TOELICHTING
Algemeen
Artikel 65 van de Wet marktordening gezondheidszorg (WMG) verplicht bij ministeriële
regeling per artikel aan te geven of het de Nederlandse Zorgautoriteit, verder te
noemen zorgautoriteit, is toegestaan voor de uitvoering van de daarbij aangegeven
artikelen van de wet persoonsgegevens te verwerken indien en voor zover zij naar het
oordeel van de zorgautoriteit voor die uitvoering noodzakelijk zijn en voor zover
zij behoren tot de bij die artikelen vermelde categorieën van persoonsgegevens.
Daarnaast geeft de Regeling categorieën persoonsgegevens WMG (RCPWMG) aan welke persoonsgegevens
de zorgautoriteit mag verstrekken aan de in artikel 70 genoemde instanties ten behoeve
van de taken en bevoegdheden van die instanties.
Iedere keer als de WMG of een taak of bevoegdheid van een instantie wijzigt, wordt
bezien of aan de verplichting van artikel 65 wordt voldaan en wordt de bestaande regeling
zo nodig aangepast. Ook de ervaring met de verwerking van persoonsgegevens bij uitvoeringstaken
en gegevensverstrekking kan tot aanpassing van deze regeling leiden.
In de onderhavige regeling zijn onder andere noodzakelijke aanvullingen van de RCPWMG
opgenomen in verband met:
-
• De inwerkingtreding van de wet Aanvulling instrumenten bekostiging WMG1;
-
• De inwerkingtreding van het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet cliëntenrechten
zorg en andere wetten in verband met de taken en bevoegdheden op het gebied van de
kwaliteit van de zorg2;
-
• De inwerkingtreding van het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening
gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met
het tijdig signaleren van risico’s voor de continuïteit van zorg alsmede in verband
met het aanscherpen van procedures met het oog op de kwaliteit en bereikbaarheid van
zorg3;
-
• De taken en bevoegdheden van de zorgautoriteit op het terrein van forensische zorg
op grond van het Interimbesluit forensische zorg en de eventuele inwerkingtreding
van het voorstel van wet Forensische zorg4;
-
• Het gebruik van individuele casus met persoonsgegevens van consumenten ten behoeve
van de voorbereiding en vaststelling van regels, beleidsregels en besluiten door de
zorgautoriteit;
-
• Het gebruik van persoonsgegevens bij marktonderzoek- en marktontwikkeling;
-
• Het gebruik van persoonsgegevens ten behoeve van de uitvoering en handhaving van informatieverplichtingen;
-
• Het gebruik van persoonsgegevens ten behoeve van toezicht en opsporing, ongeacht of
de zorgautoriteit een handhavingbesluit treft;
-
• De verstrekking van gegevens aan het College voor zorgverzekeringen, de Autoriteit
Consument en Markt, het College bescherming persoonsgegevens, de FIOD en het Centraal
Bureau Statistiek ten behoeve van door hen uit te voeren taken.
Een aanvulling heeft soms meerdere redenen hebben. Van de gelegenheid is gebruik gemaakt
ook nog enkele andere aanpassingen van de regeling te doen.
Voor een uitgebreide toelichting op de categorieën persoonsgegevens die op basis van
artikel 60 van de WMG worden onderscheiden en in de regeling op grond van artikel
65 zijn verwerkt wordt verwezen naar de memorie van toelichting bij de WMG (Kamerstukken
II 2004/05, 30 186, nr. 3) en de toelichting bij de RCPWMG (Stcrt. 2008, 247).
Algemene opmerking
Het kan zich onder omstandigheden voordoen dat niet direct tot een persoon herleidbare
gegevens in combinatie met andere gegevens indirect toch tot een individuele persoon
herleidbaar zijn. Zo dat laatste het geval zou zijn is daarvoor onder andere op grond
van het bepaalde in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en de Wet bescherming
persoonsgegevens een wettelijke basis noodzakelijk. Om te voorkomen dat aan de verwerking
van persoonsgegevens een wettelijke grondslag ontbreekt waar dat derhalve noodzakelijk
is wordt in deze regeling zekerheidshalve opgenomen dat de zorgautoriteit voor de
uitvoering van een aantal taken en bevoegdheden identificerende, medische en strafrechtelijke
persoonsgegevens van consumenten mag verwerken of verstrekken aan met name genoemde
instanties. Een goed voorbeeld daarvan is het anticiperen op het eventuele gebruik
van individuele casus met persoonsgegevens van consumenten ten behoeve van de voorbereiding
en vaststelling van regels, beleidsregels en besluiten door de zorgautoriteit. Een
ander voorbeeld is de verstrekking door de zorgautoriteit aan het College voor zorgverzekeringen.
Nadere specificatie van de aanpassingen
In deze nadere specificatie van de aanpassingen wordt min of meer de volgorde van
bovenstaande opsomming aangehouden en niet strikt de volgorde van de artikelen van
onderhavige regeling.
Definitie zorgaanbieder
In artikel I, onderdeel A, wordt geregeld dat de RCPWMG van toepassing is op met zorgaanbieders
gelijkgestelde administraties in artikel 37, achtste lid, WMG. Daarbij wordt de definitie
ook uitgebreid in verband met hieronder te bespreken forensische zorg.
Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG
De bevoegdheid tot het verwerking van persoonsgegevens door de zorgautoriteit in verband
met de inwerkingtreding van de wet Aanvulling instrumenten bekostiging WMG wordt geregeld
met de wijzigingen in Artikel I, onderdeel B, sub 9, nieuwe onderdelen 10b, 10c, 10d
en 10f, sub 10 tot en met 12 van onderhavige regeling. Als gevolg van de toevoeging
van nieuwe artikelen en als gevolg van specifieke uitbreiding van de mogelijkheid
tot verwerking van persoonsgegevens is artikel 2, onderdeel 11, van de regeling opgesplitst
in nieuwe onderdelen 10b tot en met 10f en beperkt tot de artikelen 48 en 49.
Bij de categorieën persoonsgegevens is niet alleen gekeken naar de persoonsgegevens
die noodzakelijk zijn of kunnen zijn voor het treffen van individuele beschikkingen.
Ook is gekeken naar de categorieën van persoonsgegevens die noodzakelijk kunnen zijn
bij de handhaving door de zorgautoriteit. Zie voor de informatieverzameling ten behoeve
van regulering en handhaving de toelichting bij artikel 61 in de Regeling categorieën
persoonsgegevens WMG.
Artikel I, onderdeel B, sub 9, 10b, betreft de verwerking van persoonsgegevens in
verband met het gewijzigde verbodsartikel 35, het nieuwe verbodsartikel 35a over afwijking
van door de zorgautoriteit vastgestelde beschikbaarheidbijdragen, declaratie- en betalingsverkeer
en grenzen, en de artikelen 36 en 38 tot en met 40 betreffende administratie en transparantievoorschriften.
Artikel 1, onderdeel B, sub 9, 10c, betreft de verwerking van persoonsgegevens in
verband met het verbodsartikel 35b over door de zorgautoriteit vastgestelde vereffeningbedragen.
Artikel I, onderdeel B, sub 9, nieuw 10d, betreft de verwerking van persoonsgegevens
ten behoeve van de regulering van het declaratie en betalingsverkeer zoals die is
opgenomen in artikel 37 van de WMG.
Artikel I, sub 9, onderdeel 10e, betreft de verwerking van persoonsgegevens in verband
met de artikelen 41 tot en met 43 WMG over het afsluiten van verzekeringsovereenkomsten
op afstand.
Artikel I, sub 9, onderdeel 10f, betreft de verwerking van persoonsgegevens in verband
met de artikelen 45 en 46 over voorschriften van de zorgautoriteit inzake overeenkomsten
over zorg, tarieven en de totstandkoming en de nietigheid van overeenkomsten.
Artikel I, onderdeel B, sub 10, betreft de noodzakelijke opsplitsing in verschillende
onderdelen van artikel 2, onderdeel 11 van de RCPWMG in de onderdelen 10a tot en met
11 van dat artikel. Laatste onderdeel is daarmee beperkt tot de artikelen 48 en 49
over aanmerkelijke marktmacht.
Artikel I, onderdeel B, sub 11, betreft de uitbreiding van artikel 2, onderdeel 12,
van de RCPWMG met de categorieën van persoonsgegevens die noodzakelijk kunnen zijn
bij de uitvoering door de zorgautoriteit van haar bevoegdheden inzake de vaststelling
van beschikbaarheidbijdragen en van vereffeningbedragen, bedoeld in artikel 56a respectievelijk
56b WMG. De categorieën persoonsgegevens komen overeen met de persoonsgegevens die
noodzakelijk zijn voor prestatie- en tariefregulering op grond van de artikelen 50
tot en met 56 WMG. De verwerking van de categorieën persoonsgegevens voor het instrument
grens (onderdeel van verschillende transitie- en macrobeheersingsmodellen) valt onder
artikel 50 van de WMG.
Artikel I, onderdeel B, sub 12, betreft de uitbreiding van artikel 2, onderdeel 13,
van de RCPWMG met de categorieën van persoonsgegevens die noodzakelijk kunnen zijn
voor de voorbereiding en vaststelling van beleidsregels door de zorgautoriteit op
grond van de artikelen 57 en 58 WMG. Gebleken is dat daarvoor gegevens van alle typen
ziektekostenverzekeraars noodzakelijk kunnen zijn en ook individuele casus van consumenten
tot het voorbereiden of vaststellen van beleidsregels aanleiding kunnen geven. Ook
kan hierbij de eerder gemaakte algemene opmerking een rol spelen.
Kwaliteitsinstituut (Artikel III)
De bevoegdheid tot het verwerking van persoonsgegevens door de zorgautoriteit in verband
met de inwerkingtreding van artikel I, onderdeel E, van het voorstel van wet houdende
wijziging van de Wet cliëntenrechten zorg en andere wetten in verband met de taken
en bevoegdheden op het gebied van de kwaliteit van de zorg (Kamerstukken II 2012/13,
33 243, nrs. 1–3) wordt geregeld in artikel III. Daarmee wordt die bevoegdheid (aanvullend) geregeld
met betrekking tot artikel 16 WMG, het artikel dat het taakveld van de zorgautoriteit
ten algemene beschrijft, en van de artikelen in de WMG ten behoeve van de handhaving
door de zorgautoriteit van de naleving van de verplichting die in artikel 47c, tweede
lid, van de Wet cliënten zorg is opgenomen voor zorgaanbieders informatie op de bij
of krachtens die wet voorschreven wijze te leveren aan de Zorginstituut Nederland.
Voor het uitvoeren van die taak is het noodzakelijk dat de zorgautoriteit in voorkomende
gevallen de daarbij vermelde categorieën van persoonsgegevens mag verwerken, omdat
de signalen over niet nakoming van die verplichting van de in daarbij vermelde bronnen
afkomstig kan zijn, waaronder individuele consumenten. In Artikel III, onderdeel B,
wordt met wijziging van de RCPWMG aangegeven welke categorie van persoonsgegevens
door de zorgautoriteit verwerkt mogen worden bij het geven van een aanwijzing (78a
WMG), een last onder bestuursdwang en openbaarmaking (81a WMG), last onder dwangsom
(84a WMG) en het opleggen van een boete (90 WMG) om de zorgaanbieders te dwingen tot
het verstrekken van de bedoelde informatie.
Fusies en continuïteit (Artikel IV)
De bevoegdheid tot het verwerking van persoonsgegevens door de zorgautoriteit in verband
met de inwerkingtreding van het voorstel van wet houdende wijziging van de Wet marktordening
gezondheidszorg, de Wet cliëntenrechten zorg en enkele andere wetten in verband met
het tijdig signaleren van risico’s voor de continuïteit van zorg alsmede in verband
met het aanscherpen van procedures met het oog op de kwaliteit en bereikbaarheid van
zorg (Kamerstukken II 2011/12, 33 253, nrs. 1–3 e.v.) wordt geregeld in artikel IV. Daarmee wordt die bevoegdheid (aanvullend) geregeld
met betrekking tot de categorieën van persoonsgegevens die mogelijk noodzakelijk kunnen
zijn voor het uitbrengen van het rapport op grond van artikel 21 van de WMG door de
zorgautoriteit over de bedrijfskundige gevolgen van een voorgenomen structurele aanwijzing
van de minister met betrekking tot de organisatiestructuur van een zorgaanbieder,
ten einde een voortgaande inbreuk op de kwaliteit van de zorgverlening te voorkomen
(onderdelen A en B). Voor het uitvoeren van die taak is het noodzakelijk dat de zorgautoriteit
in voorkomende gevallen de daarbij vermelde categorieën van persoonsgegevens mag verwerken,
omdat de signalen over de kwaliteit van de zorgverlening in relatie tot de organisatiestructuur
van de zorgaanbieder van alle daarbij vermelde bronnen afkomstig kan zijn, waaronder
individuele consumenten. Dat laatste geldt overeenkomstig voor de taak inzake goedkeuring
van concentratie van zorgaanbieders door de zorgautoriteit in het kader van de artikelen
49a tot en met 49d WMG. Met onderdeel C wordt voor die artikelen aangesloten bij de
bevoegdheid persoonsgegevens te verwerken voor de artikelen 48 en 49 in onderdeel
11 van artikel 2 van de RCPWMG.
Forensische zorg (o.a. Artikel II)
De bevoegdheid tot het verwerking van persoonsgegevens door de zorgautoriteit in verband
met de taken en bevoegdheden van de zorgautoriteit op het terrein van forensische
zorg op grond van het Interimbesluit forensische zorg en het voorstel van wet Forensische
zorg (Kamerstukken II 2009/10, 32 398, nrs. 1–3 e.v.) indien dat tot wet wordt verheven en in werking is getreden, wordt geregeld
in Artikel I, onderdeel A, sub 1 en 2 (betreft expliciete uitbreiding in de RCPWMG
van de definitie van zorgaanbieder tot aanbieder forensische zorg), Artikel I, onderdeel
B, sub 1, 3, 5, 6, 8, 9 (nieuwe onderdelen 10a t/m 10d en 10f), 11 (onderdeel c),
12 (onderdelen b en d), Artikel I, onderdeel C, sub 1 (ad b), 2 (ad c), en Artikel
I, onderdeel D, sub 1, 2, 3, 5, 6 en 7. In die onderdelen wordt in verband met forensische
zorg met name de bevoegdheid geregeld van de zorgautoriteit voor de verwerking van
strafrechtelijke persoonsgegevens voor zover dat noodzakelijk is.
De WMG is slechts gedeeltelijk op de forensische zorg van toepassing. Ingevolge de
wijziging die het Interimbesluit forensische zorg heeft aangebracht in het Besluit
uitbreiding en beperking werkingssfeer WMG (artikel 6) zijn de artikelen 3, vierde
lid, WMG (de zorgautoriteit stelt bij de uitoefening van haar taken het algemeen consumentenbelang
voorop), 34 WMG (klachten zorgprocedures), 38, eerste en derde tot en met zevende
lid, WMG (algemene transparantie over prestaties en tarieven zorgaanbieders), 40 WMG
(algemene transparantie over producten en diensten ziektekostenverzekeraars), 41 tot
en met 43 WMG (verzekeringsovereenkomst op afstand) en paragraaf 6.2 tot en met 6.5
WMG (handhavingsmiddelen) niet op forensische zorg van toepassing.
Om een goed onderscheid te kunnen maken bij de uitvoering van taken door de zorgautoriteit
is het in voorkomende gevallen noodzakelijk dat deze kennis kan nemen van het feit
of sprake is van zorg die tot de forensische zorg behoort. Derhalve is de bevoegdheid
om strafrechtelijke persoonsgegevens te verwerken of te verstrekken ook opgenomen
ten behoeve van de uitvoering van artikel 34, 38 en 40 WMG in Artikel I, onderdeel
B, sub 9, (onderdeel 10b) en van paragraaf 6.2 tot en met 6.5 in Artikel I, onderdeel
E, sub 2, 3 (ad b), 4 tot en met 9 van deze regeling.
Met de eventuele inwerkingtreding van het voorstel van wet Forensische zorg (Kamerstukken
II 2009/10, 32 398, nrs. 1–3 e.v.) wordt de definitiebepaling in de RCPWMG aangepast en wordt de uitbreiding van
het begrip zorgaanbieder met zorgaanbieder forensische zorg in plaats van op het Interimbesluit
gebaseerd op de Wet forensische zorg (Artikel II).
Voorbereiding regels, beleidsregels en besluiten
In de praktijk is gebleken dat het noodzakelijk is de bevoegdheid tot het verwerking
van persoonsgegevens door de zorgautoriteit uit te breiden in verband met het noodzakelijke
gebruik van individuele casus met persoonsgegevens van consumenten ten behoeve van
de voorbereiding en vaststelling van regels, beleidsregels en besluiten door de zorgautoriteit.
Ook kan er sprake zijn dat de eerder gemaakte algemene opmerking van toepassing is.
Een en ander heeft geresulteerd in het opnemen in onderhavige regeling van Artikel
I, onderdeel B, sub 1, 4 (uitbreiding met artikel 25 WMG), 6 (nieuw onderdeel 8a met
betrekking tot artikel 27 WMG), sub 7 (uitbreiding met artikel 29) sub 9 (nieuw onderdeel
10a met betrekking tot artikel 31 WMG, nieuwe onderdeel 10b met betrekking tot de
artikelen 34, 36.3, 38 en 39 WMG, nieuw onderdeel 10d met betrekking tot artikel 37
WMG, en nieuw onderdeel 10f met betrekking tot de artikelen 45 en 46), sub 10, 11
(ad c) en 12, Artikel I, onderdeel C, sub 2 (inclusief de uitbreiding naar alle ziektekostenverzekeraars),
Artikel I, onderdeel E, sub 1 (ad a ten behoeve van het meldpunt als bedoeld in artikel
74 WMG, en het handhavingplan als bedoeld in artikel 75 WMG), en sub 2 tot en met
4.
Controlevoorschriften
Artikel I, onderdeel B, sub 6 en 9 (onderdeel 10a), maakt expliciet duidelijk dat
de zorgautoriteit ten behoeve van het toezicht op de naleving en handhaving van de
op grond van artikel 27 respectievelijk 31 WMG opgestelde controlevoorschriften voor
zorgverzekeraars respectievelijk AWBZ-verzekeraars en rechtspersonen als bedoeld in
artikel 40 AWBZ (administratiekantoren/zorgkantoren) indien en voor zover noodzakelijk
persoonsgegevens kan verwerken.
Marktonderzoek
De bevoegdheid tot het verwerking van persoonsgegevens door de zorgautoriteit in verband
met marktonderzoek- en marktontwikkeling wordt in Artikel I, onderdeel B, sub 10b,
voor de toepassing van artikel 32 en 33 WMG uitgebreid tot alle persoonsgegevens die
daartoe in voorkomende gevallen noodzakelijk zijn.
Informatieverplichtingen
Ten behoeve van de uitvoering en handhaving van informatieverplichtingen, bedoeld
in de artikelen 62 respectievelijk 66 tot en met 69 van de WMG worden de daarbij te
verwerken categorieën persoonsgegevens uitgebreid zodat de zorgautoriteit in voorkomende
gevallen voor zover de noodzaak zich daartoe voordoet de desbetreffende persoonsgegevens
kan verwerken. Ook hier is de eerder gemaakte algemene opmerking van toepassing. (Artikel
I, onderdeel C, sub 1 en 2).
Voorbereidend onderzoek handhaving
In de uitvoeringspraktijk is gebleken dat het gebruik van persoonsgegevens ten behoeve
van toezicht, naleving, opsporing en handhaving, ongeacht of de zorgautoriteit een
handhavingsbesluit treft, verduidelijking en uitbreiding behoeft. Derhalve is er bij
de totstandkoming van onderhavige regeling naar gestreefd waar dat mogelijk is er
zorg voor te dragen dat in de RCPWMG voor alle artikelen van de wet is aangegeven
welke categorieën van persoonsgegevens bij de uitvoering noodzakelijk (kunnen) zijn,
dan wel waar door een combinatie van gegevens direct of indirect tot de persoon herleidbare
gegevens ontstaan zodat een nadere wettelijke regeling noodzakelijk is. In de toelichting
van de RCPWMG5 wordt het verwerken van persoonsgegevens aan een artikel verbonden aan de artikelen
61 en 62 van de wet waarmee informatie kan worden opgevraagd ten behoeve van de uitvoering
van de taken en bevoegdheden die voortvloeien uit de desbetreffende artikelen. In
deze regeling is de gemelde aanvulling per artikel in ieder geval opgenomen in Artikel
I, onderdeel B, sub 1 (met betrekking tot art 17 WMG), tot en met 9 (nieuw 10b met
betrekking tot artikelen 34 tot en met 35a, 39 en 40 WMG; nieuw 10c met betrekking
tot artikel 35b WMG; en nieuw 10e), en 10, Artikel I, onderdeel C, sub 1 en 2 (ad
a, met betrekking tot artikelen 63, 68 en 68a WMG) en Artikel I, onderdeel E, sub
1 tot en met 9.
College voor zorgverzekeringen
Artikel I, onderdeel D, sub 1 betreft een aanvulling in de categorie van persoonsgegevens
die de zorgautoriteit aan het College voor zorgverzekeringen mag verstrekken. Dat
college heeft ten opzichte van de totstandkoming van de vorige regeling als nieuwe
taak gekregen te adviseren over gepast gebruik van de verzekeringspakketten van de
wettelijke ziektekostenverzekeringen en heeft tevens een rol gekregen als kwaliteitsinstituut
(in oprichting)6. De afbakening moet ook plaats vinden tussen de wettelijke ziektekostenverzekeringen
en forensische zorg. Ten behoeve van het uitvoeren van die taken worden onder meer
gegevens uit de Dbc Informatie Systeem (DIS) gebruikt. De zorgautoriteit is verantwoordelijk
voor de verstrekking van gegevens uit het DIS. Ondanks dat de uit het DIS te betrekken
gegevens een redelijk abstractieniveau hebben, zoals bijvoorbeeld de verstrekking
van de viercijferige postcode bij gegevens over zorgconsumptie, kan het zich onder
omstandigheden voordoen dat deze gegevens in combinatie met andere gegevens indirect
tot een individuele persoon herleidbaar zijn. Zo dat het geval zou zijn is daarvoor
onder andere op grond van het bepaalde in het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens en de Wet bescherming persoonsgegevens een wettelijke basis noodzakelijk.
Om te voorkomen dat aan de verstrekking een wettelijke grondslag ontbreekt wordt in
deze regeling zekerheidshalve opgenomen dat de zorgautoriteit ook medische en strafrechtelijk
persoonsgegevens van verzekerden aan het College voor zorgverzekeringen mag verstrekken.
Staatstoezicht op de volksgezondheid
Artikel I, onderdeel D, sub 2 betreft een aanvulling in de categorie van persoonsgegevens
die de zorgautoriteit mag verstrekken aan en ontvangen van het Staatstoezicht op de
volksgezondheid (IGZ). Mede met het oog op de taken en uitzonderingen in het kader
van de (her)regulering van forensische zorg en met het oog op de verhouding tussen
de zorgautoriteit en de IGZ moet de zorgautoriteit in voorkomende gevallen waarin
dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de taken van de IGZ ook strafrechtelijke
persoonsgegevens van consumenten kunnen verstrekken. Op grond van artikel 19 WMG dient
de zorgautoriteit het oordeel van de IGZ over de kwaliteit van handelen van zorgaanbieders
te volgen. Dat geldt ook voor zorgaanbieders die forensische zorg leveren. Daarbij
kan de algemene opmerking van toepassing zijn.
Autoriteit Consument en Markt
Artikel I, onderdeel D, sub 3, betreft een aanvulling in de categorie van persoonsgegevens
die de zorgautoriteit mag verstrekken aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM).
Mede met het oog op de taken en uitzonderingen in het kader van de (her)regulering
van forensische zorg en met het oog op de verhouding tussen de zorgautoriteit en de
ACM moet de zorgautoriteit in voorkomende gevallen waarin dat noodzakelijk is voor
de uitvoering van de taken van de ACM ook strafrechtelijke persoonsgegevens van consumenten
kunnen verstrekken, bijvoorbeeld ten behoeve van de afbakening van een markt. Daarbij
kan de algemene opmerking van toepassing zijn.
Artikel I, onderdeel D, sub 4, betreft een aanvulling aan persoonsgegevens die de
zorgautoriteit mag verstrekken aan de De Nederlandse Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële
Markten (AFM). Het betreft persoonsgegevens van bestuurders en medewerkers van ziektekostenverzekeraars
die een verzekeringen als zorgverzekering aanbiedt of uitvoert die niet aan het bepaalde
bij of krachtens de Zorgverzekeringswet voldoen. Daarmee kunnen de DNB en AFM voor
hun taken een zo compleet mogelijk beeld krijgen van verzekeraars.
Artikel I, onderdeel D, sub 5, betreft een aanvulling in de categorie van persoonsgegevens
die de zorgautoriteit mag verstrekken aan het College bescherming persoonsgegevens
en de FIOD. Mede met het oog op de taken en uitzonderingen in het kader van de (her)regulering
van forensische zorg en met het oog op de verhouding tussen de zorgautoriteit en beide
instanties moet de zorgautoriteit in voorkomende gevallen waarin dat noodzakelijk
is voor de uitvoering van de taken van de IGZ ook strafrechtelijke persoonsgegevens
van consumenten kunnen verstrekken. Daarbij kan de algemene opmerking van toepassing
zijn.
Artikel I, onderdeel D, sub 6 en 7, betreffen de herziening van de categorieën van
persoonsgegevens die de zorgautoriteit aan het Centraal Bureau voor de Statistiek
mag verstrekken. Op grond van de wetgeving het CBS regarderend zijn er niet of nauwelijks
beperkingen aan gegevens en persoonsgegevens die het CBS mag verwerken en die op grond
van die wetgeving door derden aan het CBS moet worden verstrekt (Wet op de economische
statistiek). Dat geldt ook voor (persoons)gegevens betreffende forensische zorg. Het
CBS verwerkt de gegevens zodanig dat deze in beginsel niet tot individuele personen
herleidbaar zijn. Ten behoeve van het uitvoeren van die taken worden onder meer gegevens
uit de Dbc Informatie Systeem (DIS) gebruikt. De zorgautoriteit is verantwoordelijk
voor de verstrekking van gegevens uit het DIS. Ondanks dat de uit het DIS te betrekken
gegevens een redelijk abstractieniveau hebben, zoals bijvoorbeeld de verstrekking
van de viercijferige postcode bij gegevens over zorgconsumptie, kan het zich onder
omstandigheden voordoen dat deze gegevens in combinatie met andere gegevens indirect
tot een individuele persoon herleidbaar zijn. Zo dat het geval zou zijn is daarvoor
onder andere op grond van het bepaalde in het Europees Verdrag voor de Rechten van
de Mens en de Wet bescherming persoonsgegevens een wettelijke basis noodzakelijk.
Om te voorkomen dat aan de verstrekking een wettelijke grondslag ontbreekt wordt in
deze regeling zekerheidshalve opgenomen dat de zorgautoriteit ook medische en strafrechtelijke
persoonsgegevens van verzekerden aan het CBS mag verstrekken.
Afdracht invorderingen
Artikel I, onderdeel E, sub 9 betreft de afdracht van dwangsommen, boetes en andere
invorderingen. In dat kader gaat soms aan de invordering op grond van artikel 81,
tweede lid, WMG een aanwijzing op grond van artikel 76, tweede lid vooraf. De aanwijzing
strekt ertoe dat zorgaanbieders zelf het daarbij aangegeven bedrag afdragen aan het
Zorgverzekeringsfonds of het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten. Indien dat niet
of onvoldoende gebeurt kan de zorgautoriteit het resterende bedrag invorderen en afdragen.
Dat vereist een goede communicatie. Zekerheidshalve wordt in onderhavige regeling
opgenomen dat de zorgautoriteit daarbij de noodzakelijke categorieën van persoonsgegevens
kan verwerken.
Inwerkingtreding
Artikel V laat de relevante artikelen en onderdelen van onderhavige regeling terugwerken
tot de invoerdatum van de Wet aanvulling instrumenten bekostiging WMG in verband met
het maatschappelijk belang van continuïteit van de macrobudgettaire en transitiemaatregelen
die zijn getroffen op grond van de instrumenten die met die wet de WMG hebben aangevuld
en ten behoeve van de daarmee gepaard gaande rechtszekerheid voor betrokkenen.
De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
E.I. Schippers