Wrakingsprotocol Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Per 1 januari 2013

1. Inleiding

Dit protocol is gebaseerd op de ‘Aanbeveling inzake afhandeling wrakingsverzoeken’ van de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak van 23 januari 2001 (a) en bevat een nadere uitwerking ervan, zoals vastgesteld in de presidentenvergadering van 27 november 2006. Doel van het protocol is het bevorderen van een vlotte en professionele behandeling van wrakingsverzoeken.

2. Wettelijke regeling

De Wetboeken van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) en van Strafvordering (Sv) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennen een vrijwel eenvormige regeling met betrekking tot wraking en verschoning: zie de artikelen 36–41 Rv, 512–518 Sv en 8:15–8:20 Awb.

3. Wrakingsgronden

3.1 Recht op een onpartijdige rechter

In een rechtsstaat heeft men recht op een onpartijdige rechter (art. 6 EVRM).

Wraking is een middel voor procespartijen om dit recht af te dwingen (b). Een rechter kan worden gewraakt ‘op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden’ (artikelen 36 Rv, 512 Sv, 8:15 Awb).

3.2 Subjectieve en objectieve onpartijdigheid

Ten aanzien van onpartijdigheid wordt in de jurisprudentie onderscheid gemaakt tussen subjectieve en objectieve aspecten van onpartijdigheid (c).

Bij de subjectieve aspecten moet men denken aan de persoonlijke instelling van de rechter. Hier geldt als criterium dat een rechter moet worden vermoed uit hoofde van zijn aanstelling onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat een rechter jegens een rechtzoekende persoonlijk, dan wel aangaande een standpunt in een zaak, een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij een rechtzoekende dienaangaande bestaande vrees gerechtvaardigd is (d). De vrees voor subjectieve partijdigheid van de rechter moet bovendien objectief gerechtvaardigd zijn (e).

Bij de objectieve aspecten gaat het om feiten of omstandigheden die, ongeacht de persoonlijke instelling van de rechter, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. De bewijsrechtelijke drempel is aanzienlijk lager dan voor subjectieve partijdigheid. De verzoeker hoeft niet te bewijzen dat die feiten of omstandigheden ook werkelijk tot vooringenomenheid hebben geleid: ‘legitimate doubt’ kan voldoende zijn (f). De feiten waarop de verzoeker zich beroept moeten aannemelijk zijn geworden; zij moeten zwaarwegende redenen opleveren voor (objectiveerbare) twijfel aan de onpartijdigheid.

4. Wijze van wraking

4.1 Vereisten ten aanzien van het verzoek

Een wrakingsverzoek wordt schriftelijk ingediend en dient gemotiveerd te zijn ten aanzien van iedere rechter op wie het betrekking heeft. Het verzoek moet worden gedaan zodra de daaraan ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden bekend zijn geworden. In procedures waarin de tussenkomst van een advocaat verplicht is, is ondertekening van het schriftelijke verzoek door een advocaat verplicht (g). De verzoeker die zonder bijstand van een advocaat een verzoek indient, wordt hierop gewezen. Hij krijgt de gelegenheid zijn verzuim te herstellen. Tijdens een terechtzitting kan het verzoek ook mondeling worden gedaan door de desbetreffende partij (respectievelijk verdachte) of namens deze door de raadsman. In het bestuursrecht kan het verzoek ook mondeling geschieden na de aanvang van het horen van partijen of getuigen in het vooronderzoek (artikel 8:16 lid 2 Awb). Volgens de wet is de verzoeker verplicht alle feiten en omstandigheden die hem tot zijn verzoek brengen, tegelijk voor te dragen.

4.2 Wie kan een wrakingsverzoek indienen?

Een rechter kan worden gewraakt op verzoek van een partij (in een civiele verzoekschriftprocedure ook: een verschenen belanghebbende) in het civiele of bestuursrechtelijke geding en op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie in een strafzaak. Als de wet voor een betrokkene in de procedure niet expliciet voorziet in de mogelijkheid een wrakingsverzoek in te dienen, staat dit protocol niet in de weg aan een ruime uitleg van de wet.

4.3 Wie kan gewraakt worden?

Wraking is uitsluitend mogelijk van de rechter(s) door wie een zaak wordt behandeld; niet van de griffier of van het openbaar ministerie. Wraking van alle leden van de meervoudige kamer die een bepaalde zaak behandelt is dus mogelijk, wraking van een heel college (alle raadsheren van het gerechtshof) niet. Ook de raadsheer- of rechter-commissaris in strafzaken, in een rogatoire commissie of in insolventies kan worden gewraakt.

Leden van de wrakingskamer kunnen eveneens worden gewraakt. Het gaat er dan om of er sprake is van feiten en omstandigheden die het vermoeden wettigen dat de betrokken rechters ten aanzien van het door hen te behandelen wrakingsverzoek niet onpartijdig of onafhankelijk zijn (h). De wrakingskamer heeft de mogelijkheid om kennelijk niet-ontvankelijke verzoeken tot wraking van de wrakingskamer buiten behandeling te laten (voorkomen van het zgn. ‘Drostebuseffect’).

4.4 Wanneer kan een wrakingsverzoek worden ingediend?

Een wrakingsverzoek kan worden ingediend in elke stand van het geding – mits vóór de einduitspraak (i) – zodra de wrakingsgronden bekend zijn. Een later ingediend verzoek kan niet-ontvankelijk worden verklaard (j).

5. Inrichting wrakingskamer

5.1 Meervoudige kamer

Het wrakingsverzoek wordt steeds behandeld door een meervoudige kamer van het gerechtshof (k). De kamer wordt bijgestaan door een griffier. De gewraakte rechter heeft geen zitting in deze kamer. In geval van wraking van een lid van een meervoudige kamer nemen de overige rechters van die kamer geen zitting in de wrakingskamer die het verzoek behandelt. De leden van de wrakingskamer zijn zoveel mogelijk afkomstig uit verschillende afdelingen. De samenstelling van de wrakingskamer geschiedt zo dat in ieder geval één van de leden werkzaam is in de afdeling waarin het wrakingsverzoek is gedaan. De afdelingsvoorzitter of de teamvoorzitter neemt bij voorkeur geen zitting in de wrakingskamer voor zaken in zijn afdeling respectievelijk team.

5.2 Vaste wrakingskamer

Het bestuur van het gerechtshof heeft een vaste wrakingskamer ingesteld. Dit vergemakkelijkt de samenstelling van een wrakingskamer zodra er een wrakingsverzoek is ingediend en bevordert ook de opbouw van expertise.

De vaste wrakingskamer bestaat uit:

  • per vestiging een algemeen voorzitter;

  • uit elke afdeling een of meer vaste leden en plaatsvervangende leden;

  • uit elke afdeling een griffier, met plaatsvervangers.

De leden en plaatsvervangend leden worden voor een periode van ten hoogste vier jaar benoemd en zijn onbeperkt herbenoembaar. Het bestuur stelt ook een rooster van aftreden vast.

De namen van de leden van de vaste wrakingskamer zijn vermeld in bijlage 1. De rechtsprekende leden hebben ruime rechterlijke ervaring. De wrakingskamer in een bepaalde zaak wordt zoveel mogelijk samengesteld uit leden van de vaste wrakingskamer; dit met inachtneming van hetgeen onder 5.1 is vermeld.

5.3 Het samenstellen van een wrakingskamer

Na een verzoek om wraking stelt de wrakingsgriffier uit de betreffende afdeling, in overeenstemming met de algemeen voorzitter van de betreffende vestiging (bij afwezigheid: een van de andere vaste leden), een wrakingskamer samen. De zittingsgriffier treedt niet op als griffier van de wrakingskamer.

Bij afwezigheid van de algemeen voorzitter of een ander vast of plaatsvervangend lid van de vaste wrakingskamer kan een andere rechter met bekendheid met het samenstellen van een wrakingskamer – mits het verzoek niet tegen hem is gericht – bijstand verlenen bij het formeren van een wrakingskamer.

5.4 Ad hoc wrakingskamer

Indien geen wrakingskamer kan worden samengesteld uit rechters uit de vaste wrakingskamer, wordt de wrakingskamer ad hoc samengesteld. Aan deze kamer neemt zo mogelijk ten minste één lid van de vaste wrakingkamer deel (l). Slechts in zeer spoedeisende gevallen kan worden afgeweken van het onder 5.3 bepaalde. Een zorgvuldige procesvoering staat, juist ook in wrakingszaken, voorop.

5.5 Inschakelen rechters uit ander gerecht

In zeer bijzondere gevallen, ter beoordeling van de algemeen voorzitter van de betreffende vestiging – bijvoorbeeld bij kwesties betreffende de onpartijdigheid van de president of van andere gerechtsbestuurders, optredend in een rechterlijke functie (m) –, kan worden overwogen om voor het formeren van een wrakingskamer een beroep te doen op raadsheren uit een ander gerechtshof.

5.6 Nevenzittingsplaatsen

Als het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een zaak optreedt als nevenzittingsplaats van een ander gerechtshof, wordt ook een wrakingsverzoek in die zaak door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden behandeld, overeenkomstig de in dit wrakingsprotocol vastgelegde regels.

Als een ander gerechtshof in een zaak optreedt als nevenzittingsplaats van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, wordt een wrakingsverzoek in die zaak door dat andere gerechtshof behandeld, overeenkomstig de in het wrakingsprotocol van dat andere gerechtshof vastgelegde regels. Mocht volgens het dan van kracht zijnde wrakingsprotocol de wrakingskamer van dat andere gerechtshof niet bevoegd zijn, dan is de wrakingskamer van dit hof alsnog bevoegd.

6. Hoe te handelen bij wrakingsverzoeken ter terechtzitting?

6.1 Vastleggen feiten en omstandigheden

Wanneer om wraking wordt verzocht tijdens de zitting van een meervoudige kamer, stelt de voorzitter van deze kamer allereerst vast op welke rechter(s) het wrakingsverzoek betrekking heeft. Vervolgens vraagt hij, dan wel de enkelvoudige kamer (n), om opgave van alle feiten en omstandigheden die aanleiding geven tot het wrakingsverzoek. De griffier legt een en ander vast in een proces-verbaal, dat wordt getekend door de voorzitter van de meervoudige kamer (dan wel het lid van de enkelvoudige kamer) en de griffier (o).

6.2 De behandeling ter terechtzitting wordt geschorst

Vervolgens wordt de behandeling ter zitting geschorst onder mededeling dat het wrakingsverzoek zo spoedig mogelijk zal worden behandeld door een wrakingskamer en dat het onderzoek in de hoofdzaak na de beslissing in het wrakingsincident zal worden voortgezet, dan wel door een andere kamer zal worden aangevangen. Indien de behandeling van het wrakingsverzoek en de voortzetting/aanvang van het onderzoek niet op dezelfde dag kunnen plaatsvinden, of in geval van berusting, wordt – indien mogelijk – een nieuwe zittingsdag aangezegd. Dit laatste is vooral van belang in strafzaken.

De rechter wiens wraking is verzocht onthoudt zich na het wrakingsverzoek van verdere bemoeiingen met de zaak voor zover die uitstel gedogen of door andere rechters kunnen worden verricht (p).

Het moment van indiening van het wrakingsverzoek wordt vastgelegd in het proces-verbaal. Handelingen die geen uitstel gedogen dienen te worden uitgevoerd (q). Na gegrondverklaring van het wrakingsverzoek oordeelt de nieuwe (meervoudige) kamer over de gevolgen van de gegrondverklaring.

6.3 Melding wrakingsverzoek door de zittingsgriffier

De zittingsgriffier meldt het wrakingsverzoek, onder afgifte van het daarvan gemaakte proces-verbaal, terstond aan de griffier van de vaste wrakingskamer uit de betreffende afdeling (verder: de griffier). De zittingsgriffier verzoekt dan tevens om samenstelling van een wrakingskamer.

Vervolgens wordt een wrakingskamer samengesteld (zie paragraaf 5). Deze treedt desgewenst en zo mogelijk direct aan en vangt aan met de behandeling van het verzoek (zie paragraaf 9).

6.4 Geen contact

Tot het moment van de uitspraak van de wrakingskamer heeft de rechter wiens wraking is verzocht, buiten aanwezigheid van de indiener van het verzoek geen contact over de zaak met leden van de wrakingskamer.

6.5 Al dan niet berusten

Vóór het moment van schorsing van de terechtzitting neemt de gewraakte rechter in beginsel nog geen besluit over het al dan niet berusten in de wraking. Omdat van de beslissing te berusten precedentwerking kan uitgaan, verdient het aanbeveling hierover ruggespraak te houden met een of meer ervaren collega’s dan wel met de afdelingsvoorzitter in kwestie of met de president van het gerechtshof.

7. Hoe te handelen bij een wrakingsverzoek buiten de terechtzitting?

7.1 Wrakingsverzoek naar de vaste wrakingskamer

Een buiten de zitting ingediend verzoek wordt zo spoedig mogelijk ter hand gesteld aan de griffier van de vaste wrakingskamer uit de betreffende afdeling (verder: de griffier). De griffier stelt, in overeenstemming met de algemeen voorzitter van de betreffende vestiging en met toepassing van het vermelde in paragraaf 5, een wrakingskamer samen. Deze behandelt het verzoek en beslist daarop. Indien het wrakingsverzoek niet bij de betrokken rechter zelf is binnengekomen, stelt de griffier deze onmiddellijk na binnenkomst van het verzoek daarvan op de hoogte.

7.2 Geen contact

Hier geldt eveneens hetgeen onder 6.4 is vermeld.

7.3 Al dan niet berusten

Hier geldt eveneens hetgeen onder 6.5 is vermeld.

8. Voorbereidende werkzaamheden voor de behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer

8.1 Apart wrakingsdossier

De griffier van de wrakingskamer legt een apart dossier aan voor het wrakingsverzoek, met een eigen registratienummer. In dit dossier worden opgenomen:

  • het wrakingsverzoek;

  • het proces-verbaal van de zitting waarop het wrakingsverzoek is gedaan;

  • een schriftelijke reactie van de betrokken rechter(s) op het wrakingsverzoek.

De griffier zorgt ervoor dat de leden van de wrakingskamer, de verzoeker, de andere procespartij(en) en in strafzaken het openbaar ministerie beschikken over een exemplaar van het wrakingsdossier, althans inzage daarin hebben. Ook het dossier in de hoofdzaak is beschikbaar.

8.2 Betrokkenen informeren en informatie verzamelen door griffier

De griffier van de wrakingskamer stuurt de betrokken rechter een kopie van het wrakingsverzoek, met het verzoek:

  • te berichten of hij in de wraking berust;

  • indien hij niet berust, op te geven of hij gehoord wil worden en, zo ja, verhinderdata te vermelden;

  • eventueel schriftelijk te reageren op het wrakingsverzoek.

De griffier vraagt de verzoeker en de andere procespartijen verhinderdata op te geven. De griffier informeert vervolgens alle betrokkenen (verzoeker, de rechter wiens wraking is verzocht, in strafzaken het openbaar ministerie, andere procespartijen) over de zittingsdatum, onder mededeling dat zij ter terechtzitting in de gelegenheid zullen worden gesteld te worden gehoord. De griffier doet zo nodig een tolk oproepen en het transport voor de gedetineerde regelen.

8.3 Berusting

Indien de betrokken rechter in de wraking berust, bericht de griffier van de wrakingskamer dit aan de verzoeker en de eventuele andere partijen. In dat geval is de wraking een feit en hoeft er geen beslissing van de wrakingskamer te komen.

8.4 Behandeling op dezelfde dag

Indien de behandeling van het wrakingsverzoek nog op dezelfde dag plaatsvindt, wordt voor zover nodig afgeweken van het bepaalde in 8.2.

9. De behandeling van het wrakingsverzoek door de wrakingskamer

9.1 Behandeling zo spoedig mogelijk

Het verzoek om wraking wordt zo spoedig mogelijk behandeld. Een wrakingsverzoek kan niet worden afgedaan op de stukken; er vindt altijd een zitting plaats van de wrakingskamer. In afwijking hiervan kan de wrakingskamer een verzoek wegens kennelijke niet-ontvankelijkheid zonder zitting afdoen (r).

9.2 Openbaarheid van de zitting

In civiele en in bestuursrechtelijke zaken is de zitting van de wrakingskamer in beginsel openbaar (vgl. de artikelen 27 Rv en 8:62 Awb). In strafzaken is (nog) (s) geen behandeling ter openbare terechtzitting voorgeschreven (art. 515 Sv). Het gerechtshof behandelt wrakingsverzoeken in strafzaken als regel in het openbaar. In bijzondere gevallen kunnen de deuren worden gesloten (art. 27 Rv, art. 269 Sv, art. 8:62 Awb) (t).

9.3 Horen van betrokkenen

De verzoeker en de gewraakte rechter worden in de gelegenheid gesteld te worden gehoord. Ambtshalve of op verzoek van verzoeker of de betrokken rechter kan de wrakingskamer bepalen dat zij niet in elkaars aanwezigheid worden gehoord. Het verdient aanbeveling van deze bevoegdheid slechts terughoudend gebruik te maken.

Wanneer de betrokken rechter niet wenst te verschijnen, kan de wrakingskamer beslissen dat de rechter toch tijdens de behandeling wordt gehoord.

In strafzaken wordt het openbaar ministerie in de gelegenheid gesteld te worden gehoord.

In civiele zaken kan het openbaar ministerie worden gehoord (artikel 44 Rv). Hoewel de wet dit niet voorschrijft, verdient het aanbeveling in civiele en in bestuursrechtelijke zaken de wederpartij in de hoofdzaak van de verzoeker tot wraking uit te nodigen. Deze wederpartij is weliswaar geen partij in het wrakingsincident, maar kan er wel belang bij hebben om erop toe te zien dat in het wrakingsincident niet de merites van de hoofdzaak worden besproken. Als dit – bij uitzondering – voor een juiste behandeling van het wrakingsverzoek onontkoombaar is, krijgt de wederpartij de gelegenheid zich daarover uit te spreken.

9.4 Beslissing zo spoedig mogelijk

Mondeling na sluiting van de wrakingsbehandeling

De wrakingskamer geeft zo mogelijk een mondelinge beslissing na sluiting van de behandeling. In dat geval zal de voorzitter na een schorsing van de wrakingszitting de beslissing meedelen. Hij vermeldt daarbij dat die beslissing nog schriftelijk zal worden uitgewerkt en dat deze zo spoedig mogelijk wordt toegezonden. Daarna zal hij, bij afwijzing van het wrakingsverzoek, meedelen dat het onderzoek in de hoofdzaak – wat de wrakingskamer betreft – meteen kan worden voortgezet.

Schriftelijk

Als een mondelinge beslissing niet mogelijk of niet gewenst is beslist de wrakingskamer uiterlijk twee weken na de zitting schriftelijk op het wrakingsverzoek.

De beslissing

De beslissing is schriftelijk en gemotiveerd en dient onverwijld te worden meegedeeld aan verzoeker, de rechter wiens wraking is verzocht, het openbaar ministerie en andere procespartijen. De beslissing wordt in het openbaar uitgesproken, tenzij de wet anders bepaalt. Openbare uitspraken worden in beginsel gepubliceerd op www.rechtspraak.nl. Publicatie kan afhankelijk van de inhoud van de uitspraak achterwege blijven.

9.5 Gronden voor afwijzing en inhoudelijke toetsing

Als de voorgeschreven wijze van wraking (zie paragraaf 4) niet is toegepast, kan er grond zijn om een wrakingsverzoek niet-ontvankelijk te verklaren. De inhoudelijke toetsing van het wrakingsverzoek vindt plaats aan de hand van de in paragraaf 3 beschreven criteria.

9.6 Geen rechtsmiddel

Tegen de beslissing van de wrakingskamer staat geen rechtsmiddel open. Dit is slechts anders indien de wrakingskamer de regeling met betrekking tot de wraking ten onrechte niet heeft toegepast of buiten het toepassingsgebied ervan is getreden, dan wel zodanig essentiële vormen niet in acht heeft genomen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling niet kan worden gesproken (u). De omstandigheid dat een wrakingsverzoek is afgewezen, staat er niet aan in de weg dat de onpartijdigheid van de rechter die de beslissing heeft gegeven, in hogere instantie kan worden getoetst in het verband van een door of namens een procespartij in hogere instantie gedaan beroep op schending van het recht op behandeling door een onpartijdige rechter (v).

9.7 Buitengewoon rechtsmiddel

Iedere belanghebbende kan zich tot de procureur-generaal bij de Hoge Raad richten met het verzoek om cassatie in het belang der wet in te stellen.

10. Bijzondere gevallen

10.1 Misbruik

In geval van misbruik van het wrakingsinstrument kan de wrakingskamer bepalen dat een volgend verzoek (in dezelfde zaak) niet in behandeling wordt genomen (w).

Een motivering is hierbij op haar plaats (artikelen 39 lid 4 Rv, 515 Sv en 8:18 Awb). Zie voor het begrip ‘misbruik’ artikel 3:13 lid 2 BW en de jurisprudentie van de Hoge Raad inzake misbruik van procesrecht.

10.2 Volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter

Behoudens nieuwe feiten of omstandigheden wordt een volgend verzoek van dezelfde partij om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling genomen. Dit is in de wet zelf bepaald en behoeft derhalve niet in de beslissing te worden vermeld.

10.3 Wraking van het hele gerechtshof of van de wrakingskamer

Een verzoek tot wraking van het hele gerechtshof en/of van rechters die niet op de zaak zitten, kan zonder zitting niet-ontvankelijk worden verklaard (x). Aan wrakingsverzoeken die zijn gericht tegen de wrakingskamer kan voorbij worden gegaan, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 3 en 4 vermelde eisen (y).

11. Administratieve verwerking van het wrakingsverzoek

(niet opgenomen)

12. Publicatie

De algemeen voorzitters van de vaste wrakingskamer zorgen voor elektronische publicatie van dit protocol op internet (www.rechtspraak.nl).

Verwijzingen:

  • (a) Trema 2001, nr. 4, p. 184.

  • (b) HR 30 november 1990, NJ 1992, 94.

  • (c) EHRM 24 mei 1989, NJ 1990, 627.

  • (d) HR 18 april 1995, NJ 1996, 73, HR 24 oktober 1995, NJ 1996, 484, en HR 18 mei 2004, NJ 2004, 498 (telkens strafkamer).

  • (e) EHRM 26 oktober 1984, NJ 1988, 744.

  • (f) EHRM 7 augustus 1996, NJ 1998, 185.

  • (g) HR 28 juni 1985, NJ 1985, 836, en HR 18 december 1998, NJ 1999, 271.

  • (h) Volgens A-G Machielse in zijn conclusie voor HR 14 juni 2005, AT7031 (onderdeel 3.6), kan in de gevallen waarin de rechter die op de wraking in een strafzaak moet beslissen zelf een eerlijke en onpartijdige behandeling van het wrakingsverzoek niet blijkt te waarborgen, gebruik worden gemaakt van de voorziening in artikel 512 Sv.

  • (i) Zie o.m. HR 18 december 1998, NJ 1999, 271.

  • (j) Zie voor een na de terechtzitting ingediend verzoek HR 22 december 1992, DD 1993, 198. In deze zaak mocht de rechter het verzoek om wraking, dat was gedaan na sluiting van de behandeling maar vóór de einduitspraak, negeren. In dit protocol is gekozen voor een iets andere lijn, in de geest van Rb. Utrecht 13 november 1998 (Trema 2002, special januari, p. 57–58) en van HR 19 november 1999, NJ 2001, 30, waarin een verzoek om wraking van twee raadsheren in behandeling is genomen, hoewel het was ingediend kennelijk na sluiting van de behandeling ter zitting van de Hoge Raad en nadat aan verzoeker de namen waren meegedeeld van de raadsheren die arrest zouden wijzen.

  • (k) Artikel 90 van de Vreemdelingenwet 2000 bevat een uitzondering: een verzoek om wraking van een lid van de enkelvoudige kamer van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State wordt behandeld door een enkelvoudige kamer.

  • (l) Deze bepaling kan onder meer worden toegepast bij spoedeisende gevallen; gedacht kan worden aan zaken waarin het wenselijk is dat direct na indiening van het wrakingsverzoek een wrakingskamer aantreedt en aanvangt met de behandeling.

  • (m) Vgl. Rb. Leeuwarden, 24 juli 2000, NJ 2000, 696.

  • (n) Bij een enkelvoudige kamer is de in de vorige zin bedoelde vaststelling uiteraard niet aan de orde.

  • (o) Het proces verbaal wordt bij voorkeur terstond opgemaakt en voorgelezen, daarna ondertekend. Dit voorkomt verschil van mening over de gronden van het wrakingsverzoek.

  • (p) De wettelijke regeling kent, anders dan art. 520 lid 1 (oud) Sv, geen regel meer over de uitsluiting van bemoeiingen door een rechter wiens wraking is verzocht. Het stelsel van verboden processuele handelingen en bevoegdheden werd onnodig bevoogdend geacht, terwijl het bovendien een vorm van geïnstitutionaliseerd wantrouwen tegen de rechter zou impliceren (Kamerstukken II 1991/92, 22 495, nr. 3, p. 113). Niettemin lijkt een uitsluiting van verdere bemoeiingen die uitstel gedogen of door een andere rechter kunnen worden verricht, wenselijk. Het verdient aanbeveling om de gevallen waarin verdere bemoeiingen geen uitstel gedogen zo beperkt mogelijk te houden.

  • (q) Een voorbeeld van een bemoeiing die geen uitstel gedoogt is de beslissing op een vordering tot verlenging van de gevangenhouding kort vóór het verstrijken van een termijn.

  • (r) Hierbij is te denken aan verzoeken die kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 vermelde eisen.

  • (s) De wetgever heeft al wel aangekondigd het beginsel van openbare behandeling ook in strafzaken in te willen voeren (TK 26855 nr 3, p. 67)

  • (t) In een publicatie in Trema 2003, nr. 7 (p. 258 e.v.), onder de titel De openbare wrakingszitting: goed voor het rechterlijk gezag?, heeft W.N. Evers een onderscheid gemaakt tussen organisatorische en persoonlijke onpartijdigheid. Zij bepleit behandeling achter gesloten deuren in geval van (de schijn van) persoonlijke partijdigheid. In uitzonderingssituaties kan het aangewezen zijn om een wrakingsverzoek te behandelen achter gesloten deuren. Het verdient aanbeveling om terughoudend van deze mogelijkheid gebruik te maken.

  • (u) HR 22 januari 1999, NJ 1999, 243, HR 26 januari 2001, NJ 2001, 177, en CRvB 11 december 2001, RSV 2002/99. Zie ook Snijders/Wendels, Civiel appel (derde druk 2003), nr. 315 e.v. Ten aanzien van arbiters: HR 18 februari 1994, NJ 1994, 765, m.nt. HJS. Een beoordeling van de onpartijdigheid van de rechters die in eerste aanleg vonnis hebben gewezen is overigens niet aan het oordeel van de rechter in hoger beroep onttrokken; zie HR 31 oktober 2000, LJN AA7956, Nieuwsbrief Strafrecht 2000, 12, nr. 235. Volgens HR 14 juni 2005, AT7031, staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv tegen een beslissing op een verzoek tot wraking in strafzaken geen rechtsmiddel open, zodat het cassatieberoep niet-ontvankelijk is. A-G Machielse wijst in zijn conclusie op correctiemogelijkheden voor oneffenheden in het voorbereidende onderzoek (artikel 359a Sv). Als de verdediging meent in het voorbereidende onderzoek te kort te zijn gedaan door een bevooroordeelde onderzoeksrechter, staat niets eraan in de weg de vonnisrechter deze bezwaren voor te leggen in het kader van artikel 359a Sv. Het in artikel 6 EVRM neergelegde vereiste van een eerlijk proces biedt, los van een wrakingsincident, onder omstandigheden in de hoofdzaak aanknopingspunten voor een beoordeling van de berechting in een eerdere instantie.

  • (v) Vgl. het in noot 21 genoemde arrest HR 31 oktober 2000, LJN AA7956, r.o. 3.3, Nieuwsbrief Strafrecht 2000, 12, nr. 235.

  • (w) Volgens de memorie van toelichting kan deze bevoegdheid dienst doen zowel bij herhaalde verzoeken om wraking van dezelfde rechter op grond van gepretendeerde nova, als bij gelijktijdige of opeenvolgende verzoeken ten aanzien van meerdere rechters. Zie in dit verband CRvB 11 december 2001, RSV 2002, 99.

  • (x) Vgl. HR 18 december 1998, NJ 1999, 271.

  • (y) Vgl. Rb. Leeuwarden 24 juli 2000, NJ 2000, 696, en Hof ‘s-Hertogenbosch 11 juli 2002, NJ 2002, 442.

Naar boven