Regeling van de Minister van Economische Zaken van 13 december 2013, nr. WJZ/13200631, houdende regels ten aanzien van de bezoldiging en de schadeloosstelling van de bij de Kamer van Koophandel werkzame functionarissen (Regeling bezoldiging en schadeloosstelling functionarissen Kamer van Koophandel)

De Minister van Economische Zaken;

Gelet op artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen en de artikelen 11 en 15 van de Wet op de Kamer van Koophandel;

Besluit:

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

a. Kamer:

de Kamer van Koophandel, bedoeld in artikel 2 van de Wet op de Kamer van Koophandel;

b. Centrale Raad:

de Centrale Raad, bedoeld in artikel 9 van de Wet op de Kamer van Koophandel;

c. regionale raad:

een regionale raad als bedoeld in artikel 13 van de Wet op de Kamer van Koophandel.

Artikel 2

  • 1. De voorzitter van de Kamer ontvangt per kalenderjaar een bezoldiging die gelijk is aan de salarisschaal 19 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 2. Bovenop de bezoldiging ontvangt de voorzitter een toelage van € 2.916,67 bruto per maand.

  • 3. Bovenop de bezoldiging ontvangt de voorzitter tevens een vakantie- en een eindejaarsuitkering van respectievelijk 8% en 8,3% van twaalf maal het bruto maandsalaris plus de in het tweede lid bedoelde toelage.

  • 4. De bezoldiging wordt, met uitzondering van de vakantie- en eindejaarsuitkering, uitbetaald in gelijke maandelijkse termijnen. De vakantie- en eindejaarsuitkering worden eens per jaar uitbetaald, in de maanden mei respectievelijk november van ieder jaar.

  • 5. Indien de salarissen in de salarisschalen in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 generiek met een bepaald percentage worden verhoogd, wordt het bedrag van de toelage, bedoeld in het tweede lid, telkens voor dezelfde periode met hetzelfde percentage verhoogd.

Artikel 3

  • 1. De overige leden van de Kamer ontvangen per kalenderjaar een bezoldiging die gelijk is aan de salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984.

  • 2. Bovenop de bezoldiging ontvangen de overige leden van de Kamer een toelage van € 2.850,– bruto per maand.

  • 3. Artikel 2, derde tot en met vijfde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 4

  • 1. In geval van niet-herbenoeming dan wel tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, heeft een lid van de Kamer in aanvulling op de reguliere aanspraak op een uitkering krachtens de Werkloosheidswet aanspraak op een bovenwettelijke uitkering.

  • 2. De hoogte en duur van deze uitkering worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van het Besluit bovenwettelijke uitkering bij werkloosheid voor de sector Rijk, met dien verstande dat als diensttijd voor de vaststelling van hoogte en duur van genoemde uitkering tevens geldt:

    • a. de tijd dat betrokkene als lid van de Kamer was benoemd;

    • b. de tijd dat betrokkene direct voorafgaand aan zijn benoeming in de Kamer van Koophandel op basis van een arbeidsovereenkomst of aanstelling werkzaam is geweest bij de Vereniging Kamer van Koophandel Nederland, een Kamer van Koophandel of de Stichting Syntens.

  • 3. Als berekeningsbasis voor de hoogte van de uitkering, bedoeld in het eerste lid, geldt het salarisbedrag, bedoeld in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit burgerlijke rijksambtenaren 1984, exclusief bijzondere toeslagen, maar inclusief de toelage, bedoeld in de artikelen 2, tweede lid, en 3, tweede lid.

  • 4. Betrokkene heeft naast het bepaalde in het eerste lid tevens recht op een ontslagvergoeding van € 75.000,–.

Artikel 5

In geval van ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling zijn voor de leden van de Kamer de bepalingen ten aanzien van doorbetaling van de bezoldiging en begeleiding bij arbeidsongeschiktheid, inclusief verplichtingen en sancties van het Algemeen Rijksambtenarenreglement, van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

  • 1. De leden van de Kamer ontvangen een representatiekostenvergoeding van € 6.400,– per kalenderjaar.

  • 2. De leden van de Kamer hebben aanspraak op de verloffaciliteiten die gelden voor het personeel van de Kamer.

Artikel 7

  • 1. De leden van de Kamer hebben recht op gebruik van een auto met een cataloguswaarde van maximaal € 50.000,–.

  • 2. De kosten van gebruik, onderhoud en reparatie van de auto zijn voor rekening van de Kamer van Koophandel, met uitzondering van kosten van boetes en bekeuringen.

Artikel 8

  • 1. De voorzitter en de overige leden van de Kamer bekleden niet meer dan twee commissariaten.

  • 2. Voor de reeds voor de inwerkingtreding van de Wet op de Kamer van Koophandel aanvaarde nevenfuncties van de leden van de Kamer geldt dat geen tussentijds aftreden vereist is.

Artikel 9

  • 1. Aan de leden van de Centrale Raad en een regionale raad wordt voor elke bijgewoonde vergadering van de Centrale Raad respectievelijk een regionale raad een vergoeding toegekend van 3% van het maximum van salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 .

  • 2. Aan de voorzitter wordt een vergoeding per bijgewoonde vergadering toegekend van 130% van de hoogte van de vergoeding per bijgewoonde vergadering die aan de overige leden wordt toegekend.

Artikel 10

Deze regeling laat de bij inwerkingtreding van deze regeling bestaande, met deze regeling niet strijdige rechtspositionele aanspraken onverlet.

Artikel 11

De Regeling schadeloosstelling bestuursleden kamers van koophandel wordt ingetrokken.

Artikel 12

Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2014.

Artikel 13

Deze regeling wordt aangehaald als: Regeling bezoldiging en schadeloosstelling functionarissen Kamer van Koophandel.

Deze regeling zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

's-Gravenhage, 13 december 2013

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

TOELICHTING

Algemeen

Artikel 14, tweede lid, van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen bepaalt dat de minister die het aangaat, regels vaststelt ten aanzien van de aan het lidmaatschap van een zelfstandig bestuursorgaan verbonden schadeloosstelling. Deze regeling geeft uitvoering aan die bepaling voor wat betreft de voorzitter en de overige leden van de Kamer van Koophandel (Kamer).

Daarnaast wordt op grond van de Wet op de Kamer van Koophandel (Regels omtrent de Kamer van Koophandel) de schadeloosstelling van de leden van de Centrale Raad en de regionale raden van de Kamer vastgesteld door de Minister van Economische Zaken (de artikelen 11 en 15 van de Wet op de Kamer van Koophandel). De leden van de Centrale Raad en de regionale raden krijgen een standaardvergoeding per bijgewoonde vergadering.

Bezoldiging leden van de Kamer van Koophandel

Er wordt voor de hoogte van de schadeloosstelling van de leden van de Kamer een onderscheid gemaakt naar functie. Omdat de voorzitter van de Kamer de meeste bestuurlijke taken en de zwaarste verantwoordelijkheid heeft, ligt het maximum van de schadeloosstelling bij hem hoger dan bij de overige leden van de Kamer.

Schadeloosstelling leden Centrale Raad en de regionale raden

Voor de vergoeding toegekend aan de leden van de Centrale Raad en de regionale raden van de Kamer gelden geen specifieke regels; dit in tegenstelling tot de vergoeding van de leden van adviescolleges in de zin van de Kaderwet adviescolleges en commissies, waarop de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies en het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies van toepassing zijn. De standaardvergoeding per bijgewoonde vergadering toegekend aan de voorzitters en de overige leden van de Centrale Raad en de regionale raden wordt vastgesteld naar analogie van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies. Uit artikel 2 van dat besluit blijkt dat de vergoeding per bijgewoonde vergadering ten hoogste 3% bedraagt van het maximum van de salarisschaal 18 van bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984 (BBRA). Aan de voorzitter van de Centrale Raad dan wel een regionale raad kan per bijgewoonde vergadering een vergoeding worden toegekend van maximaal 130% van de hoogte van de vergoeding, die aan de overige leden wordt toegekend.

Artikelsgewijs

Artikel 2

De arbeidsvoorwaarden bij aanstelling van de voorzitter van de Kamer zijn in lijn met de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector, zoals deze op 1 januari 2013 in werking is getreden. De totale bezoldiging is gebaseerd op schaal 19 conform het BBRA en bedraagt maximaal € 9.603,72 bruto per maand plus een toelage van € 2.916,67 bruto per maand (in 2013). De indexering van de toelage is gelijk van de generieke verhoging van de salarissen in de salarisschalen in bijlage B van het Bezoldigingsbesluit Burgerlijke Rijksambtenaren 1984. Dat betekent dat de toelage met dezelfde percentage zal stijgen als het salarisbedrag in de betreffende salarisschaal.

Artikel 3

De totale bezoldiging van de overige leden van de Kamer is gebaseerd op schaal 18 van het BBRA en bedraagt maximaal € 9.015,70 bruto per maand plus een toelage van € 2.850,– bruto per maand (in 2013). Ook hierbij geldt dat de arbeidsvoorwaarden bij aanstelling van de leden van de Kamer in lijn zijn met de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 4

Bij niet-herbenoeming dan wel tussentijds ontslag, anders dan op eigen verzoek en anders dan ten gevolge van eigen schuld of toedoen, hebben de leden van de Kamer recht op een ontslagvergoeding van € 75.000,–. De ontslagvergoeding is vastgesteld overeenkomstig artikel 2.10 van Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector.

Artikel 5

De bezoldiging van de leden van de Kamer wordt bij ongeschiktheid tot het verrichten van zijn arbeid wegens ziekte, gebreken, zwangerschap of bevalling bepaald overeenkomstig het Algemeen Rijksambtenarenreglement.

Artikel 6

De leden van de Kamer hebben recht op een onkostenvergoeding (representatiekostenvergoeding) van € 6.400,– per kalenderjaar (€ 533,33 per maand) conform het Besluit Vergoeding Representatiekosten Rijkspersoneel.

Artikel 7

De leden van de Kamer hebben recht op een dienstauto met een cataloguswaarde van maximaal € 50.000,–. Hiervoor krijgen zij een fiscale bijtelling. Deze auto mag tevens gebruikt worden voor het afleggen van privé-kilometers. De kosten van het gebruik, onderhoud en reparatie van de auto zijn voor de rekening van de Kamer. De kosten die gepaard gaan met het betalen van eventuele verkeersboetes, zijn voor eigen rekening.

Artikel 8

Artikel 8 heeft betrekking op de nevenfuncties van de leden van de Kamer. Op grond van artikel 13 van de Kaderwet zelfstandige bestuursorganen dient een lid van de Kamer alle nevenfuncties, anders dan uit hoofde van zijn functie, aan de Minister van Economische Zaken te melden. Een nevenfunctie wordt openbaargemaakt door het ter inzage leggen van een opgave van deze functie bij zowel de Kamer als de Minister van Economische Zaken. Een lid van de Kamer mag niet meer dan twee commissariaten bekleden.

Artikel 9

De vergoeding voor de voorzitters van de Centrale Raad en de regionale raden van de Kamer bedraagt € 325,– per bijgewoonde vergadering, voor de overige leden € 250,– per bijgewoonde vergadering (in 2013). Door de koppeling met het BBRA wordt meebewogen met eventuele wijzigingen in de ambtenarenschalen.

Vaste verandermomenten

De regeling treedt met ingang van 1 januari 2014 in werking, doch bekendmaking van deze regeling zal plaatsvinden op een later tijdstip dan twee maanden voorafgaand aan die inwerkingtreding. Daarmee wijkt de bekendmaking af van het beleid inzake de vaste verandermomenten. Deze afwijking is nodig omdat de Wet op de Kamer van Koophandel die ten grondslag ligt aan deze regeling, per 1 januari 2014 in werking treedt.

Aan deze regeling zijn geen administratieve lasten verbonden.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven