TOELICHTING
Algemeen
In verband met de crisis in Zuid-Sudan heeft de Minister van Buitenlandse Zaken besloten
tot evacuatie van in dat land wonende Nederlanders. Het betreft hier een groep Nederlandse
paspoorthouders, die veelal reeds gedurende geruime tijd in Zuid-Sudan wonen en geen
woonstede meer in Nederland hebben.
Het kabinet heeft voor deze situatie een geheel van maatregelen getroffen, die zijn
vastgelegd in het zogenoemde Draaiboek opvang in Nederland van evacués uit het buitenland, dat voorziet in registratie, eerste opvang, opvang van zieken, huisvesting en de
onderhavige financiële regeling. De regeling is toegesneden op de huidige crisissituatie
en heeft een tijdelijk karakter; de geldigheidsduur bedraagt zes maanden. Indien de
ontwikkelingen daartoe aanleiding geven, zullen op de kortst mogelijke termijn nadere
maatregelen worden genomen.
Op grond van deze Tijdelijke regeling verstrekkingen gerepatrieerden Zuid-Sudan kunnen
de gerepatrieerde Nederlanders die over onvoldoende middelen, zijnde inkomen en vermogen,
beschikken gedurende een tijdelijk verblijf in Nederland in aanmerking komen voor
een eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, een financiële toelage en een
vergoeding voor buitengewone kosten. Gerepatrieerden komen zonodig tevens in aanmerking
voor een ziektekostenverzekering en een WA-verzekering.
De regeling is gebaseerd op de Kaderwet SZW-subsidies en, omdat de regeling wordt
uitgevoerd door de Sociale verzekeringsbank (SVB), mede op enige artikelen van de
Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.
De regeling kent geen subsidieplafond. De Minister van Financiën heeft hiermee ingestemd.
De regeling geldt als passende en toereikende voorliggende voorziening voor de Wet
werk en bijstand.
Artikelsgewijs
Artikel 1
In het eerste lid, aanhef en onderdeel b, is omschreven wie als repatriant in de zin
van deze regeling wordt aangemerkt. Het betreft hier de Nederlander en de eerstegraads
verwanten en kleinkinderen tot 21 jaar van een Nederlander die in Zuid-Sudan wonen
en die gevolg hebben gegeven aan de oproep van de Minister van Buitenlandse Zaken
om in verband met de ontwikkelingen in Zuid-Sudan tijdelijk naar Nederland te komen.
Voor de vorenbedoelde eerstegraads verwanten en kleinkinderen tot 21 jaar geldt dat
zij ook als repatriant worden aangemerkt als de Nederlander zelf niet met hen naar
Nederland is gekomen.
Er wordt op gewezen dat het recht op de verstrekkingen niet is gebonden aan gebruikmaking
van de opvang waarin het hiervoor genoemde draaiboek voorziet. Ook degene die zelf
onderdak heeft geregeld, bijvoorbeeld bij familie, kan een beroep op de regeling doen.
Artikel 2
De SVB bepaalt op aanvraag het recht van gerepatrieerde op een eenmalige tegemoetkoming
voor de aanloopkosten, een financiële toelage en/of een vergoeding voor buitengewone
kosten. De noodzaak voor verstrekkingen in de vorm van verzekeringen tegen ziektekosten
en wettelijke aansprakelijkheid wordt door de SVB ambtshalve vastgesteld. In beginsel
heeft de gerepatrieerde recht op laatstbedoelde verstrekkingen, tenzij deze bij de
registratie na aankomst in Nederland heeft aangegeven in Nederland reeds over de betreffende
verzekeringen(en) te beschikken.
Artikel 3
In dit artikel worden de verstrekkingen genoemd waarop de regeling recht geeft. De
verstrekkingen worden hierna toegelicht bij de artikelen waarin zij zijn uitgewerkt
(artikelen 6, 7 en 8). De verstrekkingen zijn onbelast.
Artikel 4
Het eerste lid geeft de SVB de bevoegdheid om verstrekkingen te onthouden als de gerepatrieerde
niet desgevraagd de gegevens verstrekt die nodig zijn om het recht daarop te kunnen
vaststellen.
De regeling heeft een complementair karakter; de belanghebbende komt voor verstrekkingen
als bedoeld in artikel 3, aanhef en onderdelen a tot en met c, in aanmerkingvoor zover
de eigen middelen niet toereikend zijn om in de betreffende kosten te voorzien. Om
de regeling uitvoeringstechnisch zo eenvoudig mogelijk te houden, is de toets op de
eigen middelen van de gerepatrieerde beperkt gehouden. In aanmerking worden genomen
de middelen waarover de gerepatrieerde hier te lande kan beschikken, bijvoorbeeld
meegenomen contanten, saldi van bank- of girorekeningen die hier te lande kunnen worden
opgenomen of verzekeringsuitkeringen. Middelen die niet in aanmerking worden genomen
zijn bijvoorbeeld vermogen dat belichaamd is in onroerende zaken buiten Nederland
en dat in de gegeven situatie niet te gelde kan worden gemaakt, tegoeden op geblokkeerde
rekeningen of gelden waarover onder de gegeven omstandigheden niet hier te lande kan
worden beschikt. De middelen worden in aanmerking genomen gedurende het tijdsbestek
dat de gerepatrieerde daarover hier te lande beschikt. Indien de middelen waarover
de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland beschikt na verloop van tijd zijn ingeteerd,
komt de gerepatrieerde aansluitend in aanmerking voor de verstrekking, mits aan de
overige voorwaarden van de regeling wordt voldaan.
Artikel 5
Dit artikel bevat de gronden waarop de verstrekkingen een einde nemen. ‘In ieder geval’
brengt tot uitdrukking dat het hier geen limitatieve opsomming betreft. Zo is er naast
de in dit artikel genoemde gronden ook de beëindigingsgrond van het vervallen van
de regeling (zie artikel 12). Ook het overlijden van de gerepatrieerde leidt tot beëindiging
van de verstrekkingen. De beëindiging bij het verlaten van Nederland sluit aan bij
doel en strekking van deze regeling, die alleen van toepassing is bij verblijf in
Nederland. In Nederland (tijdelijk) achterblijvende familieleden in de eerste graad
van de gerepatrieerde die Nederland verlaat, behouden het recht op verstrekkingen.
Indien de gerepatrieerde bij aankomst in Nederland of enige tijd nadien aantoonbaar
besluit zich blijvend in Nederland te vestigen, zijn de huisvesting waarin het draaiboek
voorziet en deze regeling niet (meer) op gerepatrieerde van toepassing. In dat geval
kan de gerepatrieerde een beroep doen op de reguliere voorzieningen voor huisvesting
en sociale zekerheid.
Artikel 6
De eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten, zijnde de eerste kosten waarmee
de gerepatrieerde hier te lande geconfronteerd kan worden, bedraagt € 46,–.
Het tweede lid regelt de hoogte van de financiële toelage, die bestemd is voor voedsel,
kleding en andere persoonlijke uitgaven. De hoogte is afgestemd op het tijdelijke
karakter van het verblijf, alsmede op het feit dat de gerepatrieerde beschikking heeft
over onderdak en verzekerd is voor ziektekosten en wettelijke aansprakelijkheid.
Het derde lid geeft de SVB de bevoegdheid om het beschikbaar stellen van de financiële
toelage en de eenmalige tegemoetkoming voor de aanloopkosten te bepalen. Deze bevoegdheid
betreft zowel het moment en de wijze waarop de beschikbaarstelling plaatsvindt als,
wat de financiële toelage betreft, de periode waarover die toelage wordt uitbetaald.
Het vierde lid bepaalt imperatief dat de financiële toelage en de eenmalige tegemoetkoming
voor de aanloopkosten voor minderjarigen niet aan die minderjarigen beschikbaar wordt
gesteld, maar aan zijn repatrieerde ouder of verzorger.
Artikel 7
Het onderhavige artikel voorziet er in gerepatrieerden aanspraak te geven op vergoeding
van buitengewone kosten. De bepaling strekt ertoe te voorkomen dat een gerepatrieerde
door buitengewone kosten in een financiële achterstandsituatie komt te staan ten opzichte
van andere gerepatrieerden die deze kosten niet hoeven te maken. De bepaling strekt
nadrukkelijk niet tot een algemene verbetering van financiële situatie van de gerepatrieerde.
Een gerepatrieerde heeft aanspraak op vergoeding van buitengewone kosten ingeval:
-
1. het noodzakelijke kosten betreft;
-
2. deze kosten onvermijdbaar zijn;
-
3. in Nederland dienen te worden gemaakt, en
-
4. in die kosten niet op andere wijze kan worden voorzien (zie voorts artikel 4, tweede
lid).
Ad 1. Het moet gaan om kosten waarvan in redelijkheid geoordeeld kan worden dat zij
noodzakelijk zijn, bezien in het licht van het tijdelijke karakter van het verblijf
in Nederland van de gerepatrieerde en het sobere, humane karakter van de voorzieningen
in het meergenoemde draaiboek. De noodzaak betreft zowel de aard van de kosten als
de hoogte van de kosten. De SVB zal deze kosten in alle redelijkheid als buitengewoon
moeten kunnen aanmerken.
Ad 2. De noodzakelijke kosten dienen onvermijdbaar te zijn. Onvermijdbaar houdt in
dat het maken van de kosten niet te voorkomen is en geen uitstel duldt.
Ad 3. Kosten die de gerepatrieerde buiten Nederland maakt, behoren niet tot de buitengewone
kosten.
Ad 4. Bij ‘op andere wijze in de kosten voorzien’ kan gedacht worden aan betaling
van de kosten uit de financiële toelage. Andere voorbeelden zijn vergoedingen vanuit
de verzekeringen waarin de regeling voorziet en vergoedingen vanuit door gerepatrieerde
zelf afgesloten verzekeringen. Voorts valt te denken aan verstrekkingen die ontvangen
worden uit hoofde van een (voormalige) dienstbetrekking. Uit artikel 4, tweede lid,
volgt dat de middelen waarover de gerepatrieerde kan beschikken mede bepalend zijn
bij de beoordeling van het recht op verstrekkingen voor buitengewone kosten.
Voorbeelden van kosten die als buitengewoon zijn aan te merken zijn reiskosten van
de gerepatrieerde voor bezoek aan een medicus of voor het voldoen aan een juridische
verplichting (niet van begeleiders, tenzij voor de begeleiding een medische noodzaak
aanwezig is) en kosten voortvloeiend uit een op voorschrift van een arts te volgen
dieet. Geen buitengewone kosten zijn onder meer de kosten van reizen in verband met
een sociaal of recreatief doel, kosten in verband met vervanging dan wel herstel van
goederen die door eigen toedoen of nalatigheid verloren zijn gegaan of beschadigd,
kosten in verband met het aanhouden van de woonsituatie in het woonland, kosten in
verband met reizen naar en van Nederland, kosten voor de aanschaf van huisraad en
telefoonkosten.
Voor de hoogte van de buitengewone kosten wordt aangesloten bij hetgeen noodzakelijk
en onvermijdbaar is. Zo zal bijvoorbeeld voor noodzakelijke reiskosten een vergoeding
worden verstrekt tot het bedrag van de goedkoopste wijze van openbaar vervoer, ook
al heeft de gerepatrieerde per taxi of huurauto gereisd.
Naast de hiervoor genoemde voorwaarden geldt voor de vergoeding van buitengewone kosten
de in het tweede en derde lid geregelde toestemming van de SVB voor het maken van
de kosten. De toestemming dient vooraf te worden gevraagd. Dit draagt ertoe bij dat
zowel de gerepatrieerde als de SVB tot een juiste, tijdige beslissing kunnen komen
met betrekking tot de te maken kosten.
Het vierde lid bepaalt expliciet dat kosten die samenhangen met een door de gerepatrieerde
gepleegde onrechtmatige daad, gepleegd misdrijf of begane overtreding in ieder geval
geen buitengewone kosten zijn.
Artikel 8
Gerepatrieerden zullen zonodig verzekerd worden tegen de in artikel 10 van de Zorgverzekeringswet
en artikel 6 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekostenverzekering bedoelde risico’s.
Dit betreft de verstrekkingen die op grond van de wettelijk verplichte basisverzekering
worden vergoed. Voorts zullen gerepatrieerden zonodig verzekerd worden tegen de financiële
gevolgen van wettelijke aansprakelijkheid jegens een derde voor een som van maximaal
€ 1.000.000,– per gebeurtenis. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid sluit
ten behoeve hiervan collectieve verzekeringen af en zal de daaraan verbonden kosten
dragen. De SVB zal, na vaststelling van het recht op een verzekering als bedoeld in
deze regeling, de naam van de betrokken gerepatrieerde doorgeven aan de verzekeraar.
Artikel 9
Dit artikel geeft de SVB een terugvorderingsbevoegdheid indien een gerepatrieerde
in strijd met de waarheid gegevens heeft verstrekt of verzwegen, waardoor hij of anderen
ten onrechte, of tot een te hoog bedrag, verstrekkingen heeft ontvangen. Het betreft
hier alle in artikel 3 genoemde verstrekkingen, dus ook de kosten van de verzekeringen.
De SVB zal bij de uitoefening van deze bevoegdheid rekening houden met alle feiten
en omstandigheden van het betreffende geval, alsmede met de doelmatigheid van de terugvordering.
Artikel 10
In dit artikel is bepaald dat de lasten van deze regeling (uitvoeringskosten van de
SVB, verstrekkingen minus terugvorderingen) worden bekostigd met een Rijksbijdrage
ten laste van de begroting. De SVB kan de lasten van deze regeling in de bestaande
rekening-courant met de Minister van Financiën verrekenen (zoals is bepaald in artikel
120 van de Wet financiering sociale verzekeringen). De verantwoording vindt plaats
via de jaarrekening van de SVB, waarin een overzicht wordt gegeven van de uitgaven
door de SVB op grond van deze regeling. De termijnen waarbinnen dit overzicht moet
worden verstrekt en voor de vaststelling door de Minister zijn in overeenstemming
met de gebruikelijke verantwoording van de uitvoering door de SVB van dergelijke Tijdelijke
regelingen. Door het van overeenkomstige toepassing verklaren van artikel 49 van de
Wet SUWI is ook in de accountantscontrole voorzien.
Artikel 11
De Algemene Regeling SZW-subsidies is niet van toepassing nu de onderhavige regeling
een geheel eigen kader kent.
Artikel 12
Tegen de achtergrond van het feit dat de eerste gerepatrieerden op 20 december 2013
in Nederland zijn aangekomen, werkt de regeling tot en met die datum terug.
Zoals is aangegeven in de algemene toelichting heeft deze regeling een tijdelijk karakter.
In verband hiermee eindigt deze regeling na 26 weken.
Het tweede lid biedt de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheid
om de regeling binnen de vorenbedoelde periode van 26 weken in te trekken, indien
ontwikkelingen in land(en) waarvoor de Minister van Buitenlandse Zaken fase 4 heeft
afgekondigd, daartoe aanleiding geeft. Hierbij gaat de Minister af op het oordeel
van de Minister van Buitenlandse Zaken. Bij de toepassing van deze bepaling zal worden
betrokken dat de gerepatrieerden enige tijd nodig hebben om hun terugkeer voor te
bereiden. Op grond van het derde lid kan de Minister de regeling ook verlengen.
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
L.F. Asscher