Regeling van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 12 december 2013, nr. FEZ/579396 tot wijziging van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs in verband met wijzigingen in de verantwoording over de toekomstparagraaf en de verantwoording van de afspraken in het kader van het Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, handelende in overeenstemming met de Minister van Economische zaken,

Gelet op artikel 2, vierde lid, en artikel 4 van het Besluit informatievoorziening WPO/WEC, artikel 18, vijfde lid, van het Bekostigingsbesluit WVO, artikel 2.5.3, tweede lid, artikel 2.5.4, tweede lid, juncto artikel 2.5.10 van de Wet educatie en beroepsonderwijs en artikel 2.14 van de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek;

BESLUIT:

ARTIKEL I

A

De Regeling jaarverslaggeving onderwijs wordt als volgt gewijzigd:

Aan artikel 4 worden na het derde lid, twee nieuwe leden toegevoegd, luidende:

  • 4. In het jaarverslag rapporteert het bevoegd gezag met gebruikmaking van de in bijlage 3 opgenomen set gegevens en de daarbij behorende toelichting over de resultaten van het financiële beleid over het verslagjaar. Daarnaast rapporteert het bevoegd gezag – in meerjarenperspectief over de drie verslagjaren volgend op het verslagjaar. Deze rapportage betreft onder meer het risicomanagement en het interne toezicht.

  • 5. Een instelling voor hoger onderwijs verantwoordt zich in het jaarverslag over het verslagjaar 2015 conform het Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs over realisatie van de plannen in het tijdvak 2013 tot en met 2015 en de daarbij in het vooruitzicht gestelde resultaten, voor zover die betrekking hebben op onderwijskwaliteit en studiesucces. Een instelling voor hoger onderwijs verstrekt tevens:

    • a. voor de verplichte indicatoren voor kwaliteit en studiesucces: de nulmeting, de ambitie zoals geformuleerd in de prestatieafspraak en het realisatiecijfer in 2015; en

    • b. een overzicht van de door de instelling gehanteerde definities, omschrijvingen en methoden voor de verplichte indicatoren voor onderwijskwaliteit en studiesucces bij de meting van de realisatiecijfers in 2015.

B

In bijlage 1 wordt ‘artikel 3, onderdeel g’ vervangen door: artikel 3, onderdeel i.

C

Na bijlage 2 wordt een nieuwe bijlage 3 toegevoegd, luidende:

Bijlage 3 bij artikel 4, vierde lid.

Set gegevens voor de continuïteitsparagraaf

1. Sectoren PO en VO
A GEGEVENSSET

A1. In het jaarverslag worden de navolgende kengetallen voor het verslagjaar en de jaren T+1, T+2 en T+3 opgenomen:

Personele bezetting in FTE

  • Management / Directie

  • Onderwijzend Personeel

  • overige medewerkers

Leerlingenaantallen

Deze kengetallen worden voorzien van een toelichting. In de toelichting bij deze kengetallen geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij om ontwikkelingen in

  • de personele bezetting, inclusief voorgenomen aanpassingen in de formatie-omvang

  • de verwachte leerlingenaantallen.

A2. In het jaarverslag wordt een meerjarenbegroting opgenomen op het hoogste aggregatieniveau, met de navolgende posten. Deze meerjarenbegroting is gebaseerd op de standaardindeling van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en omvat de cijfers van het verslagjaar en voorts de jaren t+1 tot en met t+3

Balans

Met onderverdeling naar VASTE ACTIVA (uitgesplitst naar Immateriële VA, Materiële VA en Financiële VA), VLOTTENDE ACTIVA, EIGEN VERMOGEN (uitgesplitst naar Algemene reserve, Bestemmingsreserve publiek, Bestemmingsreserve privaat, Bestemmingsfonds publiek en Bestemmingsfonds privaat), VOORZIENINGEN, LANGLOPENDE SCHULDEN en KORTLOPENDE SCHULDEN

Toelichting

In de toelichting bij deze posten geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij om verwachte ontwikkelingen in

  • de financieringsstructuur

  • het huisvestingsbeleid voor zover dit niet van gemeentewege wordt geregeld

  • mutaties van reserves, fondsen en voorzieningen

Staat / Raming van Baten en Lasten

De BATEN, uitgesplitst naar Rijksbijdrage, Overige overheidsbijdragen en subsidies en Overige baten.

De LASTEN, uitgesplitst naar Personeelslasten, Afschrijvingen, Huisvestingslasten en Overige lasten.

Het Saldo Baten en lasten, Saldo financiële bedrijfsvoering, Saldo buitengewone baten en lasten.

Totaal resultaat en Incidentele baten en lasten in totaal resultaat.

Toelichting

In de toelichting bij deze posten geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij om de financiële gevolgen van de ontwikkelingen in

  • de verwachte aantallen leerlingen, afstemming in de regio over leerling ontwikkelingen

  • de personele bezetting, inclusief voorgenomen aanpassingen in de formatie omvang

  • huisvesting (eigendom, huur, doordecentralisatie, voorgenomen majeure bouwprojecten, financiering), in aanvulling op hetgeen bij huisvestingsbeleid is vermeld

  • overige

B OVERIGE RAPPORTAGES
B1. Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem.

In deze rapportage geeft het bestuur aan op welke wijze het interne risicobeheersingssysteem is ingericht en hoe dit in de praktijk functioneert. Daarbij wordt aangegeven welke resultaten hiermee zijn bereikt en welke aanpassingen eventueel worden doorgevoerd in de komende jaren.

B2. Beschrijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden

In deze rapportage geeft het bestuur aan voor welke risico’s en onzekerheden zij zich in de komende jaren ziet geplaatst en op welke wijze zij passende maatregelen treft om aan deze risico’s en onzekerheden het hoofd te bieden.

Waar nodig en relevant wordt dit aangevuld met een cijfermatige toelichting.

B3. Rapportage toezichthoudend orgaan.

In deze rapportage, onderdeel van het jaarverslag, geeft het toezichthoudend orgaan aan op welke wijze zij het bestuur ondersteunt en/of adviseert over de beleidsvraagstukken en de financiële problematiek.

2. Sectoren MBO en HO
A GEGEVENSSET

A1. In het jaarverslag worden de navolgende kengetallen voor het verslagjaar en de jaren T+1, T+2 en T+3 opgenomen:

Personele bezetting in FTE (stand 31/12)

  • Management / Directie

  • Onderwijzend Personeel

  • Wetenschappelijk personeel

  • overige medewerkers

Studenten/deelnemersaantallen

Deze kengetallen worden voorzien van een toelichting. In de toelichting bij deze kengetallen geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij om ontwikkelingen in

  • de personele bezetting, inclusief voorgenomen aanpassingen in de formatie-omvang

  • de verwachte leerlingenaantallen.

A2. In het jaarverslag wordt een meerjarenbegroting opgenomen op het hoogste aggregatieniveau, met de navolgende posten. Deze meerjarenbegroting is gebaseerd op de standaardindeling van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs en omvat de cijfers van het verslagjaar en voorts de jaren t+1 tot en met t+3

Balans

Met onderverdeling naar VASTE ACTIVA (uitgesplitst naar Immateriële VA, Materiële VA en Financiële VA), VLOTTENDE ACTIVA, EIGEN VERMOGEN (uitgesplitst naar Algemene reserve, Bestemmingsreserve publiek, Bestemmingsreserve privaat, Bestemmingsfonds publiek en Bestemmingsfonds privaat), VOORZIENINGEN, LANGLOPENDE SCHULDEN en KORTLOPENDE SCHULDEN

Toelichting

In de toelichting bij deze posten geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij om verwachte ontwikkelingen in

  • de financieringsstructuur

  • het huisvestingsbeleid

  • mutaties van reserves, fondsen en voorzieningen

Staat / Raming van Baten en Lasten

De BATEN, uitgesplitst naar Rijksbijdrage, Overige overheidsbijdragen, College- cursus en examengelden, Baten werk in opdracht van derden en Overige baten.

De LASTEN, uitgesplitst naar Personeelslasten, Afschrijvingen, Huisvestingslasten en Overige lasten.

Het Saldo Baten en lasten, Saldo financiële bedrijfsvoering, Saldo buitengewone baten en lasten.

Totaal resultaat en Incidentele baten en lasten in totaal resultaat.

Toelichting

In de toelichting bij deze posten geeft het bestuur aan welke belangrijke ontwikkelingen zij verwacht. Het gaat daarbij om de financiële gevolgen van de ontwikkelingen in

  • de verwachte aantallen studenten/deelnemersaantallen, afstemming in de regio over leerling ontwikkelingen

  • andere bekostigingsrelevante variabelen

  • ontwikkeling rond 3e geldstroom/contractactiviteiten

  • de personele bezetting, inclusief voorgenomen aanpassingen in de formatie omvang

  • huisvesting (eigendom, huur, doordecentralisatie, voorgenomen majeure bouwprojecten en financiering) in aanvulling op hetgeen bij huisvestingsbeleid is vermeld

  • overige

B OVERIGE RAPPORTAGES
B1. Rapportage aanwezigheid en werking van het interne risicobeheersings- en controlesysteem.

In deze rapportage geeft het bestuur aan op welke wijze het interne risicobeheersingssysteem is ingericht en hoe dit in de praktijk functioneert. Daarbij wordt aangegeven welke resultaten hiermee zijn bereikt en welke aanpassingen eventueel worden doorgevoerd in de komende jaren.

B2. Beschrijving van de belangrijkste risico’s en onzekerheden

In deze rapportage geeft het bestuur aan voor welke risico’s en onzekerheden zij zich in de komende jaren ziet geplaatst en op welke wijze zij passende maatregelen treft om aan deze risico’s en onzekerheden het hoofd te bieden.

Waar nodig en relevant wordt dit aangevuld met een cijfermatige toelichting.

B3. Rapportage toezichthoudend orgaan.

In deze rapportage, onderdeel van het jaarverslag, geeft het toezichthoudend orgaan aan op welke wijze zij het bestuur ondersteunt en/of adviseert over de beleidsvraagstukken en de financiële problematiek.

ARTIKEL II

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst. Indien de Staatscourant, waarin deze regeling wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2013, treedt zij in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin zij wordt geplaatst en werkt terug tot en met 31 december 2013.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

TOELICHTING

Algemeen

De aanpassing van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs (hierna: regeling) betreft twee onderscheiden onderwerpen.

De eerste wijziging beoogt bij te dragen aan de versterking van de bestuurskracht in het onderwijs. Aan de basis hiertoe ligt een toezegging aan het parlement via de Kamerbrief ‘versterking bestuurskracht’ om via het jaarverslag van onderwijsinstellingen een voorziening te treffen om meer zicht te krijgen op de gevolgen van het gevoerde en van het voorgenomen financiële beleid over een reeks van jaren, de zogeheten continuïteitsparagraaf (Kamerstukken II 2012/2013, 33 495, nr. 10 , blz. 16). Daartoe zal een met cijfers onderbouwde beschouwing onderdeel moeten gaan uitmaken van het jaarverslag. Tot het moment dat deze rapportage op basis van de eigen governance afspraken van de verschillende onderwijssectoren voldoende zal zijn verankerd, biedt de onderhavige aanpassing een basis voor de opname daarvan in het jaarverslag. De gevraagde gegevens en de aard van de rapportage zijn opgenomen in de nieuwe bijlage 3 van de regeling.

De instellingen en schoolbesturen worden eind december 2013 per brief nader geïnformeerd over deze nieuwe verplichting.

Met de tweede wijziging wordt de regeling aangepast in verband met de afspraken die zijn gemaakt op grond van het Besluit experiment prestatiebekostiging hoger onderwijs (hierna: Besluit). In het Besluit staat dat de instellingen voor hoger onderwijs zich in het jaarverslag verantwoorden over de voortgang van de uitvoering van de prestatieafspraken ingevolge artikel 11 van het Besluit. Op grond van het Besluit dient een instelling waaraan een bedrag is toegekend voor profilering en zwaartepuntvorming, voor 1 juli 2014 verantwoording af te leggen over de realisatie van de plannen voor profilering en zwaartepuntvorming in het voorafgaande tijdvak.

Voorts staat in het Besluit dat de instellingen voor hoger onderwijs zich verantwoorden in het jaarverslag over het jaar 2015 over de realisatie van de plannen in het kader van de zogeheten prestatieafspraken in de jaren 2013 tot en met 2015 en over de daarbij in het vooruitzicht gestelde resultaten voor zover die betrekking hebben op onderwijskwaliteit en studiesucces. In het besluit staat voorts vermeld dat zij daarbij dezelfde definities, omschrijvingen en methoden toepassen voor de verplichte indicatoren als zij bij de aanvraag hebben gedaan, dan wel de nadere afspraken daarover.

In de brief van de minister van 3 juli 2013, waarin ik de instellingen heb geïnformeerd over de verantwoording over de prestatieafspraken wordt de instellingen verzocht in de jaarverslagen in ieder geval aandacht te besteden aan de realisatiecijfers op de verplichte indicatoren en daarnaast inzicht te bieden in de realisatie van de plannen uit het voorstel, mede aan de hand van indicatoren die de instellingen op eigen initiatief in het voorstel hebben opgenomen.

De wijzigingen gelden voor de eerste keer over het verslagjaar 2013, waarbij dit jaar als aanloopjaar wordt beschouwd.

Van de gelegenheid is tevens gebruik gemaakt om een correctie aan te brengen in de verwijzing naar artikel 3 in bijlage 1 van de regeling.

Administratieve lasten

De maatregel met betrekking tot de continuïteitsparagraaf vergt een aanpassing van de verslaglegging van tussen de 5 en 10 uren per instelling. Dat betekent een extra last van in totaal tussen € 475.000 en € 950.000. De verantwoording inzake de prestatiebekostiging zal per instelling ongeveer 10 uren kosten Dat betekent een extra last van in totaal tussen € 500.000 en € 1.000.000. De lasten zullen variëren per instelling.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker.

Naar boven