Regeling van de Minister van Veiligheid en Justitie van 14 februari 2013, nr. 350066, houdende wijziging van de Regeling financieel beheer politie in verband met een tijdelijke bestemmingsreserve groot onderhoud van gebouwen

De Minister van Veiligheid en Justitie,

Gelet op artikel 30, eerste lid, van de Politiewet 2012;

Besluit:

ARTIKEL I

Artikel 23 van de Regeling financieel beheer politie komt als volgt te luiden:

Artikel 23

  • 1. In afwijking van artikel 17 zijn in de balans van de politie bestemmingsreserves toegestaan voor ICT tot maximaal € 326 miljoen en voor groot onderhoud van gebouwen tot maximaal de som van de bedragen die, onder de aanduiding voorziening groot onderhoud van gebouwen, in de eindbalansen van de regionale politiekorpsen, bedoeld in artikel 4 van de Politiewet 1993, zoals deze wet luidde voor 1 januari 2013, zijn opgenomen.

  • 2. De bestemmingsreserves, bedoeld in het eerste lid, worden niet meegenomen in de vaststelling van de omvang van het eigen vermogen, bedoeld in artikel 20.

  • 3. De bestemmingsreserve ICT blijft uiterlijk in stand tot en met de balans per ultimo 2017. De bestemmingsreserve groot onderhoud van gebouwen blijft uiterlijk in stand tot en met de balans per ultimo 2013.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

TOELICHTING

Een groot deel van de regionale politiekorpsen kende een voorziening groot onderhoud van gebouwen. Een ander deel kende een dergelijke voorziening niet. Dat maakt het conform titel 9 van Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek (titel 9 BW2) niet mogelijk om op de balans van de politie een voorziening ter zake op te nemen. Tot en met de balans per ultimo 2013 worden de door de regiokorpsen gereserveerde bedragen dan ook opgeteld en op de balansen van de politie opgenomen onder de aanduiding ‘tijdelijke bestemmingsreserve groot onderhoud gebouwen’. Het eerste lid, gelezen in samenhang met het derde lid, leidt er toe dat de Minister in de jaaraanschrijving zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid, (op voorstel van de korpschef) zal beslissen of hij, na het vervallen van deze bestemmingsreserve, wel of niet wil over gaan tot het vormen van een voorziening groot onderhoud gebouwen (alsdan vast te stellen voor alle regionale eenheden). Als de Minister beslist tot het vormen van deze voorziening kan hij tevens beslissen hoe daaraan invulling te geven en zullen de door de regionale politiekorpsen gereserveerde middelen, in totaal € 40 à € 45 miljoen, daarvoor gebruikt worden. Deze beslissing zal worden genomen op basis van een door de politie op te stellen en uit te werken huisvestingsplan. Op basis van dat plan moet worden beslist over nut en noodzaak van een voorziening voor groot onderhoud van de politiegebouwen conform Titel 9 BW2. Als er niet wordt beslist tot het instellen van een voorziening zoals beschreven vallen de middelen gemoeid met de bestemmingsreserve vrij ten gunste van het eigen vermogen.

De term ‘openingsbalans’ is vervangen door ‘balans’. Uit de term openingsbalans zou ten onrechte kunnen worden afgeleid, dat de bestemmingsreserves alleen op de openingsbalans zijn toegestaan. De bestemmingsreserves zijn echter ook in de daarop volgende reguliere balansen toegestaan, uiteraard binnen de in lid 3 gestelde restricties.

Het in lid drie genoemde tijdstip tot wanneer de bestemmingsreserve ICT uiterlijk in stand blijft, is gelijk aan de einddatum van het (Bijgestelde) Aanvalsprogramma Informatievoorziening Politie.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten

Naar boven