Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken van 14 januari 2013 , nr. WJZ/12381149, houdende uitvoering Wet verbod pelsdierhouderij (Regeling uitvoering Wet verbod pelsdierhouderij)

De Staatssecretaris van Economische Zaken,

Gelet op de artikelen 5 en 6 van de Wet verbod pelsdierhouderij;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

Minister:

Minister van Economische Zaken;

ministerie:

Ministerie van Economische Zaken;

nerts:

dier behorend tot de diersoort Mustela vison;

nertsenhouderij:

bedrijf of een gedeelte daarvan, als bedoeld in artikel 1, onderdeel i, van de Meststoffenwet, dienende tot het houden van nertsen, zulks beoordeeld naar de feitelijke omstandigheden;

wet:

Wet verbod pelsdierhouderij.

Artikel 2

  • 1. Voor de melding, bedoeld in artikel 3 en artikel 4, onderdeel e, van de wet, wordt gebruik gemaakt van het voor de desbetreffende melding door de Dienst Regelingen van het ministerie verstrekte formulier.

  • 2. De melding geschiedt door toezending van een volledig ingevuld en ondertekend formulier en eventuele bijlagen.

  • 3. De melding, bedoeld in artikel 4, onderdeel e, van de wet, vindt plaats binnen vier weken na de verplaatsing van de nertsenhouderij.

Artikel 3

  • 1. Uit een melding als bedoeld in artikel 3, derde lid, van de wet blijkt in verband met welke bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet de verkrijging plaatsvond.

  • 2. De melding gaat vergezeld van een door de vervreemder ondertekende en onderbouwde verklaring waaruit blijkt dat er aan zijn kant sprake is van een bijzondere omstandigheid als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de wet, op basis waarvan de verkrijger een beroep kan doen op artikel 3, derde lid, van de wet.

  • 3. Indien de bijzondere omstandigheid gelegen is in arbeidsongeschiktheid van de vervreemder als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel a, van de wet gaat de melding tevens vergezeld van:

    • a. een medische verklaring waaruit de arbeidsongeschiktheid, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder a, van de wet, van de vervreemder blijkt, of

    • b. een kopie van een verklaring afgelegd door de vervreemder waaruit blijkt dat de vervreemder de medische verklaring rechtstreeks heeft toegezonden aan de Minister.

Artikel 4

Als ambtenaren als bedoeld in artikel 5 van de wet, belast met het toezicht op de naleving van die wet en de daarop berustende bepalingen, worden aangewezen:

  • a. de ambtenaren van de Dienst Regelingen van het ministerie;

  • b. de ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit van het ministerie.

Artikel 5

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag waarop de wet in werking treedt.

Artikel 6

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling uitvoering Wet verbod pelsdierhouderij.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 14 januari 2013

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.

TOELICHTING

Uitvoering Wet verbod pelsdierhouderij

Met de Regeling uitvoering Wet verbod pelsdierhouderij (hierna: de regeling) wordt uitvoering gegeven aan de Wet verbod pelsdierhouderij (hierna: de wet). Op grond van artikel 2 van de wet is het houden, doden of doen doden van een pelsdier verboden. Omdat in Nederland alleen nog nertsen als pelsdier worden gehouden, heeft deze wet alleen gevolgen voor nertsenhouders. In de wet is voorzien in overgangsrecht. Als aan bepaalde voorwaarden is voldaan, mogen nertsenhouders tot 1 januari 2024 nertsen blijven houden. Eén van de voorwaarden is dat een nertsenhouder zich binnen vier weken na inwerkingtreding van de wet meldt bij de Minister van Economische Zaken. In onderhavige regeling wordt deze meldingsplicht nader uitgewerkt. Tevens wordt uitvoering gegeven aan artikel 3, derde en vierde lid, van de wet inzake zogenoemde bijzondere omstandigheden.

Melding bij de Dienst Regelingen voor overgangstermijn

Degene die op de dag van inwerkingtreding van de wet nertsen als pelsdier houdt, kan daarvan melding doen aan de Minister van Economische Zaken als hij gebruik wil maken van de overgangstermijn. De melding moet op grond van artikel 2, eerste lid, van de regeling bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken worden verricht. De melding moet op grond van artikel 3, eerste lid, van de wet plaatsvinden binnen vier weken na inwerkingtreding van de wet. Dit zal zijn in de periode tussen 15 januari tot en met 11 februari 2013. De melding moet elektronisch of via de post worden ingediend bij de Dienst Regelingen door middel van een door de Dienst Regelingen verstrekt formulier (artikel 2, eerste lid, van de regeling).

In artikel 3 van de wet zijn de gegevens opgenomen die de nertsenhouder moet melden:

  • a. het aantal nertsen dat hij volgens zijn omgevingsvergunning mag houden. In de wet wordt nog verwezen naar de milieuvergunning op grond van de Wet milieubeheer, maar die is inmiddels vervangen door de omgevingsvergunning op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

  • b. het aantal huisvestingsplaatsen, onderscheiden naar het aantal huisvestingsplaatsen voor reuen, voedsters en jonge dieren, dat op het tijdstip van melding in de nertsenhouderij beschikbaar is;

  • c. het aantal nertsen dat op het tijdstip van melding door hem wordt gehouden, onderscheiden naar de aantallen reuen, voedsters en de daarbij behorende jonge dieren; en

  • d. de plaats of plaatsen waar de nertsen op het tijdstip van melding worden gehouden. Hieronder wordt verstaan de locatie waar de huisvestingsplaatsen zich bevinden.

Een ondernemer die op de dag van inwerkingtreding van de wet geen nertsen hield, kan ook in aanmerking komen voor de overgangstermijn tot 1 januari 2024. Voorwaarde is wel dat hij op het moment van inwerkingtreding van de wet beschikt over een omgevingsvergunning en over huisvestingsplaatsen en zich ook binnen de bovengenoemde periode gemeld heeft.

Bijzondere omstandigheden

Tevens kan van de overgangstermijn gebruik worden gemaakt als iemand gedurende de overgangstermijn een nertsenhouderij heeft verkregen in verband met een bijzondere omstandigheid van de overdrager. In artikel 3, vierde lid, van de wet staan deze omstandigheden vermeld. Het kan hierbij gaan om de volgende omstandigheden:

  • a. hij is door plotselinge arbeidsongeschiktheid niet langer in staat het houden van nertsen voort te zetten;

  • b. de nertsenhouderij maakt deel uit van een te verdelen gemeenschap en de nertsenhouderij als vermogensbestanddeel moet te gelde worden gemaakt om de gemeenschap te kunnen verdelen; of

  • c. hij kan of wil wegens het bereiken van de leeftijd van 65 jaar de nertsenhouderij niet voortzetten.

Zoals aangegeven in de memorie van toelichting1 kan er voor de nertsenhouder in deze gevallen een groot financieel nadeel voortvloeien uit het niet als nertsenhouderij kunnen overdragen van zijn bedrijf, terwijl hij daartegen niet of slechts in beperkte mate voorzorgsmaatregelen kan treffen. Om het financieel nadeel voor deze houders te beperken, is voorzien in de mogelijkheid om in bijzondere omstandigheden de nertsenhouderij toch te vervreemden. Indien er sprake is van in de wet genoemde bijzondere omstandigheden en de vereiste melding binnen de daarvoor geldende termijn is gedaan, kan een partij die een nertsenhouderij verkrijgt van degene bij wie zich een bijzondere omstandigheid voordoet, ook nertsen houden tot 1 januari 2024.

In artikel 3 van deze regeling zijn enkele regels gesteld ten aanzien van de inhoud van de melding. In het eerste lid is opgenomen dat moet worden aangegeven op basis van welke bijzondere omstandigheid de melding plaatsvindt. Het tweede lid maakt duidelijk dat de melding vergezeld moet gaan van een onderbouwde verklaring waaruit blijkt dat de bijzondere omstandigheid inderdaad aanwezig was. Deze verklaring moet worden afgelegd door de vervreemder, of indien er sprake is van een onverdeeldheid van een gemeenschap, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onderdeel b, van de wet, diegene die bevoegd is de onverdeeldheid te vertegenwoordigen. De verplichting om bij de melding een verklaring ten aanzien van de vorige nertsenhouder te voegen, kan voor de verkrijgende partij sterk bijdragen aan het verkrijgen van de zekerheid dat hij nog tot 1 januari 2024 nertsen mag houden.

Arbeidsongeschiktheid

Uit artikel 3, tweede lid, van de regeling volgt dat de verklaring onderbouwd moet zijn. Als er sprake is van arbeidsongeschiktheid van de vervreemder, moet de melding vergezeld gaan van een medische verklaring. Het derde lid van artikel 3 maakt duidelijk dat een verklaring omtrent de arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder a, van de wet, niet in handen behoeft te worden gesteld van de verkrijger. De verklaring die betrekking zal hebben op de gezondheid van de voormalige nertsenhouder kan deze zelf rechtstreeks aan het ministerie toezenden. Een kopie van een verklaring afgelegd door de vervreemder waaruit blijkt dat de vervreemder de medische verklaring rechtstreeks heeft toegezonden aan de Minister, kan bij de melding worden bijgesloten.

Ten aanzien van de inhoud van de verklaring bedoeld in het derde lid, wordt opgemerkt dat het blijkens de wet moet gaan om een plotselinge arbeidsongeschiktheid die ontstaat door een ongeval of plotselinge of onvoorzienbare ziekte. De inhoud van de toe te zenden verklaring dient daarom voldoende concreet en objectief te zijn om aannemelijk te maken dat er sprake is van plotselinge arbeidsongeschiktheid. Ten aanzien van de vraag wie de verklaring kan afgeven geeft de wet geen regels. Dat betekent dat het betrokkenen in principe vrij staat te bepalen wie de verklaring zal uitbrengen. Wel duidelijk is dat de verklaring afkomstig zal moeten zijn van een medisch voldoende geschoold persoon die gezien zijn specialisatie uitspraken kan doen over arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeval of ziekte.

Te gelde maken van een te verdelen gemeenschap

Situaties waaraan kan worden gedacht bij gevallen, bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder b, van de wet zijn echtscheiding, overlijden en faillissement. Ter onderbouwing van de verklaring in het eerste geval zal bijvoorbeeld een bewijs van inschrijving van de echtscheiding in de gemeentelijke basisadministratie kunnen worden overgelegd, in het tweede geval een akte van overlijden of een verklaring van erfrecht en in het derde geval een uittreksel uit het faillissementsregister. Indien er alleen sprake is van een scheiding van een huwelijksgoederengemeenschap doordat er staande huwelijk huwelijksvoorwaarden zijn gemaakt, kan de verklaring onderbouwd worden door bijvoorbeeld het overleggen van een afschrift van de akte waarin de nieuwe huwelijksvoorwaarden zijn ondergebracht.

Bereiken 65-jarige leeftijd

Indien overdracht plaatsvindt in een geval als bedoeld in artikel 3, vierde lid, onder c, van de wet, kan een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie als onderbouwing bij de verklaring dienen.

Niet uitgesloten behoeft te worden dat er andere documenten zijn waaruit de betreffende omstandigheid blijkt. Het is aan de meldende partij er op toe te zien dat hij over de benodigde documenten kan beschikken.

Benadrukt wordt dat het de verantwoordelijkheid van beide partijen is om te verifiëren dat van een bijzondere omstandigheid sprake is. Zowel de verkrijgende partij als de vervreemdende partij moeten bij de vervreemding nauwkeurig acht slaan op de aanwezigheid van de in de wet bedoelde bijzondere omstandigheid.

Andere voorwaarden om gebruik te mogen maken van de overgangstermijn

Naast het voldoen aan de meldingsplicht zijn er nog andere voorwaarden waaraan de nertsenhouder moet voldoen om in de overgangstermijn nertsen te mogen houden. Deze voorwaarden staan in artikel 4 van de wet. Onder andere mag hij niet meer nertsen houden dan het aantal nertsen waarvoor hij een omgevingsvergunning heeft op het moment van inwerkingtreding van de wet. Tevens moet de nertsenhouder zijn nertsen houden in een huisvestingsplaats. Ook mag hij niet meer nertsen houden dan het aantal huisvestingsplaatsen dat hij heeft op het moment van inwerkingtreding van de wet.

Een huisvestingsplaats is volgens de definitie in artikel 1 van de wet een leefruimte dienende tot het houden van nertsen, bestaande uit één of meer compartimenten en voorzien van één of meer verrijkingsobjecten, met daaraan gekoppelde nestboxen, en die ten minste voldoet aan de eisen gesteld in de Verordening welzijnsnormen nertsen (PPE) 2003, zoals deze luidde op 17 januari 2008.

Op grond van deze verordening van het Productschap voor Pluimvee en Eieren zijn de eisen aan de huisvesting van nertsen gefaseerd ingevoerd. Met ingang van 1 januari 2014 moet alle huisvesting voldoen aan de eisen uit de verordening. De nertsenhouders waarvan nog niet alle huisvesting voldoet aan de eisen, hebben tot 1 januari 2014 de tijd om de huisvesting aan te passen. Daarbij zal het aantal huisvestingsplaatsen niet mogen toenemen. Gedurende de overgangstermijn zullen de nertsen in huisvesting moeten worden gehouden die aan de genoemde eisen voldoet. Ten tijde van de melding moeten de al dan niet aangepaste huisvestingsplaatsen daadwerkelijk en fysiek aanwezig moeten zijn. Bij de melding kunnen alle huisvestingsplaatsen worden gemeld, zowel degene die al wel aan de productschapsverordening voldoen, als degene die nog niet aan de eisen voldoen.

Tenslotte is het op grond van artikel 4, onderdeel e, van de wet verplicht om de nertsen te houden op dezelfde plaats als waar zij werden gehouden op het tijdstip van melding dan wel op een andere plaats, mits op de oude plaats niet langer sprake is van een nertsenhouderij en van deze verplaatsing melding is gedaan. De melding van een verplaatsing van een nertsenhouderij moet op grond van artikel 2, derde lid, van de regeling binnen vier weken na de verplaatsing plaatsvinden. Van een verplaatsing is sprake als op de nieuwe plaats daadwerkelijk nertsen worden gehouden en de houder op de oude plaats geen nertsen meer houdt.

Toezicht en handhaving

In artikel 5 van de regeling zijn ambtenaren van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit en van de Dienst Regelingen van het ministerie als toezichthouder aangewezen voor de naleving van de artikelen 2, 3, eerste tot en met derde lid en 4, van de wet.

Overtreding van de genoemde artikelen is een economisch delict, zo volgt uit artikel 9 van de wet. In geval van een misdrijf kan een gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren, een taakstraf of geldboete van € 19.500 worden opgelegd. In geval van een overtreding, kan hechtenis van ten hoogste zes maanden, een taakstraf of geldboete van € 19.500 worden opgelegd.

Regeldruk

Deze regeling leidt tot een toename van regeldruk voor bedrijven. Het gaat om eenmalige administratieve lasten van in totaal € 13.720. Deze regeling heeft geen effect op nalevingskosten. De administratieve last komt voort uit het doen van een melding bij de Dienst Regelingen. Voor de circa 160 bedrijven betekent dit een administratieve last van € 3.920 (160*0,5 uur* 49 euro/uur). Indien sprake is van een bijzondere omstandigheid zal degene die een nertsenhouderij verkrijgt, informatie aan moeten leveren bij de Dienst Regelingen. Ook de vervreemder moet in sommige gevallen informatie aanleveren. Er is niet bekend hoeveel bedrijven gebruik zullen maken van deze mogelijkheid. Ervan uitgaande dat 50 bedrijven gebruik maken van de mogelijkheid een nertsenhouderij over te dragen in verband met bijzondere omstandigheden, levert het aantonen van de bijzondere omstandigheid een eenmalige administratieve last op van € 9.800 (50*2*2 uur* 49 euro/uur).

Dat, indien ook aan andere voorwaarden uit de wet wordt voldaan, gebruik kan worden gemaakt van de overgangstermijn tot 1 januari 2024, is geen regeldrukeffect van deze regeling. Dit omdat die voorwaarden reeds zijn bepaald in de wet.

Om gebruik te kunnen maken van de overgangstermijn, dienen de pelsdierhouders zich te melden bij Dienst Regelingen. Er is op het niveau van deze regeling geen alternatief mogelijk omdat de wet voorschrijft op welke wijze de melding dient plaats te vinden. Wel is binnen die beperking gekozen voor de variant met een zo laag mogelijke regeldruk.

Afwijking vaste verandermomenten

Met de inwerkingtreding van deze regeling wordt afgeweken van het uitgangspunt dat een ministeriële regeling op 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober in werking treedt en dat bekendmaking minimaal twee maanden voordien plaatsvindt. Deze afwijking hangt samen met de inwerkingtreding van de wet op 15 januari 2013. De wet treedt zo spoedig mogelijk in werking om te voorkomen dat ondernemers voor inwerkingtreding van de wet uitbreidingen van hun onderneming realiseren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken, S.A.M. Dijksma.


X Noot
1

Kamerstukken II, 2009/10, 32369, nummer 3, pagina 3.

Naar boven