Regeling van de Minister van Infrastructuur en Milieu van 1 maart 2013, nr. IENM/BSK-2013/24241, tot wijziging van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 in verband met het verbeteren van de naleving van bepaalde eisen en het herstellen van omissies

De Minister van Infrastructuur en Milieu,

Gelet op de artikelen 156c, tweede lid, 156o, 156s, tweede lid, 156w, tweede lid en 156x, eerste en vijfde lid van het Reglement rijbewijzen;

Besluit:

ARTIKEL I

De Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 22 wordt als volgt gewijzigd:

  • 1. In het eerste lid wordt ‘opleidingsinstituut ’vervangen door: opleidingscentrum.

  • 2. In het tweede lid wordt, onder het vervallen van de punt aan het slot, een zinsnede toegevoegd, luidende: en kan door de aangewezen exameninstantie worden ingetrokken of geschorst, indien de praktijktoets of het opleidingscentrum niet voldoet aan de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde eisen.

3. Na het tweede lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 3. Het opleidingscentrum is gehouden tot betaling, op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze, van het door deze instantie ter zake van de kosten van de aanwijzing vastgestelde tarief.

B

In artikel 25, tweede lid, worden, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel e door een puntkomma, drie onderdelen toegevoegd, luidende:

  • f. het opleidingscentrum biedt de nascholingscursussen aan in de daarvoor aangemelde locatie;

  • g. het opleidingscentrum voert een juiste administratie;

  • h. het opleidingscentrum handelt in overeenstemming met andere uit de erkenning voortvloeiende verplichtingen.

C

Artikel 26 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt, onder vervanging van de punt aan het slot van onderdeel h door een puntkomma, een onderdeel toegevoegd, luidende:

  • i. de cursus wordt uitgevoerd conform de bij de aanvraag gevoegde documenten en de eisen, zoals deze zijn gedefinieerd in het raamwerk van nascholingscursussen, bedoeld in artikel 156s, tweede lid van het Reglement rijbewijzen.

2. Na het tweede lid worden twee leden toegevoegd, luidende:

  • 3. Een certificering van een nascholingscursus kan door de aangewezen exameninstantie worden geschorst of ingetrokken, indien niet langer aan de eisen in het eerste lid wordt voldaan.

  • 4. Het opleidingscentrum is gehouden tot betaling, op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze, van het door deze instantie ter zake van de kosten van de certificering van nascholingscursussen vastgestelde tarief.

D

Na artikel 26 wordt een paragraaf ingevoegd, luidende:

§ 3a Certificaat praktijktrainer nascholing

Artikel 26a
  • 1. De aangewezen exameninstantie is belast met het afnemen van het examen praktijktrainer nascholing.

  • 2. Het certificaat praktijktrainer nascholing wordt afgegeven tegen betaling, op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze, van het door deze instantie ter zake van de kosten van het certificaat praktijktrainer nascholing vastgestelde tarief en indien wordt voldaan aan de eisen die zijn vastgesteld door de aangewezen exameninstantie.

E

Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

1. Voor de tekst wordt de aanduiding ‘1.’ geplaatst.

2. In het eerste lid (nieuw) wordt ‘156n en’ vervangen door: 156n,

3. In het eerste lid (nieuw) wordt na ‘Reglement rijbewijzen’ een zinsnede toegevoegd, luidende: en artikel 26 van deze regeling.

4. Na het eerste lid wordt een lid toegevoegd, luidende:

  • 2. Het erkende opleidingscentrum is gehouden tot betaling, op de door de aangewezen exameninstantie vastgestelde wijze, van het door deze instantie ter zake van de kosten van het toezicht vastgestelde tarief.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

TOELICHTING

Algemeen

Het Centraal Bureau voor de Rijvaardigheid (CBR) houdt als de aangewezen exameninstantie onder andere toezicht op de naleving van de eisen die worden gesteld aan de aanwijzing van rij-instructeurs om praktijktoetsen af te nemen, de erkenning van opleidingscentra om nascholingscursussen te geven, de afname van het examen voor praktijktrainers nascholing en de certificering van nascholingscursussen. Met de onderhavige wijziging van de Regeling vakbekwaamheid bestuurders 2012 wordt voorzien in de mogelijkheid voor het CBR om beter toe te zien op de juiste naleving van deze eisen en wordt een aantal omissies hersteld.

Artikelsgewijs

Artikel I

A (artikel 22)

Dit onderdeel biedt het CBR als aangewezen exameninstantie de mogelijkheid om de aanwijzing in te trekken dan wel te schorsen, indien de praktijktoets of het opleidingscentrum niet langer voldoet aan de eisen die door het CBR zijn opgesteld. Bovendien biedt dit onderdeel de mogelijkheid voor het CBR om kosten in rekening te brengen die verband houden met de aanwijzing. Het woord opleidingsinstituut werd abusievelijk gebezigd. Het is gewijzigd in opleidingscentrum.

B (artikel 25)

In dit onderdeel wordt een aantal eisen toegevoegd waaraan een opleidingscentrum dient te voldoen om voor erkenning in aanmerking te komen. In de oorspronkelijke tekst van artikel 25 is aangegeven dat een opleidingscentrum nascholingscursussen biedt in een daarvoor geschikte locatie. Voor het CBR is eveneens van belang dat de nascholingscursus wordt gegeven in de locatie die ten tijde van de aanmelding is opgegeven. Een geschikte locatie kan namelijk een andere locatie zijn dan een daarvoor aangemelde locatie. Om te garanderen dat de cursussen daadwerkelijk worden gehouden in de locatie die is aangemeld en op deze manier een effectief toezicht door het CBR te waarborgen.

Daarnaast worden nog de volgende wijzigingen in de tekst van artikel 25 van de Regeling doorgevoerd:

Het opleidingscentrum dient een juiste administratie te voeren. Daarbij dient onder meer gedacht te worden aan het bijhouden van de persoonsgegevens van de cursist, het controleren van de legitimatie en het rijbewijs van de cursist en het tekenen van de presentielijst. De praktische eisen die verband houden met een juiste administratie worden nader uitgewerkt in een beleidsregel.

C (artikel 26)

In dit onderdeel worden de eisen ten aanzien van certificering van nascholingscursussen verduidelijkt. Het is de bedoeling dat een cursus wordt uitgevoerd conform de bij de aanvraag gevoegde documenten en de eisen zoals deze zijn gedefinieerd in het raamwerk van nascholingscursussen. Om verwarring te voorkomen wordt dit nu expliciet in de Regeling opgenomen.

Bovendien regelt dit onderdeel dat het CBR een certificering van de nascholingscursussen kan intrekken of schorsen.

Tot slot wordt geregeld dat het opleidingscentrum is gehouden tot betaling van de kosten die het CBR maakt bij de beoordeling of een opleidingscentrum in aanmerking komt voor een certificering van de nascholingscursus.

D (artikel 26a)

Dit onderdeel regelt dat het CBR belast is met het afnemen van het examen praktijktrainer nascholing. Het CBR beoordeelt de didactische kwaliteiten en de rijvaardigheid van praktijktrainers die praktijktrainingen geven in het kader van de nascholing richtlijn vakbekwaamheid (code 95). De beoordeling bestaat uit twee onderdelen; een rijvaardigheidsanalyse en een audit van een lessituatie.

Het CBR mag voor het afnemen van het examen kosten in rekening brengen.

E (artikel 28)

Het CBR maakt in het kader van toezicht en verscherpt toezicht kosten. Bij verscherpt toezicht kan worden gedacht aan extra steekproeven die het CBR verricht als er bij een eerdere controle is vastgesteld dat in strijd met de eisen is gehandeld. Ook komt het voor dat de steekproef geen doorgang heeft kunnen vinden door toedoen van het opleidingscentrum, wanneer bijvoorbeeld het opleidingscentrum een datum en tijdstip doorgeeft aan het CBR waarop een cursus wordt gegeven en er blijkt niemand aanwezig te zijn. Het is de bedoeling dat de kosten die het CBR hierdoor maakt, worden verhaald op het opleidingscentrum, maar dat is niet eerder expliciet geregeld. Dit onderdeel herstelt deze omissie.

Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 april 2013. Daarmee wordt uitvoering gegeven aan aanwijzing 174 van de Aanwijzingen voor de regelgeving. Dit artikel bepaalt dat een ministeriële regeling in werking treedt conform vaste verandermomenten: met ingang van 1 januari, 1 april, 1 juli of 1 oktober. Wel wordt afgeweken van de regel dat publicatie minimaal twee maanden voorafgaand aan inwerkingtreding van de regeling plaatsvindt. Voor die afwijking van het systeem van vaste verandermomenten is gekozen omdat het CBR gebaat is bij een zo spoedig mogelijke inwerkingtreding.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus.

Naar boven