Beleidsregel van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2013, nr. HO&S/559042, inzake de uitzondering verblijfsvereiste studenten op grond van artikel 11.5 Wet studiefinanciering 2000

Gelet op artikel 11.5 van de Wet studiefinanciering 2000;

Besluit:

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregel wordt verstaan onder WSF 2000: Wet studiefinanciering 2000.

Artikel 2. Reikwijdte en inhoud maatregel

  • 1. Voor de toepassing van artikel 2.14, tweede lid, onderdeel c, WSF 2000, wordt een Nederlander die ten minste 56 uur per maand werkt in Nederland en woont in een andere lidstaat van de Europese Unie, gelijkgesteld met een persoon die binnen de reikwijdte van artikel 45 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie valt.

  • 2. Het vereiste om ten minste 3 van de 6 jaren voorafgaand aan de buitenlandse studie in Nederland te hebben gewoond, bedoeld in artikel 2.14, tweede lid, onderdeel c, WSF 2000, is niet van toepassing op een student die een kind of partner is van de persoon, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 3. Inwerkingtreding

Deze beleidsregel treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze beleidsregel zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

TOELICHTING

Om Nederlandse studiefinanciering te mogen meenemen naar een opleiding in het buitenland, geldt voor bepaalde groepen studenten de zogenaamde ‘3 uit 6-eis’. Deze eis houdt in dat een student drie van de zes jaren voorafgaand aan de buitenlandse studie in Nederland moet hebben gewoond.

De beleidsregel inzake de ‘Uitzondering verblijfsvereiste voor studenten in de grensgebieden’ van 17 december 2009 (nr. HO&S/BS/2009/178030) behelst een uitzondering op de 3 uit 6-eis voor studenten die in de grensgebieden studeren. Deze beleidsregel vervalt van rechtswege per 1 januari 2014.

De bedoeling van genoemde beleidsregel was het bedienen van de volgende twee groepen studenten:

  • in de grensstreek studerende studenten die kind of partner zijn van een migrerende werknemer in Nederland, en

  • in de grensstreek studerende studenten die kind zijn van een Nederlander die in Nederland werkt, maar niet in Nederland woont.

Beide groepen studenten konden vanwege het feit dat zij niet in Nederland wonen, niet in aanmerking komen voor de zogenaamde meeneembare studiefinanciering om in de grensstreek te studeren. Zij kunnen echter, vanwege het feit dat hun ouders in Nederland werken – en dus geen migrerend werknemer zijn in Vlaanderen of de Duitse grensstreek – ook niet direct in aanmerking komen voor Vlaamse of Duitse studiefinanciering.

De 3 uit 6-eis is op 14 juni 2012 door het Europese Hof van Justitie niet-toelaatbaar geacht ten aanzien van (kinderen van) migrerende werknemers. De eerste groep studenten hoeft op grond van deze uitspraak niet aan de 3 uit 6-eis te voldoen. Voor deze groep studenten is de beleidsregel derhalve niet langer nodig.

Voor de tweede groep studenten blijft aanvullend beleid onverkort nodig. Deze beleidsregel zorgt ervoor dat alle studerenden die niet 3 van de 6 jaar voorafgaand aan de buitenlandse studie in Nederland hebben gewoond, maar waarvan de ouder geen status van migrerend werknemer heeft, maar wél minimaal 56 uur per maand in Nederland werkt, in aanmerking kunnen komen voor Nederlandse meeneembare studiefinanciering. Uiteraard moet ook zijn voldaan aan de overige voorwaarden om in aanmerking te komen voor studiefinanciering (leeftijd, opleiding van voldoende niveau en kwaliteit). In het bijzonder zij daarbij gewezen op het in artikel 2.13, eerste lid, onder d, van de WSF 2000 opgenomen verbod op dubbele studiefinanciering. Studenten die in aanmerking kunnen komen voor zowel de Nederlandse als de Vlaamse of de Duitse studiefinanciering zullen derhalve voor een van beide moeten kiezen.

Naar boven