Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 december 2013, nr. WJZ/13201003, houdende bepalingen inzake de uitvoering van de volumecorrectie nettarieven voor de energie-intensieve industrie

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 29, elfde lid, van de Elektriciteitswet 1998;

Besluit:

Artikel 1

Onder daluren, genoemd in artikel 29, achtste lid, van de Elektriciteitswet 1998 wordt verstaan de uren tussen 23.00 en 07.00 uur van elke dag van de week.

Artikel 2

  • 1. Een afnemer maakt bij een verzoek als bedoeld in artikel 29, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 aannemelijk dat zijn productie-installatie geschikt is voor de productie van elektriciteit uit restproducten van een productieproces.

  • 2. Een afnemer verstrekt bij een verzoek als bedoeld in artikel 29, negende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en vervolgens elk jaar voor 1 september aan de netbeheerder:

    • a. de gegevens omtrent de door deze afnemer verbruikte elektriciteit in de periode van een jaar, bedoeld in artikel 29, tiende lid, van de Elektriciteitswet 1998 en

    • b. een assurancerapport van een accountant dat betrekking heeft op de in onderdeel a bedoelde gegevens.

Artikel 3

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 december 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

1. Algemeen

In deze regeling worden enkele regels gegeven die de uitvoering van de volumecorrectie voor de energie-intensieve industrie verduidelijken en daarmee vereenvoudigen.

In artikel 1 is vastgelegd wat onder daluren wordt verstaan. Dit zijn de uren tussen 11 uur ’s avonds en 7 uur ’s morgens. Ook in het weekend zijn dit de daluren. De daluren zijn van belang bij het bepalen van het verbruik voor de berekening van de bedrijfstijd. In artikel 29, achtste en negende lid, wordt gesproken over het extrapoleren van het verbruik in de daluren naar de gehele periode. Omdat de daluren 8 van de 24 uur per dag bedragen, wordt de extrapolatie gedaan door het verbruik in de daluren te vermenigvuldigen met 3. Zo wordt gekomen tot het equivalent van het verbruik per 24 uur, waarmee de bedrijfstijd berekend kan worden.

In artikel 2 is vastgelegd welke informatie een afnemer die beschikt over een productie-installatie voor de productie van elektriciteit uit restproducten van een productieproces, verstrekt aan de netbeheerder.

In de eerste plaats gaat dat om informatie over de productie-installatie waaruit redelijkerwijs opgemaakt kan worden dat inderdaad een productie-installatie die geschikt is om elektriciteit uit restproducten te produceren achter de aansluiting van de afnemer aanwezig is. Dit gaat met name om informatie over het ontwerp van de productie-installatie, bijvoorbeeld informatie over een fysieke verbinding waarmee de restproducten van het productieproces naar de productie-installatie gebracht worden.

Omdat de netbeheerder geen zicht heeft op de verbruikte elektriciteit (immers, een deel van de verbruikte elektriciteit zal bestaan uit door de afnemer zelf opgewekte elektriciteit), is het van belang dat hij bij de aanvraag, maar ook in de jaren erna, van de afnemer de relevante gegevens ontvangt. Als uiterste jaarlijkse aanleverdatum is 1 september gekozen, omdat de netbeheerders dan tijdig over de volledige gegevens beschikken om de effecten van de toepassing van de volumecorrectie te berekenen. Deze effecten kunnen dan meegenomen worden in de jaarlijkse tariefvoorstellen die uiterlijk 1 oktober moet worden ingediend door de netbeheerders bij de Autoriteit Consument en Markt. Aangezien de gegevens worden gebruikt voor het berekenen van de door de afnemer te betalen tarieven is het van belang dat de gegevens voldoende betrouwbaar zijn. Om die reden moeten de door een afnemer verstrekte verbruiksgegevens vergezeld gaan van een assurancerapport. In het kader van dit assurancerapport wordt door een accountant nagegaan of de geleverde informatie met een redelijke mate van zekerheid betrouwbaar is.

2. Uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets

De wet die ten grondslag ligt aan deze regeling is pas recentelijk tot stand gekomen. Gelet op de korte tijd die resteerde voor inwerkingtreding per 1 januari 2014, is ervoor gekozen de regeling vast te stellen en pas daarna aan te bieden aan de Autoriteit Consument en Markt voor een uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets. Waar nodig zullen de resultaten van de uitvoerbaarheids- en handhaafbaarheidstoets in de regeling worden verwerkt.

3. Regeldruk

De berekening van de volumecorrectie wordt gebaseerd op meetgegevens die reeds bij de netbeheerder bekend zijn. Dit levert voor bedrijven geen administratieve lasten op. Bedrijven hebben de keuze het eigen verbruik van zelf geproduceerde elektriciteit uit restproducten te laten meetellen. Dit levert een hogere volumecorrectie op. Omdat een netbeheerder niet over de verbruiksgegevens beschikt, moeten bedrijven deze wel verstrekken.

Op basis van beschikbare gegevens over energie-intensieve bedrijven die in aanmerking komen voor de volumecorrectie is aannemelijk dat in totaal niet meer dan 5 bedrijven een beroep zullen doen op de mogelijkheid om zelf geproduceerde elektriciteit uit restproductie mee te laten tellen en dus gegevens zullen moeten aanleveren. De verbruiksgegevens worden op dit moment al door de bedrijven verzameld in het kader van andere informatieverplichtingen aan de Rijksoverheid. De lasten die voortvloeien uit de verstrekking van gegevens aan de netbeheerder inclusief een assurancerapport van een accountant zijn zeer gering; naar schatting totaal voor alle bedrijven gezamenlijk een paar honderd euro.

4. Vaste verandermomenten

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014. In afwijking van het beleid op het gebied van vaste verandermomenten is deze regeling niet twee maanden voor inwerkingtreding gepubliceerd. De reden hiervoor is dat de wet die ten grondslag ligt aan deze regeling pas recent tot stand is gekomen. Snelle inwerkingtreding van de wet, en daarmee van deze regeling, is gewenst omdat deze begunstigend is voor de energie-intensieve industrie.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven