Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 12 december 2013, nummer WBV 2013/28, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

A/Afkortingenlijst Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

Afkortingenlijst

ABRvS

Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

AC

aanmeldcentrum

ACVZ

Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken

AIVD

Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst

amv

alleenstaande minderjarige vreemdeling

Anw

Algemene nabestaandenwet

AOW

Algemene Ouderdomswet

APV

Algemene Plaatselijke Verordening

Awb

Algemene wet bestuursrecht

B&W

college van burgemeester en wethouders

Benelux

België, Nederland, Luxemburg

BIG-register

Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg

BMA

Bureau Medische Advisering

BRP

basisregistratie personen

BuPo

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

Buwav

Besluit uitvoering wet arbeid vreemdelingen

BW

Burgerlijk Wetboek

BZK

(Minister/Ministerie van) Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

BuZa

(Minister/Ministerie van) Buitenlandse Zaken

bv

besloten vennootschap

BVV

Basisvoorziening vreemdelingensysteem

cao

collectieve arbeidsovereenkomst

CIR

Centraal Insolventieregister

COA

Centraal Orgaan opvang asielzoekers

COVOG

Centraal Orgaan Verklaring Omtrent het Gedrag

Crebo

Centraal register beroepsopleidingen

CROHO

Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs

cv

commanditaire vennootschap

DBIN

Directie Buitenlandse Investeringen in Nederland

DGPJS

Directoraat-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties

DLOS

Dienst Landelijke Operationele Samenwerking

DNA

deoxyribonucleic acid (desoxyribonucleïnezuur)

DT&V

Dienst Terugkeer en Vertrek

DUO

Dienst Uitvoering Onderwijs, voorheen IB-Groep en CFI

EBV

Elektronisch Berichtenverkeer

EER

Europese Economische Ruimte

EEG

Europese Economische Gemeenschap

EG

Europese Gemeenschap

EHRM

Europees Hof voor de Rechten van de Mens

EU

Europese Unie

EVRM

Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden

EVS

European Voluntary Service

EZ

(Minister/Ministerie van) Economische Zaken

Flexwet

Wet Flexibiliteit en Zekerheid

GGD

Gemeentelijke Gezondheidsdienst

GG&GD

Gemeentelijke Geneeskundige en Gezondheidsdienst in de gemeente Utrecht

HAV

Haags Adoptieverdrag

hbo

hoger beroepsonderwijs

HKS

Herkenningsdienstsysteem

HvJ EG

Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen

I&M

(Minister/Ministerie van) Innovatie en Infrastructuur

IBDP

Internationaal Baccalaureaat Diploma Programma

IND

Immigratie- en Naturalisatiedienst

IOM

Internationale Organisatie voor Migratie

IPS

Insurance Passport For Students

IVA

regeling Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten

IVBPR

Internationaal Verdrag inzake Burgerrechten en Politieke Rechten

IVRK

Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind

JDS

Justitieel Documentatie Systeem

jo

juncto/junctis

JustID

Justitiële Informatiedienst

KMar

Koninklijke Marechaussee

KNAW

Koninklijke Nederlandse Academie van Wetenschappen

KNIL

Koninklijk Nederlands-Indisch Leger

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij

LEC EGG

Landelijk Expertisecentrum Eergerelateerd Geweld

mbo

middelbaar beroepsonderwijs

MSV

Melding Sociale Verzekeringen

MvT

Memorie van Toelichting

MTV

Mobiel Toezicht Veiligheid

mvv

machtiging tot voorlopig verblijf

NFIA

Netherlands Foreign Investment Agency

ngo

non-gouvermentele organisatie

NIP

Nederlands Instituut van Psychologen

NOD

Nederlandse Onderzoek Databank

NSIS

Nationaal Schengen Informatie Systeem

Nuffic

Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs

nv

naamloze vennootschap

NVVB

Nederlandse Vereniging voor Burgerzaken

NvT

Nota van Toelichting

OCW

(Ministerie/Ministerie van) Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OM

Openbaar Ministerie

OPS

Opsporingsregister

Pb.

Publicatieblad

PIL

Protocol Identificatie en Labeling

PTSS

posttraumatische stressstoornis

RANOV

Regeling ter Afwikkeling Nalatenschap Oude Vreemdelingenwet

Rbtv

Register beëdigde tolken en vertalers

REAN

Return and Emigration of Aliens from the Netherlands

ROC

Regionaal Opleidingscentrum

Rva

Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005

Rvb

Regeling verstrekkingen bepaalde categorieën vreemdelingen

RvR

Raad voor Rechtsbijstand

rvc

raad van commissarissen

RWN

Rijkswet op het Nederlanderschap

SBB

stichting Samenwerking Beroepsonderwijs Bedrijfsleven

SGC

Verordening (EG) nr. 562/2006 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautaire code betreffende de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode)

SIRENE

Supplementary Information Request at the National Entries

SIS

Schengen Informatiesysteem

SVB

Sociale Verzekeringsbank

Stb.

Staatsblad

SUO

Schengen Uitvoeringsovereenkomst

Stcrt.

Staatscourant

SZW

(Minister/Ministerie van) Sociale Zaken en Werkgelegenheid

tbc

tuberculose

tbs

terbeschikkingstelling

TEV

Toegang en Verblijf

Trb.

Tractatenblad

TWV

tewerkstellingsvergunning

UNDP

United Nations Development Programme

UNHCR

United Nations High Commissioner for Refugees

UNRWA

United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East

UWV

Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen

V&J

(Minister/Ministerie) van Veiligheid en Justitie

Vb

Vreemdelingenbesluit

vbl

vrijheidsbeperkende locatie

Vc

Vreemdelingencirculaire

VIS

Verificatie Informatie Systeem

VN

Verenigde Naties

VNG

Vereniging van Nederlandse Gemeenten

VRIS

Vreemdelingen in de Strafrechtketen

vo

voortgezet onderwijs

VOG

Verklaring Omtrent het Gedrag

VOG

NP VOG natuurlijke personen

VOG

RP VOG rechtspersonen

vof

vennootschap onder firma

VV

Voorschrift Vreemdelingen

Vw

Vreemdelingenwet

Wajong

Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten

WAO

Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

Wav

Wet arbeid vreemdelingen

WAZ

regelingWet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

Wbp

Wet bescherming persoonsgegevens

WBV

Wijzigingsbesluit Vreemdelingencirculaire

Wcad

Wet conflictenrecht adoptie

WGA

Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsongeschikten

WHP

Working Holiday Program

WHS

Working Holiday Scheme

WHW

Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek

WIA

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

Wi

Wet inburgering

WIN

Wet inburgering nieuwkomers

WML

Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag

wo

wetenschappelijk onderwijs

Wob

Wet openbaarheid bestuur

Wobka

Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie

WSF

Wet op de Studiefinanciering

Wsw

Wet sociale werkvoorziening

WvSv

Wetboek van Strafvordering

WvSr

Wetboek van Strafrecht

WW

Werkloosheidswet

Wwb

Wet werk en bijstand

ZHP

Zeehavenpolitie

Zvw

Zorgverzekeringswet

ZW

Ziektewet

B

Paragraaf A1/4.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.8 Aannemelijk maken Nederlanderschap

De ambtenaar belast met de grensbewaking is bevoegd een persoon die stelt Nederlander te zijn, te verplichten op grond van artikel 4.7 Vb om zijn Nederlanderschap aannemelijk te maken. De ambtenaar belast met de grensbewaking neemt contact op met de gemeente waar de persoon zegt te zijn ingeschreven met een adres in de BRP, om de nationaliteit vast te stellen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking neemt de Nederlandse nationaliteit aan op grond van de Rwn (Stb. 1984, 628) of van de Toescheidingsovereenkomst Nederland-Suriname en in ieder geval op grond van de volgende documenten:

  • een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding;

  • een Nederlands laissez-passer waarin de Nederlandse nationaliteit is vermeld;

  • een recent bewijs van Nederlanderschap;

  • een bewijs van naturalisatie tot Nederlander;

  • een kennisgeving tot verkrijging van het Nederlanderschap.

Een vreemdeling op wie de wet van 9 september 1976 (Stb. 468) betreffende de positie van Molukkers van toepassing is, wordt als Nederlander behandeld en is geen vreemdeling in de zin van de Vw (zie ook artikel 1, aanhef en onder m, Vw).

Voor de verkrijging van een behandeling als Nederlander en een beschrijving van de bewijsmiddelen, waarmee Molukkers de behandeling als Nederlander moeten aantonen, wordt verwezen naar de Handleiding voor de toepassing van de Rwn.

C

Paragraaf A1/4.10 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.10 Onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland

De visumplichtige vreemdeling moet, om in aanmerking te komen voor de toepassing van de gunstigere regels met betrekking tot de aanvraag en afgifte van visa, met bewijsmiddelen aantonen dat hij:

  • een familie- of gezinslid is van een onderdaan van de EU, de EER of Zwitserland in de zin van artikel 8.7, tweede en derde lid Vb;

  • een ongehuwde partner (niet zijnde een geregistreerde partner) is van een onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland en een duurzame relatie met die onderdaan heeft, in de zin van artikel 8.7, vierde lid Vb.

Als de vreemdeling niet overtuigend kan aantonen dat hij behoort tot de hiervoor genoemde categorieën, dan geldt het reguliere visumbeleid.

De ambtenaar belast met de grensbewaking neemt in ieder geval aan dat sprake is van een duurzame relatie als de vreemdeling kan aantonen dat de ongehuwde partner en de onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland die gebruik maakt van zijn recht op vrij verkeer:

  • al gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding voeren;

  • (recentelijk) gedurende een termijn van zes maanden een gezamenlijke huishouding hebben gevoerd;

  • uit de relatie een kind is geboren.

Bewijsmiddelen om aan te tonen dat sprake is of is geweest van het voeren van een gezamenlijke huishouding of samenwoning buiten Nederland zijn in ieder geval:

  • een bewijs van inschrijving als ingezetene in de BRP;

  • huurcontracten;

  • hypotheken voor de aankoop van een huis op beide namen;

  • overige aanzienlijke en langlopende juridische of financiële verbintenissen die gezamenlijk zijn aangegaan;

  • afschriften van rekeningen op beide namen.

In alle gevallen dient het om een bestaande duurzame relatie te gaan.

Wanneer de vreemdeling overtuigend heeft aangetoond dat de aanvrager een familie- of een gezinslid is in de zin van artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb, mag de ambtenaar belast met de grensbewaking de afgifte van een visum uitsluitend weigeren:

  • op de gronden genoemd in artikel 8.8, eerste lid onder a en b Vb;

  • als sprake is van rechtsmisbruik of fraude zoals schijnhuwelijk.

De gronden genoemd in artikel 8.8, eerste lid Vb worden als volgt uitgelegd.

Artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder a Vb

De ambtenaar belast met de grensbewaking baseert de beoordeling uitsluitend op het persoonlijk gedrag van de vreemdeling. De ambtenaar belast met de grensbewaking moet het evenredigheidsbeginsel in acht nemen (artikel 3:4 Awb). Strafrechtelijke veroordelingen op zichzelf vormen onvoldoende grond om de vreemdeling toegang te weigeren. Van een bedreiging van de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid is in ieder geval sprake in de volgende situaties:

  • de vreemdeling staat in het OPS gesignaleerd als ‘ongewenst vreemdeling’ of ‘ongewenstverklaard ex artikel 67 Vw’;

  • de vreemdeling is in het bezit van verboden wapens;

  • de vreemdeling is in het bezit van verdovende middelen; of

  • de vreemdeling wordt verdacht van mensenhandel.

De ambtenaar belast met de grensbewaking moet ook in dat geval aan de hand van het persoonlijke gedrag van de vreemdeling vaststellen dat sprake is van een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging voor een fundamenteel belang van de samenleving.

Artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder b Vb

Het gaat hier om potentieel epidemische ziekten zoals gedefinieerd in de publicaties van de Wereldgezondheidsorganisatie, en andere infectieziekten of besmettelijke parasitaire ziekten, voor zover in Nederland beschermende regelingen zijn getroffen ten aanzien van de eigen onderdanen. Op www.Rijksoverheid.nl worden de laatste ontwikkelingen over infectieziekten bijgehouden.

Artikel 8.8, eerste lid, aanhef en onder c Vb

De vreemdeling moet bij de eerdere verwijdering om redenen van de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid aangemerkt zijn als een actuele, werkelijke en ernstige bedreiging van de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid. De vreemdeling die eerder om redenen van de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid is verwijderd mag na verloop van een redelijke termijn, en in ieder geval na drie jaar gerekend vanaf zijn vertrek, een aanvraag indienen om opheffing van het eerdere besluit om hem uit Nederland te verwijderen.

In het geval de vreemdeling ongewenst is verklaard moet de vreemdeling een aanvraag indienen tot opheffing van de ongewenstverklaring. Gedurende de behandeling van deze aanvraag heeft de vreemdeling geen recht van toegang tot Nederland.

De ambtenaar belast met de grensbewaking verstrekt het visum gratis in het geval dat hij een familie- of gezinslid als bedoeld in artikel 8.7, tweede, derde of vierde lid Vb aan de grens aantreft en hij de vreemdeling verzoekt om een visum aan te vragen om de onderdaan van de EU, de EER en Zwitserland te begeleiden of zich bij die onderdaan te voegen.

De ambtenaar belast met de grensbewaking weigert toegang aan de vreemdeling op grond van artikel 3, eerste lid, onder d, Vw juncto artikel 8.8 Vb en gebruikt hiervoor model M18. De motivering in model M18 moet concreet zijn. De ambtenaar belast met de grensbewaking mag niet volstaan met de enkele mededeling dat de vreemdeling een gevaar oplevert voor de openbare orde, de nationale veiligheid of de volksgezondheid. Bij de kennisgeving van de toegangsweigering moet de ambtenaar belast met de grensbewaking vermelden dat daartegen binnen vier weken administratief beroep kan worden ingesteld bij de IND. De vreemdeling mag de behandeling van het administratief beroepschrift niet in Nederland afwachten. De vreemdeling moet Nederland op grond van artikel 5, eerste lid, Vw onmiddellijk verlaten, tenzij er sprake is van een eerste verzoek om een voorlopige voorziening. De ambtenaar belast met de grensbewaking moet een (toegangs)weigeringsstempel aanbrengen op het geldige document voor grensoverschrijding van onderdanen van de EU, de EER en Zwitserland en van hun familieleden.

D

Paragraaf A2/2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2. Staande houden, overbrengen en ophouden

Staande houden

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen heeft de bevoegdheid om personen staande te houden om de identiteit, nationaliteit en de verblijfsstatus van de persoon vast te stellen. Van deze bevoegdheid mag gebruik gemaakt worden als sprake is van feiten en omstandigheden die, naar objectieve maatstaven gemeten, een redelijk vermoeden van illegaal verblijf opleveren of ter bestrijding van illegaal verblijf na grensoverschrijding. De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet het vermoeden dat de persoon geen rechtmatig verblijf in Nederland heeft, toetsen aan objectieve maatstaven. Deze objectieve maatstaven zijn in ieder geval gebaseerd op tenminste één van de volgende voorwaarden:

  • feiten of omstandigheden van de situatie waarin de persoon wordt staande gehouden;

  • aanwijzingen over de persoon die wordt staande gehouden;

  • ervaring- of omgevingsgegevens van de politie, KMar of andere overheidsinstanties.

Een redelijk vermoeden van illegaal verblijf mag in ieder geval in de volgende situaties aangenomen worden:

  • informatie van overheidsinstanties, zoals de Gemeentelijke Sociale Dienst of de Inspectie SZW of de BRP;

  • aanwijzingen uit eigen onderzoek van de politie;

  • aanwijzingen die de politie verkrijgt bij de controle van persoonsgegevens in het kader van de uitoefening van de politietaken;

  • een controle in een woning of een bedrijf waarbij bij een eerdere controle illegale personen aangetroffen zijn;

  • het aantreffen van andere personen in dezelfde woning waar een met naam bekende illegale of uitgeprocedeerde vreemdeling ter uitzetting aangehouden wordt of kan worden;

  • een controle van inzittenden van een voertuig waarvan bij een verkeerscontrole is gebleken dat de bestuurder van dat voertuig illegaal in Nederland verblijft;

  • voertuigen waarmee personen vervoerd worden naar een bedrijf waar eerder illegale vreemdelingen aangetroffen zijn;

  • concrete (anonieme) tips over illegale vreemdelingen;

  • een verdachte van niet-Nederlandse nationaliteit, die zich niet kan identificeren;

  • een gelegenheid of plaats, waar zich veel vreemdelingen plegen op te houden, en waarvan vermoed wordt of bekend is dat er zich regelmatig illegale vreemdelingen bevinden;

  • een redelijk vermoeden van mensensmokkel;

  • een redelijk vermoeden van illegale tewerkstelling in het kader van de Wav;

  • een redelijk vermoeden van illegaal in Nederland verblijvende prostituees.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen raadpleegt de gegevens over de identiteit, nationaliteit en verblijfsstatus van de staande gehouden persoon in de BVV, als deze gegevens niet vastgesteld kunnen worden aan de hand van een document zoals omschreven onder artikel 4.21 Vb. De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen beoordeelt op basis van de gegevens in de BVV of een terugkeerbesluit moet worden genomen tegen een vreemdeling die niet rechtmatig in Nederland verblijft.

Als de gegevens van de staande gehouden persoon niet voorkomen in de BVV raadpleegt de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen de opgegeven nationaliteit van de staande gehouden persoon in de BRP.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen onderzoekt de verblijfsstatus van de staande gehouden persoon die niet de Nederlandse nationaliteit heeft of als een verblijfsstatus die in de BVV gevonden is om nader onderzocht vraagt.

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet van het staande houden van personen een proces-verbaal opmaken, door gebruik te maken van het model M-111A of in geval van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) van het model M-111C.

Overbrengen en ophouden

De ophoudingstermijn vangt aan bij de aankomst van de opgehouden persoon op de plaats van de ophouding. Bij het overbrengen van de opgehouden persoon telt de tijd niet mee.

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet van het ophouden van personen een proces-verbaal opmaken door gebruik te maken van het model M-111A of in geval van Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) van het model M-111C.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen moet de opgehouden persoon op de hoogte stellen van alle volgende rechten:

  • het recht om zich bij te laten staan door een raadsman;

  • het recht op bijstand van diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in Nederland;

  • het recht op aan kennisgeving van de ophouding aan derden (verwanten, echtgeno(o)t(e) of een levenspartner);

  • het recht op beroep tegen de ophouding;

Als de opgehouden persoon minderjarig is, worden degenen die de ouderlijke macht of de voogdij over de minderjarige uitoefenen geïnformeerd over de ophouding. Als daartoe geen gelegenheid bestaat, moet de Korpschef of de Commandant der KMar de kennisgeving doen aan de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in Nederland.

E

Paragraaf A3/7.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.1 Aanvraag op grond van artikel 64 Vw

Een vreemdeling die bekend is bij de IND, moet een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schriftelijk indienen bij de IND.

Een vreemdeling die niet bekend is bij de IND, of die eerder ‘met onbekende bestemming’ is vertrokken, moet telefonisch contact opnemen met de IND over de te volgen werkwijze. Deze vreemdeling wordt in de gelegenheid gesteld om de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in persoon aan het IND-loket in te dienen.

Een vreemdeling die niet bekend is bij de IND en die een schriftelijke aanvraag op grond van artikel 64 Vw bij de IND indient, moet deze aanvraag aan het IND-loket aanvullen door het laten vaststellen van zijn verblijfplaats in Nederland door de IND. De IND stelt de verblijfplaats vast door een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling is ingeschreven als ingezetene, of een ander bewijsmiddel waaruit de verblijfplaats van de vreemdeling blijkt. Het niet in persoon aan het IND-loket verschijnen is grond voor afwijzing.

Als de vreemdeling die een aanvraag op grond van artikel 64 Vw wil indienen:

  • een uitgeprocedeerde asielzoeker is, én

  • in afwachting van de behandeling van de aanvraag op grond van artikel 64 Vw in aanmerking wil komen voor opvang op grond van de Rva,

moet hij telefonisch contact opnemen met de IND over de te volgen werkwijze (zie paragraaf A3/7.2 Vc).

Als de vreemdeling een aanvraag op grond van artikel 64 Vw indient bij de DT&V, de vreemdelingenpolitie, ZHP, KMar of het COA, wordt de aanvraag doorgezonden aan de IND.

De vreemdeling onderbouwt een aanvraag op grond van artikel 64 Vw in ieder geval met:

  • een ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring, niet ouder dan zes maanden met vermelding van de behandelaars, waarbij de vreemdeling momenteel onder behandeling staat.

  • een gedagtekend, ondertekend schriftelijk bewijs van de medische behandelaar(s), niet ouder dan zes weken op het moment waarop overgelegd wordt, waaruit blijkt:

    • de naam, het adres en het registratienummer van het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of het Nederlands Instituut van Psychologen van de behandelaar(s);

    • welke medische klachten de vreemdeling heeft, waarvoor hij door de behandelaar wordt behandeld;

    • datum start behandeling en wanneer bekend de verwachte einddatum van de behandeling.

  • een kopie van een geldig document voor grensoverschrijding en/ of identiteitsdocument.

De IND stelt de bijlagen ‘toestemmingsverklaring’ en ‘bewijs omtrent medische situatie vreemdeling’ beschikbaar via zijn website. Ook zijn deze bijlagen bij de IND-loketten verkrijgbaar.

Als het voor de vreemdeling niet mogelijk is een geldig document voor grensoverschrijding te verstrekken, moet de vreemdeling op andere wijze inzicht in zijn identiteit en nationaliteit verschaffen door middel van bewijsmiddelen.

De IND beschouwt als bewijsmiddel van identiteit en nationaliteit als de vreemdeling niet beschikt over een geldig document voor grensoverschrijding:

  • een schriftelijke verklaring van de autoriteiten van het land waarvan de vreemdeling onderdaan is, waarin de autoriteiten van dat land motiveren waarom de vreemdeling niet in het bezit wordt gesteld van een geldig document voor grensoverschrijding; en

  • aanvullende gegevens en bescheiden met betrekking tot zijn identiteit en nationaliteit zoals een identiteitskaart, een geboorteakte, een nationaliteitsverklaring.

Als er geen medische bewijsmiddelen ter onderbouwing van de aanvraag worden ingediend en een ingevulde toestemmingsverklaring ontbreekt, stelt de IND de vreemdeling in de gelegenheid binnen twee weken de aanvraag aan te vullen en dit verzuim te herstellen. Als de vreemdeling hier niet aan voldoet, mag de aanvraag worden afgewezen. De redelijke termijn van twee weken kan korter zijn als de uitzetting eerder gepland is.

De beslistermijn op een aanvraag op grond van artikel 64 Vw mag eenmalig worden verlengd met dertien weken. De verlenging van de beslistermijn is in ieder geval redelijk als BMA onderzoek bij derden moet doen naar de medische problematiek van de vreemdeling. De IND maakt aan de vreemdeling schriftelijk bekend binnen welke termijn een besluit op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw kan worden verwacht.

Het indienen van een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort de vertrekplicht niet op. In afwachting van het besluit op de aanvraag, heeft de vreemdeling geen rechtmatig verblijf ex artikel 8 Vw.

In beginsel zal geen gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid tot uitzetting van de vreemdeling door de DT&V, zolang op de aanvraag op grond van artikel 64 Vw niet is beslist.

Het indienen van een aanvraag op grond van artikel 64 Vw schort niet de door het COA te volgen procedures tot beëindiging van verstrekkingen ingevolge de Rva op.

Als de IND op basis van het BMA advies de aanvraag afwijst, brengt de IND de vreemdeling van het besluit onder verwijzing naar het medisch advies schriftelijk op de hoogte.

Het komt voor dat BMA in zijn advies aangeeft dat de vreemdeling in staat is om te reizen, maar dat dit onder voorwaarden moet. De DT&V ziet erop toe dat aan deze voorwaarden is voldaan voordat de vreemdeling wordt uitgezet. Het opvragen en meenemen van het medisch dossier betreft een verantwoordelijkheid van de vreemdeling zelf. De vreemdeling of zijn gemachtigde wordt hierop gewezen door de DT&V.

F

Paragraaf B1/4.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.7 Inburgeringsvereiste

Inburgering in het buitenland

De IND wijst de mvv-aanvraag af als de vreemdeling het basisexamen inburgering in het buitenland niet heeft behaald, tenzij de vreemdeling hiervan is vrijgesteld of is ontheven.

Vrijstelling

In aanvulling op artikel 2.6, eerste lid, Besluit inburgering geldt dat voor vrijstelling van het basisexamen inburgering in het buitenland niet vereist is dat sprake is van acht jaar ononderbroken inschrijving als ingezetene in de BRP of acht jaar rechtmatig verblijf.

Ontheffing basisexamen inburgering vanwege een geestelijke of lichamelijke belemmering

Op basis van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder c, Vb ontheft de IND in ieder geval de vreemdeling van het behalen van het basisexamen inburgering als de vreemdeling aantoont dat sprake is van:

  • blindheid;

  • doofheid; of

  • doofstomheid.

In aanvulling hierop ontheft de IND de vreemdeling van het behalen van het basisexamen inburgering als de vreemdeling aantoont dat:

  • sprake is van slechtziendheid of hardhorendheid; en

  • hij niet met behulp van eigen hulpmiddelen alsnog voldoende gezichts- of hoorvermogen krijgt om het basisexamen inburgering af te kunnen leggen.

Ontheffing basisexamen inburgering wegens onbillijkheid van overwegende aard

Op grond van artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder d, Vb, wijst de IND de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet af als sprake is van een combinatie van zeer bijzondere individuele omstandigheden die ertoe leidt dat de vreemdeling blijvend niet in staat is om het basisexamen inburgering met goed gevolg af te leggen.

De IND merkt het enkele feit dat de vreemdeling een of meerdere malen het examen heeft afgelegd, niet aan als een onbillijkheid van overwegende aard als bedoeld in artikel 3.71a, tweede lid, aanhef en onder d, Vb.

G

Paragraaf B1/8.3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.3.1 Gegevens en bescheiden uit aangewezen administraties

Op grond van artikel 24a Vw juncto artikel 3.34l VV vraagt de IND voor de beoordeling van de verblijfsaanvraag de volgende gegevens en bescheiden op bij de aangewezen administraties:

  • bewijs van inschrijving als ingezetene in de BRP;

  • bewijs van inschrijving huwelijk in de BRP;

  • bewijs van verbreking huwelijk;

  • bewijs van burgerlijke staat;

  • bewijs van adresgegevens;

  • een uittreksel uit het handelsregister;

  • bewijs van inschrijving in het BIG-register.

H

Paragraaf B2/4.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.1 Algemeen

De IND beschouwt een geldig document voor grensoverschrijding als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling voldoet aan de leeftijdseis als bedoeld in artikel 3.43, eerste lid, aanhef en onder b, Vb en artikel 3.24, eerste lid, VV.

De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling staat ingeschreven op hetzelfde adres als het gastgezin en waaruit de gezinssamenstelling blijkt als bewijsmiddel dat de vreemdeling in een gastgezin verblijft bestaande uit ten minste twee personen.

I

Paragraaf B7/3.1.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.1.3 Samenwoning

De IND neemt aan dat de vreemdeling en de referent samenwonen als bedoeld in artikel 3.17 Vb als zij aan alle volgende voorwaarden voldoen:

  • de referent en de vreemdeling wonen feitelijk samen;

  • de referent en de vreemdeling voeren naar buiten toe hetzelfde adres; en

  • de referent en de vreemdeling zijn ingeschreven op hetzelfde adres in de BRP.

J

Paragraaf B8/8.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.3 Bewijsmiddelen

De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling is ingeschreven als ingezetene, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf in Nederland heeft.

De IND beschouwt een afschrift van het verzoek ex artikel 17 RWN aan de rechtbank als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat een procedure tot vaststelling van het Nederlanderschap is aangespannen.

K

Paragraaf B9/5.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.2 Contra-indicaties

De IND verleent de vergunning niet als bij de hoofdpersoon of een gezinslid sprake is van de volgende contra-indicaties, zoals die ten tijde van de beoordeling van de aanvraag geconstateerd worden:

  • a. de vreemdeling vormt een gevaar voor de openbare orde (inclusief artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag) of de nationale veiligheid;

  • b. de vreemdeling is al houder van een verblijfsvergunning;

  • c. de vreemdeling is onderdaan van een lidstaat van de EU/EER;

  • d. de vreemdeling heeft de identiteit of nationaliteit niet kunnen aantonen door onder meer het overleggen van documenten of consistent en naar waarheid verklaren en antwoorden;

  • e. de vreemdeling heeft niet meegewerkt aan zijn vertrek; of

  • f. de vreemdeling heeft de Europese Unie aantoonbaar verlaten.

Ad a.

De IND verleent de verblijfsvergunning niet als de vreemdeling of van één van de gezinsleden een gevaar vormt voor de openbare orde. Dit is het geval als:

  • wegens misdrijf een veroordeling tot een gevangenisstraf heeft plaatsgevonden of een vrijheidsbenemende maatregel is opgelegd en het onvoorwaardelijk ten uitvoer te leggen gedeelte van de straf(fen) of maatregel(en) in totaal ten minste één maand bedraagt; of

  • bij beschikking van de IND artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen.

Als bij beschikking van de IND artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag is tegengeworpen, geldt geen verjaringstermijn.

Ad b.

Als een gezinslid al houder is van een verblijfsvergunning, geldt deze contra-indicatie uitsluitend voor dat gezinslid.

Als de vreemdeling of een gezinslid rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8 onder j, Vw (uitstel van vertrek wegens medische redenen) dan werpt de IND dit niet tegen.

Ad d.

Op grond van het bepaalde in artikel 31, tweede lid onder f, Vw moet de vreemdeling bij zijn asielaanvraag in beginsel zijn identiteit aantonen met documenten. Als dat niet kan, dan moet hij consistent en naar waarheid verklaard hebben over zijn identiteit en nationaliteit.

Wanneer de vreemdeling of een gezinslid zich na vergunningverlening in de BRP inschrijft met andere gegevens, dan trekt de IND de vergunning in.

Ad e.

De IND neemt aan dat de vreemdeling heeft meegewerkt aan zijn vertrek als hij aannemelijk maakt dat hij zich, met het oog op zijn vertrek, heeft gewend tot:

  • 1. de vertegenwoordiging van de eigen autoriteiten of die van een ander land waartoe toegang kan worden verkregen;

  • 2. de IOM en deze organisatie heeft aangegeven dat zij niet in staat is het vertrek te realiseren om redenen gelegen buiten de invloedssfeer van de vreemdeling; en

  • 3. de DT&V ten behoeve van facilitering bij het verkrijgen van de vereiste (reis)documenten en deze dienst heeft aangegeven dat dit niet is geslaagd om redenen gelegen buiten de invloedssfeer van de vreemdeling.

Ad f.

De IND beschouwt in het kader van deze regeling de landen Zwitserland, Noorwegen, IJsland en Liechtenstein als landen die deel uitmaken van de Europese Unie.

De IND werpt aantoonbaar vertrek buiten de Europese Unie altijd tegen ook als dit plaatsvond voor 27 juli 2010. De duur van het verblijf buiten de Europese Unie is hierbij niet van belang.

Uitsluitend in het geval dat de vreemdeling in het bezit van een terugkeervisum is vertrokken, wordt deze contra-indicatie niet tegengeworpen.

Als de gezinsband is verbroken, beschouwt de IND dit niet als een contra-indicatie ten aanzien van de overige gezinsleden.

L

Paragraaf B9/8.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

8.1 Algemene verblijfsvoorwaarden

Op grond van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, Vb verleent de IND de verblijfsvergunning als:

  • 1. gedurende vijf jaren geen grond is geweest voor intrekking van de verblijfsvergunning;

  • 2. de vreemdeling het inburgeringsexamen heeft behaald of hiervan is vrijgesteld of ontheven; en

  • 3. de vreemdeling voldoet aan de algemene toelatingsvoorwaarden van artikel 16, eerste lid, Vw, met uitzondering van de subcategorieën b, c en i.

Ad 1.

In aanvulling op artikel 3.51, tweede lid, aanhef en onder a en b, Vb verleent de IND de gezinsleden van de houder van de Europese blauwe kaart een verblijfsvergunning als:

  • het gezinslid onmiddellijk voorafgaand aan de indiening van de aanvraag twee jaren rechtmatig verblijf in Nederland heeft gehad bij de houder van de Europese blauwe kaart;

  • het gezinslid twee jaren heeft voldaan aan de voorwaarden voor verlenging van de geldigheidsduur van de verblijfsvergunning; en

  • het gezinslid op het tijdstip waarop de aanvraag voor de verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd is ontvangen, of het besluit op deze aanvraag is genomen ten minste vijf jaar rechtmatig en onafgebroken verblijf heeft gehad op het grondgebied van een EU lidstaat.

Ad 2.

De IND verlangt niet dat de vreemdeling gedurende de acht jaren als bedoeld artikel 3.80a, tweede lid, aanhef en onder b, Vb ononderbroken was ingeschreven als ingezetene in de BRP of rechtmatig in Nederland verbleef.

De IND ontheft de vreemdeling op grond van artikel 3.80a, derde lid, Vb van het inburgeringsvereiste als deze aantoont vanwege zijn psychische of lichamelijke belemmering of verstandelijke handicap niet in staat te zijn om binnen vijf jaren het inburgeringsexamen te behalen.

Op grond van artikel 3.80a, vierde lid, Vb past de IND in ieder geval de hardheidsclausule toe als:

  • a. de vreemdeling met voldoende inzet minimaal 600 uur heeft deelgenomen aan een inburgeringscursus bij een instelling met het Blik op Werk Keurmerk en minimaal 4 keer niet is geslaagd voor onderdelen van het inburgeringsexamen; of

  • b. de vreemdeling met voldoende inzet minimaal 600 uur heeft deelgenomen aan een alfabetiseringscursus bij een instelling met het Blik op Werk Keurmerk en de vreemdeling aangetoond heeft met een door DUO afgenomen toets naar het leervermogen dat de vreemdeling niet het leervermogen heeft om het inburgeringsexamen te halen; of

  • c. de vreemdeling tegen zijn of haar wil in het land van herkomst is achtergelaten en voldoet aan de voorwaarden van artikel 3.51, eerste lid, aanhef en onder a, sub 1, Vb.

Vanaf 1 juli 2013 zal DUO advies geven of iemand voldoet aan de criteria genoemd onder a en b (naar aanleiding van de zogenaamde inspanningstoets). De IND gaat bij de beoordeling van deze ontheffingsgrond in beginsel uit van de door de vreemdeling overgelegd advies van DUO. De vreemdeling die in aanmerking wil komen voor deze ontheffingsgrond moet deze inspanningstoets zelf aanvragen bij DUO. Voor het aanmeldformulier en meer informatie over deze procedure raadpleeg de website van DUO www.inburgeren.nl .

Overgangsregeling

In het kader van de overgangsregeling per 1 juli 2013 past de IND ook de hardheidsclausule toe als de vreemdeling ondanks aantoonbaar geleverde inspanning de vreemdeling redelijkerwijs niet in staat kan worden geacht het inburgeringsexamen te behalen. Hiervan is sprake als:

  • de vreemdeling niet gealfabetiseerd is in zijn eigen taal en de Nederlandse taal;

  • van de vreemdeling gezien zijn leeftijd en overige omstandigheden, niet kan worden verwacht dat hij Nederlands leert lezen en schrijven binnen een periode van vijf jaar; en

  • de vreemdeling de toets gesproken Nederlands (TGN) op A2 niveau heeft behaald.

De IND gaat bij de beoordeling van deze ontheffingsgrond in beginsel uit van een door de vreemdeling overgelegde verklaring met een advies (naar aanleiding van het zogenaamde haalbaarheidsonderzoek) van het ROC Amsterdam. Vanaf 1 juli 2013 wordt dit haalbaarheidsonderzoek niet meer door het ROC Amsterdam gedaan. Alle adviezen van aanvragen voor een haalbaarheidsonderzoek ingediend vóór 1 juli 2013 worden meegenomen in de besluitvorming. Op de dag van de indiening van de aanvraag mag dit advies niet ouder zijn dan vijf jaar.

De IND neemt het ROC-advies niet over als:

  • de IND constateert dat de vreemdeling in een vreemdelingrechtelijke procedure verklaringen heeft afgelegd die in tegenstrijd zijn met het advies; of

  • op een andere manier dan uit een vreemdelingrechtelijke procedure blijkt dat de vreemdeling een opleiding heeft afgerond.

Niet-bijzondere gevallen in het kader van de hardheidsclausule

De IND maakt in ieder geval geen gebruik van de bevoegdheid om de hardheidsclausule toe te passen op grond van artikel 3.80a, vierde lid, Vb als de vreemdeling stelt:

  • geen aanbod tot een inburgeringsvoorziening te hebben gekregen;

  • geen inburgeringsvoorziening opgelegd te hebben gekregen;

  • geen aanbod tot een taalkennisvoorziening te hebben gekregen;

  • geen taalkennisvoorziening opgelegd heeft gekregen; of

  • nooit te hebben geweten het inburgeringsexamen te moeten behalen.

M

Paragraaf B9/14.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

14.2 Verblijfsspecifiek

Oud-Nederlanders geboren en getogen in Nederland

De IND beschouwt een geboorteakte als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling geboren is in Nederland.

Buiten Nederland geboren meerderjarige oud-Nederlanders

De IND beschouwt een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling niet woont in het land waarvan hij onderdaan is.

Oud-Nederlanders o.g.v. artikel 15, eerste lid, aanhef en onder d en f, RWN

De IND beschouwt een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding dat door Nederland wordt erkend als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling meerderjarig is.

De IND beschouwt een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling het Nederlanderschap heeft verloren omdat hij na de totstandkoming van zijn naturalisatie heeft nagelaten al het mogelijke te doen om zijn oorspronkelijke nationaliteit te verliezen.

De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling is ingeschreven als ingezetene, als bewijsmiddel waaruit blijkt dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf in Nederland heeft.

De IND beschouwt een besluit tot intrekking van het Nederlanderschap als bewijs dat de aanvraag binnen twee jaar na intrekking van het Nederlanderschap is ingediend.

Oud-Nederlanders o.g.v. artikel 15, eerste lid, aanhef en onder b, RWN

De IND beschouwt een geldig document voor grensoverschrijding dat door Nederland wordt erkend als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling meerderjarig is.

De IND beschouwt een verklaring van afstand van de Nederlandse nationaliteit als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling het Nederlanderschap heeft verloren.

De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waaruit blijkt dat de vreemdeling is ingeschreven als ingezetene, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling zijn hoofdverblijf in Nederland heeft.

De IND beschouwt een afschrift uit de BRP waarin de datum is opgenomen waarop afstand is gedaan van de Nederlandse nationaliteit als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling de aanvraag heeft ingediend binnen twee jaar nadat door de vreemdeling afstand is gedaan van het Nederlanderschap.

Remigratie en terugkeeroptie op grond van artikel 8 Remigratiewet

De IND beschouwt een afschrift van de beschikking van de SVB, waarin het recht op de basisvoorzieningen of de remigratievoorzieningen is toegekend en waarin de vertrekdatum van de vreemdeling is vermeld, als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling de aanvraag heeft ingediend binnen één jaar na remigratie uit Nederland met toepassing van de Remigratiewet.

Terugkeeroptie minderjarige vreemdelingen

De IND beschouwt een geldig Nederlands document voor grensoverschrijding als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling minderjarig is.

Verblijfsvergunning na overlijden referent

De IND beschouwt een afschrift van de overlijdensakte als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de huwelijks- of (geregistreerd) partner, ouder, adoptie- of pleegouder van de vreemdeling is overleden.

Verblijfsvergunning na medische behandeling

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de medische behandeling van de vreemdeling voor ten minste één jaar noodzakelijk is:

  • een door de medische behandelaars van de vreemdeling volledig ingevulde en ondertekende Bijlage bewijs omtrent medische situatie vreemdeling, die niet ouder is dan zes weken; en

  • een door de vreemdeling zelf volledig ingevulde en ondertekende Bijlage toestemmingsverklaring medische gegevens die niet ouder is dan zes maanden.

Bijzondere individuele omstandigheden

De IND beschouwt als bewijsmiddel van huiselijk geweld:

  • recente bescheiden van de politie, waarbij bij de politie aannemelijk gemaakt moet zijn dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden; of

  • een recente verklaring van de politie of het OM dat het OM ambtshalve vervolging tegen de dader heeft ingesteld; en

  • recente medische informatie van de (vertrouwens)arts of een recente verklaring van een andere hulpverlener of recente gegevens over verblijf in de opvang of andere objectieve gegevens uit betrouwbare bron, waaruit voldoende moet blijken dat het huiselijk geweld heeft plaatsgevonden.

Slachtoffer mensenhandel

De IND beschouwt een afschrift van de rechterlijke uitspraak in de strafzaak als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de strafzaak, op basis waarvan de vreemdeling een verblijfsvergunning heeft gehad in het kader van het beleid op het gebied van mensenhandel, heeft geleid tot een onherroepelijke veroordeling.

De IND beschouwt een verklaring van de politie of het OM als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de strafzaak, op basis waarvan de vreemdeling een verblijfsvergunning heeft gehad in het kader van het beleid op het gebied van mensenhandel, nog loopt.

De IND beschouwt een verklaring van de politie als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat van de vreemdeling nog steeds niet verwacht kan worden medewerking te verlenen aan het strafproces, omdat de ernstige bedreigingen in Nederland door de mensenhandelaar voortduren.

De IND beschouwt medische informatie als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat er nog steeds sprake is van een fysieke of psychische aandoening die aan het verlenen van medewerking aan het strafproces in de weg staat. De medische informatie moet afkomstig zijn van een behandelaar die in het register van Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg of in het register van het Nederlands Instituut van Psychologen is ingeschreven.

Getuige-aangever mensenhandel

De IND beschouwt een afschrift van de rechterlijke uitspraak in de strafzaak als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de strafzaak heeft geleid tot een onherroepelijke veroordeling voor mensenhandel.

Privéleven als bedoeld in artikel 8 EVRM

De IND beschouwt bewijsstukken waaruit de banden met Nederland en de intensiteit daarvan blijken als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat de vreemdeling privéleven heeft opgebouwd in Nederland.

N

Paragraaf B10/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.4 Bewijsmiddelen

Hoofdregel bewijs

Tenzij anders is bepaald in Vb, VV, of Vc, geldt binnen het EU-recht de vrije bewijsleer. Vrije bewijsleer wil zeggen dat de IND de bewijsmiddelen niet beperkt.

Nederlanders en EU recht

De IND beschouwt een EU-verblijfsdocument, afgegeven door de autoriteiten van de andere lidstaat, in beginsel als bewijsmiddel van verblijf in een andere lidstaat op grond van het EU-recht.

Duurzame relatie

In aanvulling op artikel 8.13, derde lid, Vb beschouwt de IND als bewijsmiddel:

  • een bewijs van inschrijving in een gemeentelijke administratie, huurcontracten of afschriften van rekeningen op beider naam als sprake is van een gezamenlijke huishouding buiten Nederland;

  • een bewijs van inschrijving als ingezetene in de BRP als de partners in Nederland samenwonen of recentelijk hebben samengewoond; of

  • de geboorteakte van een kind dat uit de relatie is geboren.

Voldoende middelen van bestaan burger van de Unie en familieleden

Bij de beoordeling van een aanvraag voor toetsing aan het EU-recht van een familielid beoordeelt de IND de inkomenspositie van de vreemdeling als bedoeld in artikel 8.7, eerste lid, Vb aan de hand van de bewijsmiddelen zoals genoemd in paragraaf B1/ 8.3.4 Vc.

O

Paragraaf B10/4.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

4.5 Bewijsmiddelen

De IND beschouwt in ieder geval als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat sprake is van legale arbeid:

  • het registratiebericht Melding Sociale Voorzieningen;

  • arbeidscontracten; en

  • jaarloonopgaven.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat sprake is van daadwerkelijk naar werk zoeken:

  • een bewijs van inschrijving bij het UWV WERKbedrijf vanaf het moment dat de vreemdeling vrijwillig werkloos is geworden; en

  • sollicitatiebrieven voor passende functies en reacties daarop van de beoogde werkgevers.

De IND beschouwt als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat sprake is van een reële kans op werk een brief van een beoogde werkgever waaruit blijkt dat de sollicitatieprocedure wordt voortgezet.

De IND beschouwt in ieder geval als bewijsmiddel waaruit moet blijken dat sprake is van onafgebroken en daadwerkelijk samenwonen:

  • een afschrift uit de BRP waaruit de verblijfshistorie blijkt;

  • aan het gezinslid geadresseerde post waaruit dit blijkt; en

  • aan de werknemer geadresseerde post waaruit dit blijkt.

P

Paragraaf B12/2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1 Inburgeringsvereiste

In aanvulling op artikel 3.96a, tweede lid, aanhef en onder b, Vb geldt dat de IND niet verlangt dat de vreemdeling gedurende acht jaar ononderbroken was ingeschreven als ingezetene in de BRP of rechtmatig in Nederland verbleef.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 6 januari 2014.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 12 december 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

TOELICHTING

ALGEMEEN

Dit besluit strekt tot aanpassing van de Vreemdelingencirculaire 2000 aan de Wet basisregistratie personen (Wbrp), de opvolger van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens (Wet GBA). Aanpassingen houden tevens verband met de overgang van het stelsel van verschillende gemeentelijke basisadministraties onder de Wet GBA naar één centrale basisregistratie personen voor zowel ingezetenen als niet-ingezetenen onder de Wbrp

Het betreft een vervanging van de term ‘gemeentelijke basisadministratie’ (GBA) door ‘basisregistratie personen’ (BRP). Verder is in paragraaf A1/4.8 de zinsnede ‘de gemeente waar de persoon zegt te zijn ingeschreven’ aangepast. Evenals in de Aanpassingswet basisregistratie personen is gekozen voor de formulering ‘de gemeente waar hij met een adres in de basisregistratie personen is ingeschreven’.

In bepaalde gevallen is de voorwaarde toegevoegd dat de vreemdeling als ingezetene in de BRP is ingeschreven.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

Naar boven