Besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu, van 12 maart 2013 nr. IENM/BSK-2013/45412, houdende wijziging van enkele ministeriële besluiten op het gebied van scheepvaart in verband met de verzelfstandiging van de Haven Amsterdam

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op artikel 5, eerste lid, onder a, van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement, artikel 14, tweede en vierde lid, van de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en artikel 44, eerste lid, onderdeel c, van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen;

Besluit:

ARTIKEL I

Aan artikel 1 van de Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement wordt het volgende onderdeel toegevoegd:

  • g. de directeur-generaal Rijkswaterstaat, voor zover het betreft de vaarwegen in beheer bij het rijk in het Noordzeekanaalgebied tot en met het afgesloten IJ, voor de artikelen:

    1.01, onderdeel A 14°;

    1.09, tweede lid;

    1.10, vierde lid;

    1.12, derde en vierde lid;

    1.13, tweede en derde lid;0

    1.14;

    1.15; tweede lid;

    1.17, eerste lid;

    1.20;

    1.21, tweede lid;

    1.23;

    3.20, vijfde lid, onderdelen a en e;

    3.25, derde lid;

    3.27;

    3.28;

    3.29, tweede lid, onderdeel b;

    4.05, zesde en zevende lid;

    4.06, vijfde lid;

    6.08;

    6.19, zesde lid;

    6.21a, eerste en vierde lid;

    6.26, eerste, tweede, derde lid, de onderdelen c en e, en zevende lid;

    6.28, tweede, vierde, tiende en vijftiende lid;

    6.28b, eerste lid, onderdeel b;

    6.31, eerste lid;

    6.32, eerste lid;

    7.01, vierde en vijfde lid;

    7.02, eerste lid, onderdeel b en derde lid;

    7.07, derde lid;

    7.08, eerste en tweede lid;

    8.08, tweede lid, onderdeel g, en derde lid;

    9.02, derde lid;

    9.03, tweede, derde, vierde en zesde lid;

    9.04, vijfde lid;

    9.05, derde lid;

    9.06, zevende en achtste lid;

    9.07, eerste en tweede lid;

    9.08;

    10.10, tweede lid.

ARTIKEL II

Het besluit van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 12 maart 2012 houdende de aanwijzing van personen belast met het toezicht op de naleving van de Wet voorkoming van verontreiniging door schepen wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘de ambtenaren van de gemeente Amsterdam werkzaam bij de Nautische Sector van Haven Amsterdam’ vervangen door: de medewerkers van de divisie Havenmeester van Havenbedrijf Amsterdam N.V.

B

In artikel 2 vervalt de zinsnede ‘ambtenaren en’.

C

Artikel 3 komt te luiden:

Artikel 3

De Havenmeester van Amsterdam, zijnde het hoofd van de divisie Havenmeester van Havenbedrijf Amsterdam N.V. en de Havenmeester van Rotterdam, zijnde het hoofd van de divisie Havenmeester van Havenbedrijf Rotterdam N.V., brengen jaarlijks, voor 1 april, over het jaar daaraan voorafgaand aan de inspecteur-generaal verslag uit over het door de medewerkers, bedoeld in artikel 1, gehouden toezicht en over de resultaten daarvan.

ARTIKEL III

Het Besluit toezicht en opsporing vervoer gevaarlijke stoffen wordt als volgt gewijzigd:

A

In de artikelen 1 en 3, onderdeel a, wordt ‘Inspectie Verkeer en Waterstaat’ vervangen door: Inspectie Leefomgeving en Transport.

B

Artikel 6 wordt als volgt gewijzigd:

1. In onderdeel b wordt ‘het Inspectoraat-Generaal VROM’ vervangen door: de Inspectie Leefomgeving en Transport.

2. Onderdeel c komt te luiden:

  • c. de aan de bij de divisie Havenmeester van Havenbedrijf Amsterdam N.V. verbonden inspecteurs gevaarlijke stoffen en milieu.

ARTIKEL IV

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 april 2013, met uitzondering van artikel I dat in werking treedt met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Bezwaar

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht kan een belanghebbende tegen dit besluit binnen zes weken na de dag waarop dit is bekendgemaakt een bezwaarschrift indienen. Het bezwaarschrift moet worden gericht aan de Minister van Infrastructuur en Milieu, ter attentie van Hoofddirectie Bestuurlijke en Juridische Zaken, sector Algemeen Bestuurlijk-Juridische Zaken, postbus 20906, 2500 EX Den Haag.

Het bezwaarschrift dient te zijn ondertekend en ten minste te bevatten:

  • naam en adres van de indiener;

  • de dagtekening;

  • een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaarschrift zich richt (datum en nummer of kenmerk);

  • een opgave van de redenen waarom men zich met het besluit niet kan verenigen.

TOELICHTING

Per 1 april 2013 zal de Haven van Amsterdam verzelfstandigd worden tot Havenbedrijf Amsterdam N.V.. Als gevolg van deze verzelfstandiging is het noodzakelijk om met dit wijzigingsbesluit de verwijzingen in enkele aanwijzingsbesluiten naar de Haven Amsterdam aan te passen.

Voorts voorziet dit besluit in een wijziging van de Beschikking aanwijzing bevoegde autoriteiten Binnenvaartpolitiereglement. Bij de verzelfstandiging van Haven Amsterdam zal de directeur-generaal Rijkswaterstaat zorg dragen voor de mandatering van de bevoegdheden die in het Binnenvaartpolitiereglement belegd zijn bij de bevoegde autoriteit, aan de directeur Centraal Nautisch Beheer Noordzeekanaalgebied, tevens Havenmeester van Amsterdam. Op grond van artikel 1, onderdeel b, van eerdergenoemde beschikking is de hoofdingenieur-directeur Dienst Noord-Holland van Rijkswaterstaat in het Noordzeekanaal echter de bevoegde autoriteit. Alvorens de directeur-generaal Rijkswaterstaat de bevoegdheden van de bevoegde autoriteit in het Noordzeekanaalgebied kan mandateren zal deze dus moeten zijn aangewezen als bevoegde autoriteit in het Noordzeekanaalgebied. Hiertoe strekt onderhavig besluit.

Daarnaast is van de gelegenheid gebruik gemaakt om verwijzingen naar de inspectiediensten van het voormalige Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer te actualiseren.

Naar boven