weg op een door de minister vastgesteld formulier.

Artikel 7

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling voorraadvorming aardolieproducten 2013.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 22 maart 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

BIJLAGE 1: BIJLAGE ALS BEDOELD IN ARTIKEL 2, EERSTE LID, VAN DE REGELING VOORRAADVORMING AARDOLIEPRODUCTEN 2013

   

aangever:

   

Referentiejaar:

       

Verplichting voorraadjaar op basis van referentiejaardata

   

Benzine

Gasolie/Dieselolie

Kerosine

 

1

Uitslag met betaling van Accijns

       
 

Uitslag met vrijstelling van accijns:

       

2

Bunker luchtvaart: nationaal

       
 

internationaal

       
 

Totaal luchtvaart

       

3

Totaal (1 plus 2)

       
 

Drempel 100.000 ton

       

4

evenredig verdelen over de producten

       

5

Basis voorraadplicht (3 min 4)

       

6

Voorraadplicht 12% (12% van regel 5)

       

7

Overname gedeelte van de AFS verplichting

       

8

Totaal verplichting (regel 6 plus 7)

       
 

handtekening aangever

       
 

datum:

       

BIJLAGE 2, BEHORENDE BIJ ARTIKEL 3, EERSTE LID, ARTIKEL 4, EERSTE LID, EN 5 VAN DE REGELING VOORRAADVORMING AARDOLIEPRODUCTEN 2013

1.

Contactgegevens: de naam, het adres en de vestigingsplaats van de bij de overeenkomst tot overdracht of wijziging betrokken partijen.

2.

Periode: de geldigheidsduur van de overeenkomst.

3.

Onderverdeling product: de hoeveelheid, onderverdeeld in categorieën, van de aardolieproducten die onderdeel uitmaken van de voorgenomen overeenkomst.

3.

Productstatus: de mededeling of de aardolieproducten in een douane-entrepot berusten of dat de aardolieproducten in het vrij verkeer zijn gebracht.

4.

Aard voorraad: de mededeling of de aardolieproducten tot de veiligheidsvoorraad behoren of tot de speciale voorraad behoren.

5.

Voorraadplicht: de mededeling of de voorraad dient als invulling van de eigen voorraadplicht of als gereserveerde voorraad voor een voorraadplichtige, een andere staat dan Nederland dan wel van een onderdaan van die staat.

6.

Voorraadplicht: de mededeling of de voorraad wordt aangehouden voor een voorraadplichtige, een andere staat dan Nederland dan wel een onderdaan van die staat, die ook eigenaar is van de voorraad.

7.

Locatie: indien de aardolieproducten niet worden opgeslagen op de vestigingsplaats van de verkrijgende onderneming:

1º. De naam, het adres en de vestigingsplaats van degene die verantwoordelijk is voor de opslag van de over te dragen aardolieproducten en

2º. Het adres van de plaats waar de aardolieproducten worden opgeslagen.

TOELICHTING

I. Algemeen

Deze regeling geeft invulling aan de artikelen 4, zesde lid, en 16, tweede en vierde lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten 2012 (hierna: de wet). De wet regelt op welke manier Nederland vorm geeft aan zijn internationale verplichtingen tot het aanhouden van crisisvoorraden aardolie. Deze internationale verplichtingen zijn neergelegd in de artikelen 2 en 3 van de Overeenkomst inzake een Internationaal Energieprogramma (Trb. 1975, 47) en in Richtlijn (EU) nr. 2009/119/EG van de Raad van 14 september 2009 houdende verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden (PbEU 2009, L 265). De internationale regels eisen dat de deelnemende landen voldoen aan de voorraadverplichtingen, maar laten staten in grote mate vrij in de wijze waarop zij daar invulling aan geven. In Nederland geven de wet en het Besluit voorraadvorming aardolieproducten 2013 invulling aan deze voorraadverplichtingen. Deze regeling geeft in aanvulling hierop enkele uitvoeringsbepalingen die betrekking hebben op de gegevensverstrekking inzake de berekening van de voorraadplicht en de verantwoording van in voorraad aangehouden aardolieproducten.

II. Artikelen

Artikel 2

Artikel 2, eerste lid, identificeert de informatie die de voorraadplichtige moet verstrekken ten behoeve van de toepassing van artikel 5, tweede lid, van de wet. Op basis van deze gegevens is het mogelijk om de omvang van de voorraadplicht voor iedere voorraadplichtige te berekenen (de relatieve voorraadplicht).

Artikel 2, tweede lid, bepaalt dat de voorraadplichtige de in bijlage 1 bedoelde informatie verstrekt aan de minister voor 1 maart van het jaar dat volgt op het referentiejaar.

Artikel 3

Het kan voorkomen dat een voorraadplichtige de voorraad niet zelf in beheer heeft, maar dat de voorraad wel in Nederland voor hem wordt aangehouden. In dat geval kan de voorraadplichtige het beheer van de voorraad die hij in eigendom heeft, respectievelijk zijn voorraadplicht overdragen aan een andere ondernemer (overeenkomstig de artikelen 11 of 14 van de wet). Deze zogenaamde reserveringen in Nederland behoren altijd en daadwerkelijk ter beschikking te staan van de voorraadplichtige. Ten behoeve van de volledigheid en juistheid van de informatie bepaalt artikel 4 dat de ondernemer die het beheer van een voorraad aardolieproducten namens een voorraadplichtige wenst uit te voeren, uiterlijk vier weken voor de datum van de voorgenomen opslag de in bijlage 2 bedoelde informatie verstrekt aan de minister.

Artikel 4

Artikel 4, eerste lid, heeft betrekking op de zogenaamde maandopgave. De voorraadplichtige en de beheerder verstrekken de in bijlage 2 vermelde informatie uiterlijk op de laatste dag van de maand die voorafgaat aan de maand waarop de opgave betrekking heeft (artikel 4, tweede lid). Hierdoor kan de minister op basis van actuele informatie verifiëren dat de aardolieproducten daadwerkelijk ter beschikking staan van de voorraadplichtige in de betreffende periode.

Artikel 5

Met de inwerkingtreding van de wet vervalt de Uitvoeringsregeling voorraadvorming aardolieproducten 2001 van rechtswege per 1 april 2013. Hierdoor hoeven voorraadplichtigen geen maandopgave te doen van de aardolievoorraad over de periode van 1 tot en met 31 maart 2013.

Om te voorkomen dat door de inwerkingtreding van de wet geen maandopgaven worden verstrekt over de periode van 1 tot en met 30 april 2013, bepaalt dit artikel bij wijze van overgangsrecht dat de voorraadplichtige, en voorzover van toepassing de beheerder, over die periode een maandopgave verstrekken op uiterlijk 10 april 2013.

Artikel 6

Ingevolge Hoofdstuk 2 en Hoofdstuk 3 van de Dienstenwet stelt de minister een centraal loket beschikbaar ten behoeve van de gegevensuitwisseling, bedoeld in de artikelen 2, eerste lid, 3, eerste lid, 4, eerste lid, en 5. De voorraadplichtige en de beheerder maken daarbij voor zover van toepassing gebruik van het op het centraal loket beschikbaar gestelde elektronische formulier.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking op 1 april 2013. Hiermee wordt afgeweken van het beleid inzake de publicatie en inwerkingtreding van regelgeving (Kamerstukken II 2009/10, 29 515, nr. 309). Deze afwijking is gerechtvaardigd omdat de Europese termijn voor de implementatie van Richtlijn 2009/119/EG onvoldoende ruimte biedt voor toepassing van dit beleid (Hoofdstuk 2, paragraaf 2.4, onder 4).

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp.

Naar boven