Besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 6 december 2013, nr. DPO/576040, houdende regels met betrekking tot de adviescommissie ten behoeve van de beslissing op bezwaarschriften van personeel van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (Besluit Adviescommissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW 2013)

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Gelet op artikel 7:13 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 van de Wet vergoedingen adviescolleges en commissies;

Besluit:

Paragraaf 1. Begripsbepalingen

Artikel 1

In dit besluit wordt verstaan onder:

a. de minister:

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

b. het ministerie:

het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;

c. de Wet:

de Algemene wet bestuursrecht;

d. besluit:

een besluit, als bedoeld in de Wet, van of namens de minister waarbij een ambtenaar als zodanig belanghebbende is;

e. commissie:

de adviescommissie, als bedoeld in artikel 7:13 van de Wet, die is ingesteld op grond van artikel 2, eerste lid;

f. EC O&P:

het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties;

g. secretaris:

de secretaris van de commissie bedoeld in artikel 4;

h. medewerker:

het personeelslid en gewezen personeelslid van het ministerie, aangesteld krachtens het Algemeen Rijksambtenarenreglement;

i. bezwaarde:

de ambtenaar daaronder begrepen zijn nagelaten betrekkingen of rechtverkrijgenden die als zodanig een bezwaarschrift tegen een besluit indient dan wel indienen.

Paragraaf 2. De commissie

Artikel 2

  • 1. Er is een commissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW die de minister adviseert over te nemen beslissingen op bezwaarschriften tegen besluiten.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing als ingevolge enig wettelijk voorschrift een andere commissie over het betrokken bezwaar adviseert.

  • 3. De commissie kan naar aanleiding van ingediende bezwaren, waaronder in voorkomend geval ook bezwaren die door intrekking buiten behandeling blijven, beleidsadviezen geven.

Artikel 3

  • 1. De commissie bestaat uit:

    • a. één onafhankelijke voorzitter en tenminste één onafhankelijke plaatsvervangend voorzitter;

    • b. één lid en tenminste één plaatsvervangend lid op voordracht van de centrales van overheidspersoneel;

    • c. één lid en tenminste één plaatsvervangend lid op voordracht van het ministerie.

  • 2. De voorzitter, de plaatsvervangende voorzitters en de overige leden alsmede hun plaatsvervangers worden door de minister benoemd voor een periode van ten hoogste vier jaar. De benoeming kan aansluitend eenmaal voor vier jaar worden verlengd.

  • 3. De voorzitter of plaatsvervangend voorzitter dan wel lid of plaatsvervangend lid van de commissie worden uit hun functie ontheven bij gebleken ongeschiktheid, of indien andere gewichtige redenen zulks naar het oordeel van de minister vorderen dan wel op eigen verzoek.

  • 4. Het lid en de plaatsvervangend leden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, worden door de minister eerst uit hun functie ontheven na overleg met de centrales van overheidspersoneel.

  • 5. Het lid en de plaatsvervangend leden als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, kunnen werkzaam zijn bij het ministerie.

  • 6. De beëindiging van het dienstverband bij het ministerie van een lid van de commissie gedurende de looptijd van zijn benoeming in de commissie, kan aanleiding zijn om dat lid uit zijn functie van lid van de commissie te ontheffen. De minister kan deze bevoegdheid slechts tot uiterlijk 3 maanden na de beëindiging van het dienstverband met betrokkene gebruiken.

Artikel 4

De commissie wordt bijgestaan door een secretaris, niet zijnde lid van de commissie, aangewezen door de algemeen manager van het EC O&P.

Artikel 5

  • 1. De voorzitter en plaatsvervangend voorzitter van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering ter hoogte van de maximaal toegestane vergoeding per vergadering voor de voorzitter als bedoeld in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

  • 2. De niet-ambtelijke leden en niet-ambtelijke plaatsvervangende leden van de commissie ontvangen een vergoeding per vergadering ter hoogte van de maximaal toegestane vergoeding per vergadering voor de andere leden als bedoeld in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies.

Artikel 6

  • 1. Per bezwaarbehandeling bestaat de commissie uit een voorzitter, een lid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel b, en een lid als bedoeld in artikel 3, eerste lid, onderdeel c.

  • 2. In gevallen, waarin het niet mogelijk blijkt een commissie samen te stellen overeenkomstig het eerste lid, bepaalt de voorzitter de samenstelling van de commissie.

Paragraaf 3. Verschoning en wraking

Artikel 7

  • 1. De leden van de commissie verschonen zich van de behandeling van zaken waarbij zij in enig opzicht betrokken zijn geweest.

  • 2. De leden van de commissie kunnen worden gewraakt om aan de behandeling van in het eerste lid bedoelde zaken deel te nemen.

  • 3. De leden van de commissie, met uitzondering van de gewraakte leden, beslissen of de wraking wordt toegestaan. Bij staken van stemmen is de wraking toegestaan.

Paragraaf 4. Bijzondere bepalingen over de werkwijze van de commissie

Artikel 8

  • 1. Iedere medewerker is verplicht alle inlichtingen naar waarheid en zonder voorbehoud te verstrekken die de commissie nodig acht voor het uitbrengen van een advies en aan een oproep op de hoorzitting te verschijnen gehoor te geven.

  • 2. De commissie kan deskundigen oproepen voor het verkrijgen van inlichtingen die zij behoeft en zich van advies en verslag laten dienen, mits over daarmee gemoeide kosten vooraf overeenstemming bestaat met de minister.

  • 3. De commissie kan overlegging vorderen van ter zake dienende bescheiden.

  • 4. De commissie is bevoegd een onderzoek ter plaatse in te stellen of te doen instellen.

Artikel 9

  • 1. De bij de behandeling van een zaak betrokken leden van de commissie stellen het advies van de commissie vast bij meerderheid van stemmen. Geen der betrokken leden onthoudt zich van stemming.

  • 2. De secretaris bereidt het advies van de commissie voor.

  • 3. De bij de behandeling van een zaak fungerend voorzitter en fungerende secretaris van de commissie ondertekenen het advies.

  • 4. Een samenvattend verslag van de hoorzitting maakt deel uit van het advies.

  • 5. De secretaris zendt het advies aan de minister.

  • 6. De minister voegt het advies als bijlage bij de beslissing op bezwaar aan bezwaarde of diens vertegenwoordiger.

  • 7. De minister zendt een afschrift van de beslissing op bezwaar aan EC O&P.

  • 8. Na ontvangst van de beslissing op bezwaar zendt het EC O&P onverwijld een afschrift van de beslissing op bezwaar en het advies aan de leden van de commissie.

Artikel 10

Het is de leden en de secretaris van de commissie niet toegestaan:

  • a. hetgeen zij als zodanig te weten zijn gekomen verder bekend te maken dan voor de uitoefening van hun functie gevorderd wordt;

  • b. de gevoelens te openbaren, die tijdens de beraadslaging over het bezwaar zijn geuit;

  • c. over een aan hen voorgelegde zaak of over een zaak die, naar zij weten of kunnen vermoeden, aan hen zal worden voorgelegd zich uit te laten in enig onderhoud of gesprek met:

    • 1°. de bezwaarde, zijn raadsman of gemachtigde;

    • 2°. degene die het betrokken besluit heeft genomen of de door deze aangewezen vertegenwoordiger;

  • d. enige schriftelijke informatie in ontvangst te nemen van de in onderdeel c bedoelde personen of dezen in de gelegenheid te stellen anderszins hierover mededelingen aan hen te doen, met uitzondering van informatie of mededelingen aan de secretaris in het kader van de normale secretariaatswerkzaamheden.

Paragraaf 5. Slot- en overgangsbepalingen

Artikel 11

De zittingsduur voor bij de inwerkingtreding van dit besluit reeds benoemde commissieleden is in afwijking van artikel 3, tweede lid, vijf jaar.

Artikel 12

Het Besluit Adviescommissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW 2006 wordt ingetrokken.

Artikel 13

  • 1. Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na uitgifte van de Staatscourant waarin het wordt geplaatst en werk terug tot en met 1 juli 2013.

  • 2. In afwijking van het eerste lid treedt artikel 5 in werking met ingang van 1 januari 2014. Indien de Staatscourant waarin dit besluit wordt geplaatst, wordt uitgegeven na 31 december 2013, treedt artikel 5 in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van de Staatscourant waarin dit besluit is geplaatst en werkt vervolgens terug tot en met 1 januari 2014.

Artikel 14

Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit Adviescommissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW 2013.

Dit besluit zal met de toelichting in de Staatscourant worden geplaatst.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

TOELICHTING

Algemeen

In het kader van het uitvoeringsprogramma Compacte Rijksdienst wordt dienstverlening in P&O-Shared Services gebundeld, onder meer op arbeidsjuridisch terrein. Zo is per 1 juli 2013 de secretariële ondersteuning van de adviescommissie bezwaarschriftprocedure Personeel OCW overgebracht van de Stichting Centrum voor Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel (caop) naar het Expertisecentrum Organisatie en Personeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (EC O&P). Ook de vertegenwoordiging van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in bezwaar- en beroepsprocedures in personele aangelegenheden is inmiddels belegd bij het EC O&P.

Bovenstaande veranderingen vinden hun weerslag in een nieuw aangepast besluit, het Besluit Adviescommissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW 2013. Voorts is van de gelegenheid gebruik gemaakt het besluit te actualiseren en meer in lijn te brengen met vergelijkbare besluiten van andere departementen. Het Besluit Adviescommissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW 2006 wordt ingetrokken.

Enkele wijzigingen worden hierna kort toegelicht.

  • 1. De in het Besluit Adviescommissie Bezwaarschriftprocedure Personeel OCW 2006 genoemde adviseur bezwaar en beroep bij de directie Personeel en Organisatie bij OCW komt in het nieuwe besluit niet meer voor. De taken die bij de functie van adviseur bezwaar en beroep horen, zijn overgebracht naar het EC O&P.

  • 2. De hoogte van de vergoeding voor de leden van de adviescommissie zijn in lijn gebracht met de bedragen die bij andere departementen worden vergoed. Per vergadering is de vergoeding gekoppeld aan de maximale vergoeding als bedoeld in artikel 2 van het Besluit vergoedingen adviescolleges en commissies (Staatsblad 2009, 50). Voorts is vastgelegd dat commissieleden recht hebben op een vergoeding van reis- en verblijfkosten volgens de regels voor het rijkspersoneel.

  • 3. De maximale zittingsduur is in lijn met andere departementen teruggebracht van vijf naar vier jaar. Dit geldt overigens alleen voor benoemingen die plaatsvinden na de inwerkingtreding van dit besluit.

  • 4. Tot slot is voorzien in een regeling voor verschoning en wraking van commissieleden en zijn bepalingen opgenomen over geheimhouding.

Artikelsgewijs

Artikel 1

In dit artikel zijn de begripsomschrijvingen opgenomen.

Artikel 2

In dit artikel is de taak van de commissie vastgelegd. De commissie heeft primair tot taak de minister van OCW te adviseren over bezwaren van medewerkers van het Ministerie van OCW die zijn gericht tegen besluiten waarbij hun rechtspositioneel belang rechtstreeks is betrokken.

Bij het tweede lid van dit artikel -advisering door een andere commissie – kan worden gedacht aan de Commissie van Advies Bezwaren Functiewaardering (CABF) zoals die genoemd wordt in (de artikelen 6 en 7 van) de Regeling bezwarenprocedure functiewaardering BBRA 1984. Deze commissie adviseert de betrokken minister over een bezwaar van een medewerker van zijn ministerie gericht tegen de vastgestelde waarderingsuitkomst van zijn functie.

In het derde lid is bepaald dat de commissie naar aanleiding van ingediende bezwaren, waaronder in voorkomend geval ook bezwaren die door intrekking buiten behandeling blijven, beleidsadviezen kan geven.

Artikelen 3 en 6

Met artikel 3 is voorzien in de instelling van de bezwarenadviescommissie en de benoemingsperiode van haar leden en plaatsvervangende leden in haar geheel terwijl in artikel 6 de samenstelling van de commissie is bepaald bij de behandeling van een concreet bezwaar.

Het streven is om bij de samenstelling van de commissie van een concreet bezwaar er voor te zorgen dat, indien beschikbaar, een lid dat op voordracht van het Departementaal Georganiseerd Overleg van het ministerie door de minister is benoemd, deel uitmaakt van de commissie.

De commissie bestaat uit een onafhankelijk voorzitter, één of meer plaatsvervangende voorzitters, één lid en tenminste één plaatsvervangend lid op voordracht van de centrales van overheidspersoneel, en één lid en tenminste één plaatsvervangend lid op voordracht van het ministerie.

Artikel 4

Op grond van dit artikel wijst de algemeen manager van het Expertisecentrum Organisatie en Personeel de secretaris van de commissie aan, op basis van de bij deze dienst beschikbare expertise.

Artikel 5

In dit artikel is de vergoeding per vergadering voor de commissieleden opgenomen en is bepaald dat commissieleden recht hebben op reis- en verblijfkosten overeenkomstig de geldende regels voor rijkspersoneel.

Artikel 7

In dit artikel is geregeld dat commissieleden zich kunnen verschonen en bezwaarden commissieleden kunnen wraken.

Artikel 8

Ingevolge dit artikel kan de commissie de medewerking verlangen die zij nodig acht voor de behandeling van een bezwaar. Het gaat daarbij om zaken die nodig zijn om tot een juiste oordeelsvorming te kunnen komen, zoals het vragen van inlichtingen aan daarvoor in aanmerking komende medewerkers of deskundigen, het instellen van een onderzoek op de werkplek – bijvoorbeeld als de commissie zich door het verhandelde tijdens de hoorzitting niet voldoende geïnformeerd acht – of het zich door deskundigen van advies en bijstand laten dienen.

Artikel 9

In artikel 9 is de rol van de secretaris en de werkwijze van de commissie verder uitgewerkt.

Artikel 10

In dit artikel zijn de regels omtrent geheimhouding die commissieleden in acht dienen te nemen.

Artikel 13

Feitelijk voert het ECC O&P reeds met ingang van 1 juli 2013 de secretariële ondersteuning van de bezwaarschriftencommissie uit. Daarom wordt aan het besluit terugwerkende kracht verleend tot en met 1 juli 2013. De regeling betreffende vacatievergoeding is gesteld op 1 januari 2014 als natuurlijk moment van het begin van een nieuw kalenderjaar.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker.

Naar boven