De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Gelet op de artikelen 7, tweede lid, en 13, derde lid, van de Algemene Ouderdomswet,
50, tweede lid, van de Algemene nabestaandenwet en 31, zesde lid, van de Wet werk
en bijstand;
Besluit:
ARTIKEL I
De Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf,
van 27 juni 1985, nr. 85/1383, tot herleiding van gedeelten van kalenderjaren en van
jaarpremies (Stcrt. 125) wordt als volgt gewijzigd:
A
In de artikelen 1 en 2 wordt ‘samengesteld’ telkens vervangen door ‘samengeteld’ en
wordt ‘samenstelling’ telkens vervangen door ‘samentelling’.
B
Artikel 1, derde lid, komt te luiden:
C
Na artikel 1 wordt een artikel ingevoegd, luidende:
Artikel 1a
-
1. Gedeelten van kalenderjaren, gedurende welke de pensioengerechtigde na het bereiken
van de aanvangsleeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet,
doch voor het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a,
eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet, verzekerd is geweest, worden voor de vaststelling
of de pensioengerechtigde minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest als bedoeld
in artikel 7, eerste lid, onderdeel b, van de Algemene Ouderdomswet samengesteld en
herleid tot gehele kalenderjaren.
-
2. Artikel 1, derde lid, is van overeenkomstige toepassing.
D
Artikel 3, tweede lid, komt te luiden:
E
Artikel 4 komt te luiden:
Artikel 4
Deze regeling berust mede op artikel 7, tweede lid, van de Algemene Ouderdomswet.
F
Artikel 5 komt te luiden:
Artikel 5
Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling herleiding van gedeelten van kalenderjaren
en jaarpremies.
ARTIKEL II
In artikel 1, onderdeel b, van de Regeling uitbetaling vakantie-uitkering vervalt: , de halfwezenuitkering.
ARTIKEL III
Artikel 14, eerste lid, van de Regeling WWB wordt als volgt gewijzigd:
1. In onderdeel c wordt ‘65 jaar of ouder zijn’ vervangen door: de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet hebben bereikt.
2. In onderdeel d wordt ‘65 jaar of ouder is’ vervangen door ‘de pensioengerechtigde
leeftijd, bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet heeft bereikt’
en wordt ‘jonger dan 65 jaar’ vervangen door ‘jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd,
bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de Algemene Ouderdomswet.
ARTIKEL IV
-
1. Artikel I van deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel III,
onderdelen A en E, van de Wet vereenvoudiging regelingen SVB in werking treedt.
-
2. Artikel II van deze regeling treedt in werking op het tijdstip waarop artikel II,
onderdelen A tot en met G, I tot en met U, en V tot en met X, van de Wet vereenvoudiging
regelingen SVB in werking treedt.
-
3. Artikel III van deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum
van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en
met het tijdstip waarop artikel I van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd
in werking is getreden.
TOELICHTING
Algemeen
Deze regeling bevat wijzigingen in drie ministeriële regelingen, te weten:
-
– de Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L. de Graaf,
van 27 juni 1985, nr. 85/1383, tot herleiding van gedeelten van kalenderjaren en van
jaarpremies (Stcrt. 125) (hierna: de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren);
-
– de Regeling uitbetaling vakantie-uitkering en
-
– de Regeling WWB.
Deze wijzigingen zijn deels wetstechnisch van aard en vloeien deels voort uit de Wet
vereenvoudiging regelingen SVB (hierna: de vereenvoudigingswet). Verder worden uit
een oogpunt van uniformiteit en ter beperking van administratieve lasten, de bepalingen
gewijzigd die regelen of een dag waarop de verzekering begint of eindigt wel of niet
moet worden meegeteld.
Artikelsgewijs
Artikel I, onderdeel A
In de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren worden de termen ‘samengesteld’
en ‘samengeteld’ en ‘samenstelling’ en ‘samentelling’ op willekeurige wijze door elkaar
heen gebruikt. Uit een oogpunt van uniformiteit wordt thans gekozen voor de, gelet
op de betekenis daarvan, voor deze regeling meest logische terminologie.
Artikel I, onderdelen B en D
In de artikelen 1, derde lid, onderdeel 2o, en 3, tweede lid, onderdeel 2o, wordt voorgeschreven hoe bij de samentelling en herleiding van gedeelten van kalenderjaren
tot gehele kalenderjaren, respectievelijk het bepalen van het gedeelte van een kalenderjaar
gedurende hetwelk de betrokkene verzekerd is geweest, moet worden omgegaan met de
dag waarop de verzekering een aanvang nam of eindigde. Daarbij wordt onderscheid gemaakt
tussen de situatie waarin betrokkene gedurende die gehele dag ingezetene was en de
situatie waarin betrokkene gedurende die dag of gedurende een gedeelte van die dag
geen ingezetene was. Al naar gelang de situatie wordt de dag waarop de verzekering
een aanvang nam of eindigde als een gehele dag gerekend of verwaarloosd. Deze regeling
impliceert dat voor de beantwoording van de vraag of de dag waarop de verzekering
begint of eindigt wel of niet moet worden meegeteld, beoordeeld moet worden of de
verzekerde die dag of een gedeelte van die dag wel of niet ingezetene was.
Omdat dit administratieve lasten met zich mee brengt en uit een oogpunt van uniformiteit
wordt deze regeling thans gewijzigd, waarbij aansluiting wordt gezocht bij artikel
2.7 van de Regeling Wfsv, Dat artikel bevat eveneens een regeling voor tijdsevenredige
vaststelling. In die regeling wordt eenvoudigweg de dag waarop het tijdvak aanvangt
als een gehele dag in aanmerking genomen en de dag waarop het tijdvak eindigt niet
in aanmerking genomen.
Artikel I, onderdeel C
Artikel III, onderdeel A, van de vereenvoudigingswet bevat een wijziging van artikel
7 van de AOW die regelt dat er slechts recht bestaat op ouderdomspensioen indien betrokkene
minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest in het opbouwtijdvak. Het opbouwtijdvak
is het tijdvak dat begint met de dag waarop de aanvangsleeftijd is bereikt en eindigt
met de dag voorafgaand aan de dag waarop de pensioengerechtigde leeftijd is bereikt.
In 2013 is het opbouwtijdvak het tijdvak dat begint met de dag waarop de leeftijd
van 15 jaar en één maand is bereikt en eindigt met de dag voorafgaand aan de dag waarop
de leeftijd van 65 jaar en één maand is bereikt.
Tevens wordt er aan artikel 7 van de AOW een lid toegevoegd waarin is bepaald dat
bij ministeriële regeling regels moeten worden gesteld omtrent de herleiding van gedeelten
van kalenderjaren tot gehele kalenderjaren. Met de onderhavige ministeriële regeling
wordt daarin voorzien. De bedoelde regels worden opgenomen in een nieuw artikel 1a
in de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren. In dat artikel wordt geregeld
dat bij de vaststelling of betrokkene minimaal één kalenderjaar verzekerd is geweest
eventuele verschillende korte verzekerde tijdvakken (gedeelten van kalenderjaren)
worden samengeteld en herleid tot gehele kalenderjaren. Bij de formulering van het
nieuwe artikel 1a is aansluiting gezocht bij de formulering van het huidige artikel
1, eerste lid, van de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren. Ter toelichting
wordt nog opgemerkt dat het bedoelde huidige artikel 1, eerste lid, betrekking heeft
op de samenstelling en herleiding tot gehele kalenderjaren van gedeelten van kalenderjaren
waarin de pensioengerechtigde niet verzekerd is geweest, terwijl het nieuwe artikel 1a, eerste lid, betrekking heeft op de samenstelling
en herleiding tot gehele kalenderjaren van gedeelten van kalenderjaren waarin de pensioengerechtigde
wel verzekerd is geweest.
Artikel I, onderdeel E
Het huidige artikel 4 van de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren is uitgewerkt
en kan daarom vervallen. Omdat het nieuw ingevoegde artikel 1a berust op artikel 7,
tweede lid, van de AOW is voor de duidelijkheid in een nieuw artikel 4 van de regeling
herleiding gedeelten van kalenderjaren aangegeven dat de regeling voortaan mede is
gebaseerd op artikel 7, tweede lid, van de AOW.
Artikel I, onderdeel F
Het huidige artikel 5 van de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren is uitgewerkt
en kan daarom vervallen.
Van de gelegenheid wordt gebruik gemaakt om de regeling herleiding gedeelten van kalenderjaren
in een nieuw artikel 5 een citeertitel te geven, zodat het aanhalen van de regeling
voortaan eenvoudiger is.
Artikel II
Artikel II van de vereenvoudigingswet bevat een wijziging van de Algemene nabestaandenwet
(Anw) die voorziet in het integreren van de halfwezenuitkering in de nabestaandenuitkering.
Deze wijziging heeft als gevolg dat de halfwezenuitkering als aparte uitkering naast
de nabestaanden- en wezenuitkering komt te vervallen. In verband daarmee is in artikel
1, onderdeel b, van de Regeling uitbetaling vakantie-uitkering de verwijzing naar
de halfwezenuitkering geschrapt.
Artikel III
Bij de Aanpassingsregeling inzake verhoging AOW-leeftijd is de Regeling WWB aangepast
in verband met de verhoging van de leeftijd waarop op grond van de Algemene Ouderdomswet
recht op ouderdomspensioen ontstaat. Daarbij is abusievelijk over het hoofd gezien
dat de leeftijdsgrens van 65 jaar niet alleen voorkomt in het opschrift en de aanhef
van artikel 14, eerste lid, van de Regeling WWB, maar ook in de onderdelen van artikel
14, eerste lid. Deze omissie wordt nu gecorrigeerd.
Artikel IV
Het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen I en II van deze regeling is afgestemd
op het tijdstip van inwerkingtreding van de artikelen van de vereenvoudigingswet waarmee
zij samenhangen. Artikel III zal met terugwerkende kracht in werking treden op het
tijdstip van inwerkingtreding van de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd.
Dat tijdstip was 1 januari 2013.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. Klijnsma.