Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 22 maart 2013, nr. IENM/BSK-2013/32934, houdende mandatering burgemeesters van havengemeenten in verband met de uitvoering van de taak van duly authorized officer als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van verordening nr. (EG) 725/2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU L 129) (Mandaatbesluit burgemeesters havengemeenten ter uitvoering verordening (EG) nr. 725/2004 inzake havenbeveiliging)

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 10:3 van de Algemene wet bestuursrecht;

Besluit:

Artikel 1

Aan de burgemeesters van:

  • 1. Rotterdam;

  • 2. Moerdijk;

  • 3. Harlingen;

  • 4. Vlissingen;

  • 5. Terneuzen, en

  • 6. Borssele

wordt mandaat verleend ten aanzien van het uitoefenen van de bevoegdheden van de bevoegde autoriteit, bedoeld in artikel 18 van de Regeling havenstaatcontrole 2011.

Artikel 2

De gemandateerden kunnen, ten aanzien van de aan hen op grond van dit besluit verleende bevoegdheid, ondermandaat verlenen.

Artikel 3

De gemandateerden voeren bij de hun toegekende bevoegdheid een ordentelijke en voor de minister inzichtelijke administratie.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst.

Artikel 5

Dit besluit wordt aangehaald als: Mandaatbesluit burgemeesters havengemeenten uitvoering verordening (EG) nr. 725/2004 inzake havenbeveiliging.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van de Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, Afdeling Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • a. naam en adres van de indiener;

  • b. de dagtekening;

  • c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum, nummer of kenmerk);

  • d. een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Met onderhavig besluit worden enkele burgemeesters van havengemeenten gemandateerd tot het uitvoeren van de bevoegdheid van de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging.

Ingevolge artikel 18 van de Regeling havenstaatcontrole 2011 worden overtredingen door buitenlandse schepen met betrekking tot de naleving van verordening (EG) nr. 725/2004 van het Europees parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de verbetering van de beveiliging van schepen en havenfaciliteiten (PbEU L 129) gemeld aan de burgemeester en aan de bevoegde autoriteit voor maritieme beveiliging, in casu de Minister van Infrastructuur en Milieu, ingevolge artikel 2, eerste lid, van de Havenbeveiligingswet. De bevoegde autoriteit besluit vervolgens op grond van artikel 8 van eerdergenoemde verordening tot toepassing van een of meer controlemaatregelen.

Gelet op de spilfunctie van de burgemeester met betrekking tot de beveiliging van de in hun gemeente gelegen havens hebben enkele burgemeesters zich bereid verklaard om namens de Minister van Infrastructuur en Milieu op te treden bij constatering van tekortkomingen in het kader van eerdergenoemde verordening bij schepen in de in hun gemeente gelegen havens.

Dit besluit geeft vorm aan de hierboven voorgestelde werkwijze en geeft de burgemeesters die het betreft, de bevoegdheid om namens de Minister van Infrastructuur en Milieu zorg te dragen voor vervolgmaatregelen na constatering van een tekortkoming van verordening (EG) nr. 725/2004 zoals voorzien in deze verordening.

Voorts voorziet dit besluit in de mogelijkheid dat de burgemeester zijn gemandateerde bevoegdheid ondermandateert, hiermee sluit het mandaat zoveel mogelijk aan op de gebruikelijke werkwijze in de desbetreffende havens.

Voor de uitoefening van dit mandaat zal de inspecteur-generaal van de Inspectie Leefomgeving en Transport in samenwerking met de directeur-generaal Bereikbaarheid overeenkomstig artikel 10:6, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht namens mij instructies opstellen.

Vooralsnog worden uitsluitend de burgemeesters van Rotterdam, Moerdijk, Harlingen, Vlissingen, Terneuzen en Borssele gemandateerd. Mocht daar aanleiding toe zijn, dan kan dit besluit uiteraard uitgebreid worden met burgemeesters van andere havengemeenten.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen

Naar boven