Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2013, nr. HO&S/547235, houdende onder meer het vaststellen van de normbedragen in de Wet studiefinanciering 2000, de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten alsmede de Wet studiefinanciering BES voor het jaar 2014 (Regeling normen studiefinanciering WSF 2000, tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en studiefinanciering WSF BES, voor het jaar 2014)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

Gelet op artikel 6.3 en artikel 11.1 van de Wet studiefinanciering 2000, artikel 17 van het Besluit studiefinanciering 2000, artikel 8.1, eerste lid, en artikel 11.1 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten, artikel 5 van het Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en artikel 4.3 en artikel 8.1 van de Wet studiefinanciering BES;

BESLUIT:

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. WSF 2000:

Wet studiefinanciering 2000;

b. BSF 2000:

Besluit studiefinanciering 2000;

c. WSF BES:

Wet studiefinanciering BES;

d. WTOS:

Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

e. BTOS:

Besluit tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 2. Indexcijfer cao-lonen en consumentenprijsindex

  • 1. Onder indexcijfer van de cao-lonen als bedoeld in artikel 17, derde lid, van het BSF 2000 en artikel 5, derde lid, van het BTOS wordt verstaan: de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen’, zoals die is berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin.

  • 2. Onder consumentenprijsindex als bedoeld in artikel 17, derde lid, van het BSF 2000, en artikel 5, derde lid, van het BTOS, wordt verstaan: de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens’, zoals die is berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd in het Statistisch Bulletin.

  • 3. Voor de toepassing van artikel 8.1, eerste lid, van de WSF BES wordt onder consumentenprijsindex verstaan: de index opgenomen in de reeks ‘consumentenprijsindex Caribisch Nederland’ voor Bonaire, zoals die is berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek en is gepubliceerd op internet (Statline).

Artikel 3. Rentepercentage 2014

Het rentepercentage, bedoeld in artikel 6.3 van de WSF 2000, en artikel 4.3 van de WSF BES, wordt voor het jaar 2014 vastgesteld op 0,81 procent.

HOOFDSTUK 2. NORMEN STUDIEFINANCIERING

Artikel 4. Aanpassing toetsingsinkomen partner

Met ingang van 1 januari 2014 wordt het bedrag, genoemd in artikel 3.4, tweede lid, van de WSF 2000, vastgesteld op € 9.150,27.

Artikel 5. Aanpassing vrije voet veronderstelde ouderlijke bijdrage

Met ingang van 1 januari 2014 worden de bedragen, genoemd in artikel 3.9, derde lid, van de WSF 2000, vastgesteld op € 17.928,66 respectievelijk € 22.736,38.

Artikel 6. Aanpassing vrije voet eigen inkomsten studerende

Met ingang van 1 januari 2014 wordt het bedrag, genoemd in artikel 3.17, eerste lid, van de WSF 2000, vastgesteld op € 13.729,80.

Artikel 7. Normbedragen

Van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 luiden de bedragen, genoemd in artikel 3.18 van de WSF 2000, als volgt:

Overzicht 1. Maandbedragen
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Levensonderhoud

   

a. thuiswonend

€ 633,44

€ 484,48

b. uitwonend

€ 833,22

€ 684,25

Overzicht 2. Financieringsbronnen
 

Hoger onderwijs

Beroepsonderwijs

Basisbeurs (excl. Toeslagen)

   

a. thuiswonend

€ 100,25

€ 79,04

b. uitwonend

€ 279,14

€ 257,93

Maximale aanvullende beurs/lening (of veronderstelde ouderlijke bijdrage)

   

a. thuiswonende

€ 237,46

€ 324,10

b. uitwonend

€ 258,35

€ 344,98

Basislening

€ 295,73

€ 172,17

Toeslag partner

€ 584,28

€ 584,28

Toeslag één-oudergezin

€ 467,54

€ 467,54

Artikel 8. Hoogte lening

Van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 wordt het bedrag, genoemd in de artikelen 4.7, vierde lid, 4.18, tweede lid, 5.2, derde lid, en 10.3, derde lid, van de WSF 2000, vastgesteld op € 894,51.

HOOFDSTUK 3. NORMEN TEGEMOETKOMING ONDERWIJSBIJDRAGE EN SCHOOLKOSTEN

Artikel 9. Aanpassingen grensbedragen draagkracht en toetsingsinkomen

  • 1. Met ingang van schooljaar 2014–2015 wordt het grensbedrag draagkracht, bedoeld in artikel 2.23, tweede lid, van de WTOS, vastgesteld op € 35.763,02.

  • 2. Van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 wordt het grensbedrag toetsingsinkomen, bedoeld in artikel 10.5, tweede lid, van de WTOS, vastgesteld op € 3.712,73.

Artikel 10. Aanpassing normbedragen

Met ingang van 1 januari 2014 luiden de bedragen, genoemd in de hoofdstukken 3, 4, 5 en 10 van de WTOS, als volgt:

HOOFDSTUK 3

De tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 3.5 van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015:

Overzicht bedragen tegemoetkoming schoolkosten per schooljaar 2014–2015

a.

beroepsonderwijs

€ 690,93

b.

onderbouw + bovenbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 340,16

c.

voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo)

€ 340,16

HOOFDSTUK 4

De basistoelage per kalendermaand, bedoeld in artikel 4.3 van de wet, bedraagt van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 voor een:

  • a. thuiswonende leerling: € 108,80.

  • b. uitwonende leerling: € 253,66.

De tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 4.6 van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015:

Overzicht bedragen tegemoetkoming schoolkosten per maand 2014–2015

a.

onderbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs en onderbouw + bovenbouw volledig op grond van de WEB bekostigd voorbereidend beroepsonderwijs verzorgd in een agrarisch opleidingscentrum

€ 76,70

b.

bovenbouw volledig op grond van de WVO bekostigd onderwijs

€ 83,99

c.

onderbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 105,03

d.

bovenbouw niet volledig en rechtstreeks bekostigd vo

€ 112,35

e.

speciaal onderwijs en voortgezet speciaal onderwijs

€ 50,96

f.

voortgezet algemeen volwassenen onderwijs (vavo)

€ 112,35

HOOFDSTUK 5
AFDELING 5.1

De tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 5.4 van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015: € 706,66.

HOOFDSTUK 5
AFDELING 5.2

De tegemoetkoming schoolkosten, bedoeld in artikel 5.10 van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015:

Overzicht 1. Onderwijs gedurende gehele schooljaar of geen onderwijs meer vanaf 1 januari

aantal minuten per week

schoolkosten

540 of meer

€ 302,35

540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540

€ 151,18 + € 151,17 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

270 tot 540

€ 203,70

270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270

€ 101,85 + € 101,85 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

minder dan 270

nihil

Overzicht 2. Geen onderwijs meer volgen na 30 september en voor 1 januari

aantal minuten per week

schoolkosten

540 of meer

€ 151,18

540 of meer en voor 1 januari 270 tot 540

€ 75,59 + € 75,59 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

270 tot 540

€ 101,85

270 tot 540 en voor 1 januari minder dan 270

€ 50,93 + € 50,92 naar rato aantal minuten dat onderwijs wordt gevolgd

Minder dan 270

nihil

HOOFDSTUK 10

De tegemoetkoming schoolkosten, genoemd in:

  • a. artikel 10.7, derde lid, onder a, van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015: € 707,00

  • b. artikel 10.7, derde lid, onder b, van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015: € 302,35

  • c. artikel 10.7, derde lid, onder c, van de wet, bedraagt voor het schooljaar 2014–2015: € 203,70.

HOOFDSTUK 4. NORMEN STUDIEFINANCIERING BES

Artikel 11. Normbedragen per 1 januari 2014

Van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 luiden de bedragen, bedoeld in artikel 2.2 van de WSF BES, als volgt:

Bedragen studiefinanciering BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs of gift per maand

IV. Lening tijdens prestatiebeurs per maand

V. Lening na prestatiebeurs per maand

Beroepsonderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 71,91

USD 143,82

USD 215,73

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 233,70

USD 467,40

USD 701,10

 

Overig deel Caribische regio

USD 359,53

USD 719,06

USD 1.078,59

 

Verenigde Staten van Amerika

USD 493,20

USD 986,40

USD 1.479,60

Hoger onderwijs

Eigen openbaar lichaam

USD 134,82

USD 269,64

USD 404,46

 

Ander openbaar lichaam, Aruba, Curaçao, Sint Maarten

USD 269,64

USD 539,28

USD 808,92

 

Overig deel Caribische regio

USD 359,53

USD 719,06

USD 1.078,59

 

Verenigde Staten van Amerika

USD 493,20

USD 986,40

USD 1.479,60

Bedragen opstarttoelage BES:

I. Onderwijstype

II. Plaats opleiding

III. Prestatiebeurs

IV. Lening

Beroepsonderwijs opleiding niveau 3 of 4 en hoger onderwijs

Europees deel van Nederland

USD 2.481,87

USD 4.963,74

HOOFDSTUK 5. WIJZIGING BEDRAGEN IN ANDERE REGELINGEN

Artikel 12. Het maximale verrekenbedrag 2014 in de Regeling studiefinanciering 2000

Artikel 6.1, derde lid, tweede volzin, van de Regeling studiefinanciering 2000 komt te luiden: Wanneer die maandbetalingen hoger zijn dan € 158,88 naar de maatstaf van 1 januari 2014, geschiedt de verrekening met dat bedrag.

Artikel 13. Het maximale verrekenbedrag 2014 in de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten

Artikel 3.1, derde lid, tweede volzin, van de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten komt te luiden: Wanneer die betalingen hoger zijn dan € 59,81 naar de maatstaf van 1 januari 2014, geschiedt de verrekening met dat bedrag.

Artikel 14. Het maximale verrekenbedrag 2014 in de Regeling studiefinanciering BES

Het bedrag, bedoeld in artikel 5.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering BES luidt van 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 USD 237,14.

HOOFDSTUK 6. SLOTBEPALINGEN

Artikel 15. Inwerkingtreding en vervaldatum

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014 en vervalt met ingang van 1 augustus 2015.

  • 2. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2013, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst, en werkt zij terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel 16. Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling normen studiefinanciering WSF 2000, tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten en studiefinanciering WSF BES, voor het jaar 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

TOELICHTING

1. Algemeen

Deze ministeriële regeling bevat de bedragen die met betrekking tot de Wet studiefinanciering 2000 (hierna: WSF 2000), de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (hierna: WTOS) en de Wet studiefinanciering BES (hierna: WSF BES), gelden voor het jaar 2014, voor zover zij bij ministeriële regeling moeten worden vastgesteld. De bedragen worden jaarlijks vastgesteld om ze te kunnen aanpassen aan loon- en prijsontwikkelingen.

Daarnaast wordt vastgesteld wat wordt verstaan onder de consumentenprijsindex en het indexcijfer van de cao-lonen.

2. Overig WSF 2000

Reisvoorziening

In artikel 5.3, tweede lid, van de WSF 2000 is vastgesteld dat het deel van de prestatiebeurs dat betrekking heeft op het recht op de reisvoorziening, gelijk is aan een twaalfde deel van de waarde die daarvoor per studerende door het vervoerbedrijf aan de minister in rekening wordt gebracht. Dit deel van de prestatiebeurs bedraagt voor kalenderjaar 2014 € 102,29 en wordt, overeenkomstig artikel 5.3, tweede lid, laatste volzin, niet uitbetaald of verrekend.

Draagkrachtvrije voet

In artikel 6.10, tweede lid, van de WSF 2000 is vastgesteld dat de draagkrachtvrije voet op het draagkrachtinkomen in mindering wordt gebracht. Voor 2014 bedraagt deze draagkrachtvrije voet (met gebruikmaking van het toetsingsinkomen 2012) voor een debiteur met partner en voor een debiteur op wie de alleenstaande-ouderkorting, bedoeld in artikel 8.15 van de Wet inkomstenbelasting 2001, van toepassing is € 24.159,56. Voor overige debiteuren zonder partner bedraagt de draagkrachtvrije voet voor 2014 € 16.911,69.

3. Overig WTOS

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage

Omdat de WTOS verschillende categorieën personen bedient, zijn de tegemoetkomingen voor de onderwijsbijdrage gebaseerd op verschillende te betalen onderwijsbijdragen.

Voor leerlingen in het niet-bekostigd onderwijs en voor een bepaalde groep deelnemers aan het bekostigd voltijds beroepsonderwijs (artikel 3.3, eerste lid, WTOS) alsmede voor een bepaalde groep deelnemers aan het voortgezet algemeen volwassenenonderwijs (hierna: vavo) (artikel 4.4, eerste lid, WTOS) is de tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage gelijk aan het lesgeld, bedoeld in artikel 5, tweede lid, van de Les- en cursusgeldwet. Dit bedrag is voor het schooljaar 2014–2015 vastgesteld op € 1.118 (Regeling vaststelling lesgeld en cursusgeldtarieven 2014–2015). Een twaalfde deel hiervan is € 93,17.

Voor studenten aan een lerarenopleiding (artikel 5.3 en artikel 10.7, tweede lid, onder 1, WTOS) is het tegemoetkomingsbedrag aan onderwijsbijdrage gebaseerd op het minimumbedrag aan deeltijdcollegegeld zoals dat gold in studiejaar 2009-2010. Deze tegemoetkoming wordt niet geïndexeerd en bedraagt € 567,23.

Voor leerlingen in het deeltijd voortgezet onderwijs en vavo is de hoogte van de onderwijsbijdrage afhankelijk van de periode waarin en het aantal minuten per week dat onderwijs gevolgd wordt (artikel 5.10 en artikel 10.7, tweede lid, WTOS). De onderwijsbijdrage is € 355,20 indien per week meer dan 540 minuten onderwijs wordt gevolgd en € 236,80 indien 270 tot 540 minuten onderwijs per week wordt gevolgd. Indien minder dan 270 minuten per week onderwijs wordt gevolgd is de onderwijsbijdrage nihil.

Artikelsgewijs

Hoofdstuk 1 (Algemeen)

Artikel 1

Dit betreft een definitiebepaling.

Artikel 2

Op grond van artikel 11.1 van de WSF 2000, artikel 17 van het BSF 2000, artikel 11.1 van de WTOS en artikel 5 het BTOS worden de normbedragen jaarlijks aangepast aan de hand van de consumentenprijsindex of het indexcijfer van de cao-lonen. Op grond van artikel 8.1 van de WSF BES worden de normbedragen BES jaarlijks aangepast aan de hand van de in Caribisch Nederland geldende consumentenprijsindex.

Artikel 2, eerste lid

Als indexcijfer van de cao-lonen wordt gehanteerd de reeks ‘CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen (2000 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het indexcijfer van de cao-lonen over de maand december van het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van de maand december van het daaraan voorafgaande jaar. Bedoeld indexcijfer over december 2011 bedraagt 128,9 en over december 2012 130,8. De procentuele ontwikkeling is 1,47 procent. De loongevoelige WSF 2000-(grens)bedragen en WTOS-(grens)bedragen voor het jaar 2014 zijn berekend met gebruikmaking van deze laatste procentuele ontwikkeling.

Artikel 2, tweede lid

Als consumentenprijsindex wordt gehanteerd de reeks ‘consumentenprijsindex alle huishoudens (2006 = 100)’ zoals die wordt berekend en bekendgemaakt door het Centraal Bureau voor de Statistiek. De indexering is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar. De prijsgevoelige WSF-normbedragen en de prijsgevoelige WTOS-bedragen worden jaarlijks aangepast met die procentuele wijziging. Bedoeld indexcijfer over 2011 bedraagt 109,22 en over 2012 111,90. De procentuele ontwikkeling is 2,45 procent.

Artikel 2, derde lid

De indexering naar bedragen van 2014 is bepaald door de procentuele wijziging die het consumentenprijsindexcijfer over het tweede jaar voorafgaand (2012) aan de aanpassing heeft ondergaan ten opzichte van het daaraan voorafgaande jaar (2011). Bedoeld indexcijfer over 2011 bedraagt 105,33 en over 2012 108,39. De procentuele ontwikkeling is 2,91 procent.

Artikel 3

Artikel 6.3, eerste lid, van de WSF 2000, en artikel 4.3 van de WSF BES schrijven voor dat jaarlijks uiterlijk in december een rentepercentage wordt vastgesteld. Daarbij moet worden uitgegaan van een rentepercentage dat gelijk is aan het over de maand oktober van dat jaar bekendgemaakte gemiddeld effectief rendement van openbare leningen, uitgegeven door de Staat der Nederlanden en toegelaten tot de notering aan de officiële markt ter beurze van Amsterdam, met een gemiddelde resterende looptijd van 3 tot 5 jaar. Het gemiddeld effectief rendement bedroeg over oktober 2013 0,81 procent.

In de WSF 2000 worden twee verschillende rentepercentages gehanteerd: een percentage van toepassing op leningen aangegaan na 31 december 1991 en een percentage van toepassing op leningen aangegaan voor 1 januari 1992. Overeenkomstig artikel 12.10a van de WSF 2000 is dat laatste percentage elk jaar 1,65-procentpunt lager dan het eerste percentage. Gelet op het feit dat het eerste percentage voor 2014 0,81 procent bedraagt, komt het rentepercentage voor leningen aangegaan voor 1 januari 1992 op 0 procent te staan.

Hoofdstuk 2 (WSF 2000)

Artikelen 4, 5 en 6

In deze artikelen vindt aanpassing van de loongevoelige WSF-grensbedragen plaats (toetsingsinkomen partner, veronderstelde ouderlijke bijdrage en vrije voet eigen inkomsten). Zie voor de berekening van de bedragen de toelichting bij artikel 2, eerste lid.

Artikelen 7 en 8

In deze artikelen vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF-normbedragen, bedoeld in de artikelen 3.18, 4.7, vierde lid, 4.18, tweede lid, 5.2, derde lid, en 10.3, derde lid, van de WSF 2000. Zie voor de berekening van de bedragen de toelichting bij artikel 2, tweede lid.

Hoofdstuk 3 (WTOS)

Artikel 9

De grensbedragen draagkracht en toetsingsinkomen zijn loongevoelig en worden dus aangepast aan de hand van hetgeen beschreven staat in de toelichting bij artikel 2, eerste lid.

Artikel 10

In dit artikel vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WTOS-normbedragen in de artikelen 3.5, 4.3, 4.6, 5.4, 5.10, 10.5, eerste lid, en 10.7, derde lid, van de WTOS. Zie voor de berekening van de bedragen de toelichting bij artikel 2, tweede lid.

Hoofdstuk 4 (WSF BES)

Artikel 11

In dit artikel vindt aanpassing plaats van de prijsgevoelige WSF BES-normbedragen in artikel 2.2 van de WSF BES. Zie voor de berekening van de bedragen de toelichting bij artikel 2, derde lid.

Hoofdstuk 5 (wijziging andere regelingen)

Artikel 12 en 13

Op grond van artikel 7.4, vijfde lid, van de WSF 2000 en artikel 8.1, eerste lid, van de WTOS worden bij ministeriële regeling regels gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van tegemoetkomingen. Dit is gebeurd in de Regeling studiefinanciering 2000 (RSF 2000) respectievelijk de Regeling tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (RTOS). In artikel 6.1, derde lid, RSF 2000, en in artikel 3.1, derde lid, RTOS, is het bedrag bepaald waarmee teveel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 6.2 RSF 2000 en artikel 3.3 RTOS is bepaald dat dit bedrag wordt aangepast aan de procentuele ontwikkeling van het consumentenprijsindexcijfer. Deze procentuele ontwikkeling is 2,45 procent (zie ook de toelichting bij artikel 2, tweede lid).

Artikel 14

Artikel 5.2 van de WSF BES bepaalt dat bij ministeriële regeling regels worden gesteld met betrekking tot de terugbetaling en verrekening van bedragen. Op grond daarvan is in artikel 5.1, derde lid, van de Regeling studiefinanciering BES het bedrag bepaald waarmee teveel uitbetaalde bedragen worden verrekend. In artikel 5.2 van die regeling is bepaald dat dit bedrag op gelijke wijze wordt aangepast als de normbedragen in artikel 2.2 van de WSF BES (indexering aan de hand van de consumentenprijsindex). Om het bedrag voor 2014 vast te stellen wordt gebruikgemaakt van de procentuele ontwikkeling die het indexcijfer heeft ondergaan van 2011 naar 2012. De procentuele ontwikkeling is 2,91 procent (zie ook de toelichting bij artikel 2, derde lid).

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven