Regeling van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van 12 december 2013, kenmerk 174265-113787-PG, houdende wijziging Regeling subsidies AWBZ in verband met de subsidiëring van abortusklinieken

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Gelet op artikel 44 van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;

ARTIKEL I

De Regeling subsidies AWBZ wordt als volgt gewijzigd:

A

De artikelen 2.11.1 en 2.11.2 komen als volgt te luiden:

Artikel 2.11.1

  • 1. In de paragraaf wordt verstaan onder:

    a. zwangerschapsafbreking:

    behandeling, gericht op het afbreken van zwangerschap, met inbegrip van de daaraan verbonden consulten en nazorg;

    b. eerste trimesterbehandeling:

    zwangerschapsafbreking binnen een periode van 12 weken amenorroe;

    c. tweede trimesterbehandeling:

    zwangerschapsafbreking na een periode van 12 weken amenorroe.

  • 2. Voor de toepassing van deze regeling wordt onder zwangerschapsafbreking tevens verstaan overtijdbehandeling.

Artikel 2.11.2

  • 1. Het College zorgverzekeringen kan aan de instelling die een abortuskliniek als bedoeld in artikel 1 van de Wet afbreking zwangerschap beheert een instellingssubsidie verlenen voor het verrichten van zwangerschapsafbrekingen.

  • 2. De instellingssubsidie wordt slechts verstrekt ten behoeve van een abortuskliniek met een vergunning als bedoeld in artikel 2 van de Wet afbreking zwangerschap.

  • 3. Zwangerschapsafbrekingen komen slechts voor subsidie in aanmerking indien deze worden verleend aan personen die overeenkomstig de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten zijn verzekerd.

  • 4. Zwangerschapsafbrekingen komen voorts slechts voor subsidie in aanmerking indien deze worden verricht:

    • a. onder verantwoordelijkheid van de subsidieontvanger,

    • b. met personeel in dienst van de subsidieontvanger en

    • c. in de abortuskliniek van de subsidieontvanger ten behoeve waarvan de instellingssubsidie wordt verstrekt.

B

De artikelen 2.11.4 en 2.11.5 worden vervangen door de volgende artikelen:

Artikel 2.11.4

In afwijking van paragraaf 1.2 bestaat de subsidie uit:

  • a. € 96,59 per consult waarna de zwangerschapsafbreking is gestaakt;

  • b. € 434,34 per eerste trimesterbehandeling;

  • c. € 549,46 per eerste trimesterbehandeling met diepe sedatie of algehele anesthesie;

  • d. € 776,62 per eerste trimesterbehandeling met prostaglandine;

  • e. € 891,74 per eerste trimesterbehandeling met zowel diepe sedatie of algehele anesthesie, als prostaglandine;

  • f. € 652,96 per tweede trimesterbehandeling;

  • g. € 768,08 per tweede trimesterbehandeling met diepe sedatie of algehele anesthesie;

  • h. € 995,24 per tweede trimesterbehandeling met prostaglandine;

  • i. € 1.110,36 per tweede trimesterbehandeling met zowel diepe sedatie of algehele anesthesie, als prostaglandine.

Artikel 2.11.5

  • 1. De aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie gaat vergezeld van een overzicht van het aantal te verrichten consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, waarvoor de instellingssubsidie wordt aangevraagd.

  • 2. In afwijking van artikel 1.5.1, eerste lid, wordt bij de aanvraag geen begroting verlangd.

Artikel 2.11.5a

Het College zorgverzekeringen bepaalt bij het besluit tot verlening van de instellingssubsidie:

  • a. voor welke consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, de subsidie wordt verleend,

  • b. het aantal consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, waarvoor subsidie wordt verleend,

  • c. op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat de consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en

  • d. op welke wijze de subsidieontvanger kan aantonen dat voldaan is aan de verplichtingen die verbonden zijn aan de verleende subsidie.

C

Na artikel 2.11.7 worden drie artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 2.11.7a

  • 1. De subsidieontvanger overlegt uiterlijk 1 augustus een overzicht van het aantal consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, die zijn verricht in de eerste zes maanden van het jaar waarvoor de instellingssubsidie is verleend.

  • 2. Het overzicht wordt ondertekend door een persoon die bevoegd is of personen die gezamenlijk bevoegd zijn de subsidieontvanger te vertegenwoordigen.

Artikel 2.11.7b

  • 1. De aanvraag tot vaststelling van de instellingssubsidie gaat vergezeld van een overzicht van het aantal consulten en behandelingen, bedoeld in artikel 2.11.4, die zijn verricht in het jaar waarvoor de instellingssubsidie is verleend.

  • 2. Het overzicht is voorzien van een schriftelijke toelichting op eventuele verschillen met het aantal consulten en behandelingen waarvoor de instellingssubsidie is verleend.

  • 3. De aanvraag tot vaststelling van de instellingssubsidie gaat voorts vergezeld van:

    • a. een assurancerapport van een accountant inzake het overzicht, bedoeld in het eerste lid;

    • b. een rapport van feitelijke bevindingen van een accountant omtrent de naleving van de aan de subsidie verbonden verplichtingen door de subsidieontvanger.

  • 4. In afwijking van artikel 1.9.1, tweede lid, wordt bij de aanvraag geen subsidiedeclaratie verlangd.

Artikel 2.11.7c

De instellingssubsidie wordt vastgesteld op de bedragen per consult en behandeling, bedoeld in artikel 2.11.4, voor het aantal consulten en behandelingen die zijn verricht in het jaar waarvoor de instellingssubsidie is verleend.

D

De artikelen 2.11.12 en 2.11.13 vervallen.

E

Aan paragraaf 2.11 wordt een artikel toegevoegd, luidende:

Artikel 2.11.14

  • 1. Indien de instelling ten behoeve van een abortuskliniek voor het gehele voorafgaande jaar een instellingssubsidie heeft ontvangen die geheel of gedeeltelijk is berekend op een wijze overeenkomstig deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013 en de abortuskliniek op dezelfde locatie is gevestigd als op 31 december 2013, kan de instelling bij de aanvraag tot verlening van de instellingssubsidie voor de jaren 2014 tot en met 2018 verzoeken ten behoeve van de desbetreffende abortuskliniek een instellingssubsidie te verstrekken die in het desbetreffende jaar bestaat uit de volgende twee delen:

    • a. voor het jaar 2014 een deel ter grootte van 10% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling en een deel ter grootte van 90% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013;

    • b. voor het jaar 2015 een deel ter grootte van 30% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling en een deel ter grootte van 70% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013;

    • c. voor het jaar 2016 een deel ter grootte van 50% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling en een deel ter grootte van 50% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013;

    • d. voor het jaar 2017 een deel ter grootte van 70% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling en een deel ter grootte van 30% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013;

    • e. voor het jaar 2018 een deel ter grootte van 90% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling en een deel ter grootte van 10% van de instellingssubsidie berekend op grond van deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, onderdelen a tot en met e, wordt bij de berekening van de instellingssubsidie op grond van deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013 voor de toeslag voor huisvesting en de vaste installaties uitsluitend uitgegaan van:

    • a. de huisvesting en de vaste installaties die bij de vaststelling van de instellingssubsidie ten behoeve van het jaar 2013 in aanmerking zijn genomen;

    • b. de huisvesting en de vaste installaties die zijn gerealiseerd door verbouw of nieuwbouw waarvoor het College zorgverzekeringen voor 31 december 2013 goedkeuring heeft gegeven op grond van artikel 2.11.13.

  • 3. Het verzoek, bedoeld in het eerste lid, gaat vergezeld van een aanvraag overeenkomstig deze regeling zoals deze luidde op 31 december 2013.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking op 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

TOELICHTING

Algemeen

Op basis van de Regeling subsidies AWBZ worden abortusklinieken gesubsidieerd voor zwangerschapsafbrekingen met in begrip van overtijdbehandelingen. Met ingang van 2014 wordt een nieuw systeem ingevoerd voor de berekening van de subsidie. Bekostiging op basis van het aantal behandelingen, aangevuld met een toeslag voor huisvestingskosten en overige kapitaalslasten, wordt vervangen door een integraal tarief per behandeling, waarin ook de huisvestingskosten zijn verdisconteert. Dit laatste heet de normatieve huisvestingscomponent (NHC). Reeds gesubsidieerde klinieken kunnen kiezen voor een overgangsregeling, waarbij de subsidie in een periode van maximaal 5 jaar wordt omgezet naar de nieuwe systematiek. De nieuwe subsidiesystematiek is in nauw overleg met de abortusklinieken tot stand gekomen.

Artikelsgewijs

Onderdeel A

Er is een begripsbepaling toegevoegd waarin enkele veelgebruikte termen worden gedefinieerd. Onder zwangerschapsafbreking wordt mede overtijdbehandeling begrepen. De bekostiging ziet ook op de consulten en de nazorg die verband houdt met zwangerschapsafbreking.

De subsidie wordt verstrekt aan de instelling die een abortuskliniek in stand houdt. De subsidie is bestemd voor het verlenen van behandelingen die gericht zijn op het afbreken van zwangerschap van vrouwen die verzekerd zijn op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

Onderdeel B

De nieuwe subsidiesystematiek kent acht verschillende behandelingen met bijbehorende tarieven. Bij de omschrijving van de behandelingen is wat betreft de sedatie aansluiting gezocht bij de Richtlijn sedatie en/of analgesie (PSA) op locaties buiten de operatiekamer.

Daarnaast worden gesubsidieerd de consulten aan vrouwen die afzien van zwangerschapsafbreking.

De aanvraag van de subsidie bestaat uit een activiteitenplan en een opgave van het aantal behandelingen en consulten die naar verwachting in het subsidiejaar verleend zullen worden. Aangezien op basis van vaste tarieven gesubsidieerd wordt, is een begroting overbodig.

Op de aanvraag beslist het College zorgverzekeringen (CVZ) over de verlening van de instellingssubsidie. Bevoorschotting van de subsidie geschiedt op basis van de aantallen die in de verlening genoemd worden.

Onderdeel C

Halverwege het jaar wordt gerapporteerd over het aantal behandelingen en consulten. Dat kan aanleiding zijn de subsidieverlening bij te stellen. De subsidie wordt immers vastgesteld op basis van het aantal verrichtte behandelingen en consulten die de instelling bij de verantwoording over het gehele jaar opgeeft. Met een eventuele tussentijdse bijstelling kunnen grote verschillen tussen verlening en vaststelling worden voorkomen. Omdat de rapportage gevolgen kan hebben voor de hoogte van de subsidie, wordt verlangd dat het wordt ondertekend door iemand die de kliniek mag vertegenwoordigen.

Om dezelfde reden dat bij de aanvraag tot verlening een begroting overbodig is, wordt bij de verantwoording geen financieel verslag verlangd. Wel gaat de verantwoording gepaard met een verklaring van de accountant.

Onderdeel D

NHC is onafhankelijk van de specifieke huisvesting van de abortuskliniek. Het CVZ hoeft dan ook niet meer betrokken te worden bij wijzigingen in de huisvesting. De bepalingen daarover zijn derhalve vervallen.

Onderdeel E

Desgewenst kan de nieuwe subsidiesystematiek voor een abortuskliniek geleidelijk worden ingevoerd. Dat geldt alleen voor een kliniek die voor het volledige jaar 2013 is gesubsidieerd en waarvan de huisvestingslocatie niet is veranderd. Voor deelname aan de overgangsregeling dient een tweeledige aanvraag ingediend te worden: één alsof er nog op basis van de regeling in 2013 wordt gesubsidieerd en één op basis van de nieuwe regeling. Elk deel van de aanvraag moet voldoen aan de eisen van de desbetreffende regeling, ook wat betreft de bijbehorende stukken zoals jaarrekening en accountantsverklaring. Het CVZ berekent beide subsidiebedragen en verstrekt daarvan een bepaald percentage. In de jaren 2014 tot en met 2018 daalt het percentage dat volgens de oude systematiek wordt verstrekt van 90% naar 10% onder gelijktijdige stijging van het percentage van 10% naar 90% dat volgens de nieuwe systematiek wordt verstrekt.

Op de berekening volgens de oude systematiek worden een uitzondering gemaakt wat betreft de toeslag voor huisvesting en de vaste installaties. Voor die toeslag komen alleen in aanmerking bestaande huisvesting en vaste installaties alsmede huisvesting en vaste installaties die tot stand komen door nieuwbouw of verbouw waarvoor het CVZ tot en met 2013 goedkeuring heeft gegeven.

Lopende de overgangsperiode kan de instelling elk jaar ervoor kiezen af te zien van de deelname van een abortuskliniek aan de overgangsregeling. De instellingssubsidie wordt vanaf dat jaar volledig volgens de nieuwe systematiek verstrekt. Deelname aan de overgangsregeling is daarna uitgesloten.

Artikel II

De gewijzigde Regeling subsidies AWBZ geldt voor het eerst voor de subsidies die worden verstrekt ten behoeve van 2014.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven