Vaststelling van de Uitvoeringsregeling verklaring van de rijksbelastingdienst over huishoudinkomen voor een inkomensafhankelijke huurverhoging en enkele andere wijzigingen

13 maart 2013

Nr. DB 2013/99 M

Directoraat-generaal voor Fiscale Zaken/Directie Directe Belastingen

De Staatssecretaris van Financiën,

Gelet op artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, en vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek;

Besluit:

Artikel 1

De verhuurder, bedoeld in artikel 252a, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, is degene, bedoeld in artikel 24, derde lid, onderdeel a, van de Wet waardering onroerende zaken, te wiens aanzien de beschikking, bedoeld in artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken, is genomen voor de door die verhuurder aangeduide woonruimte, bedoeld in artikel 252a, eerste lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, waarop het verzoek om een verklaring betrekking heeft.

Artikel 2

Het verzoek om een verklaring als bedoeld in artikel 252a, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek wordt op de door de inspecteur, bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, aangegeven wijze langs elektronische weg gedaan.

Artikel 3

De verhuurder geeft de plaats van de woonruimte, bedoeld in artikel 252a, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, aan met behulp van de postcode, het huisnummer en, zo nodig, een huisnummertoevoeging.

Artikel 4

De verklaring, bedoeld in artikel 252a, vierde lid, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt op de door de inspecteur, bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, aangegeven wijze langs elektronische weg verstrekt en is voorzien van de datum van afgifte ervan.

Artikel 5

De Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1 wordt ‘artikel 1, onderdeel g, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen’ vervangen door: artikel 1, onderdeel g, van de Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen, artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

B

Aan artikel 5a wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. De directeur van het in artikel 3, eerste lid, onderdeel c1, genoemde organisatieonderdeel is inspecteur als bedoeld in artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 6

Indien het bij koninklijke boodschap van 22 december 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen) (Kamerstukken 33 129) tot wet is of wordt verheven en die wet in werking treedt, treedt deze regeling op hetzelfde tijdstip in werking.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers

TOELICHTING

Op grond van het in Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek in te voeren artikel 252a, vierde lid,1 kunnen bij ministeriële regeling regels worden gesteld over de verklaring die de Belastingdienst gaat afgeven over het huishoudinkomen in verband met de mogelijkheid voor verhuurders om al dan niet een inkomensafhankelijke huurverhoging door te voeren. Daartoe wordt in deze ministeriële regeling omschreven welke verhuurder een dergelijke verklaring kan krijgen, waaraan het verzoek moet voldoen wil de Belastingdienst het in behandeling nemen en op welke wijze de verklaring wordt verstrekt.

De Belastingdienst heeft niet de mogelijkheid om vast te stellen dat iemand die zich als verhuurder presenteert ook daadwerkelijk verhuurder is. Om te voorkomen dat aan een onbevoegde een verklaring wordt verstrekt, wordt met artikel 1 van de onderhavige regeling bewerkstelligd dat de Belastingdienst alleen de verklaring verstrekt aan de genothebbende bij de desbetreffende woonruimte. Dit is degene die de WOZ-beschikking van die woonruimte krijgt van de gemeente (artikel 24, derde lid, onderdeel a, van de Wet waardering onroerende zaken). Het kan de eigenaar zijn, maar ook bijvoorbeeld de beperkt zakelijk gerechtigde, zoals de erfpachter of vruchtgebruiker. Op adresniveau wordt gecontroleerd of de aanvrager wel de genothebbende bij de woonruimte is.

In artikel 2 van de onderhavige regeling worden regels gesteld over het verzoek. Het verzoek kan alleen langs elektronische weg worden gedaan en dat moet op de door de inspecteur aangegeven wijze gebeuren. Concreet betekent dit dat de verhuurder zich aanmeldt op www.inkomensafhankelijkehuurverhoging.nl met behulp van zijn burgerservicenummer (BSN) of rechtspersonen en samenwerkingsverbanden informatienummer (RSIN). Bij deze aanmelding moet hij akkoord gaan met de gebruiksvoorwaarden. Dit zijn de verplichtingen die geregeld zijn in artikel 19a van de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte. Zo moet de verhuurder bijvoorbeeld verklaren dat de verstrekte gegevens alleen worden gebruikt voor het voorstellen van een huurverhoging. Als de verhuurder in strijd handelt met de gebruiksvoorwaarden kan de inspecteur het afgeven van de verklaring weigeren.

Na de aanmelding ontvangt de verhuurder op zijn adres per post zijn inloggegevens. Vervolgens kan hij verzoeken om een of meer verklaringen aan de hand van een postcode en huisnummer(toevoeging). Dit is geregeld in artikel 3 van de onderhavige regeling. Voorafgaande aan de verstrekking controleert de Belastingdienst of de verhuurder die de aanvraag heeft gedaan voor die adressen ook daadwerkelijk de verhuurder in de zin van artikel 1 van de onderhavige regeling is. Alleen in dat geval ontvangt de aanvrager digitaal de verklaring. De verklaring is voorzien van de datum van afgifte van de verklaring. Dit is geregeld in artikel 4 van de onderhavige regeling.

Artikel 5 van de onderhavige regeling bevat een tweetal wijzigingen van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003. Deze wijzigingen hangen samen met hetgeen wordt bepaald in het in te voeren artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek op grond waarvan een functionaris van de rijksbelastingdienst als inspecteur kan worden aangewezen, zijnde degene die op basis van het derde en vierde lid lid van genoemde artikel verklaringen over het huishoudinkomen afgeeft in verband met de mogelijkheid voor verhuurders om al dan niet een inkomensafhankelijke huurverhoging door te kunnen voeren. In dit kader wordt in artikel 5a, derde lid, van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 als inspecteur aangewezen de directeur van de Belastingdienst/Centrale administratie.

Omdat de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 aldus mede uitvoering geeft aan het in te voeren artikel 252a, tweede lid, onderdeel c, van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek, wordt de in artikel 1 van de Uitvoeringsregeling Belastingdienst 2003 opgenomen opsomming hiermee aangevuld.

In artikel 6 van de onderhavige regeling is opgenomen dat deze in werking treedt op het tijdstip waarop de wet, waarin de delegatiebepaling is opgenomen waarop de regeling is gebaseerd, in werking treedt.

De administratieve lasten en uitvoeringskosten zijn reeds verantwoord in de memories van toelichting bij de het bij koninklijke boodschap van 22 december 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen) (Kamerstukken 33 129) en het bij koninklijke boodschap van 6 juli 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens) (Kamerstukken 33 330).

De Staatssecretaris van Financiën, F.H.H. Weekers


X Noot
1

Het bij koninklijke boodschap van 22 december 2011 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van inkomen) (Kamerstukken 33 129) en wordt gewijzigd in bij koninklijke boodschap van 6 juli 2012 ingediende voorstel van wet tot wijziging van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (huurverhoging op grond van een tweede categorie huishoudinkomens) (Kamerstukken 33 330).

Naar boven