Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 28 februari 2013, met nr. 349706 houdende aanwijzing van de vermogenstraceerders werkzaam bij het Openbaar Ministerie, de buitengewone opsporingsambtenaren werkzaam bij de politie en de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, als ambtenaren in de zin van de artikelen 556, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikel 556, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering;

Besluit:

Artikel 1

Als ambtenaren die kunnen worden belast met de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen of beslissingen van het openbaar ministerie, als bedoeld in artikel 556, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, worden aangewezen:

  • a. de vermogenstraceerders, werkzaam bij het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM), die op grond van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder b van het Wetboek van Strafvordering zijn aangewezen;

  • b. de bij de politie werkzame buitengewone opsporingsambtenaren, die op grond van artikel 142, eerste lid, aanhef en onder a van het Wetboek van Strafvordering zijn aangewezen en

  • c. de opsporingsambtenaren van de bijzondere opsporingsdiensten, als bedoeld in artikel 141, aanhef en onder d van het Wetboek van Strafvordering en artikel 2 van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten.

Artikel 2

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

Den Haag, 28 februari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

In artikel 556, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is geregeld dat het Openbaar Ministerie ten behoeve van de tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen een beroep kan doen op de daar genoemde ambtenaren en andere functionarissen. In het eerste lid wordt voorts bepaald dat het Openbaar Ministerie voor die tenuitvoerlegging de nodige bijzondere of algemene last kan geven aan andere daartoe door de de Minister van Veiligheid en Justitie aangewezen ambtenaren en functionarissen. Onderhavige Regeling strekt ertoe drie nadere categorieën van opsporingsambtenaren aan te wijzen als ambtenaren in de zin van artikel 556, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering. Het betreft de in artikel 1 van de Regeling aangeduide, financieel gespecialiseerde, opsporingsambtenaren. Kort gezegd gaat het om de vermogenstraceerders van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM), de als horizontale instromers bij de politie werkzame financiële opsporingsambtenaren (de zg. politie-BOA’s) en de opsporingsambtenaren van de diverse bijzondere opsporingsdiensten. Deze zijn op grond van deze Regeling onder andere bevoegd om in het kader van de executie van een opgelegde ontnemingsmaatregel op grond van artikel 577ba Wetboek van Strafvordering onderzoek naar het vermogen van de veroordeelde uit te voeren. Deze Regeling draagt daarom bij aan een grotere en betere financiële opsporingscapaciteit bij de uivoering van onderzoeken naar het vermogen van de veroordeelde.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven