Besluit van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 9 december 2013, nummer WBV 2013/27, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie,

Gelet op de Vreemdelingenwet 2000, het Vreemdelingenbesluit 2000 en het Voorschrift Vreemdelingen 2000;

Besluit:

ARTIKEL I

De Vreemdelingencirculaire 2000 wordt als volgt gewijzigd:

A

Paragraaf A2/12.6 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

12.6 Aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Als een vreemdeling te kennen geeft een aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen en in het (N)SIS of OPS gesignaleerd staat, verricht de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen alle volgende handelingen:

  • de treffer melden bij het Bureau SIRENE;

  • de IND op de hoogte stellen van het bestaan van de (N)SIS- of OPS-signalering.

De IND neemt de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in behandeling.

Bij een negatief besluit op de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd waartegen geen rechtsmiddelen meer open staan, moet de vreemdeling worden uitgezet en blijft de signalering in (N)SIS of OPS gehandhaafd.

Als sprake is van een claim op basis van de Verordening (EU) nr. 604/2013 neemt het verantwoordelijke land de behandeling van de aanvraag tot verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd over en blijft de (N)SIS-signalering voorlopig gehandhaafd. Het Schengenland dat de vreemdeling heeft gesignaleerd neemt de beslissing over het handhaven of laten vervallen van de signalering.

Als de vreemdeling een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt verleend, wordt de signalerende lidstaat verzocht de signalering uit het SIS te verwijderen en een eventueel onderliggend inreisverbod op te heffen.

B

Paragraaf A3/6.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.8 Overdracht in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013

Een ambtshalve genomen overdrachtsbesluit wordt aan de vreemdeling kenbaar gemaakt als wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:

  • een claim wordt gehonoreerd van een vreemdeling die geen aanvraag heeft ingediend om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd; en

  • de vreemdeling een asielverzoek in de zin van Verordening (EU) nr. 604/2013 heeft ingediend in een andere lidstaat.

Dit gebeurt door verzending aan de gemachtigde van de vreemdeling en/of door uitreiking of toezending aan de vreemdeling.

De Commandant der KMar beoordeelt of de vreemdeling wordt overgedragen in de vorm van een gecontroleerd vertrek of onder geleide. Bij de beoordeling beziet de Commandant der KMar of uit de geaccordeerde claim blijkt dat een begeleide overdracht gewenst is. De DT&V adviseert de Commandant der KMar bij de beoordeling voor een gecontroleerd vertrek of onder geleide.

De DT&V maakt de datum van overdracht aan de vreemdeling bekend. De DT&V verstrekt de vreemdeling die zelfstandig reist naar de lidstaat die verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming, het geldige document voor grensoverschrijding. De DT&V vermeldt op het geldig document voor grensoverschrijding aan welke lidstaat de vreemdeling wordt overgedragen. Als de vreemdeling onder geleide reist, houdt zijn begeleider het geldig document voor grensoverschrijding onder zich. Bij gecontroleerd vertrek per vliegtuig wordt het geldig document voor grensoverschrijding afgegeven aan de gezagvoerder die het geldig document voor grensoverschrijding bij aankomst aan de grensbewakingautoriteiten overhandigt.

De ambtenaar van de dienst die het geld en andere persoonlijke eigendommen van de vreemdeling in beheer heeft, verstrekt dit bij het vertrek uit Nederland aan de vreemdeling.

DT&V verstrekt de volgende informatie aan de IND:

  • de vlucht- en/of reisgegevens;

  • een kopie van het laissez-passer, dat onmiddellijk wordt verzonden aan de IND;

  • een kopie van de beschikbare reis- of identiteitspapieren, voor zover deze nog niet zijn verstrekt aan de IND bij het leggen van de claim;

  • Overige bijzonderheden die bekend zijn bij de DT&V, die van belang kunnen zijn voor de verantwoordelijke lidstaat.

De IND verzendt alle relevante informatie naar de verantwoordelijke lidstaat conform de bepalingen en binnen de termijnen van artikel 31 en, indien van toepassing, artikel 32, Verordening (EU) nr. 604/2013.

C

Paragraaf A3/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.3 Medische aspecten parallel aan de asielprocedure

Doordat een medisch advies in de rust- en voorbereidingstermijn kan worden opgesteld, kunnen medische omstandigheden eerder worden onderkend door de IND. Deze omstandigheden worden zoveel mogelijk (ambtshalve) meegenomen tijdens de asielprocedure. Overige medische omstandigheden die tijdens de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd tot uiting komen, worden ook meegenomen als deze zijn onderbouwd. Bij een afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel wordt in de meeromvattende beschikking door de IND beoordeeld of de medische omstandigheden grond zijn voor toepassing van artikel 64 Vw. Deze ambtshalve toets op grond van artikel 64 Vw parallel aan de asielprocedure wordt parallelle procedure genoemd.

Ten behoeve van de parallelle procedure moet de vreemdeling een recente, volledige ingevulde en ondertekende toestemmingsverklaring verstrekken en zijn identiteit en nationaliteit laten vaststellen zoals beschreven in paragraaf A3/7.1 Vc.

Bij tweede of volgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in de algemene asielprocedure worden afgewezen geldt de parallelle procedure niet. Voor deze vreemdelingen staat de procedure zoals beschreven in paragraaf A3/7.2 Vc open.

Bij tweede of volgende aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die in de verlengde procedure worden behandeld, kan de parallelle procedure worden toegepast als de onder paragraaf A3/7.2 Vc genoemde bewijsmiddelen zijn overgelegd. Zie ook paragraaf C1/2.4 Vc.

Artikel 64 Vw wordt niet toegepast als de vreemdeling op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 wordt overgedragen aan een bij de Verordening (EU) nr. 604/2013 aangesloten lidstaat. In dat geval kan de vreemdeling op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel worden overgedragen aan een lidstaat, omdat de medische voorzieningen vergelijkbaar worden verondersteld tussen de lidstaten, tenzij de vreemdeling aannemelijk maakt met bewijsmiddelen dat dit uitgangspunt in zijn geval niet opgaat (zie hiervoor paragraaf C2/4 Vc).

De IND maakt een meeromvattende beschikking over het besluit op de asielaanvraag en de ambtshalve toets aan artikel 64 Vw. De meeromvattende beschikking wordt zoveel mogelijk in de algemene asielprocedure en in ieder geval in de verlengde asielprocedure gemaakt.

D

Paragraaf A3/7.5 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.5 Procedure bij tbc

De IND schort de uitzetting van de vreemdeling en van zijn gezinsleden op als bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden tbc is geconstateerd. Uitzondering hierop vormt de situatie waarbij deze vreemdeling of een van zijn gezinsleden overgedragen wordt op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 of overdracht zal plaatsvinden aan een bij de Verordening (EU) nr. 604/2013 aangesloten land waarmee een terug- en overname overeenkomst is gesloten. Zie paragraaf A3/7.3 Vc.

Als open tbc is geconstateerd bij de vreemdeling of een van zijn gezinsleden blijft de uitzetting opgeschort ongeacht het land waarnaar de uitzetting wordt beoogd.

Voor de toepassing van artikel 64 Vw wegens tbc is geen advies van het BMA nodig en is ook geen toestemmingsverklaring vereist. Tbc wordt aangenomen door de IND nadat de vreemdeling een gedagtekende verklaring van een GG&GD-arts overlegt. Deze verklaring moet vermelden dat de vreemdeling tbc heeft en wat de te verwachten behandeltermijn is. De verklaring van de GG&GD-arts mag niet ouder zijn dan twee weken. Na het verstrijken van de behandeltermijn van de tbc gaat de DT&V tot uitzetting van de vreemdeling over.

Wanneer een vreemdeling niet in het bezit is van een document voor grensoverschrijding wordt de procedure gevolgd zoals beschreven in paragraaf A3/7.1.2 Vc.

Als de vreemdeling bij wie tbc is geconstateerd zich onttrekt aan de medische behandeling en er geen besmettingsgevaar aanwezig is, is er niet langer een reisbeletsel op grond van artikel 64 Vw. Onttrekt de vreemdeling zich aan de medische behandeling en er is een besmettingsgevaar aanwezig, dan is zijn uitzetting uit Nederland met het oog op zijn gezondheidstoestand niet verantwoord te achten in de zin van artikel 64 Vw. Als sprake is van verdenking van tbc, zal de uitzetting van de vreemdeling in beginsel worden opgeschort tot het onderzoek naar tbc is voltooid.

E

Paragraaf A4/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2 Geen inreisverbod

De IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen vaardigt geen inreisverbod uit als:

  • a. de IND een ander land dat partij is bij Verordening (EU) nr. 604/2013 heeft verzocht de vreemdeling op grond van deze verordening terug te nemen of over te nemen;

  • b. de vreemdeling in het bezit is van een verblijfsvergunning, verleend door een andere lidstaat van de EU of van de EER of door Zwitserland;

  • c. het uitvaardigen van een inreisverbod aan de vreemdeling een schending van artikel 8 EVRM betekent.

Ad b.

Uitsluitend als de andere lidstaat van de EU (met uitzondering van het Verenigd Koninkrijk en Ierland) of van de EER of Zwitserland die de verblijfsvergunning aan de vreemdeling heeft verleend na consultatie via SIRENE instemt de verblijfsvergunning in te trekken, vaardigt de IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen aan de vreemdeling een inreisverbod uit.

Ad c.

Bij het besluit tot het uitvaardigen van een inreisverbod weegt de IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen artikel 8 EVRM-aspecten mee. Verwezen wordt naar paragraaf B7/3.8 Vc.

F

Paragraaf A5/2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1 Mededeling van vrijheidsontnemende maatregelen

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen of de hulpofficier van justitie die een vreemdeling een vrijheidsontnemende maatregel (bewaring) op grond van artikel 6 Vw, artikel 6a Vw, artikel 59 Vw of artikel 59a Vw oplegt, moet de IND door middel van model M19 of model M110-A op de eerste dag van het opleggen van bewaring op de hoogte brengen. De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen of de hulpofficier van justitie moet de IND door middel van model M113 op de hoogte brengen als de bewaring is opgeheven.

De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen of de hulpofficier van justitie moet in verband met de kennisgeving van de IND aan de rechtbank of een beroep van de vreemdeling tegen de bewaring bij de rechtbank, alle volgende modellen aan de IND verzenden:

  • model M119;

  • model M113;

  • model M120.

De bevoegde ambtenaar moet de vreemdeling erop wijzen dat hij contact mag (laten) opnemen met de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging van het land waarvan hij de nationaliteit heeft, en dat geen mededeling over zijn vrijheidsontneming gedaan zal worden, als hij geen contact met de diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging verlangt.

G

Paragraaf A5/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3 Het lichten van vreemdelingen

Voor het lichten van vreemdelingen op grond van artikel 5.5 Vb, moeten alle volgende voorwaarden in acht worden genomen door de hulpofficier van justitie:

  • de hulpofficier van justitie moet twee werkdagen voor de datum van lichten een verzoek indienen bij de directeur van de justitiële inrichting waar de vreemdeling verblijft;

  • het lichten van de vreemdeling geschiedt zoveel mogelijk tijdens de normale werktijden van de inrichting, en duurt maximaal 48 uur;

  • de verantwoordelijkheid voor de vreemdeling tijdens het lichten berust bij de hulpofficier van justitie die het verzoek heeft ingediend. Deze draagt ook zorg voor de veiligheid en het toezicht gedurende het lichten.

De op grond van artikel 6, artikel 6a, artikel 59, of artikel 59a Vw opgelegde maatregel blijft op het moment dat de vreemdeling gelicht is van kracht.

H

Paragraaf A5/3.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.1 Gronden voor vrijheidsontneming op grond van artikel 6 Vw

Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat een gezin met één of meer minderjarigen binnen twee weken wordt uitgezet, mag aan een gezin met één of meer minderjarigen dat de toegang is geweigerd vrijheidsontneming op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw, al dan niet gelezen in samenhang met artikel 6a Vw, worden opgelegd.

Als de ambtenaar belast met grensbewaking de inschatting maakt dat het vertrek niet binnen twee weken wordt gerealiseerd wordt in beginsel volstaan met het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 6, eerste lid, Vw, al dan niet gelezen in samenhang met artikel 6a Vw.

De ambtenaar belast met grensbewaking legt een vrijheidsbeperkende of -ontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw op bij beschikking model M19. De ambtenaar belast met grensbewaking moet een afschrift van de beschikking model M19 uitreiken aan de vreemdeling. De inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank moet in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld. Bij aanwijzing van een andere ruimte of plaats moet een nieuwe beschikking model M19 worden gemaakt waarbij de inhoud van de beschikking en de mogelijkheid tot het indienen van een beroepschrift bij de rechtbank in een voor de vreemdeling begrijpelijke taal aan hem worden meegedeeld.

Zodra sprake is van concrete aanknopingspunten voor een overdracht op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 en er een significant risico op onttrekking aan het toezicht aanwezig is, wordt de vrijheidsontnemende maatregel met toepassing van artikel 6a Vw voortgezet. De vreemdeling wordt daarvan schriftelijk op de hoogte gebracht. Indien er geen sprake is van een significant risico op onttrekken aan toezicht, wordt de maatregel opgeheven.

De ambtenaar belast met grensbewaking hoeft geen nieuwe beschikking model M19 te maken als tijdelijke overplaatsing van de vreemdeling nodig is om redenen die voortvloeien uit toepassing van de Vw. Ook het vervoer naar de aangewezen ruimte of plaats valt onder beschikking model M19.

Als er redenen zijn om de vrijheidsontnemende maatregel met maximaal twaalf maanden te verlengen, moet de vreemdeling voor het verstrijken van de maximale bewaringsduur van zes maanden schriftelijk op de hoogte worden gesteld van dit besluit. De DT&V maakt het verlengingsbesluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.

Voor het opheffen van de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 Vw of artikel 6a Vw, moet de ambtenaar belast met de grensbewaking gebruik maken van model M113. Van model M113 moet altijd:

  • het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt;

  • een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V.

Voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 6, eerste lid, Vw of artikel 6a Vw geldt geen regime.

Vrijheidsontneming op grond van artikel 6a Vw in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013

Op grond van artikel 6a Vw 2000 mag de maatregel op grond van artikel 6 Vw alleen voortgezet worden met het oog op de overdracht aan een verantwoordelijke lidstaat in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013 wanneer er sprake is van een ‘significant risico op onttrekken aan het toezicht’.

Wanneer er sprake is van een ‘significant risico op onttrekken aan het toezicht’ wordt vermeld in artikel 5.1a, tweede lid, Vb. Daarnaast dient de maatregel proportioneel en noodzakelijk te zijn met het oog op de overdracht.

Bij Dublinclaimanten is de maatregel, anders dan bij andere vreemdelingen, niet gericht op terugkeer naar het land van herkomst of een ander veilig land waar de toelating gewaarborgd is, maar op overdracht aan een andere lidstaat. In de Verordening is een midden gezocht tussen enerzijds het belang van terughoudendheid ten aanzien van vrijheidsontneming en anderzijds het belang van een effectieve overdracht.

I

Paragraaf A5/3.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3.2 Gezinnen met minderjarigen

Als een vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, eerste en tweede lid, Vw of artikel 6a Vw aan een gezin met minderjarige kinderen is opgelegd geldt een maximale duur van twee weken. De termijn van de vrijheidsontnemende maatregel mag voortduren tot twee weken gerekend vanaf het moment dat het gezin verwijderbaar is geworden. Als er een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend door de vreemdeling waarvan de behandeling in Nederland mag worden afgewacht, betekent dit dat de vrijheidsontnemende maatregel mag voortduren tot uiterlijk twee weken na dagtekening van de uitspraak van de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening.

J

Paragraaf A5/6.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.1 Vrijheidsontneming van vreemdelingen met rechtmatig verblijf

Bewaring op grond van artikel 59 of 59a Vw mag voor vreemdelingen van wie de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd nog niet is afgewezen, uitsluitend plaatsvinden en voortduren op grond van een daartoe strekkende belangenafweging. De ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, die ook hulpofficier van justitie is, neemt over de belangenafweging contact op met de IND. In model M110a of in een proces-verbaal wordt verslag gedaan van dit overleg en de belangenafweging die heeft geleid tot het opleggen of voortduren van de bewaring ondanks de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Als overleg met de IND niet mogelijk is, wordt dit vermeld. In dat geval maakt de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, die ook hulpofficier van justitie is, zelfstandig deze belangenafweging en vermeldt deze in model M110-A of een proces-verbaal.

De vreemdeling die een gevaar vormt voor de openbare orde en nationale veiligheid vanwege criminele antecedenten en een (herhaalde) aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier of asiel voor (on)bepaalde tijd indient of heeft ingediend, zal in beginsel in bewaring worden gesteld op grond van artikel 59, eerste lid Vw, artikel 59 eerste en tweede lid Vw of artikel 59a Vw. Voor die toepassing moet een belangenafweging plaatsvinden door een ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, die ook hulpofficier van justitie is. De bewaring bij vreemdelingen die een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in willen dienen of ingediend hebben, moet zo beperkt mogelijk geschieden.

Een vreemdeling kan uitsluitend op grond van de nationale veiligheid in bewaring worden gesteld door de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen als de minister daartoe een bijzondere aanwijzing geeft.

K

Paragraaf A5/6.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.2 Vrijheidsontneming van Dublinclaimanten op grond van artikel 59a Vw

Dublinclaimanten kunnen in bewaring worden gesteld op grond van artikel 59a Vw. Bij Dublinclaimanten is de bewaring, anders dan bij andere vreemdelingen, niet gericht op terugkeer naar het land van herkomst of een ander veilig land waar de toelating gewaarborgd is, maar op overdracht aan een andere lidstaat. In de Verordening (EU) nr. 604/2013 is een midden gezocht tussen enerzijds het belang van terughoudendheid ten aanzien van vrijheidsontneming en anderzijds het belang van een effectieve overdracht. Daarbij dient in het kader van de Verordening nog in acht genomen te worden, dat er sprake moet zijn van een ‘significant risico op onderduiken’.

Wanneer er sprake is van een ‘significant risico op onderduiken’ wordt vermeld in artikel 5.1a, tweede lid, Vb. Tevens dient de maatregel proportioneel en noodzakelijk te zijn met het oog op de overdracht.

L

Paragraaf A5/6.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.3 Vrijheidsontneming na tweede of volgende asielaanvraag

Als de opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een vreemdeling op grond van artikel 4:6 Awb in de algemene asielprocedure is afgewezen, wordt zo spoedig mogelijk na bekendmaking van het besluit van de IND beoordeeld of de vreemdeling op grond van artikel 59 Vw of artikel 59a Vw in bewaring wordt gesteld. De beoordeling wordt uitgevoerd door de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen die ook (hulp)officier van justitie is.

M

Paragraaf A5/6.8 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.8 De duur

De bewaring of vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6 of 59 Vw duurt niet langer dan zes maanden, met een mogelijkheid deze te verlengen met twaalf maanden. De DT&V ziet toe op naleving van deze termijnen en past daarbij artikel 88 van het WvSr analoog toe. Een maand geldt daarbij als 30 dagen.

Als er redenen zijn om de bewaring of vrijheidsontnemende maatregel met een termijn van maximaal twaalf maanden te verlengen moet de DT&V de vreemdeling voor het verstrijken van de zes maanden bewaring van de verlenging met een verlengingsbesluit op de hoogte stellen. De DT&V stelt dit besluit op en reikt deze aan de vreemdeling uit.

De bewaring of vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6a of 59a Vw kan na aanvaarding van het terug- of overnameverzoek (conform artikel 28, Verordening (EU) nr. 604/2013) door de verantwoordelijke lidstaat afhankelijk van de vraag of beroep is ingesteld en of dat beroep opschortende werking heeft nog maximaal 6 weken voortduren.

N

Paragraaf A5/6.9 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.9 Voorlopige voorziening

Als een vreemdeling tijdens de vrijheidsontnemende maatregel op grond van artikel 6, 6a, 59 of 59a Vw een verzoek om een voorlopige voorziening indient met als doel het opschorten van de uitzetting of overdracht, moet de DT&V in overleg met de IND nagaan of de behandeling van dit verzoek in Nederland afgewacht mag worden. Als de behandeling van het verzoek afgewacht mag worden en de bewaring voortduurt, vraagt de IND de rechtbank om het verzoek om een voorlopige voorziening zo spoedig als mogelijk te behandelen.

O

Paragraaf A5/6.14 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.14 Beëindiging vrijheidsontneming

Als er geen grond voor bewaring meer is, moet de ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, die ook hulpofficier van justitie is, of de ambtenaar van de DT&V die daartoe bevoegd is, de bewaring opheffen. Hij maakt daarvoor gebruik van het model M113.

Van model M113 moet altijd:

  • het origineel van dit formulier in het archief worden opgeborgen en een afschrift wordt aan de vreemdeling uitgereikt;

  • een kopie worden verzonden naar de IND en de DT&V;

  • samen met het verzoek om ontslag uit de justitiële inrichting (model M114) een kopie van het model M113 gezonden aan de directeur van de justitiële inrichting waarin de vreemdeling zich bevindt.

Als de bewaring op grond van artikel 59, eerste of tweede lid, Vw of artikel 59a Vw van een gezin met één of meer minderjarige kinderen langer duurt dan de maximaal gestelde termijn van twee weken, moet de bewaring worden opgeheven door uitsluitend één van de volgende ambtenaren:

  • een ambtenaar belast met grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen, die ook hulpofficier van justitie is;

  • de ambtenaar van de DT&V die daartoe bevoegd is.

Als de vreemdeling het Nederlands grondgebied niet heeft verlaten kan de bewaring voortgezet worden op de bestaande maatregel van bewaring. De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen of met grensbewaking of de ambtenaar van de DT&V die daartoe bevoegd is moet dan een nieuw (spoed)verzoek tot plaatsing aan DJI doen.

Heeft de vreemdeling Nederland verlaten en keert hij terug, dan moet de vreemdeling opnieuw in bewaring worden gesteld, in beginsel door een hulpofficier van justitie van het politiekorps die verantwoordelijk was voor de eerdere bewaring dan wel door een hulpofficier van het politiekorps van de regio waarbinnen de desbetreffende grensdoorlaatpost is gelegen. De toegang tot Nederland wordt niet geweigerd, ook al voldoet de vreemdeling niet aan de voorwaarden voor toegang. De toegang tot Nederland wordt wel geweigerd als er concrete aanwijzingen zijn dat de vreemdeling toegang heeft verkregen tot zijn eigen land of een derde land.

P

Paragraaf B1/7.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

7.3 Het verzoek om een voorlopige voorziening

De IND staat de vreemdeling toe een verzoek om een voorlopige voorziening, gericht tegen de uitzetting, in Nederland af te wachten, tenzij:

  • a. het een tweede of herhaald verzoek om een voorlopige voorziening betreft;

  • b. de aanvraag voor een verblijfsvergunning met toepassing van artikel 4:6 Awb is afgewezen;

  • c. redenen van openbare orde (waaronder begrepen de openbare rust) of nationale veiligheid zich daartegen verzetten;

  • d. de uitzetting daardoor wordt belemmerd; of

  • e. sprake is van misbruik van recht.

Ad a.

De IND merkt een verzoek om een voorlopige voorziening aan als een eerste verzoek als niet eerder in dezelfde zaak om een voorlopige voorziening is verzocht. Een tweede of herhaald verzoek om een voorlopige voorziening mag niet worden afgewacht. Van een tweede verzoek om een voorlopige voorziening als hiervoor bedoeld is geen sprake als in dezelfde procedure eerder een verzoek om een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter is toegewezen.

Ad d.

De IND merkt de volgende situaties in ieder geval aan als situaties die de uitzetting belemmeren:

  • het paspoort van de vreemdeling, de daarin voorkomende visa of de vervangende reisdocumenten, zijn nog slechts voor korte tijd geldig;

  • de vreemdeling kan worden overgedragen op grond van terug- en overnameovereenkomsten en de terugname of overname op grond van de bepalingen van de overeenkomst zou niet meer haalbaar zijn; of

  • de vreemdeling kan met een door de DT&V georganiseerde overheidsvlucht uitgezet worden, terwijl uitzetting door het afwachten van de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening voor langere tijd niet meer haalbaar is.

Ad e.

Van misbruik van recht is uitsluitend sprake als het verzoek om een voorlopige voorziening geen enkel redelijk belang heeft en sprake is van indiening van het verzoek te kwader trouw.

Het verzoek om een voorlopige voorziening bij Dublinclaimanten

De IND staat de vreemdeling toe een verzoek om een voorlopige voorziening, dat connex is aan een rechtsmiddel dat is gericht tegen een overdrachtsbesluit in de zin van Verordening (EU) nr. 604/2013, in Nederland af te wachten, tenzij:

  • a. het verzoek niet binnen 24 uur na bekendmaking van het overdrachtsbesluit is ingediend; of

  • b. er sprake is geweest van een eerder overdrachtsbesluit en

    • daartegen geen rechtsmiddelen zijn ingediend; of

    • in de beroepsprocedure tegen het overdrachtsbesluit niet binnen 24 uur een verzoek om een voorlopige voorziening is ingediend; of

    • in die procedure het verzoek om een voorlopige voorziening door de voorzieningenrechter is afgewezen,

en zich nadien geen nieuwe feiten of omstandigheden hebben voorgedaan.

Q

Paragraaf C1/2.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.1 Algemeen

Aanmelding en indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

De vreemdeling die niet de toegang is geweigerd, geeft in persoon bij de aanmeldunit van de Vreemdelingenpolitie te kennen dat hij een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wil indienen.

De vreemdeling dient de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in bij de IND in het aanmeldcentrum Ter Apel, uiterlijk op de dag nadat de Vreemdelingenpolitie de handelingen in het kader van de vaststelling van de identiteit, heeft afgerond.

In afwijking van voorgaande dient de vreemdeling aan wie de toegang is geweigerd de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in bij de ambtenaar belast met de grensbewaking.

De IND merkt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die op een ander dan het door de IND aangewezen moment of locatie of op een andere dan de hierboven beschreven wijze wordt ingediend, aan als een onvolledige aanvraag. Een onvolledige aanvraag doet de termijnen van de rust- en voorbereidingstermijn en de asielprocedure niet aanvangen.

Vreemdelingen van wie de vrijheid is ontnomen

Als een vreemdeling van wie op grond van artikel 59 Vw de vrijheid is ontnomen te kennen geeft een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen, dient de vreemdeling deze aanvraag in in het aanmeldcentrum Schiphol of op de locatie waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd. De IND kan besluiten deze aanvraag in de Algemene Asielprocedure in het aanmeldcentrum Schiphol te behandelen. Of de vreemdeling voor de behandeling van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt overgeplaatst naar aanmeldcentrum Schiphol, beoordeelt de IND in overleg met de DT&V, de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen. De IND weegt bij deze beoordeling in ieder geval de volgende omstandigheden mee:

  • de mogelijkheid van een spoedige uitzetting na een eventuele afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd;

  • de beschikbaarheid van tolken in aanmeldcentrum Schiphol;

  • de mogelijkheden tot vervoer van de vreemdeling van de plaats waar de vrijheidsontneming ten uitvoer wordt gelegd naar aanmeldcentrum Schiphol; en

  • de omstandigheden gelegen in de persoon van de vreemdeling.

Het uitgangspunt bij de beoordeling is dat de vreemdeling wordt overgeplaatst naar aanmeldcentrum Schiphol voor behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

R

Paragraaf C1/2.2 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.2 De rust- en voorbereidingstermijn

In artikel 3.109 Vb is de rust- en voorbereidingstermijn beschreven.

De IND verstrekt tijdens de rust- en voorbereidingstermijn aan de vreemdeling een W-document, als bedoeld in artikel 4.21 Vb.

Uitzonderingen op de rust- en voorbereidingstermijn

De rust- en voorbereidingstermijn van een vreemdeling stopt als de vreemdeling op grond van artikel 3.109 lid 6 Vb, niet meer in aanmerking komt voor de rust- en voorbereidingstermijn. De IND start de algemene asielprocedure van de vreemdeling zo snel mogelijk na het beëindigen van de rust- en voorbereidingstermijn op grond van artikel 3.109 lid 6 Vb.

De ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen beslist na overleg met de IND of een vreemdeling die te kennen heeft gegeven een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willen dienen, een gevaar vormt voor de openbare orde of nationale veiligheid (zie artikel 3.77 lid 1, aanhef en onder c, Vb en paragraaf B1/4.4 Vc).

Er is in ieder geval sprake van overlast, als bedoeld in 3.109 lid 6, aanhef en onder b, Vb als de vreemdeling:

  • andere vreemdelingen die in de opvangvoorziening verblijven lastig valt, of ruzie met hen maakt;

  • de medewerkers in de opvangvoorziening lastig valt, of ruzie met hen maakt;

  • een niet hanteerbaar verslavingsprobleem heeft;

  • een niet hanteerbaar psychiatrisch probleem heeft;

  • personen of bedrijven lastig valt of ruzie met hen maakt in de omgeving van de opvangvoorziening.

Onderzoek in de rust- en voorbereidingstermijn

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen verricht tijdens de rust- en voorbereidingstermijn in ieder geval onderzoek naar:

  • de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling;

  • de vingerafdrukken van de vreemdeling; en

  • documenten en bescheiden van de vreemdeling.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen neemt originele documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten van de vreemdeling in voor onderzoek naar de authenticiteit van de documenten. De vreemdeling ontvangt:

  • een bewijs van ontvangst waarin de ingenomen documenten staan benoemd;

  • een kopie van de ingenomen documenten; en

  • een informatiefolder over de gevolgen voor de vreemdeling van het innemen van de documenten.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten terug aan de vreemdeling, nadat het onderzoek is afgerond met een rapportage over de authenticiteit van de documenten.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geeft de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten in ieder geval niet terug aan de vreemdeling als:

  • de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen geconcludeerd heeft dat de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten vals of vervalst zijn;

  • het vertrek van de vreemdeling uit Nederland met behulp van de documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten gerealiseerd kan worden.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen die bewijsmiddelen bij de vreemdeling heeft aangetroffen, meldt aan de vreemdeling dat de vreemdeling bewijsmiddelen, die geen documenten voor grensoverschrijding en/of identiteitsdocumenten zijn, voor onderzoek naar de authenticiteit moet aanbieden aan de IND.

De IND verstrekt de vreemdeling, van wie bewijsmiddelen worden ingenomen:

  • een bewijs van ontvangst, waarin de ingenomen bewijsmiddelen staan benoemd;

  • een kopie van de ingenomen bewijsmiddelen; en

  • een informatiefolder.

De IND neemt een kopie van deze bewijsmiddelen op in het dossier van de vreemdeling.

De IND geeft de bewijsmiddelen terug aan de vreemdeling nadat het onderzoek is afgerond met een rapportage over de authenticiteit van de onderzochte bewijsmiddelen.

De IND geeft de bewijsmiddelen niet terug aan de vreemdeling als de IND heeft geconcludeerd dat de bewijsmiddelen vals of vervalst zijn.

De IND verstrekt de informatiebrochure als bedoeld in artikel 4 lid 2 van Verordening (EU) nr. 604/2013 aan de vreemdeling.

De IND verricht tijdens de rust- en voorbereidingstermijn in ieder geval onderzoek naar:

  • de vingerafdrukken van de vreemdeling in EU VIS; en

  • welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De IND neemt de vreemdeling een gehoor af ten behoeve van het onderzoek naar welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Tijdens dit gehoor stelt de IND in ieder geval vragen in het kader van Verordening (EU) 604/2013 en informeert de IND de vreemdeling over de resultaten van het onderzoek naar de vingerafdrukken van de vreemdeling. De IND kan aan de vreemdeling een aantal vragen stellen over de resultaten van het onderzoek in Eurodac en EU VIS. Wanneer de vreemdeling de toegang is geweigerd of artikel 59 Vw is opgelegd, kan ook de Vreemdelingenpolitie of de ambtenaar belast met de grensbewaking de vreemdeling horen in het kader van Verordening (EU) 604/2013.

De IND zendt de resultaten van onderzoek zo snel mogelijk na ontvangst aan de vreemdeling en zijn gemachtigde.

Leeftijdsonderzoek

De IND biedt een amv uitsluitend een leeftijdsonderzoek aan als:

  • de vreemdeling zijn minderjarigheid niet met bewijsmiddelen kan aantonen;

  • de vreemdeling zijn minderjarigheid niet anderszins aannemelijk kan maken;

  • de uitslag relevant is voor de vraag of een amv in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel of regulier voor bepaalde tijd of opvangvoorzieningen van het COA.

De uitslag van het leeftijdsonderzoek levert een bewijsmiddel op waarmee de vreemdeling zijn gestelde minderjarigheid kan aantonen.

Het leeftijdsonderzoek kan tijdens de rust- en voorbereidingstermijn worden uitgevoerd. Een leeftijdsonderzoek kan ook na de rust- en voorbereidingstermijn worden aangeboden.

Een leeftijdsonderzoek wordt niet aan de vreemdeling aangeboden als de vreemdeling naar het oordeel van de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en/of de IND evident meerderjarig is.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen concludeert samen met twee medewerkers van de IND of er sprake is van evidente meerderjarigheid op basis van uiterlijke kenmerken en/of verklaringen van de gestelde amv.

De ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen en/of de IND zorgt ervoor dat de conclusie dat een vreemdeling evident meerderjarig is, wordt opgenomen in het dossier van de vreemdeling.

Voorlichting

VluchtelingenWerk Nederland verzorgt:

  • de voorlichting van de vreemdeling als bedoeld in artikel 3.109 lid 2 Vb;

  • de verstrekking aan de vreemdeling van de brochure als bedoeld in artikel 3.43a VV.

Voorbereiding door een rechtsbijstandverlener

De gemachtigde van de vreemdeling zorgt voor de voorbereiding op de asielprocedure. Deze voorbereiding vindt plaats in het kantoor van de gemachtigde. De gemachtigde en de vreemdeling kunnen hierover andere afspraken maken.

Het COA verstrekt aan de vreemdelingen vervoersbewijzen en een routebeschrijving naar het kantoor van de gemachtigde.

Medisch advies

De vreemdeling ontvangt tijdens de rust- en voorbereidingstermijn op grond van artikel 3.109 lid 5 Vb een uitnodiging voor een medisch advies. Deelname aan het medisch advies is vrijwillig. De vreemdeling verleent schriftelijk toestemming voor deelname aan het medisch advies.

De IND bepaalt op welke wijze rekening gehouden wordt met de conclusies uit het medisch advies. Op grond van de inhoud van het medisch advies zijn in ieder geval de volgende situaties mogelijk:

  • er is geen bijzondere actie noodzakelijk (de algemene asielprocedure kan starten);

  • het nader gehoor van de vreemdeling vindt niet plaats in de algemene asielprocedure (zie paragraaf C1/2.3 Vc);

  • de start van de algemene asielprocedure wordt uitgesteld;

  • de IND treft bijzondere voorzieningen tijdens het eerste gehoor en nader gehoor in de algemene asielprocedure (zie paragraaf C1/2.3 Vc);

  • een combinatie van de laatste twee situaties.

Het medisch advies kan aanleiding geven te besluiten de parallelle procedure toe te passen (zie paragraaf A3/7 Vc).

De behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de vreemdeling start zonder medisch advies als de vreemdeling geen schriftelijke toestemming heeft verleend voor het medisch advies. De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet af op grond van de weigering van de vreemdeling deel te nemen aan het medisch advies.

De IND mag op een later moment dan tijdens de algemene asielprocedure een medisch advies aanvragen als tijdens de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd alsnog relevante medische problematiek bij de vreemdeling naar voren komt. De vreemdeling moet schriftelijk toestemming geven voor dit medisch advies.

Einde van de rust- en voorbereidingstermijn

Naast de situaties zoals hiervoor beschreven onder ‘Uitzonderingen op de rust- en voorbereidingstermijn’, eindigt de rust- en voorbereidingstermijn van rechtswege met de start van de algemene asielprocedure.

De IND beslist na overleg met de Raad voor Rechtsbijstand en het COA op welke datum de algemene asielprocedure van de vreemdeling start. De IND deelt de vreemdeling schriftelijk mede op welke datum de algemene asielprocedure van de vreemdeling start.

De IND nodigt de vreemdeling een tweede keer uit voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure als de vreemdeling zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak in het aanmeldcentrum verschijnt. De rust- en voorbereidingstermijn eindigt van rechtswege als de vreemdeling ook de tweede keer zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak in het aanmeldcentrum verschijnt voor de behandeling van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure.

S

Paragraaf C1/2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.3 De algemene asielprocedure

De algemene asielprocedure

Het verloop van de algemene asielprocedure is geregeld in de artikelen 3.112 tot en met 3.115 Vb.

De IND behandelt een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure als geen tijdrovend onderzoek noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag.

Tijdrovend onderzoek is onderzoek waarbij de resultaten van het onderzoek niet tijdens de algemene asielprocedure verwacht worden.

De IND beoordeelt of de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure of verlengde asielprocedure plaatsvindt, nadat in de algemene asielprocedure een nader gehoor van de vreemdeling is afgenomen en de IND de vreemdeling de dag erna in de gelegenheid heeft gesteld correcties en aanvullingen op het nader gehoor in te dienen.

Op deze regel zijn enkele uitzonderingen van toepassing, die zijn beschreven in paragraaf C1/2.4 Vc.

De algemene asielprocedure bij toepassing van artikel 3.118a Vb

Als er concrete aanwijzingen zijn dat de IND een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet afwijzen op grond van artikel 30, eerste lid, Vw, dan wordt de algemene asielprocedure als beschreven in artikel 3.118a Vb gevolgd.

Als ingevolge artikel 3.118a, eerste en tweede lid Vb het nader gehoor achterwege blijft, beoordeelt de IND of de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure of verlengde asielprocedure plaatsvindt, nadat het eerste gehoor is afgenomen en de IND de vreemdeling in de gelegenheid heeft gesteld de dag erna correcties en aanvullingen op het eerste gehoor in te dienen.

Als de vreemdeling tijdens het eerste gehoor niet in de gelegenheid is gesteld om eventuele bezwaren tegen een afwijzing op grond van artikel 30, eerste lid, Vw, naar voren te brengen, laat de IND het nader gehoor niet achterwege (zie paragraaf C1/2.5 Vc onder Het nader gehoor). In die situatie doorloopt de vreemdeling de algemene asielprocedure zoals die is geregeld in de artikelen 3.112 tot en met 3.115 Vb.

De asielprocedure bij een tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd

Artikel 3.118b Vb regelt het verloop van de asielprocedure als een tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt ingediend. De procedure als beschreven in artikel 3.118b, tweede lid, Vb wordt aangeduid als de ééndagstoets asiel.

Nadat het nader gehoor in de ééndagstoets asiel is afgenomen, kan de IND besluiten dat de (verdere) behandeling van de tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt voortgezet in de algemene asielprocedure of de verlengde asielprocedure. Artikel 3.118b, vierde, vijfde en zesde lid, Vb regelt het (verdere) verloop van de algemene asielprocedure in die situatie.

De vreemdeling die een tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wil indienen, stelt de IND conform artikel 3.118b, eerste lid, Vb, daarvan schriftelijk in kennis middels model M35-O. De vreemdeling geeft op model M35-O aan op grond van welke nieuwe feiten en omstandigheden de vreemdeling een tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wil indienen en voegt bewijsmiddelen als bijlage bij. De IND verstrekt de vreemdeling van bijgevoegde bewijsmiddelen een bewijs van ontvangst, waarin de ontvangen bewijsmiddelen staan benoemd. Voor wat betreft de teruggave van bewijsmiddelen door de IND zijn de beleidsregels in paragraaf C1/2.2 Vc onder het kopje onderzoek in de rust- en voorbereidingstermijn van overeenkomstige toepassing.

De IND start na ontvangst van model M35-O op basis van de daarmee verstrekte informatie en bewijsmiddelen met de voorbereiding van het onderzoek naar de inwilligbaarheid van de (nog in te dienen) aanvraag.

De IND vraagt de vreemdeling of diens gemachtigde in het kader van die voorbereiding om aanvullende informatie wanneer model M35-O niet volledig is ingevuld of de door de vreemdeling verstrekte informatie niet duidelijk is.

De IND vraagt de vreemdeling of diens gemachtigde in het kader van die voorbereiding om (aanvullende) bewijsmiddelen als daar aanleiding toe bestaat.

De IND of de ambtenaar belast met de grensbewaking of met het toezicht op vreemdelingen mag na ontvangst van model M35-O een onderzoek starten. Paragraaf C1/2.2 Vc onder het kopje ‘Onderzoek in de rust- en voorbereidingstermijn’ is in dat geval van overeenkomstige toepassing.

De IND beslist na ontvangst van model M35-O en na overleg met de Raad voor Rechtsbijstand en het COA op welke datum de ééndagstoets asiel van de vreemdeling start.

De ééndagstoets asiel start nadat de vreemdeling de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft ingediend op een door de IND vastgesteld moment in aanmeldcentrum Den Bosch, Ter Apel of Zevenaar. De alleenstaande minderjarige vreemdeling dient de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in op een door de IND vastgesteld moment in aanmeldcentrum Den Bosch.

De IND merkt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die op een andere dan de hierboven beschreven wijze wordt ingediend aan als een onvolledige aanvraag. Een onvolledige aanvraag doet de termijnen van de asielprocedure niet aanvangen.

Als de vreemdeling zonder voorafgaande kennisgeving niet op zijn afspraak in het aanmeldcentrum verschijnt voor het indienen van zijn tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, dan beëindigt de IND het rechtmatig verblijf van de vreemdeling.

De IND behandelt de tweede of volgende aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure, als de vreemdeling op grond van artikel 3.118b, zevende lid, Vb, juncto artikel 3.50 VV is uitgezonderd van de ééndagstoets asiel. De vreemdeling geeft in dat geval te kennen een tweede of opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te willen indienen op de wijze zoals bedoeld in paragraaf C1/2.1.

Beschikbaarheid tijdens de algemene asielprocedure

De IND verstrekt de vreemdeling met het oog op zijn beschikbaarheid tijdens de algemene asielprocedure (ook bij toepassing van artikel 3.118a Vb) of de ééndagstoets asiel een aanwijzing door middel van model M117-C, op de dag dat de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aanvangt in een aanmeldcentrum. De IND licht de aanwijzing mondeling toe.

De IND beoordeelt op verzoek van de vreemdeling of de beschikbaarheid van de vreemdeling tijdens de algemene asielprocedure (ook bij toepassing van artikel 3.118a Vb) of tijdens de ééndagstoets asiel nog nodig is. De beschikbaarheid van de vreemdeling is niet meer nodig als geen processtappen in aanwezigheid van de vreemdeling meer plaatsvinden.

Het niet nakomen van de aanwijzingen

De IND brengt in afwijking van de paragraaf C1/2.6 Vc een voornemen uit tot afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd als de vreemdeling zich niet gehouden heeft aan de aanwijzingen uit het model M117-C. De IND concludeert dat de vreemdeling geen belang stelt in het onderzoek naar de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De IND betrekt bij het voornemen:

  • artikel 31 lid 2, aanhef en onder b, Vw;

  • de verklaringen uit het nader gehoor, als het nader gehoor heeft plaatsgevonden voor het vertrek van de vreemdeling.

De IND wijst de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de vreemdeling die zich vóór het uitbrengen van het besluit opnieuw meldt bij het aanmeldcentrum, af als:

  • de IND de vreemdeling eerder een nader gehoor heeft afgenomen;

  • de resterende termijn in algemene asielprocedure niet toereikend is voor de vreemdeling om een zienswijze uit te brengen; en

  • de IND een verzoek van de vreemdeling om de termijnen van de algemene asielprocedure te verlengen, niet heeft gehonoreerd (zie paragraaf C1/2.3 Vc Termijnen in de algemene asielprocedure).

De IND verlengt, gelijktijdig met de intrekking van het voornemen, de termijnen van de algemene asielprocedure als:

  • een vreemdeling zich vóór het brengen van het besluit opnieuw meldt bij het aanmeldcentrum; en de IND de vreemdeling nog geen nader gehoor heeft afgenomen (zie verder paragraaf C1/2.3 Vc Verlenging van de algemene asielprocedure).

Termijnen in de algemene asielprocedure (ook bij toepassing van artikel 3.118a Vb) en de ééndagstoets asiel

Het Vreemdelingenbesluit bevat diverse procedurele bepalingen waarin is vastgelegd welke handelingen de IND dan wel de vreemdeling op een dag verrichten. Onder een dag wordt verstaan een kalenderdag die loopt van 0.00 uur tot 24.00 uur.

De termijnen als bedoeld in artikel 3.110 Vb, 3.112 tot en met 3.115 Vb en 3.118a, tweede tot en met vijfde lid, Vb en 3.118b tweede, vierde en zesde lid, Vb, zijn bindend voor de IND en de vreemdeling.

De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de verlengde asielprocedure, als de IND de termijnen van de algemene asielprocedure (bij toepassing van artikel 3.118a Vb) heeft overschreden.

De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene asielprocedure (bij toepassing van artikel 3.118a Vb), als de vreemdeling de termijnen van de algemene asielprocedure heeft overschreden.

De IND behandelt de opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de procedure als beschreven in artikel 3.118b, vierde lid, Vb, als het voornemen tot afwijzing niet conform artikel 3.118b tweede lid onder c, Vb, op de eerste dag aan de vreemdeling is toegezonden of uitgereikt.

Als de vreemdeling de termijnen als beschreven in artikel 3.118b, tweede lid Vb overschrijdt, behandelt de IND de opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de procedure als beschreven in artikel 3.118b, tweede lid Vb, tenzij deze termijnoverschrijding de vreemdeling niet toegerekend kan worden.

Verlenging van de algemene asielprocedure

De IND maakt terughoudend gebruik van de mogelijkheid in artikel 3.115 lid 1 Vb, om de termijnen van de algemene asielprocedure te verlengen.

De IND houdt bij verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure de gebruikelijke volgorde van processtappen binnen de algemene asielprocedure aan.

De IND kan besluiten de eerdere processtappen van de algemene asielprocedure opnieuw uit te voeren, als de vreemdeling zijn verklaringen op essentiële onderdelen wijzigt of aanvult.

De IND mag de termijnen in de algemene asielprocedure meerdere keren verlengen, zolang de IND het besluit op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd uiterlijk op de veertiende dag uitreikt aan de vreemdeling.

De IND past deze beleidsregels bij verlenging van de termijnen op grond van artikel 3.118a, derde lid, Vb en artikel 3.118b, vijfde lid, Vb overeenkomstig toe, met dien verstande dat de IND de beschikking uiterlijk op de twaalfde dag uitreikt.

Niet toerekenbare termijnoverschrijding

De IND kan de termijnen van de algemene asielprocedure in ieder geval verlengen op grond van artikel 3.115 lid 1, aanhef en onder a of b, Vb, als:

  • een tolk onverwacht ziek wordt en er, ondanks inspanningen van de IND en de Raad voor Rechtsbijstand, geen andere tolk beschikbaar is;

  • de vreemdeling een bezoek moet brengen aan een dokter in het kader van curatieve zorg;

  • de vreemdeling aan wie op grond van artikel 6 of 59 Vw de vrijheid is ontnomen voor de rechtbank moet verschijnen;

  • de vreemdeling die tijdens de rust- en voorbereidingstermijn geen toestemming heeft verleend voor een medisch advies, alsnog een medisch advies als bedoeld in artikel 3.109 lid 5 Vb krijgt;

  • de IND alsnog een nader gehoor moet houden met de vreemdeling, die zich niet heeft gehouden aan de aanwijzingen in model M117-C (zie verder paragraaf C1/2.3 Vc Beschikbaarheid tijdens de algemene asielprocedure).

De vreemdeling dient het verzoek om verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure schriftelijk bij de IND in, onder vermelding van de redenen van het verzoek.

Als de IND besluit het verzoek van de vreemdeling om verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure niet te honoreren, krijgt de vreemdeling mondeling bericht van de IND.

De IND motiveert in het voornemen of in het besluit op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, waarom geen aanleiding bestaat om de verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure toe te staan.

Nader onderzoek naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling

De IND kan de termijnen van de algemene asielprocedure in ieder geval verlengen op grond van artikel 3.115 lid 1, aanhef en onder c Vb, als:

  • de vreemdeling tijdens de algemene asielprocedure een andere identiteit of nationaliteit opgeeft dan tijdens de rust- en voorbereidingstermijn;

  • er op basis van het eerste of het nader gehoor van de vreemdeling twijfels rijzen over de leeftijd die de vreemdeling heeft opgegeven en er aanleiding bestaat om een leeftijdsonderzoek aan de vreemdeling aan te bieden (zie paragraaf C1/3 Vc);

  • er tijdens de algemene asielprocedure (alsnog) reis- of identiteitsdocumenten door de vreemdeling worden overgelegd en de IND van oordeel is dat nader onderzoek naar deze documenten moet plaatsvinden.

Essentiële wijziging of aanvulling van eerder afgelegde verklaringen

De IND kan de termijnen van de algemene asielprocedure verlengen op grond van artikel 3.115 lid 1, aanhef en onder d, Vb, als de IND door de gewijzigde verklaringen van de vreemdeling:

  • de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd opnieuw moet beoordelen;

  • de vreemdeling opnieuw een eerste of nader gehoor moet afnemen;

  • zonder verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet kan afwijzen op grond van de omstandigheid dat het asielrelaas van de vreemdeling ongeloofwaardig wordt geacht.

T

Paragraaf C1/2.4 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.4 De verlengde asielprocedure

Het nader gehoor vindt niet plaats in de algemene asielprocedure

De IND beoordeelt op basis van het medisch advies (zie paragraaf C1/2.2 Vc) of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.113 lid 5, aanhef en onder a, Vb.

De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een amv jonger dan twaalf jaar op grond van artikel 3.113 lid 5, aanhef en onder b, Vb in de verlengde asielprocedure, nadat in het aanmeldcentrum een eerste gehoor heeft plaatsgevonden.

Aanmeldcentrum Schiphol

De IND beoordeelt aan de hand van het dossier of sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 3.113 lid 5 Vb, nader uitgewerkt in artikel 3.49 lid 2 VV.

De IND betrekt bij de beoordeling in ieder geval de inhoud van het medisch advies.

De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond van artikel 3.49 lid 2 VV in de verlengde asielprocedure, nadat in het aanmeldcentrum een eerste gehoor heeft plaatsgevonden. De ambtenaar belast met de grensbewaking of de ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen verzorgt in dat geval de opheffing van de vrijheidsontnemende maatregel, die op grond van artikel 6 Vw is opgelegd, als het gestelde onder ‘De gesloten verlengde asielprocedure’ niet van toepassing is.

De gesloten verlengde asielprocedure

De IND bepaalt na het eerste gehoor of het nader gehoor of de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt behandeld in de verlengde asielprocedure, onder voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel bedoeld in artikel 6 Vw. Dit wordt de gesloten verlengde asielprocedure genoemd.

De procedure, waarmee een grenslogies wordt aangewezen als plaats of ruimte bedoeld in artikel 6 Vw, waar de vreemdeling zich moet ophouden, staat beschreven in paragraaf A5/3Vc.

De IND past de gesloten verlengde asielprocedure uitsluitend in de volgende gevallen toe:

  • er is nader onderzoek noodzakelijk naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling, om te beoordelen of de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet worden afgewezen;

  • de IND heeft vastgesteld dat er sprake is van misbruik van de asielprocedure of fraude;

  • de vreemdeling is de toegang tot Nederland geweigerd op grond van artikel 13, in samenhang met artikel 5 lid 1, aanhef en onder d of e, SGC;

  • de IND zal mogelijk de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afwijzen op grond van artikel 1F Vluchtelingenverdrag als beschreven in C2/6.2.8 Vc;

  • na afwijzing van de asielaanvraag in de algemene asielprocedure, wordt door de rechter het verzoek om een voorlopige voorziening toegewezen of het beroep tegen het besluit van de IND gegrond verklaard om redenen die niet inhoudelijk zijn maar verband houden met de procedureregels.

Hieronder worden nadere regels gesteld over de redenen wanneer de IND de gesloten verlengde asielprocedure mag toepassen.

De IND kan binnen de gesloten verlengde asielprocedure nader onderzoek verrichten naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling, als de vreemdeling zijn identiteit of nationaliteit niet aannemelijk heeft kunnen maken en dit onderzoek naar verwachting binnen zes weken kan worden afgerond.

Deze situatie doet zich in ieder geval voor als de IND:

  • nader onderzoek naar de documenten van de vreemdeling op echtheid of authenticiteit noodzakelijk vindt;

  • taalanalyse of een ander onderzoek naar de herkomst van de vreemdeling noodzakelijk vindt;

  • onderzoek naar de leeftijd van de vreemdeling noodzakelijk vindt.

De IND kan bij het nader onderzoek naar de identiteit of nationaliteit van de vreemdeling een keuze maken tussen de behandeling van de aanvraag in de gesloten verlengde asielprocedure of de verlenging van de termijnen van de algemene asielprocedure op grond van artikel 3.115 lid 1, aanhef en onder c, Vb.

De IND houdt bij haar keuze rekening met de verwachte duur van het nader onderzoek.

Er is in ieder geval sprake van misbruik van de asielprocedure of fraude als:

  • de vreemdeling onjuiste informatie heeft verstrekt over zijn identiteit, nationaliteit of reisroute;

  • de vreemdeling valse of vervalste identiteits- en/of reisdocumenten heeft overgelegd;

  • de vreemdeling zich heeft ontdaan van zijn al dan niet vervalste identiteits- en/of reisdocumenten;

  • er aanwijzingen zijn dat sprake is van vingermutilatie.

De IND behandelt in de gesloten verlengde asielprocedure geen aanvragen van gezinnen met minderjarige kinderen.

De IND kan besluiten om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van één van de ouders te behandelen in de gesloten verlengde asielprocedure, als het gestelde in de overige delen van deze paragraaf van toepassing is. Er moeten zwaarwegende argumenten aanwezig zijn om de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van één van de ouders gescheiden van de rest van het gezin, te behandelen in de gesloten verlengde asielprocedure. Deze argumenten kunnen in ieder geval gelegen zijn in misbruik van de asielprocedure, fraude of vermoedens van gedragingen als bedoeld in artikel 1F Vluchtelingenverdrag. De IND behandelt de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van de overige gezinsleden in de verlengde asielprocedure.

De IND moet de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de gesloten verlengde asielprocedure, inclusief eventueel nader onderzoek, voortvarend behandelen.

De IND moet een belangenafweging maken over de voortzetting van de vrijheidsontnemende maatregel van de vreemdeling, als de IND het onderzoek niet binnen zes weken na de start van de gesloten verlengde asielprocedure, heeft afgerond. De IND heft de maatregel, die op grond van artikel 6 Vw is opgelegd, op als de termijn van het onderzoek van zes weken is verstreken, tenzij de IND niet binnen de termijn van zes weken een beoordeling kan geven op de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd door redenen gelegen in de persoon van de vreemdeling of zijn toerekenbare gedragingen. In dat geval kan de IND besluiten de vrijheidsontnemende maatregel voort te zetten.

Verstrekking van het W-document

De IND verstrekt een nieuw W-document, indien de IND aan de vreemdeling een nieuwe geboortedatum heeft toegekend. De vreemdeling moet het oude W-document bij de IND inleveren.

U

Paragraaf C1/2.7 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

2.7 Het geven van de beschikking

Beslistermijn

De IND beschouwt als schriftelijke instemming zoals bedoeld in artikel 4:15, tweede lid, aanhef en onder a, Awb:

  • een schriftelijke bevestiging van gemaakte termijnafspraken die door of namens de vreemdeling aan de IND is verzonden; of

  • een schriftelijke bevestiging van gemaakte termijnafspraken die door de IND aan de (gemachtigde van) de vreemdeling is verzonden, tenzij (de gemachtigde van) de vreemdeling binnen twee weken na ontvangst aangeeft niet in te stemmen met de inhoud ervan.

Onder derden zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, Vw worden in ieder geval verstaan:

  • een Nederlands ministerie;

  • de autoriteiten van derde landen;

  • de UNHCR;

  • het BMA, voor zover zij voor het onderzoek gebruik maakt van externe deskundigen;

  • het BLT, voor zover zij voor het onderzoek gebruik maakt van externe deskundigen; en

  • het NFI.

Wijze van bekendmaken

In de beschikking of op het daarbij gevoegde aanbiedingsformulier vermeldt de IND naast de wettelijk vereiste gegevens, de termijn waarin de vreemdeling Nederland moet verlaten (indien van toepassing).

Als de IND de beschikking aan de vreemdeling bekend maakt vermeldt de IND op het bij de beschikking gevoegde aanbiedingsformulier:

  • de datum en het tijdstip van bekend maken; en

  • de naam van de ambtenaar die de beschikking uitreikt.

De Dublin beschikking

Als in het kader van de Verordening (EU) nr. 604/2013 een claim is gehonoreerd en de beschikking een afwijzing van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd betreft op grond van artikel 30, eerste lid onder a, Vw, neemt de IND in ieder geval in de meeromvattende beschikking op:

  • het besluit dat de vreemdeling wordt overgedragen aan de verantwoordelijke lidstaat op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013; en

  • de informatie bedoeld in artikel 26, eerste en tweede lid, Verordening (EU) nr. 604/2013. De lidstaat waaraan de vreemdeling wordt overgedragen is verantwoordelijk voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming.

De beschikking in de algemene asielprocedure, de ééndagstoets asiel en bij vrijheidsontneming

De IND zendt de beschikking aan de gemachtigde van de vreemdeling.

In de volgende situaties reikt de IND de beschikking aan de vreemdeling uit:

  • van de vreemdeling is geen gemachtigde bekend;

  • het betreft een afwijzing van een tweede of opvolgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd die binnen de ééndagstoets asiel wordt behandeld;

  • in de afwijzende beschikking wordt tevens een inreisverbod uitgevaardigd met de rechtsgevolgen van artikel 66a, zesde lid, Vw;

  • de DT&V, COA, Vreemdelingenpolitie, Koninklijke Marechaussee en/of IND hebben in onderlinge samenspraak vastgesteld dat uitreiking in persoon aangewezen is, bijvoorbeeld omdat onmiddellijk vertrek uit Nederland wordt aangezegd.

Als bij de IND geen gemachtigde van de vreemdeling bekend is, en het niet mogelijk is de beschikking in persoon aan de vreemdeling uit te reiken, wordt op de daarvoor bestemde plek in het aanmeldcentrum een melding van terinzagelegging opgehangen. De IND stelt een rapport van bevindingen op waarin wordt vastgelegd welke handelingen zijn verricht om de beschikking bekend te maken.

De beschikking in de verlengde asielprocedure

De IND stuurt de beschikking aan de gemachtigde van de vreemdeling. Als er bij de IND geen gemachtigde van de vreemdeling bekend is, stuurt de IND de beschikking aangetekend naar het laatst bekende adres van de vreemdeling.

Als de IND er niet in slaagt de beschikking aan de vreemdeling kenbaar te maken, geeft de IND in een rapport van bevindingen aan welke handelingen zijn verricht om de beschikking aan de vreemdeling kenbaar te maken.

De inwilliging

Als de vreemdeling uitsluitend een adres in het buitenland heeft, stuurt de IND de beschikking door tussenkomst van de Nederlandse diplomatieke of consulaire vertegenwoordiging in dat land naar het buitenlandse adres van de vreemdeling.

V

Paragraaf C2/5.1 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

5.1 Een ander land is verantwoordelijk (artikel 30, eerste lid sub a Vw)

In deze paragraaf wordt gesproken over ‘verzoek om internationale bescherming’, omdat Verordening (EU) nr. 604/2013 deze terminologie gebruikt (zie artikel 2, onder b, Verordening (EU) nr. 604/2013).

Het begrip ‘verzoek om internationale bescherming’ onderscheidt zich van het begrip aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de zin van de Vw, die alleen schriftelijk met een vastgesteld model kan worden ingediend.

De vaststelling van de verantwoordelijkheid bij niet-begeleide minderjarigen

Bij het gehoor aanmeldfase vraagt de IND aan de niet-begeleide minderjarige of er gezinsleden, broers of zussen of familieleden van de niet-begeleide minderjarige op het grondgebied van de lidstaten aanwezig zijn (zie artikel 6, derde en vierde lid, Verordening (EU) nr. 604/2013). In dit gehoor wijst de IND de minderjarige op de mogelijkheid om herenigd te worden met zijn gezins- en of familielid dat zich wettig ophoudt in een andere lidstaat. Onder ‘wettig ophouden’ in een andere lidstaat in de zin van artikel 8, Verordening (EU) nr.604/2013 verstaat de IND: rechtmatig verblijf op grond van een ingediende aanvraag voor een verblijfsvergunning of op grond van een verleende verblijfsvergunning in een andere lidstaat.

Aan de hand van de door de minderjarige verstrekte informatie neemt de IND contact op met de bevoegde instantie in de andere lidstaat met als doel de minderjarige met zijn gezins- en of familielid te herenigen. De IND start het onderzoek naar gezins- en of familieleden van de niet begeleide minderjarige pas op indien er concrete aanknopingspunten zijn waaruit het verblijf van het gezins- en/of familielid in een lidstaat blijkt. De IND wijst de minderjarige op de hulp die door hem kan worden ingeroepen bij internationale organisaties bij het traceren van zijn gezins- en/of familieleden.

De IND start het onderzoek naar gezins- en of familieleden van de niet-begeleide minderjarige pas op als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

  • door de IND is vastgesteld dat de vreemdeling minderjarig is en in een andere lidstaat niet als meerderjarige staat geregistreerd. Het bepaalde in C1/2.2 Vc onder ‘Leeftijdsonderzoek’ is van overeenkomstige toepassing;

  • de vreemdeling heeft zijn verklaringen over familieleden zoveel als mogelijk door middel van documenten ondersteund;

  • de vreemdeling heeft concrete informatie aan de IND verstrekt over de familieleden in de andere lidstaat (voor- en achternaam, geboortedatum, geboorteplaats, nationaliteit (huidige en voormalige) en de verblijfplaats in het betreffende land).

Waar mogelijk zet de IND DNA onderzoek in om de familieband vast te stellen. De IND stelt de gezins- en/of familieband vast met behulp van identificerende vragen, indien DNA-onderzoek niet kan plaatsvinden (er is geen afstammingsrelatie).

Het daadwerkelijk samenbrengen van de niet-begeleide minderjarige met zijn gezins- en of familieleden zal enkel plaatsvinden indien dit in het belang van het kind is. Uitgangspunt hierbij is dat het in het belang van het kind is om herenigd te worden met zijn gezins- en of familieleden. Bij de vaststelling wat in het belang van het kind is, houdt de IND rekening met de in artikel 6, derde lid, Verordening (EU) nr. 604/2013 genoemde factoren. Indien het samenbrengen in de andere lidstaat niet in het belang van het kind is, zal de IND het verzoek om internationale bescherming behandelen.

Individueel onderzoek

De IND behandelt het verzoek om internationale bescherming indien een andere lidstaat hierom verzoekt en voldaan wordt aan de genoemde voorwaarden van artikel 8, tweede lid, Verordening (EU) nr. 604/2013. De Raad voor de Kinderbescherming voert het individueel onderzoek uit waarin wordt vastgesteld dat het familielid voor de minderjarige kan zorgen, waarbij tevens wordt bezien of dit in het belang van het kind is.

Discretionaire bepalingen

De IND maakt terughoudend gebruik van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen op grond van artikel 17, eerste en tweede lid, Verordening (EU) nr.604/2013, ook al is Nederland daartoe op grond van in de verordening neergelegde criteria niet verplicht.

De IND gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen in ieder geval in de volgende situaties:

  • er zijn concrete aanwijzingen dat de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat zijn internationale verplichtingen niet nakomt; of

  • bijzondere, individuele omstandigheden maken dat de overdracht van de vreemdeling aan de voor de behandeling van het verzoek om internationale bescherming verantwoordelijke lidstaat van een onevenredige hardheid getuigt.

Voorts kan de IND op grond van artikel 17, tweede lid, Verordening (EU) nr. 604/2013, te allen tijde voordat in eerste aanleg een beslissing ten gronde is genomen, een andere lidstaat vragen een vreemdeling over te nemen. Doel hiervan is om familierelaties te verenigen op humanitaire gronden, in het bijzonder op grond van familiebanden of op culturele gronden, ook wanneer de andere lidstaat niet verantwoordelijk is. De betrokkenen moeten hiermee schriftelijk instemmen. De IND behandelt een verzoek van een andere lidstaat om een vreemdeling over te nemen op grond van artikel 17, tweede lid, Verordening (EU) nr. 604/2013 terughoudend. De IND willigt een dergelijk verzoek alleen in, indien er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat het niet herenigen van de vreemdeling getuigt van een onevenredige hardheid.

Afhankelijke personen

De IND stelt op grond van overgelegde medische stukken, verklaringen van medici en van de vreemdeling vast dat de vreemdeling zorg nodig heeft en daarin afhankelijk is van de hulp van zijn kind, broer of zus of ouder die wettig in Nederland verblijft. De IND beoordeelt op grond van de overgelegde informatie of een in Nederland verblijvend kind, broer, zus of ouder voor de in een andere lidstaat verblijvende vreemdeling kan zorgen. Voorwaarde is dat betrokkenen schriftelijk hebben verklaard dat zij dit wensen.

Onder ‘wettig verblijven’ in de zin van artikel 16, lid 1, Verordening (EU) nr.604/2013 verstaat de IND: de vreemdeling is in het bezit van een verblijfsvergunning van de andere lidstaat of heeft de nationaliteit van de andere lidstaat.

Indien wordt voldaan aan de criteria die volgen uit artikel 16, eerste lid, van Verordening (EU) nr.604/2013 en rekening is gehouden met de voorwaarden genoemd in artikel 11, derde lid, van de Uitvoeringsverordening (EC) 1560/2003, past de IND artikel 16, eerste lid, Verordening (EU) nr. 604/2013 toe. Alleen in het geval van uitzonderlijke situaties wijkt de IND af van de verplichting om afhankelijke familieleden samen te brengen.

W

Paragraaf C2/6.2.3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

6.2.3. Toerekenbaar geen of onvoldoende documenten overgelegd

Het wettelijk kader met betrekking tot het toerekenbaar niet of onvoldoende overleggen van documenten staat beschreven in artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f, Vw

Bij de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op grond betrekt de IND alle volgende elementen:

  • identiteit;

  • nationaliteit;

  • reisroute; en

  • asielrelaas van de vreemdeling.

Documenten die deze vier elementen onderbouwen beschouwt de IND als noodzakelijke documenten in de zin van artikel 31, tweede lid, aanhef en onder f Vw.

Identiteit

De documenten met betrekking tot de identiteit van de vreemdeling moeten officiële, door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven documenten zijn met daarin tenminste een pasfoto en de geboorteplaats en -datum van de vreemdeling.

Nationaliteit

Als documenten met betrekking tot de nationaliteit van de vreemdeling gelden in ieder geval:

  • een paspoort;

  • een ander door de overheid van het land van herkomst van de vreemdeling afgegeven document met pasfoto waarin staat aangegeven dat de vreemdeling de nationaliteit van het betreffende land bezit.

Reisroute

Als documenten die de reisroute onderbouwen gelden in ieder geval:

  • documenten waarvan de vreemdeling zich bediend heeft bij grenscontroles tijdens de reis naar Nederland (echte, valse of vervalste documenten voor grensoverschrijding);

  • alle andere documenten op grond waarvan kan worden vastgesteld welke reisroute de vreemdeling heeft gevolgd.

Dit zijn alle documenten die gelden als bewijsmiddelen of indirecte bewijzen in de zin van Verordening (EU) nr. 604/2013 en Verordening (EG) nr.1560/2003/EG.

Asielrelaas

Onder documenten die het asielrelaas onderbouwen verstaat de IND documenten ter staving van hetgeen de vreemdeling stelt te hebben meegemaakt in het land van herkomst.

Beoordeling van de toerekenbaarheid

Als de IND vaststelt dat ten aanzien van in ieder geval één van de vier elementen identiteit, nationaliteit, reisroute of asielrelaas van de vreemdeling documenten ontbreken en dat dit is toe te rekenen aan de vreemdeling, mag de IND de conclusie trekken dat sprake is van het toerekenbaar ontbreken van documenten.

De vreemdeling heeft aannemelijk gemaakt dat het ontbreken van documenten niet aan hem is toe rekenen als aan de volgende twee voorwaarden is voldaan:

  • de verklaringen van de vreemdeling over zijn identiteit, nationaliteit, reisroute en asielrelaas en over het ontbreken van de documenten zijn consistent, geloofwaardig, gedetailleerd en verifieerbaar;

  • deze verklaringen komen overeen met hetgeen overigens bekend is met betrekking tot de identiteit, nationaliteit, reisroute en het asielrelaas van de vreemdeling.

Onder ‘hetgeen overigens bekend is’ verstaat de IND bij het ontbreken van documenten met betrekking tot de identiteit en nationaliteit van de vreemdeling in ieder geval:

  • de situatie in het land van herkomst;

  • de onderzoeksresultaten na het controleren van de registratiesystemen (registratie van de vreemdeling in Nederland en eventuele bekendheid van de vreemdeling bij andere lidstaten van de EU).

Bij het ontbreken van documenten die zien op de reisroute van de vreemdeling verstaat de IND onder ‘hetgeen overigens bekend is’ alle informatie die betrekking heeft op reizen naar Nederland.

Het is in beginsel niet geloofwaardig dat een vreemdeling geen enkel bewijs van zijn reis over kan leggen.

Bij het ontbreken van documenten die zien op het asielrelaas van de vreemdeling verstaat de IND onder ‘hetgeen overigens bekend is’ openbare informatie uit objectieve bron over de situatie in het land van herkomst.

Voordat kan worden overgegaan tot de beoordeling van het asielrelaas moet de IND eerst de identiteit, de nationaliteit en de reisroute van de vreemdeling zoveel mogelijk vaststellen. Als (een van) deze eerste drie elementen niet (kan) kunnen worden vastgesteld vanwege het toerekenbaar ontbreken van documenten, heeft dit ook gevolgen voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas.

Verklaringen over het ontbreken van documenten na vertrek uit het land van herkomst

Als de vreemdeling documenten in Nederland verliest, of in enig ander land waar hij veilig was, is in beginsel sprake van het toerekenbaar ontbreken van documenten.

Als de vreemdeling verklaart dat de documenten zijn afgegeven aan de reisagent is sprake van toerekenbaar ontbreken van documenten.

Als de vreemdeling aannemelijk maakt dat de documenten onder dwang aan de reisagent zijn afgegeven en hij ook op alle andere elementen van de beoordeling van de aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd volledig meewerkt en geloofwaardig is, is het ontbreken van documenten niet aan hem toe te rekenen.

X

Paragraaf C3/3 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden:

3. Vertrekmoratorium

De vreemdeling die onder de werking van het vertrekmoratorium valt, maar geen opvang of voorzieningen meer heeft, kan deze verkrijgen door zich in persoon te melden bij AC Ter Apel. De vreemdeling hoeft geen aanvraag in te dienen voor opvang of voorzieningen. Evenmin hoeft de vreemdeling een aanvraag in te dienen om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

De IND verstrekt een document W2, met een inlegvel, voorzien van een sticker ‘Verblijfsaantekeningen Algemeen’ aan de vreemdeling.

De vreemdeling heeft geen recht op opvang en andere voorzieningen als artikel 31, tweede lid, onder k, Vw van toepassing is. Elke veroordeling wegens een misdrijf is voldoende om de opvang te onthouden.

De vreemdeling valt niet onder de werking van het vertrekmoratorium als de vreemdeling aantoonbaar uit Nederland is vertrokken na de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Aantoonbaar vertrek uit Nederland kan in ieder geval blijken uit de volgende situaties:

  • een lidstaat heeft een verzoek tot terugname of overname op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013 ingediend bij Nederland;

  • er is sprake van een geëffectueerde of gefaciliteerde terugkeer;

  • er heeft een overdracht plaatsgevonden op grond van de Verordening (EU) nr. 604/2013;

  • er is een hitmelding in EURODAC.

Wanneer het vertrekmoratorium eindigt, eindigt het recht op opvang en voorzieningen van rechtswege.

Y

Het model M19 Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 1.

Z

Het model M110-A Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 2.

AA

Het model M110-B Vreemdelingencirculaire 2000 komt te luiden als aangegeven in bijlage 3.

ARTIKEL II

Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Dit besluit zal (met de toelichting) in de Staatscourant worden geplaatst.

’s-Gravenhage, 9 december 2013

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

BIJLAGE 1. MODEL M19 BESCHIKKING TOT AANWIJZING VAN EEN RUIMTE OF PLAATS INGEVOLGE ARTIKEL 6, EERSTE LID, OF EERSTE EN TWEEDE LID, OF ARTIKEL 6A VAN DE VREEMDELINGENWET 2000

BIJLAGE 2. MODEL M110-A MAATREGEL VAN BEWARING

BIJLAGE 3. MODEL M110-B PROCES-VERBAAL VAN GEHOOR (ARTIKEL 59 VREEMDELINGENWET 2000 JUNCTO ARTIKEL 5.2 VREEMDELINGENBESLUIT 2000 OF ARTIKEL 59A VREEMDELINGENWET 2000

TOELICHTING

ALGEMEEN

Op 26 juni 2013 is de Verordening (EU) Nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming gepubliceerd. Het doel van Verordening 604/2013 is onveranderd gebleven ten opzichte van de oude Verordening: doel is vaststelling van de verantwoordelijke lidstaat voor behandeling van een asielverzoek van een vreemdeling. De Verordening is per 1 januari 2014 van toepassing.

De belangrijkste wijzigingen in de herschikte Verordening zijn:

  • de reikwijdte wordt uitgebreid naar subsidiaire bescherming;

  • er worden termijnen vastgesteld voor het indienen van terugnameverzoeken;

  • versterken van de waarborgen door voorgeschreven informatievoorziening, rechtsbescherming, respect voor de mensenrechten en het beperken van inbewaringstelling;

  • de eenheid van het gezin wordt versterkt;

  • specifieke waarborgen ten aanzien van alleenstaande minderjarige vreemdelingen en andere kwetsbare groepen;

  • het inroepen van een stelsel van vroegtijdige waarschuwing, paraatheid en beheersing van asielcrises.

De Verordening betekent een aantal wijzigingen voor de Nederlandse wet- en regelgeving:

  • het creëren van een grondslag om een overdrachtsbesluit te nemen;

  • het creëren van een afwijzingsgrond voor vreemdelingen die al in een andere lidstaat internationale bescherming genieten;

  • het creëren van een nieuwe grondslag voor bewaring van degenen die op grond van de Verordening kunnen worden overgedragen (Dublinclaimanten);

  • het vervroegen van het moment voor indiening van de formele asielaanvraag.

De wijzigingen van Verordening 604/2013 hebben geleid tot aanpassingen van de Vreemdelingenwet, het Vreemdelingenbesluit en het Voorschrift Vreemdelingen. Met deze wijzigingen van de Vreemdelingencirculaire worden de aanpassingen in de hogere regelgeving verder uitgewerkt in beleidsregels.

ARTIKELSGEWIJS

A

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

B

Nieuw is in de Verordening (EU) nr. 604/2013 dat de vreemdeling voordat hij wordt overgedragen een overdrachtsbesluit ontvangt. De bevoegdheid om het overdrachtsbesluit uit te reiken, ligt bij onze minister. In het geval van een asielbeschikking zal het overdrachtsbesluit onderdeel zijn van de meeromvattende beschikking. Bij vreemdelingen zonder toelatingsaanvraag is dit een zelfstandig overdrachtsbesluit. Er zijn drie mogelijkheden om de vreemdeling over te dragen: de vreemdeling kan zelfstandig vertrekken in zijn vertrektermijn, de vreemdeling kan gecontroleerd vertrekken wanneer hij vraagt om facilitering door de DT&V of de vreemdeling kan gedwongen vertrekken en dat zal afhankelijk van de situatie onder geleide kunnen plaatsvinden. In de Verordening is beschreven welke informatie de verzoekende lidstaat aan de verantwoordelijke lidstaat dient te verstrekken voordat de overdracht plaatsvindt.

C

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

D

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

E

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

F, G

Nederland heeft er voor gekozen om naar aanleiding van de nieuwe Verordening aparte wetsartikelen voor bewaring/vrijheidsontnemende maatregel te creëren voor Dublin. Dit zijn de nieuwe wetsartikelen 6a en 59a Vw.

H

In deze paragraaf is het nieuwe artikel 6a Vw ingevoegd. Zodra bij de grens sprake is van Dublinindicaties zal meteen moeten worden getoetst of de maatregel artikel 6 Vw kan worden voortgezet met toepassing van artikel 6a Vw of dat moet worden overgegaan tot opheffing van de grensdetentie. Daarnaast is in de Verordening vastgelegd dat er bij bewaring of vrijheidsontneming sprake moet zijn van een significant risico op onderduiken. Wat dit in de praktijk inhoudt is vastgelegd in artikel 5.1a, tweede lid, Vb en 5.1b, eerste lid, Vb.

I

In deze paragraaf is het nieuwe artikel 6a ingevoegd.

J

In deze paragraaf is het nieuwe artikel 59a ingevoegd.

K

Net als bij artikel 6a Vw (zie H) geldt ook voor artikel 59a Vw dat er sprake moet zijn van een significant risico op onderduiken.

L

In deze paragraaf is het nieuwe artikel 59a ingevoegd.

M

Uit artikel 28 van de Verordening volgt dat de bewaring/vrijheidsontneming op grond van Dublin maximaal 6 weken kan duren voordat er een claimakkoord is. Na het claimakkoord mag de bewaring/maatregel afhankelijk van de vraag of het beroep opschortende werking heeft ook nog maximaal zes weken duren.

N

In deze paragraaf zijn de diverse (nieuwe) artikelen van bewaring/vrijheidsontneming toegevoegd.

O

In deze paragraaf is het nieuwe artikel 59a ingevoegd.

P

Uit de Verordening volgt dat een Dublinclaimant een eerste opschortingsverzoek tegen de overdracht mag afwachten. In praktijk betekent het dat een vreemdeling een vovo kan indienen binnen 24 uur na ontvangst van het overdrachtsbesluit. Mocht de voorzieningenrechter de vovo afwijzen, dan mag de vreemdeling het beroep tegen het overdrachtsbesluit niet langer afwachten en kan de vreemdeling worden overgedragen.

Q

Deze paragraaf is aangepast naar aanleiding van de vervroeging van het moment van de indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, als neergelegd in artikel 3.109 Vb. De ondertekening van de aanvraag vindt volgens dit artikel onverwijld plaats nadat de vreemdeling te kennen heeft gegeven een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in te willen dienen. In onderhavige paragraaf is bepaald dat dit gebeurt uiterlijk op de dag nadat de Vreemdelingenpolitie de handelingen in het kader van de vaststelling van de identiteitsvaststelling heeft afgerond. Ook zijn beleidsregels opgenomen ten aanzien van de aanmelding en indiening van de asielaanvraag in de situatie dat aan de vreemdeling de toegang is geweigerd of artikel 59 Vw is opgelegd.

R

In deze paragraaf zijn de volgende wijzigingen opgenomen naar aanleiding van de vervroeging van het moment van de indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd:

  • de IND verstrekt een W-document in plaats van een W2 document aan de vreemdeling tijdens de rust- en voorbereidingstermijn. Bij de aanmelding in het aanmeldcentrum ontstaat rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, sub f Vw. Hierdoor kan tijdens de rust- en voorbereidingstermijn een W-document worden verstrekt waarmee de vreemdeling zijn identiteit, nationaliteit en verblijfsrechtelijke positie kan tonen;

  • de IND deelt schriftelijk aan de vreemdeling mee op welke dag de algemene asielprocedure start, dit ingevolge artikel 3.110, vierde lid Vb.

Verder zijn in deze paragraaf wijzigingen opgenomen als gevolg van de gewijzigde rolverdeling tussen de Vreemdelingenpolitie en de IND tijdens de aanmeldfase van de rust- en voorbereidingstermijn. De IND doet onderzoek naar de vraag welk land verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag voor een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd. In dit kader doet de IND onderzoek naar de vingerafdrukken van de vreemdeling in EU VIS. De IND neemt de vreemdeling een gehoor af tijdens de aanmeldfase van de rust- en voorbereidingstermijn. Tijdens dit gehoor stelt de IND vragen in het kader van Verordening 604/2013, onder andere naar de aanwezigheid van familieleden van de vreemdeling in een andere lidstaat. Ook kan de IND de vreemdeling confronteren met de resultaten van het onderzoek naar de vingerafdrukken van de vreemdeling in Eurodac en EU VIS.

S

Deze paragraaf is aangepast met betrekking tot de beschikbaarheid tijdens de algemene asielprocedure naar aanleiding van de vervroeging van het moment van de indiening van de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd.

Ook is deze paragraaf aangepast naar aanleiding van de maatregel ‘versnellen van de Dublinprocedure’ en de introductie van de ééndagstoets asiel bij tweede of opvolgende asielaanvragen’.

In artikel 118a Vb is geregeld dat wanneer de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van een vreemdeling moet worden afgewezen op een van de imperatieve afwijzingsgronden genoemd in artikel 30, eerste lid, Vw, het nader gehoor achterwege gelaten kan worden. De algemene asielprocedure telt in dat geval in beginsel slechts zes dagen. De IND stelt de vreemdeling tijdens het eerste gehoor in de gelegenheid om eventuele bezwaren tegen de afdoening op grond van artikel 30, eerste lid, Vw naar voren te brengen. Voor Dublinzaken betekent dit dat het nader gehoor (ook wel dublingehoor genoemd) achterwege wordt gelaten en dat de vreemdeling tijdens het eerste gehoor eventuele bezwaren tegen de overdracht aan een andere lidstaat kan inbrengen. Het nader gehoor wordt niet achterwege gelaten wanneer pas tijdens of na het eerste gehoor aan het licht komt dat de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd moet worden afgewezen op grond van artikel 30, eerste lid, Vw.

Artikel 3.118b Vb regelt het verloop van de asielprocedure als een tweede of volgende aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd wordt ingediend. In afwijking van de algemene asielprocedure, worden tweede of opvolgende aanvragen op grond van artikel 3.118b, tweede lid Vb behandeld in de ééndagstoets asiel. Als de aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in die procedure kan worden beoordeeld, dan kan de IND besluiten het onderzoek voort te zetten in de algemene of de verlengde asielprocedure. Dit is geregeld in artikel 3.118b, derde tot en met zesde lid Vb. De algemene asielprocedure telt in dat geval in beginsel slechts zes dagen. In deze paragrafen worden regels gegeven omtrent de ééndagstoets asiel en de daaraan voorafgaande schriftelijke kennisgeving. Voor deze schriftelijke kennisgeving is model M35-O ontwikkeld.

T

De tekst onder ‘Aanmeldcentrum Schiphol’ is aangepast omdat inmiddels ook in het aanmeldcentrum Schiphol de vreemdeling een rust- en voorbereidingstermijn wordt gegund.

Mede naar aanleiding van het Algemeen Overleg van 3 oktober 2013 heeft de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie besloten dat aanvragen voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd van Dublin claimanten aan wie de toegang is geweigerd, niet langer in de gesloten verlengde asielprocedure zullen worden behandeld vanaf de inwerkingtreding van Verordening (EU) nr. 604/2013. Om deze reden worden in deze paragraaf van de Vreemdelingencirculaire asielzoekers voor wie de IND bij een andere staat een verzoek tot overname indient op grond van Verordening (EU) nr. 604/2013 of een (andere) overnameovereenkomst, niet meer als categorie genoemd voor toepassing van de gesloten verlengde asielprocedure. Dit laat onverlet dat ook bij Dublinclaimanten sprake kan zijn van andere redenen om de asielaanvraag in de gesloten verlengende asielprocedure af te doen, waarbij onder meer kan worden gedacht aan fraude.

In deze paragraaf is verder een wijziging doorgevoerd naar aanleiding van de wijziging onder artikel R met betrekking tot het W document.

U

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

V

In deze paragraaf zijn wijzigingen opgenomen die zien op de waarborgen voor minderjarigen, het bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is inzake minderjarigen, afhankelijke personen en de discretionaire bepalingen en de rol die de IND heeft in deze processen.

W

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

X

In deze paragraaf is de juiste verwijzing naar Verordening (EU) nr. 604/2013 doorgevoerd.

Y

Aanpassing Model M19. Zodra bij binnenkomst aan de grens blijkt dat een vreemdeling Dublin-claimant is, dient de vrijheidsontnemende maatregel te worden opgelegd/voortgezet onder toepassing van art. 6a Vw.

Z

Aanpassing Model 110-A met een verwijzing naar artikel 28 Verordening (EU) nr. 604/2013 en nadere uitwerking bewaringsgronden.

AA

Toevoeging verwijzing naar artikel 59a Vw in Model 110-B.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, voor deze, de Directeur-generaal Vreemdelingenzaken, L. Mulder

Naar boven