De Minister van Veiligheid en Justitie, in overeenstemming met de voorzitter van de
Onderzoeksraad voor veiligheid,
Gelet op artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;
Besluit:
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
- a. de commissie:
-
de commissie, bedoeld in artikel 2, eerste lid;
- b. de minister:
-
de Minister van Veiligheid en Justitie;
- c. de rijkswet:
-
de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid.
Artikel 2
-
1. Er is een Evaluatiecommissie Onderzoeksraad voor veiligheid.
-
2. De commissie heeft tot taak een verslag op te stellen over de doeltreffendheid en
doelmatigheid van het functioneren van de Onderzoeksraad voor veiligheid, als bedoeld
in artikel 83, eerste lid, van de rijkswet. Daarbij worden in ieder geval de vragen
betrokken die zijn opgenomen in de bijlage bij dit besluit.
Artikel 3
-
1. Tot leden van de commissie worden benoemd:
-
– Mevrouw drs. M. Sint, tevens voorzitter;
-
– Dr. ir. A.W. Veenman;
-
– Prof. mr. dr. S. Zouridis;
-
– Mr. dr. P.J.P.M. van Lochem.
-
2. De commissie laat zich bijstaan door de algemeen secretaris van het bureau van de
Onderzoeksraad voor veiligheid en het door hem aan te wijzen onderzoeksbureau.
Artikel 4
-
1. De leden van de commissie ontvangen per vergadering een vergoeding.
-
2. De vergoeding per vergadering van de leden van de commissie bedraagt 3% van het maximum
van salarisschaal 18 van de bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren
1984.
-
3. In afwijking van het tweede lid, bedraagt de vergoeding per vergadering van de voorzitter
130% van de hoogte van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid.
Artikel 6
Zo spoedig mogelijk na de beëindiging van de werkzaamheden van de commissie of, zo
de omstandigheden daartoe aanleiding geven, zoveel eerder, worden de bescheiden betreffende
die werkzaamheden van de commissie overgedragen aan het archief van het Bureau Secretaris-generaal
van het Ministerie van Veiligheid en Justitie.
Artikel 7
Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de
Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en vervalt met ingang van 1 juli 2014.
Artikel 8
Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit instelling Evaluatiecommissie Onderzoeksraad
voor veiligheid 2013.
TOELICHTING
Op grond van artikel 83 van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid zendt de Minister
van Veiligheid en Justitie binnen drie jaar na de inwerkingtreding van de Rijkswet
Onderzoeksraad voor veiligheid (hierna: de rijkswet) en vervolgens telkens na vijf
jaar aan de Staten-Generaal, de Staten van Aruba, de Staten van Curaçao en de Staten
van Sint Maarten een verslag over de doeltreffendheid en doelmatigheid van het functioneren
van de raad. In 2008 heeft de eerste evaluatie plaatsgevonden en derhalve moet er
in 2013 een nieuwe evaluatiecommissie zijn ingesteld. Daartoe dient dit instellingsbesluit.
Naar aanleiding van vragen die thans bij de Onderzoeksraad voor veiligheid ten aanzien
van de rijkswet leven, zijn er expliciet vragen aan de evaluatiecommissie voorgelegd.
De opgesomde vragen zijn nadrukkelijk niet als een limitatieve lijst met vragen bedoeld.
Het staat de evaluatiecommissie derhalve overigens vrij om binnen de reikwijdte van
artikel 83 van de rijkswet de vragen te stellen en te beantwoorden die zij noodzakelijk
achten om aan de opdracht van artikel 83 van de rijkswet te kunnen voldoen. Daarbij
laat de evaluatiecommissie zich bijstaan door de algemeen secretaris van het bureau
van de Onderzoeksraad voor veiligheid en het door hem aan te wijzen onderzoeksbureau.
Dit besluit treedt zo spoedig mogelijk in werking, zodat de commissie zo spoedig mogelijk
aan de slag kan. Het is de bedoeling dat de evaluatiecommissie haar eindrapport vóór
1 januari 2014 uitbrengt.
De Minister van Veiligheid en Justitie,
I.W. Opstelten.