Regeling van de Minister van Economische Zaken van 6 maart 2013, nr. WJZ/13032106, houdende wijziging van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 en Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op de artikelen 3, eerste lid, onderdeel a, en 62, vierde lid, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie;

Besluit:

ARTIKEL I

In de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 vervalt in artikel 66, derde lid, na ‘als bedoeld in de artikelen 3,’ de zinsnede ‘eerste lid, onderdeel a,’.

ARTIKEL II

In de Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie wordt in artikel 14, onder vernummering van het vierde lid tot vijfde lid, een lid ingevoegd, luidende:

  • 4. In aanvulling op de voor de subsidieverstrekking toegestane biomassastromen kunnen subsidie-ontvangers met een productie-installatie op een landbouwbedrijf aan wie subsidie is verstrekt op grond van artikel 116, eerste lid, onderdeel b, van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013, met ingang van 4 april 2012 tevens uitsluitend plantaardige stoffen vermeld onder de categorieën A tot en met G1 onder categorie 1 van Bijlage Aa, onderdeel IV, van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet vergisten.

ARTIKEL III

Deze regeling treedt in werking met ingang van 4 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 6 maart 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Wijziging Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013

Op grond van artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit stimulering duurzame energieproductie (het Besluit) kunnen productie-installaties waarvoor reeds op grond van artikel 72m van de Electriciteitswet 1998 een subsidie is ontvangen worden aangewezen als productie-installaties waarvoor ook op grond van de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 subsidie kan worden verstrekt.

De productie-installaties bedoeld in artikel 66, eerste lid, (uitbreiding bestaande afvalverbranding met warmte) zijn in artikel 66, derde lid, abusievelijk aangewezen als productie-installaties als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit. Met deze wijzigingsregeling wordt in artikel 66, derde lid, de onjuiste verwijzing naar artikel 3, eerste lid, onderdeel a, van het Besluit geschrapt.

Het betreft hier warmte-uitbreiding bij afvalverbrandingsinstallaties. Installaties die reeds MEP-subsidie hebben ontvangen zijn al gestimuleerd voor het uitkoppelen van warmte. De uitkoppeling van warmte draagt bij aan de verhoging van het rendement van de installatie. De MEP-ondersteuning is hoger bij een hoger rendement. Om die reden is het niet wenselijk om SDE+ subsidie te verstrekken voor de nuttige aanwending van warmte bij afvalverbrandingsinstallaties. Dat zou immers tot dubbele stimulering leiden.

2. Wijziging Algemene uitvoeringsregeling stimulering duurzame energieproductie

In de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 is er voor de categorie warmte-uitbreiding bij bestaande installaties voor vergisting en covergisting van dierlijke mest een extra mogelijkheid opgenomen. Als er in de vergister op een landbouwbedrijf geen mest, maar uitsluitend plantaardige stoffen zoals vermeld onder de categorieën A tot en met G1 onder categorie 1 van Bijlage Aa, onderdeel IV van de Uitvoeringsregeling Meststoffenwet (hierna: plantaardige vergisting) worden vergist, dan kan daar binnen deze categorie productie-installaties ook subsidie voor worden verkregen. In de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2012 was dat nog niet het geval. Omdat dit nadelig is voor producenten die in 2012 al subsidie hebben aangevraagd voor warmte-uitbreiding bij bestaande mestcovergistingsinstallaties, wordt het door middel van deze wijzigingsregeling met ingang van dit jaar (openstelling SDE+ voor 2013) ook voor hen mogelijk gemaakt om plantaardige stoffen te vergisten. Hiermee worden de mogelijkheden voor producenten verruimd.

3. Administratieve lasten/ regeldruk

Deze regeling heeft geen wijziging van de administratieve lasten of andere regeldrukvormen tot gevolg. De wijziging in de aanwijzingsregeling 2013 heeft tot gevolg dat enkele installaties die ten onrechte in aanmerking kwamen voor subsidie geen subsidie meer kunnen aanvragen. Dit heeft geen regeldrukgevolgen. De wijziging in de aanwijzingsregeling 2012 heeft tot gevolg dat producenten met een beschikking voor warmte-uitbreiding bij mestcovergisting extra mogelijkheden hebben met betrekking tot de stoffen die zij kunnen vergisten. Deze extra mogelijkheden hebben geen gevolgen voor de regeldruk.

4. Inwerkingtreding en Vaste Verandermomenten

De inwerkingtredingsbepaling wijkt af van het in het Kabinetsstandpunt inzake Vaste Verandermomenten neergelegde uitgangspunt. De wijzigingsregeling beoogt enerzijds een fout in de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 te herstellen. Anderzijds beoogt de wijzigingsregeling de aanvragers van subsidie voor warmte-uitbreiding bij bestaande mestcovergistingsinstallaties met ingang van 4 april 2013 ook mogelijk te maken om plantaardige stoffen te vergisten. Beide wijzigingen dienen daarom op dezelfde dag als de Regeling aanwijzing categorieën duurzame energieproductie 2013 in werking te treden. Het gaat hier om een afwijking van het kabinetsstandpunt wegens uitzonderingsgrond 1 (private of publieke voor- of nadelen van vertragingen of vervroeging van invoering) en 3 (reparatieregelgeving), in deze gevallen is afwijking van de Vaste Verandermomenten toegestaan.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven