Regeling van het College van procureurs-generaal van 5 februari 2013, nr. PaG /16669, houdende verlening van ondermandaat en het doorgegeven van volmacht en machtiging ten aanzien van beheeraangelegenheden aan de hoofden van de arrondissementsparketten, het landelijk parket, het functioneel parket en het ressortsparket, de directeuren van het parket-generaal, de centrale verwerking openbaar ministerie en de dienstverleningsorganisatie openbaar ministerie (Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2013)

Het College van procureurs-generaal,

Gelet op artikel 3, tweede en derde lid, van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011, artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 22, vierde lid, van de Comptabiliteitswet 2001;

Besluit:

Artikel 1

Van het ingevolge artikel 1 van de Mandaatregeling beheer openbaar ministerie 2012 aan het College van procureurs-generaal verleende ondermandaat wordt ten aanzien van de beheeraangelegenheden die hun parket of dienstonderdeel betreffen, ondermandaat verleend aan:

  • a. de directeur van het parket-generaal;

  • b. de hoofden van de arrondissementsparketten;

  • c. het hoofd van het landelijk parket;

  • d. het hoofd van het functioneel parket;

  • e. het hoofd van het ressortsparket;

  • f. de directeur van de centrale verwerking openbaar ministerie (CVOM);

  • g. de directeur van de dienstverleningsorganisatie openbaar ministerie (DVOM).

Artikel 2

Als hoofd van dienst in de zin van artikel 4, eerste lid, onderdeel b, van het Algemeen Rijksambtenarenreglement ten aanzien van de onder hen ressorterende ambtenaren, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van bijlage 1 bij deze regeling.

Artikel 3

Als bevoegd om te beschikken over bedragen voor het aangaan van verplichtingen en voor het verrichten van uitgaven, worden aangewezen de ambtenaren, genoemd in kolom 1 van bijlage 2 bij deze regeling voor zover het betreft de bedragen, genoemd in kolom 2 van die bijlage.

Artikel 4

Aan het College van procureurs-generaal blijft voorbehouden:

  • a. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten die worden genomen op grond van artikel 69 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, en artikel 46 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren voor zover de schadeloosstelling betrekking heeft op materiële schade boven een bedrag van € 5000;

  • b. de bevoegdheid tot het vaststellen van de organisatie en formatie van salarisschaal 14 en hoger van de Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984 en van salariscategorie 9 en hoger van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

  • c. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met rechtspositionele gevolgen, waaronder aanstelling, bevordering en ontslag van alsmede het treffen van disciplinaire maatregelen jegens functionarissen op functies van schaal 14 en hoger van de Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 en hoger;

  • d. de bevoegdheid tot inhuur van interim-management, organisatie- en formatieadvies, communicatieadvies en beleidsadvies;

  • e. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten met rechtspositionele gevolgen op grond van artikel 6 van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren, ten aanzien van rechterlijke ambtenaren ingedeeld in de categorieën 3 tot en met 9 als bedoeld in artikel 7 van die wet;

  • f. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten ten aanzien van rechterlijke ambtenaren inzake benoeming, plaatsing, schorsing en het treffen van disciplinaire maatregelen, voor zover die bevoegdheid niet is toegekend aan de functionele autoriteit in de zin van artikel 1, lid 2 aanhef onder e tot en met h van de Wet rechtspositie rechterlijke ambtenaren;

  • g. de bevoegdheid tot het nemen van besluiten op grond van artikel 99 van het Algemeen Rijksambtenarenreglement en artikel 36b van het Besluit rechtspositie rechterlijke ambtenaren.

Artikel 5

Aan de directeuren bedrijfsvoering wordt ondermandaat, volmacht en machtiging verleend om besluiten te nemen, stukken af te doen en brieven te ondertekenen voor zover deze de bestedingen en de uitputting van de budgetten betreffen van het parket of dienstonderdeel waaraan de directeur bedrijfsvoering verbonden is. Daaronder wordt tevens verstaan het afsluiten van een dienstverleningsovereenkomst met DVOM.

Artikel 6

Het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie 2009 (ressortsparketten), het Mandaatbesluit openbaar ministerie (arrondissementsparketten) 2009 en het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie 2009 (overige dienstonderdelen) worden, voor zover dit het personeelsmandaat betreft, ingetrokken.

Artikel 7

Deze regeling treedt, met uitzondering van artikel 3, in werking met ingang van de dag na dagtekening van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 1 januari 2011. Artikel 3 treedt op een nader te bepalen tijdstip bij separaat besluit in werking.

Artikel 8

Deze regeling wordt aangehaald als: Mandaatregeling College van procureurs-generaal, beheer OM 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst. Bijlage 1 ligt bij het Openbaar Ministerie ter inzage.

Het College van procureurs-generaal, A.H. van Wijk

TOELICHTING

In deze regeling wordt door het College van procureurs-generaal aan de hoofden en directeuren van de onder het College ressorterende dienstonderdelen van het openbaar ministerie de bevoegdheid verleend om namens de Minister van Veiligheid en Justitie besluiten te nemen (ondermandaat).

Ingevolge artikel 7 van de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011 wordt met verlening en doorgifte van ondermandaat gelijkgesteld de verlening en de doorgifte van volmacht en machtiging.

Wat betreft de aanwijzing en mandaatverlening ten aanzien van het F-mandaat en P-mandaat wordt verwezen naar de toelichting bij de Mandaatregeling Ministerie van Veiligheid en Justitie 2011.

Het College van procureurs-generaal kan nadere instructies geven ten aanzien van de wijze waarop rechtspositionele besluiten worden genomen en ten aanzien van de besteding van de budgetten waaraan een gemandateerde zich moet houden in de uitoefening van bevoegdheden.

Ingevolge artikel 4 van de Mandaatregeling hoofden clusters Ministerie van Veiligheid en Justitie 2012, worden besluiten inzake aanstelling, ontslag, bevordering of verplaatsing van ambtenaren op managementfuncties in schaal 14 en hoger ter instemming voorgelegd aan het Centraal Loopbaanbeleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Dergelijke besluiten worden door tussenkomst van de plaatsvervangend secretaris-generaal aan het CLB voorgelegd.

Het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie 2009 (ressortsparketten), het Mandaatbesluit openbaar ministerie (arrondissementsparketten) 2009 en het Mandaatbesluit dienstonderdelen openbaar ministerie 2009 (overige dienstonderdelen) sloot op onderdelen niet meer aan bij de huidige structuur van de bedrijfsvoering die in belangrijke mate rijksbreed is ingevoerd door de invoering van nieuwe personele- en financiële informatiesystemen.

Met dit (nieuwe) mandaatbesluit wordt dat gedeelte van de te vervangen mandaten dat betrekking heeft op de bedrijfsvoering van het openbaar ministerie opnieuw vorm gegeven.

De overige onderwerpen worden op een nader te bepalen tijdstip in een nieuw mandaat opgenomen.

Artikel 3 treedt op een nader te bepalen tijdstip in werking. De huidige mandaatstructuur volstaat totdat de financiële bedrijfsvoering opnieuw is ingericht.

Naar boven