Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 25 februari 2013, kenmerk 354266, houdende wijziging van de Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie in verband met ondermeer van de verlening van ondermandaat bij de behandeling van bezwaarschriften ten aanzien van de Wet openbaarheid van bestuur en bij gevallen van buitengerechtelijke verzoeken om schadevergoeding tot en met een bedrag van 10.000 euro

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de artikelen 10:3, 10:9, eerste lid, en 10:12 van de Algemene wet bestuursrecht

Besluit:

ARTIKEL I

De Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie wordt als volgt gewijzigd:

A

In artikel 1, eerste lid, onder a wordt ‘de Minister van Justitie;’ vervangen door: de Minister van Veiligheid en Justitie;

B

In artikel 1, eerste lid onder c wordt ‘het Ministerie van Justitie’ vervangen door: het Ministerie van Veiligheid en Justitie

C

Artikel 6 komt te luiden:

Artikel 6

  • 1. Ondermandaat door het College tot het nemen van besluiten op verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur, de behandeling van en beslissing op bezwaarschriften tegen voornoemde besluiten en daarmee samenhangende beslissingen met betrekking tot de verschuldigdheid en de hoogte van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen in de zin van artikelen 4:17 en 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht kan uitsluitend worden verleend aan:

    • a. de hoofden van de parketten;

    • b. het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal;

    • c. de directeur van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie;

    • d. de directeur van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie;

    • e. de directeur van de Rijksrecherche; en

    • f. de directeur van het wetenschappelijk bureau van het openbaar ministerie.

  • 2. De in het eerste lid onder a, en onder c tot en met f bedoelde functionarissen kunnen het ondermandaat slechts aan onder hen ressorterende ambtenaren doorgeven voor zover het standaardbeslissingen betreft.

D

Artikel 7 komt te luiden:

Artikel 7

  • 1. Ondermandaat door het College ten aanzien van de behandeling van en beslissing op beroepschriften tegen de in artikel 6, lid 1, bedoelde bezwaarschriften kan worden verleend aan:

    • a. het hoofd van de afdeling Bestuurlijk en Juridische Zaken;

    • b. de directeur van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie voor zover het gaat om beroepschriften in zaken die de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie betreffen en die betrekking hebben op de Wet openbaarheid van bestuur en de verschuldigdheid en de hoogte van een dwangsom wegens niet tijdig beslissen in de zin van artikelen 4:17 en 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. De in het eerste lid, onder b genoemde functionaris kan het ondermandaat voor de behandeling van beroepschriften en het optreden ter zitting doorgeven aan onder hem ressorterende medewerkers die met die taak zijn belast.

E

Artikel 8 komt te luiden

Artikel 8

Ondermandaat door het College ten aanzien van:

  • a. de behandeling van en beslissing op gerechtelijke en buitengerechtelijke verzoeken om schadevergoeding in verband met strafvorderlijk of ander optreden dat aan het openbaar ministerie wordt toegerekend;

  • b. het verlenen van toestemming als bedoeld in artikel 4:7, eerste lid, onder a, van het Besluit politiegegevens;

kan worden verleend aan het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal, die dit ondermandaat slechts één hiërarchisch niveau verder kan doorgeven.

F

Na artikel 8 wordt een artikel ingevoegd dat als volgt komt te luiden:

Artikel 8a

Ondermandaat door het College ten aanzien van:

  • a. een schadezaak op grond van de Aanwijzing Schade Niet-Voegen of de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften;

  • b. de behandeling van en beslissing op buitengerechtelijke verzoeken om schadevergoeding tot en met € 10.000,– in verband met strafvorderlijk of ander optreden dat aan het openbaar ministerie kan worden toegerekend;

kan worden verleend aan de in artikel 6, eerste lid, onder a en d, bedoelde functionarissen, die dit ondermandaat slechts één hiërarchisch niveau verder kunnen doorgeven.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 maart 2013 en werkt voor wat betreft artikel I, onder C, wat betreft artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 25 februari 2013

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Met onderhavige regeling worden een aantal wijzigingen in de Mandaatregeling niet-beheersaangelegenheden openbaar ministerie, hierna te noemen de regeling, doorgevoerd.

Artikel I

Onderdeel A en B (artikel 1)

Artikel 1 van de regeling is aangepast in verband met de naamswijziging van het ministerie.

Onderdeel C (artikel 6)

Door de inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart op 1 januari 2013 zijn wijzigingen in de organisatiestructuur van het Openbaar Ministerie (OM) doorgevoerd. Deze wet bepaalt dat Nederland voortaan tien arrondissementen en vier ressorten heeft. De ressortsparketten zijn samengevoegd tot één (landelijk) ressortsparket, genaamd ‘het ressortsparket’ en verder kent het OM een landelijk parket en een functioneel parket. Deze wijziging is in artikel 6, eerste lid, van de regeling verwerkt.

Bij de totstandkoming van de regeling in 2009 is in de toelichting bij het toenmalige artikel 6 aangegeven dat het aantal verzoeken op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) in verkeerszaken enorm was toegenomen en dat dit aanleiding gaf tot uitbreiding van het toegestane ondermandaat bij standaardbeslissingen. Sindsdien is het aantal verzoeken op grond van de Wob in verkeerszaken wederom fors toegenomen. Mede gelet hierop is het toegestane ondermandaat uitgebreid door in artikel 6 een ruimere mogelijkheid tot ondermandaat op te nemen. Als gevolg hiervan kan het College ondermandaat verlenen voor zowel de behandeling van verzoeken op grond van de Wob, als het behandelen van en beslissen op bezwaarschriften en het nemen van hiermee samenhangende beslissingen over de verschuldigdheid en hoogte van een dwangsom wegens niet-tijdig beslissen (op grond van artikel 4:17 en 4:18 van de Algemene wet bestuursrecht) aan de in het eerste lid onder a tot en met f genoemde functionarissen. Deze opsomming is limitatief.

Op grond van artikel 6, tweede lid, kunnen deze functionarissen dit ondermandaat uitsluitend doorgeven aan ondergeschikten als het standaardbeslissingen betreft. Deze bepaling maakt het mogelijk dat mandaat tot het nemen van dergelijke beslissingen op een lager niveau in de organisatie kan worden belegd zodat dergelijke verzoeken ondanks de grote aantallen binnen de wettelijke termijnen kunnen worden afgedaan.

Het College zal vooraf bepalen in welke gevallen sprake is van standaardbeslissingen.

In de toelichting uit 2009 bij het toenmalige artikel 6 is beschreven wat standaardbeslissingen zijn, namelijk beslissingen op verzoeken die een standaardmatig karakter hebben, met grote regelmaat worden ingediend of op een meer standaardmatige wijze kunnen worden afgehandeld. Deze beschrijving blijft onverkort van toepassing.

Onderdeel D (artikel 7)

Op grond van artikel 7, eerste lid 1, onder a, kan het College ondermandaat voor het afdoen van beroepszaken die voortvloeien uit de in artikel 6, eerste lid, bedoelde bezwaarschriften verlenen aan het hoofd van de afdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken van het parket-generaal BJZ (hierna: hoofd BJZ). Op grond van het eerste lid onder b, kan ondermandaat verleend worden aan de directeur van de Centrale Verwerking van het Openbaar Ministerie (hierna: CVOM) voor het behandelen en afdoen van beroepszaken die betrekking hebben op de Wob en behoren tot het werkterrein van de CVOM. Hiermee is geregeld dat de uitbreiding van het toegestane ondermandaat in verkeerszaken ook betrekking heeft op beroepszaken.

Artikel 7, tweede lid voorziet er in dat de directeur van de CVOM de medewerkers die belast zijn met de behandeling van beroepschriften ondermandaat kan verlenen. Deze medewerkers zijn dan gemandateerd om de diverse werkzaamheden in dat kader, waaronder het optreden ter zitting, te verrichten.

Onderdeel E (artikel 8)

Op grond van artikel 8, aanhef en onder a, kan het College ondermandaat voor de behandeling van en beslissing op gerechtelijke en buitengerechtelijke verzoeken om schadevergoeding verlenen aan het hoofd BJZ. Dit betreft alle verzoeken om schadevergoeding die zien op schade waarvoor het openbaar ministerie verantwoordelijk wordt gehouden. Dit ondermandaat is ruimer dan het in artikel 8a, aanhef en onder b, voorziene ondermandaat voor zaken tot 10.000 euro dat daarnaast kan worden verleend aan hoofden van parketten en de directeur van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie.

De in artikel 8, aanhef en onder b, voorziene mogelijkheid tot ondermandaat is niet nieuw, deze was in de regeling zoals deze gold tot 1 maart 2013, te vinden in artikel 7, aanhef en onder c.

Onderdeel F (artikel 8a)

De in artikel 8a, aanhef en onder a, voorziene mogelijkheid tot ondermandaat is niet nieuw, deze was in de regeling zoals deze gold tot 1 maart 2013 te vinden in artikel 8.

Het College kan dit ondermandaat verlenen aan de hoofden van de parketten, het hoofd BJZ en de directeur van de Dienstverleningsorganisatie Openbaar Ministerie.

Op grond van artikel 8a, aanhef en onder b, kan het College de hoofden van de parketten, het hoofd BJZ en de directeur van de CVOM mandateren om in de onder b genoemde gevallen zelfstandig schadeclaims af te handelen waarbij de vordering niet hoger is dan 10.000 euro. Zaken boven de 10.000 euro en de afdoening van principiële en gevoelige zaken blijven vallen onder de regeling van artikel 8, aanhef en onder a.

Artikel II

Omdat de wijzigingen in de organisatiestructuur van het OM die voortvloeien uit de inwerkingtreding van de Wet herziening gerechtelijke kaart al per 1 januari 2013 zijn doorgevoerd, is het nodig dat het onderdeel van artikel 6 dat hierop betrekking heeft met terugwerkende kracht per 1 januari 2013 in werking treedt.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven