Regeling van 1 februari 2013 tot instelling en benoeming van de Evaluatiecommissie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Regeling instelling Evaluatiecommissie Wiv 2002)

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Minister van Defensie en de Minister van Veiligheid en Justitie,

Handelende in overeenstemming met het gevoelen van de ministerraad;

Gelet op artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges en artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluiten:

Artikel 1

Er is een Evaluatiecommissie Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Evaluatiecommissie Wiv 2002), hierna te noemen de commissie.

Artikel 2

  • 1. De commissie heeft tot taak de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 te evalueren en naar aanleiding daarvan aan ons een rapport uit te brengen.

  • 2. De commissie dient in haar evaluatieonderzoek in ieder geval aandacht te besteden aan de volgende vragen:

    • a. heeft de wet datgene gebracht wat de wetgever daarmee voor ogen had (realisatie van de doelstellingen van de wet);

    • b. is de wet in de praktijk een werkbaar instrument gebleken voor de taakuitvoering van de diensten;

    • c. welke knel- en aandachtspunten zijn in de toepassingspraktijk van de wet te onderkennen.

    Bijzondere aandacht dient voorts te worden geschonken aan een tweetal aspecten:

    • a. zijn de bevoegdheden van de diensten toereikend en voldoen de waarborgen die zijn gesteld. Daarbij dient tevens acht te worden geslagen op huidige en toekomstige ontwikkelingen, zoals op technologisch vlak en op het vlak van cyber;

    • b. voldoet het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Artikel 3

Als leden van de commissie worden benoemd:

  • mr. drs. C.W.M. Dessens, voorzitter;

  • luitenant-generaal b.d. M.A. Beuving;

  • prof. dr. mr. E.R. Muller;

  • vice-admiraal b.d. W. Nagtegaal;

  • mr. H.J.I.M. de Rooij;

  • prof. mr. W.M.E. Thomassen;

  • prof. dr. W.J.M. Voermans.

Artikel 4

  • 1. De voorzitter en de leden van de commissie, voor zover niet vallend onder de uitzondering van artikel 2, derde lid, van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies, ontvangen een vaste vergoeding.

  • 2. De voorzitter ontvangt voor de duur van het onderzoek een vaste vergoeding, gebaseerd op een arbeidsduurfactor van 30% en salarisschaal 19.

  • 3. De overige leden ontvangen voor de duur van het onderzoek een vaste vergoeding, gebaseerd op een arbeidsduurfactor van 20% en salarisschaal 18, trede 10, van Bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

Artikel 5

  • 1. De commissie kan ter ondersteuning van haar onderzoek externe deskundigen inschakelen.

  • 2. De inschakeling van externe deskundigen blijft beperkt tot werkzaamheden, waarbij de kennisneming van staatsgeheim gerubriceerde informatie is uitgesloten.

  • 3. Ten behoeve van de inschakeling van externe deskundigen wordt een budget beschikbaar gesteld. De kosten van de inschakeling van externe deskundigen behoeft de goedkeuring van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Artikel 6

  • 1. De commissie brengt in september 2013 aan ons een rapport uit.

  • 2. Het rapport bevat in ieder geval:

    • a. de uitwerking van de onderzoeksvragen;

    • b. de verantwoording van de gehanteerde onderzoeksmethoden en de gebruikte informatie;

    • c. de beschrijving en analyse van de bevindingen van het onderzoek;

    • d. de conclusies die uit het onderzoek worden getrokken;

    • e. eventuele (gemotiveerde) voorstellen voor wetswijzigingen.

  • 3. Na het uitbrengen van het rapport is de commissie opgeheven.

Artikel 7

De commissie draagt zo spoedig mogelijk na de beëindiging van haar werkzaamheden of, zo de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, de bescheiden betreffende die werkzaamheden over aan het archief van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst. Bescheiden die zijn verkregen van een andere instantie dan de Algemene inlichtingen- en Veiligheidsdienst worden, onder aantekening van welke bescheiden het betreft, geretourneerd aan die instantie.

Artikel 8

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 9

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling instelling Evaluatiecommissie Wiv 2002.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

TOELICHTING

Op 29 mei 2002 is de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 (Wiv 2002) in werking getreden. Deze wet biedt een vrijwel uitputtend kader voor de activiteiten van de Algemene inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Zo regelt de wet de instelling, taakstelling en bevoegdheden van de diensten alsmede de instelling en taakstelling van de coördinator voor de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ook worden diverse andere aspecten geregeld, zoals de verstrekking van gegevens en de samenwerking met instanties in het binnen- en buitenland. Voorts voorziet de wet in een onafhankelijke gespecialiseerde toezichthouder, die in het bijzonder is belast met het onderzoek naar de rechtmatige uitvoering van de wet, namelijk de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD). Met deze wet, die de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten uit 1987 verving, werd beoogd te voorzien in een regeling die (in ieder geval) voldoet aan de eisen die daaraan gelet op het bepaalde in artikel 8 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) en de daaromtrent gevormde jurisprudentie aan de activiteiten van inlichtingen- en veiligheidsdiensten dienen te worden gesteld.

Inmiddels bestaat de wet al meer dan 10 jaar en is in die periode nooit geëvalueerd.

Weliswaar heeft de bij de wet ingestelde onafhankelijke toezichthouder, de CTIVD, in de afgelopen jaren tal van toezichtrapporten uitgebracht over de rechtmatigheid van de toepassing van de wet door de beide diensten op diverse aspecten van hun werkzaamheden, maar dat betreft geen (systematische) wetsevaluatie. De wens tot evaluatie van de Wiv 2002 is eind 2011 in de Tweede Kamer gearticuleerd en heeft uiteindelijk zijn beslag gekregen in de door de Tweede Kamer aangenomen (gewijzigde) motie-Elissen/Çörüz (kamerstukken II 2011/12, 29 924, nr. 81). Daarin wordt de regering verzocht om een evaluatie uit te voeren naar de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 en daarbij nadrukkelijk in te gaan op het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Bij brief van 25 juni 2012 aan de Tweede Kamer heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, mede namens de minister van Defensie, de hoofdlijnen van de voorgenomen evaluatie geschetst (kamerstukken II 2011/12, 29 924, nr. 91). Langs de daarin geschetste hoofdlijnen zal de evaluatie worden ingevuld; dat geldt voor de reikwijdte van het evaluatieonderzoek en de uitvoering daarvan.

Voor de uitvoering van het evaluatieonderzoek is voorzien in de instelling van een onafhankelijke commissie op grond van artikel 6, eerste lid, van de Kaderwet adviescolleges. De commissie bestaat uit zeven leden, waaronder de voorzitter, de heer Dessens. De commissie is zodanig samengesteld dat daarmee geborgd wordt dat de commissie als geheel deskundigheid en affiniteit bezit met betrekking tot wetsevaluatie, mensenrechten en de werkzaamheden van inlichtingen- en veiligheidsdiensten (civiel en militair). De commissie wordt in haar werkzaamheden bijgestaan door een ambtelijk secretariaat. Voor haar werkzaamheden voor de commissie zijn de medewerkers van het secretariaat uitsluitend verantwoording verschuldigd aan de commissie. Tot de taken van het secretariaat behoren onder andere het in overleg met de voorzitter voorbereiden van de vergaderingen van de commissie, het opstellen van verslagen en het in opdracht van de commissie opstellen van voorstellen. De leden van de commissie evenals de medewerkers van het ambtelijk secretariaat zijn onderworpen aan een veiligheidsonderzoek B, vanwege het feit dat men in het kader van het onderzoek toegang kan krijgen tot staatsgeheime gegevens tot en met niveau geheim. Daarnaast hebben de leden van de commissie en het secretariaat een geheimhoudingsverklaring getekend. De commissie wordt een onderzoeksbudget van € 60.000 ter beschikking gesteld, waardoor het in de gelegenheid wordt gesteld om bepaalde werkzaamheden, zoals de analyse van kamerstukken, jaarverslagen, toezichtrapporten e.d. (deskresearch) – niet zijnde staatsgeheime gegevens – uit te besteden.

De taak van de commissie is omschreven in artikel 2 van de regeling. De commissie heeft tot taak de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2002 te evalueren en naar aanleiding daarvan aan ons een rapport uit te brengen. Het betreft hier een wetsevaluatie en derhalve geen evaluatie van het functioneren van bijvoorbeeld de diensten en de coördinator. Bij de uitvoering van haar onderzoek zal de commissie in ieder geval aandacht dienen te besteden aan de volgende vragen: (a) heeft de wet datgene gebracht wat de wetgever daarmee voor ogen had (realisatie van de doelstellingen van de wet), (b) is de wet in de praktijk een werkbaar instrument gebleken voor de taakuitvoering van de diensten en (c) welke knel- en aandachtspunten zijn in de toepassingspraktijk van de wet te onderkennen. In lijn met hetgeen in de motie-Elissen/Çörüz tot uitdrukking is gebracht, zal de evaluatiecommissie voorts bijzondere aandacht dienen te schenken aan een tweetal aspecten. Allereerst de vraag of de bevoegdheden van de diensten toereikend zijn en de waarborgen die zijn gesteld voldoen. Daarbij dient tevens acht te worden geslagen op huidige en toekomstige ontwikkelingen, zoals op technologisch vlak en op het vlak van cyber. In dit kader wordt onder meer gewezen op de ontwikkelingen in de sfeer van elektronische communicatie en de gevolgen die deze (kunnen) hebben voor een adequate en toekomstvaste taakuitvoering door de inlichtingen- en veiligheidsdiensten; zijn de bevoegdheden die de diensten thans hebben, met name op het vlak van interceptie, toereikend om die ontwikkelingen te adresseren. Hetzelfde geldt voor de ontwikkelingen op het vlak van cyber, dat wil zeggen binnen het digitale domein (cyber space); zijn de bevoegdheden die de diensten hebben toereikend om zowel defensief als offensief op te treden, bijvoorbeeld ingeval van digitale spionage en cyberterrorisme. Ten tweede dient nadrukkelijk ingegaan te worden op de vraag of het toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten voldoet. Het gaat hier om het toezicht in brede zin, dus niet uitsluitend het toezicht door de commissie van toezicht betreffende de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.

Voor een goede uitvoering van de aan de commissie opgedragen taak is van het belang dat zij de beschikking kan krijgen over alle relevante, zelfs staatsgeheime, gegevens. Tevens moet zij toegang (kunnen) krijgen tot personen die voor haar onderzoek relevante informatie kunnen verstrekken. In het ten behoeve van dit onderzoek opgesteld informatieprotocol, verplichten de betrokken ministers zich tot alle medewerking op dit vlak. In het protocol worden voorts onder meer eisen geformuleerd waar het gaat om de omgang met staatsgeheime gegevens.

Voor het onderzoek wordt een klankbordgroep ingesteld. Deze klankbordgroep is samengesteld uit vertegenwoordigers van direct bij de toepassing van de Wiv 2002 betrokken partijen. Het gaat daarbij om vertegenwoordigers van de ministeries van Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Veiligheid en Justitie en Buitenlandse Zaken. De evaluatiecommissie zal een consulterend overleg voeren met de klankbordgroep ten tijde van de aanvang van het evaluatieonderzoek, zonodig tussentijds, alsmede voorafgaand aan het afronden van eindrapport. Het is uiteindelijk aan de commissie in hoeverre zij van de adviezen uit die consultaties gebruik maakt.

Het eindrapport van de commissie, dat integraal openbaar zal zijn en derhalve geen geheim onderdeel zal bevatten, dient -zo mogelijk- begin september, doch niet later dan 30 september 2013 aan de ministers te worden aangeboden. In artikel 6 is nader bepaald waaruit de inhoud van het rapport dient te bestaan. Aan de commissie komt de bevoegdheid toe om eventueel (gemotiveerde) voorstellen tot wijziging van de Wiv 2002 in haar rapport op te nemen. De thans lopende wijziging van de Wiv 2002, waarbij de niet-controversiële onderdelen uit het in maart 2011 ingetrokken voorstel tot wijziging van de Wiv 2002 in verband met de verbetering van de mogelijkheden van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten om onderzoek te doen naar en maatregelen te nemen tegen terroristische en andere gevaren met betrekking tot de nationale veiligheid alsmede enkele andere wijzigingen (30 553) opnieuw worden geregeld, alsmede waarin wijzigingen van de Wiv 2002 worden voorgesteld die voortvloeien uit het op 23 augustus 2011 door de CTIVD vastgestelde toezichtrapport inzake de inzet van Sigint door de MIVD (CTIVD, nr. 28), zal tot het moment van uitbrengen van het rapport van de evaluatiecommissie niet verder in procedure worden gebracht. De resultaten van het evaluatieonderzoek, indien zij daartoe aanleiding geven, moeten immers in het wetsvoorstel meegenomen kunnen worden.

De leden van de evaluatiecommissie krijgen een vaste vergoeding voor hun werkzaamheden met inachtneming van hetgeen bij en krachtens de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies is bepaald. Artikel 4 van de regeling voorziet daarin.

De Minister-President, Minister van Algemene Zaken, M. Rutte.

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, R.H.A. Plasterk.

De Minister van Defensie, J.A. Hennis-Plasschaert.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten.

Naar boven